GL3 Regeling

GL3 Regeling

Inleiding

Denk er maar eens over na. Zonder je zenuwstelsel zou je net veel beginnen. Je zou niet voor een leeuw kunnen wegrennen, je veters niet kunnen strikken of zelfs maar naar school kunnen gaan. Je hersenen zouden geen prikkels van je huid kunnen ontvangen om te laten weten dat je het koud hebt of dat je zojuist iets scherps hebt aangeraakt! Je zou de liefdevolle aanraking van je vriend of vriendin niet eens kunnen voelen! Maar het allerbelangrijkst: je zou dit arrangement niet eens kunnen lezen!

Gelukkig kun je echter dit arrangement wel lezen, dus je zenuwstelsel werkt gelukkig wel. In dit arrangement lees en leer je hoe je zenuwstelsel werkt, hoe prikkels worden doorgegeven aan de hersenen en hoe de belangrijke processen worden geregeld. Maar ook wat er kan gebeuren als deze taken mislukken.

 

 

 

 

 

startopdracht

 

 

Twee punten onderscheiden en je homunculus tekenen

 

nodig

vriend/in
20 minuten (20 minuten meten en 20 minuten om je homunculus te maken).

2 scherpe potloden of andere puntige voorwerpen.

 

stappen

1. verdeel de taken: een persoon gaat met de potloden prikken, de ander sluit zijn/haar ogen.

2. houd beide potloden zo’n vijf centimeter uit elkaar en prik VOORZICHTIG met beide punten even hard op de handpalm van je vriend/in

 

       

3. noteer hoeveel potloden je vriend/in voelde.

4. doe nu hetzelfde met 1 potlood en check of je vriend/in 1 punt voelt.

5. de prikker mag nu afwisselend 1 of 2 potloden gebruiken. De bedoeling is de potloden naar elkaar toe te brengen en steeds dichter bij elkaar te prikken.

6. degene die geprikt wordt zegt telkens of hij/zij door 1 of 2 potloden voelt.

7. op een gegeven moment zegt de geprikte dat hij/zij maar 1 potlood voelt, terwijl hij/zij door 2 potloden wordt geprikt.

8. meet de afstand waarop het verschil tussen 1 en 2 potloden niet meer wordt gevoeld, noteer deze afstand en het bijbehorende lichaamsdeel (de handpalm in dit geval).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9. doe hetzelfde voor verschillende lichaamsdelen, zoals armen, benen, rug, duim, gezicht, lippen, tenen etc.

 

teken je homunculus (vervormde lichaamskaart)

10. meet nu de lengte van dezelfde lichaamsonderdelen op.

11. bereken nu het aantal eenheden voor elk lichaamsdeel als volgt: deel de lengte van je lichaamsdeel door het getal waarop je nog net twee potloden kon onderscheiden. Je arm is bijvoorbeeld 32 cm en de kleinste afstand waarop je nog net twee potloden voelde 4cm. Je houdt dan 8 eenheden over.

12. Je hebt nu alle gegevens om je homunculus te tekenen. Teken een poppetje in dezelfde verhouding als de eenheden die je hebt berekend. Stel je arm heeft 8 eenheden en je duim heeft er 16, dan wordt je duim in de tekening twee keer zo lang als je arm!

13. Kijk eens goed naar je poppetje. Wat zie je?

14. Geef een verklaring voor wat je ziet.

15. Lever je poppetje met bijbehorende verklaring in bij de docent(e).

 

UITLEG

 

 

Korte samenvatting

Een levend wezen, dus ook een mens, zou je kunnen vergelijken met een bijna gesloten systeem - een soort ruimteschip -, dat een aantal antennes, de zintuigen, bezit om zijn omgeving in de gaten te houden. Het is voortdurend bezig om zich zo goed mogelijk te handhaven. Gedrag is bijna altijd reageren op signalen uit de omgeving. Binnen je lichaam - in de hersenen - worden die signalen verwerkt en voor een deel opgeslagen. Daar wordt vervolgens beslist of en zo ja, hoe er gereageerd moet worden.
De antennes (alle soorten zintuigen), het verwerkingssysteem (hersenen, ruggenmerg en zenuwen) en de organen om te reageren (spieren en klieren) vormen een hecht samenwerkingsverband, dat er voor zorgt dat je lichaam goed kan functioneren. Twee orgaanstelsels die hierbij regelend optreden zijn het zenuwstelsel en het hormoonstelsel.

 

Reflex

Opdracht

 

Relax en reflex

nodig

boek of zwaar voorwerp dat lawaai maakt.  Of ander voorwerp dat je bijvoorbeeld door de klas gooit.
klas met leerlingen
5 minuten

stappen

1. vertel een leuk verhaal over hoe onze hersenen beweging controleren en zorg dat je publiek aandachtig luistert.

2. laat het boek onverwacht op tafel vallen. Of gooi de fles door de klas

3. vraag en tel hoeveel mensen: een spier vertrokken, het hoofd bewogen, met hun ogen knipperden, wiens handen omhoog schoten, schreeuwden

4. waarom deed je lichaam dit?

 

Uitleg van een reflex

Weet je nu wat een reflex is?

 

 

Prikkels

Levende wezens, of het nu eencelligen zijn of walvissen, moeten weten wat er aan de hand is in hun omgeving. Om te overleven moeten ze gevaren, voedsel en partners kunnen waarnemen.
Het gaat steeds om het waarnemen van een verandering in je omgeving: er duikt een roofdier - of een snelle auto - op in je gezichtsveld, of een nieuw geluid, een geur of een aanraking geven je lichaam informatie over gevaar, voedsel of iets anders belangwekkends. Zo’n verandering die je kunt waarnemen noem je een prikkel. Prikkels kunnen ook van binnen in je lichaam komen: hongergevoel, moeheid of pijn bijvoorbeeld.

Je hebt veel verschillende soorten prikkels, zoals geluid, geur, koude en licht. De zintuigcellen zijn gespecialiseerd in het waarnemen van een bepaald soort prikkels. Ze geven de prikkels vervolgens door aan zenuwcellen.

 

 

 

 

Alle levende cellen reageren op prikkels, maar zintuigcellen zijn sterk gespecialiseerd in het opvangen en verwerken van prikkels. Zintuigcellen reageren op een prikkel door deze om te zetten in een elektrisch stroompje, de impuls. Vervolgens geven ze de impuls door aan een zenuwcel. De zenuwcel vervoert de impulsen naar de hersenen. Hersenen en zenuwen werken uitsluitend met impulsen.

Zintuigcellen zijn gewoonlijk erg gevoelig. Hele zwakke prikkels worden al waargenomen, mits het de eigen, adequate prikkel van die cel is. Zo zijn bijvoorbeeld de zintuigcellen van je oog gevoelig voor licht, en zijn de zintuigcellen in je oor gevoelig voor geluid.

De zwakste prikkel die een zintuigcel nog kan waarnemen, noem je de prikkeldrempel. Een prikkel, die onder die drempel zit, kun je niet waarnemen. Voor niet-adequate prikkels is de drempel van een zintuig altijd een stuk hoger. Er is heel weinig licht nodig om iets te zien, maar een zekere druk (d.w.z. vrij veel energie) op het oog om ’sterretjes te zien’. Een paar korreltjes suiker in je koffie proef je niet, maar een klontje suiker wel.
De prikkeldrempel is niet altijd even hoog. Als een prikkeling een tijdje aanhoudt, worden er vaak geen impulsen meer doorgegeven. Als je bijvoorbeeld een lokaal binnenkomt, waar het stinkt, omdat de klas het uur daarvoor heeft zitten zweten op een proefwerk, ruik je dat na een paar minuten al niet meer. We noemen dit gewenning. Bij gewenning wordt de prikkeldrempel hoger. Zodra de prikkel sterker wordt, merk je het weer wel.

Sommige zintuigen, zoals de tastzintuigjes in de huid, vertonen snel gewenning: de kleren die je aan hebt voel je niet. De drukzintuigjes die dieper in de huid voorkomen, vertonen geen of veel minder gewenning: als je schoenen knellen, blijf je dat wel voelen. Pijnzintuigjes wennen dus ook niet. Dat heeft te maken met mogelijk gevaar: die knellende schoenen kunnen bloedvaten afsluiten, waardoor de weefsels geen zuurstof krijgen, daarvoor moet je gewaarschuwd worden.

Het zenuwstelsel

IN onderstaande afbeelding is het zenuwstelsel van een mens schematisch getekend. Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en uit zenuwen (perifere zenuwstelsel).

Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de grote hersenen, de kleine hersenen, hersenstam en ruggemerg.

De zenuwen verbinden het centrale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen.

 

Hoe werkt het zenuwstelsel:

Vaak word je beïnvloedt door prikkels van buitenaf. Bijvoorbeeld: je ziet een zak met dropjes liggen. Je zintuigen in je ogen nemen lichtstralen waar die door de drop wordt teruggekaatst. De zintuigen in je neus nemen de geur van de drop waar. Lichtstralen en geur zijn prikkels. Als je zintuigen prikkels waarnemen, geven ze seintjes af. Deze seintjes noemen we impulsen. Impulsen zijn een soort elektrische signalen. De impulsen gaan via de zenuwen naar de hersenen. De hersenen verwerken de impulsen. Daardoor zie en ruik je de drop.

 

De hersenen maken nieuwe impulsen. Die impulsen gaan naar bepaalde delen van je lichaam. Bijvoorbeeld naar je speekselklieren. Door deze nieuwe impulsen maken de speekselklieren speeksel. Hierdoor ga je watertanden. Je krijgt veel zin in drop. De hersenen sturen ook impulsen naar de spieren van je arm en hand. Hierdoor beweegt je hand naar de dropjes toe en pakken er een.

 

 

Het zenuwstelsel verwerkt impulsen die afkomstig zijn van zintuigen. Ook regelt het zenuwstelsel de werking van spieren en klieren.

 

 

 

 

 

Je kunt het zenuwstelsel op twee manieren indelen: naar bouw en ligging (anatomie) en naar werking.

Als je kijkt naar de bouw en de ligging onderscheiden we het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel.
Het centrale zenuwstelsel wordt goed beschermd wordt door een benig omhulsel (hersenschedel en wervelkolom). Het bestaat uit: grote hersenen, hersenstam, kleine hersenen, verlengde merg en ruggenmerg. Ook de hersenzenuwen worden tot het centrale zenuwstelsel gerekend.
Het perifere zenuwstelsel bestaat hoofdzakelijk uit de zenuwen, die het centrale zenuwstelsel verbinden met alle organen. Een zenuw bestaat uit een bundel uitlopers van sensorische en/of motorische zenuwcellen (axonen en dendrieten) die samen zijn omgeven door een beschermende laag.

 

Als je let op de werking van het zenuwstelsel, is een verdeling te maken in het animale zenuwstelsel en het autonome zenuwstelsel.
Het animale zenuwstelsel (animus L. = geest) zorgt voor de wisselwerking tussen jezelf en de omgeving. Het is betrokken bij je bewuste reacties op gebeurtenissen en bepaalt daardoor je gedrag. Het animale zenuwstelsel bestuurt dan ook de activiteit van je skeletspieren. Alles wat je je bewust bent, gebeurt in het animale stelsel. Toch gebeurt er ook veel onbewust. Als je loopt, weet je dat je loopt, maar welke spiergroepen daarbij precies in actie komen, daarvan ben je je niet bewust, dat doe je 'automatisch'. je kunt er wel invloed op uitoefenen. Over het algemeen gebeuren de acties door het animale zenuwstelsel onder invloed van je wil.
Het autonome zenuwstelsel regelt de processen, die nodig zijn om je organen goed te laten functioneren, zoals hartslag, spijsvertering, uitscheiding en lichaamstemperatuur. Dit gebeurt via regelkringen, veelal door negatieve terugkoppeling. De processen die geregeld worden door het autonome zenuwstelsel, gebeuren zonder dat je daar invloed op uit kunt oefenen. 

 

 

Theorievragen

Het zenuwstelsel

A.  Beantwoorde de volgende vragen:

  1. uit welke delen bestaat het centrale zenuwstelsel?
  2. behoort een oogzenuw tot het centrale zenuwstelsel of tot het perifere zenuwstelsel?
  3. wat is een prikkel?
  4. wat is een impuls?
  5. noem 2 functies van het zenuwstelsel?
  6. he hoort iemand je naam roepen en kijkt achterom. wat zijn de receptoren bij dit gedrag? en wat zijn de conductoren? en wat de affectoren?

B.  Beantwoord de volgende vragen:

  1. uit welke delen bestaat een zenuwcel?
  2. wat is een dendriet? wat is een axon?
  3. hoeveel cellen van Schwann zie je in de onderstaande afbeelding 1?
  4. Bij een motorische zenuwcel kan een axon soms wel een meter lang zijn. geef een voorbeeld.
  5. waar liggen de schakelcellen?
  6. wat is de functie van schakelcellen
  7. wat is afbeelding 2 voor type zenuwcel?
  8. welk gevolg heeft het doorsnijden van de axon voor het samentrekken van de spieren?

afbeelding 1.                                

 

Afbeelding 2
Afbeelding 2

C.  Beantwoord de volgende vragen:

  1. wat is een zenuw?
  2. wat is de functie van de mylineschede om een uitloper van een zenuwcel?
  3. wat is de functie van de bindweefsellaag om een zenuw?
  4. in welke richting worden door een gevoelszenuw impulsen voortgeleid? en in welke richting doro een bewegingszenuw?
  5. bevat een gevoelszenuw dendrieten of axonen? en een bewegingszenuw?
  6. van welke typen zenuwcellen komen uitlopers voor in de zenuw die het ruggemerg met een onderarm verbindt?

 

het ruggemerg

theorievragen ruggemerg

A.  beantwoord de volgende vragen:

  1. waaruit bestaat de witte stof van het ruggemerg?
  2. wat is een zenuwknoop of ganglion?
  3. wat zijn de functies van de ruggemergsvliezen?
  4. wat is het centrale kanaal?
  5. in onderstaande afbeelding 1 is een dwarsdoorsnede van het ruggenmerg met aangesloten zenuwen schematisch getekend. Met welk nummer is de plaats aangegeven waar zich cellichamen van sensorische zenuwcellen bevinden?
  6. Ligt P aan de buikzijde of aan de rugzijde? leg je antwoord uit.
  7. naar welke kant van het lichaam gaat zenuw Q, naar de linkerkant of naar de rechterkant? leg je antwoord uit.
  8. worden via uitloper R impulsen geleid naar een effector of naar een receptor? leg je antwoord uit.
  9. In onderstaande afbeelding 2 zijn drie dwarsdoorsneden getekend vna het ruggenmerg op verschillende hoogten in het lichaam. welk verschil zie je bij deze drie doorsneden in de witte stof?
  10. in welke twee richtingen wroden in de witte sotf impulsen voornamelijk voortgeleid?
  11. waar in het ruggenmerg worden de meeste impulsen door de witte stof voortgeleid, ter hoogte van een halswervel of het hoogte van een lendewervel?
  12. welke dorostnede is gemaat 

De Hersenen

De weg die impulsen afleggen

Samenvatting Regeling

Doelstelling 1: 

Je moet de delen en de functies van het zenuwstelsel kunnen noemen. Ook moet je in een afbeelding van een zenuwcel de delen kunnen benoemen.

  • Delen van het zenuwstelsel:
    • het centrale zenuwstelsel: Grote hersenen, kleine hersenen, hersenstam en ruggemerg.
    • het perifere zenuwstelsel: de zenuwen.
  • Functies van het zenuwstelsel:
    • Verwerken van impulsen die afkomstig zijn van de zintuigen. In zintuigcellen ontstaan impulsen onder invloed van prikkels.
    • Regelen van de werking van spieren en klieren.
  • Bouw van een zenuwcel:
    • Cellichaam met celkern
    • uitlopers die impulsen naar het cellichaam toe geleiden
    • uitlopers die impulsen van het cellichaam af geleiden.

Opdrachten

 

  1. Poppetje tekenen en verklaring geven.

Hormoonstelsel

In je lichaam bevinden zich organen en orgaanstelsels die zich bezighouden met het levensonderhoud van de vele miljoenen lichaamscellen. In een gezond lichaam werken cellen, weefsels, organen en orgaanstelsels perfect samen, wat er ook buiten en binnenin je lichaam gebeurt.

Voor die samenwerking moeten de cellen en organen goed met elkaar communiceren. Dat gebeurt door twee stelsels, het zenuwstelsel, dat snelle en gerichte boodschappen doorgeeft en het hormoonstelsel dat meer algemene en tragere informatie door het lichaam verspreidt. Het zenuwstelsel werkt met razendsnelle impulsen; het hormoonstelsel verspreidt stoffen via het bloed. Dat zijn de hormonen, ook wel chemische boodschappers genoemd.

Beide stelsels werken goed samen en vullen elkaar aan. Vanuit de hersenen worden niet alleen de zenuwimpulsen het lichaam in gestuurd, ook het hormoonstelsel wordt van hieruit geregeld.

 

werking van het hormoonstelsel
werking van het hormoonstelsel

Samenvatting

Bronnen

Onderstaande links bevatten veel informatie over het zenuwstelsel:

 

natuurinformatie - het brein

Examen informatie

examenstof Zenuwstelsel en zintuigen

 samenvatting CE zenuwstelsel

samenvatting CE zintuigen

samenvatting CE hormonen

samenvatting CE huid

 

 

  • Het arrangement GL3 Regeling is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Kirsten Brummelhuis Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2011-11-17 15:29:34
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    In dit thema behandelen we het zenuwstelsel
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Bronnen

    Bron Type
    Uitleg van een reflex
    http://www.bioplek.org/animaties/zenuwstelsel/reflexboog.html
    Link
    natuurinformatie - het brein
    http://www.natuurinformatie.nl/nnm.dossiers/natuurdatabase.nl/i003264.html
    Link