Structuur in tekst

Structuur in tekst

Webquest

  • Onderwerp
    vind structuren in je tekst
  • Schooltype
    VO (havo/vwo)
  • Doelgroep
    Klas 1 & 2
  • Vakgebieden
    Nederlands
  • Aantal personen
    1 leerling
  • Totale tijd
    3 tot 5 klokuren

 Met deze webquest (internetzoektocht) ga je je verdiepen in de structuur van een tekst. Succes!

?

1. Inleiding

Gebruik een strategie

Om de structuur van de tekst te vinden ga je strategieën toepassen. Strategieën gebruik je niet alleen bij het lezen. Strategieën zijn handelingen die je uitvoert om te komen tot een doel. Bijvoorbeeld als je een lekke band hebt en je hebt morgen je fiets weer nodig, zal je een aantal handelingen moeten verrichten om te zorgen dat jouw fiets thuis komt en de band geplakt wordt.



Of als je op vrijdag die leuke spijkerbroek schoon aan wilt hebben voor een feestje, houd je die broek niet tot donderdagavond laat aan. Dan weet je al dat het niet goed komt met die broek.

Zo is het met lezen ook. Je moet een aantal handelingen verrichten om de tekst te begrijpen.?

2. Taak

Wat ga je doen?

Stel je moet een spreekbeurt houden op school.



Je weet nog niet welk onderwerp je neemt en daarom zoek je in de opgegeven bronnen naar een informatieve tekst over een onderwerp dat jij interessant vindt. Dit is anders dan in de les, wanneer je docent ongeduldig staat te wachten tot je een vreselijk saaie, oninteressante tekst hebt doorgelezen. Hier kan je zelf een leuke tekst kiezen en de opdracht voer je uit op een moment dat het jou uitkomt. Voor het kiezen van een tekst mag je een aantal bronnen raadplegen. Je gaat bij deze bronnen op zoek naar een tekst die je aanspreekt. De tekst die je kiest moet niet te gemakkelijk zijn. Als je de tekst meteen al helemaal begrijpt, heb je geen strategie nodig. Ook moet de tekst ongeveer 200 woorden lang zijn. Het is het gemakkelijkst als je een tekst kiest die al is ingedeeld in alinea's. Op je zelfgekozen tekst ga je een aantal strategieën toepassen. Je zal zien dat je de tekst dan beter begrijpt.

2.Als laatste opdracht schrijf je een tekst met dezelfde structuren als je kon vinden in je zelfgekozen tekst. Je zal zien dat je op deze manier een goede tekst kan schrijven.

?

3. Werkwijze

Hoe ga je aan de slag?



1.Je hebt een tekst gevonden. Nu ga je de hoofdgedachte van je tekst zoeken: de hoofdgedachte is een korte samenvatting van wat er in een tekst over een onderwerp gezegd wordt. Om de hoofdgedachte te vinden kijk je eerst naar de titel en de eventuele ondertitel. De titel en ondertitel zijn.........

2.Kijk ook of de tekst tussenkopjes heeft die informatie geven en noteer de tussenkopjes.

3.Als je gekeken hebt naar de titel, ondertitel en tussenkopjes (als die er zijn), lees je de eerste twee alinea’s door. Kun je nu de volgende vraag invullen? Formuleer als volgt: De titel en de eerste twee alinea’s van deze tekst vertellen dat……………………

4.Lees nu de hele tekst. Als je naar de laatste twee alinea’s van je tekst kijkt, kloppen je onderwerp en je hoofdgedachte dan nog? Kijk ook of het middenstuk van je tekst iets vertelt over het door jou gevonden onderwerp. Is dat niet zo, dan moet je opdracht 1 nog eens doen. Is dat inderdaad zo, dan kun je verder gaan.



5.Weet je al iets van het onderwerp van je tekst? Noteer dat kort.

6.Per alinea wil je nu weten wat er aan informatie gegeven wordt. Van elke alinea moet je hiervoor de kernzin vinden, want alle informatie uit de alinea wordt samengevat in de kernzin. Let op: soms moet je die informatie zelf samenvatten tot kernzin. Formuleer per alinea als volgt een zin: deze alinea vertelt ons dat…………

7.Formuleer nu voor elke alinea een vraag waar de alinea een antwoord op geeft. Gebruik vraagwoorden als wie, wat, waarom, wanneer, waar en hoe. Als je dit kunt, begrijp je dit tekstdeel.

8.Zie je in je tekst signaalwoorden die een opsomming aangeven (ook, tevens, bovendien, daarnaast, vervolgens, verder), een tegenstelling(maar, echter, niettemin, toch), een vergelijking (zoals, evenals, als), een samenvatting (samenvattend, kortom, al met al), of zie je nog andere signaalwoorden? Is er een alinea waar aan het einde een aanwijzing staat die aangeeft hoe de volgende alinea verder gaat?

Nu ga je bezig met je eigen tekst.

Gebruik de tekst waaraan je net gewerkt hebt als voorbeeld. De structuur van die tekst ken je nu goed. Jouw eigen tekst moet ook ongeveer 200 woorden zijn.

1.Kies een onderwerp waar je al iets van weet.
2.Begin met het schrijven van je middenstuk.
3.Verdeel de informatie die je wilt vertellen in stukken. Per alinea vertel je een nieuw aspect van je onderwerp. Voor jou moet per alinea duidelijk zijn wat je er in wilt vertellen.
4.Elke alinea geef je een tussenkopje.
5.Voeg signaalwoorden toe die aangeven of er een voorbeeld komt, een opsomming, een nadeel etc.
6.Schrijf nu je slotalinea, waarin je de informatie uit de alinea's van het middenstuk kort samenvat. Eindig met een mooie of humoristische laatste zin.
7.Schrijf nu de inleiding, begin met een zin die de aandacht van de lezer trekt. Formuleer in je inleiding waar je tekst over zal gaan. De lezer zal hierin de hoofdgedachte van je tekst herkennen.
8.Geef je tekst een goede titel en een ondertitel.
9.Lees nu je tekst door. Zitten er nog spelfouten in? Lopen de zinnen lekker?
10.Neem je tekst mee naar de volgende les.?

4. Bronnen

Je kunt de volgende bronnen gebruiken:
Gebruik google en zoek Trouw online. Je komt dan op een site met nieuws van vandaag, maar je kunt ook het archief in.Doe hetzelfde met Volkskrant online.
Gebruik www.ad.nl en Nu.nl .
Let er op dat je artikel niet te kort is.

?

5. Beoordeling

De beoordeling gaat als volgt: Je neemt je tekst mee naar de les. Je neemt ook het artikel mee waarmee je begonnen bent en de aantekeningen die je daarover gemaakt hebt. In de les ga je in een groepje van vier of vijf leerlingen elkaars teksten lezen. Je geeft elkaar commentaar.
Wat vind je duidelijk?
Wat vind je goed?
Wat moet anders?
Is de tekst gestructureerd?
Is jou duidelijk waar de tekst over gaat?
Is het prettig om te lezen?
Als groepje kies je een tekst uit die jullie het beste vinden. Je vertelt in de les waarom jullie dat vinden. In de tekst die jullie hebben uitgekozen gaan jullie nog kleine wijzigingen aanbrengen om de tekst perfect te maken.
Lever de tekst nu in bij de docent. Die kijkt nu per klas dus ongeveer 5 teksten na.?

6. Terugblik

Met deze webquest leer je strategieën te gebruiken om een tekst goed te lezen. Daarna leer je een aantal ingrediënten te gebruiken om een tekst te schrijven.
Tot slot leer je te discussiëren over de teksten in een groepje en leer je door samenwerking een perfecte tekst in te leveren.?

7. Docentpagina

Hoe kan ik mijn leerlingen leren beter met teksten om te gaan. Ik ervaar in bijna al mijn klassen dat dit niet goed gaat. Zodra leesvaardigheid getoetst wordt, vallen er erg veel onvoldoendes. Leesvaardigheid is ook van belang bij andere vakken. Een slechte leesvaardigheid zal ook daar belemmerend werken. De leerlingen lezen niet snel een (krant) artikel terwijl ze in de lesstof wel met artikelen in aanraking komen. Misschien is de behandeling van teksten in de methode te weinig diepgaand, niet frequent genoeg of niet effectief. Het product dat ik heb ontworpen om de leerlingen meer vaardigheid en routine bij te brengen in de omgang met teksten, heb ik de vorm gegeven van een webquest.  

De vakdidactische bronnen die ik voor deze opdracht heb gebruikt zijn het boek van Bonset, de Boer en Ekens “Nederlands in de onderbouw”; het artikel van Bimmel, van den Bergh en Oostdam “Effecten van strategietraining op leesvaardigheid in moedertaal en vreemde taal”; en het artikel van Henneman en van Calcar “leesonderwijs ter discussie”. Met het doorwerken van mijn webquest wil ik leerlingen tekstvragen laten beantwoorden en zelf een tekst laten schrijven, op een manier die verantwoord kan worden vanuit de bovengenoemde literatuur.

De meeste schoolboeken besteden aandacht aan leesstrategieën. Leesstrategieën zijn acties van een lezer om effectief en efficiënt zijn leesdoel te bereiken. In het algemeen wordt aangenomen dat leesstrategietraining een effectieve manier is om de leesvaardigheid te verbeteren. Tot het artikel van Bimmel was er weinig bewijs voor deze aanname. Om meer zicht te krijgen op het effect van leesstrategieën stelde het artikel Effecten van strategietraining op leesvaardigheid in moedertaal en vreemde taal van Bimmel de onderzoeksvraag:

1. Heeft lees strategietraining effect op de beheersing van de getrainde strategische leeshandeling?

2. Heeft lees strategietraining een effect op de leesvaardigheid in de moedertaal?

Uit het onderzoek van Bimmel bleek leesstrategietraining effect te hebben op de beheersing van de getrainde strategische leeshandeling.Het gebruik van leesstrategieën is daarom vanuit dit artikel te verantwoorden.Er zijn allerlei op het oog zinvolle leesstrategieën te gebruiken. De leesstrategieen die ik in mijn webquest gebruik zijn gebaseerd op de artikelen van van Bimmel en Henneman.

In de introductie van de webquest zal ik leerlingen duidelijk maken in welke situaties strategieën toegepast worden. Niet alleen voor het lezen heb je strategieen nodig. Henneman en van Calcar zeggen daarover dat de lezer strategieën moet gebruiken om zijn leesdoel te gebuiken, zoals je ook strategieën gebruikt om algemeen dagelijkse problemen op te lossen. Als je op vrijdag je lievelingsbroek schoon naar een feestje aan wilt, zorg je dat hij op tijd gewassen kan worden en houd je hem niet tot donderdagavond aan. Dat is een strategie. Leerlingen leren strategieën in te zetten om een leesdoel te bereiken. Volgens van Calcar en Henneman kunnen ze dat beter samendoen zodat ze kunnen overleggen. Toch heb ik de webquest zo gemaakt dat ook individuele leerlingen deze kunnen maken. In de introductie en de uitvoering in de les zal ik er voor zorgen dat ze gaan samenwerken. Met het oog op niveauverschillen vond ik het wel handig als leerlingen ook individueel een tekstopdracht kunnen uitvoeren.Het leesdoel wordt in de webquest van te voren opgegeven.

Om de opdracht uit te kunnen voeren, zoeken de leerlingen gericht naar een bepaald soort tekst. De opdracht is als volgt geformuleerd: Stel je moet een spreekbeurt houden op school. Je weet nog niet welk onderwerp je neemt en daarom zoek je in de opgegeven bronnen naar een informatieve tekst over een onderwerp dat jij interessant vindt. De tekst is hiermee niet meer zomaar een tekst, maar een tekst die met een bepaald doel gelezen gaat worden.

Als eerste strategie gaat de leerling het onderwerp en de hoofdgedachte vinden, zoals ook uitgevoerd in Bimmel, dit is als volgt geformuleerd: Vind de hoofdgedachte: de hoofdgedachte is een korte samenvatting van wat er in een tekst over een onderwerp gezegd wordt. Om de hoofdgedachte te vinden kijk je eerst naar de titel en de eventuele ondertitel. Kijk ook of de tekst tussenkopjes heeft die informatie geven. Als je gekeken hebt naar de titel, ondertitel en tussenkopjes (als die er zijn), lees je de eerste twee alinea’s door. Kun je nu de volgende vraag invullen? Formuleer als volgt: De titel en de eerste twee alinea’s van deze tekst vertellen dat…………………… Lees nu de hele tekst. Als je naar de laatste twee alinea’s van je tekst kijkt, kloppen je onderwerp en je hoofdgedachte dan nog? Of de gevonden hoofdgedachte klopt is nogmaals te controleren in de derde en volgende alinea’s van het middenstuk. De leerlingen krijgen daarvoor de volgende vraag: Kijk of de volgende alinea’s iets vertellen over het door jou gevonden onderwerp. Is dat niet zo, dan moet je opdracht 1 nog eens doen. Is dat inderdaad zo, dan kun je verder gaan.

Volgens Henneman en van Calcar is het ook zinvol de voorkennis van de leerling te bevragen. Ook dat heb ik verwerkt in mijn webquest op de volgende manier: Weet je al iets van het onderwerp van je tekst? Noteer dat kort.

Een tweede strategie is het zoeken naar kernzinnen in elke alinea. Bij Bimmel heten dit sleutelfragmenten. De leerling moet in elke alinea zoeken naar de passages die belangrijke informatie bij de hoofdgedachte bevatten, dit is als volgt geformuleerd : alle informatie uit de alinea wordt samengevat in de kernzin. Formuleer als volgt: deze alinea vertelt ons dat…………

De leerling moet hierna vragen formuleren. Ook het stellen van vragen werd door Bimmel als strategie genoemd;  Formuleer voor elke alinea een vraag waar de alinea een antwoord op geeft. Gebruik vraagwoorden als wie, wat, waarom, wanneer, waar en hoe. Als je dit kunt, begrijp je dit tekstdeel.

Tenslotte laat ik de leerling zoeken naar structuurgevende elementen in de tekst; in schoolboeken vaak signaalwoorden genoemd, bij Bimmel heten dit scharnierwoorden. De vraag is als volgt geformuleerd: Zie je in je tekst signaalwoorden die een opsomming aangeven (bijvoorbeeld: ook, tevens, bovendien, daarnaast, vervolgens, verder), een tegenstelling(bijvoorbeeld: maar, echter, niettemin, toch), een vergelijking (bijvoorbeeld: zoals, evenals, als), een samenvatting (bijvoorbeeld: samenvattend, kortom, al met al), of zie je nog andere signaalwoorden? Is er een alinea waar aan het einde een aanwijzing staat die aangeeft hoe de volgende alinea verder gaat?

 

Bronnen:

Bimmel, van den Bergh en Oostdam “Effecten van strategietraining op leesvaardigheid in moedertaal en vreemde taal”, Spiegel 17/18 1999-2000

Bonset, de Boer en Ekens “Nederlands in de onderbouw”, een praktische didactiek, Coutinho Bussum 2008

Hendrix en Hulshof “Leesvaardigheid Nederlands, omgaan met zakelijke teksten” Coutinho, Bussum 1994.

Henneman en van Calcar “leesonderwijs ter discussie”, uit: het schoolvak Nederlands, verslag van de 12e conferentie (Antwerpen 1998).?

  • Het arrangement Structuur in tekst is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    E Kiwijs
    Laatst gewijzigd
    2018-06-12 14:10:24
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Om de structuur van de tekst te vinden ga je strategieën toepassen. Strategieën gebruik je niet alleen bij het lezen. Strategieën zijn handelingen die je uitvoert om te komen tot een doel.
    Leerniveau
    VWO 2; VO; HAVO 1; HAVO; VWO 1; VWO; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Nederlands;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    0 uur 50 minuten
    Trefwoorden
    structuur in tekst

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Team Wikiwijs. (z.d.).

    Sjabloon Webquest

    https://maken.wikiwijs.nl/28246/Sjabloon_Webquest

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.