Het zenuwstelsel

IN onderstaande afbeelding is het zenuwstelsel van een mens schematisch getekend. Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en uit zenuwen (perifere zenuwstelsel).

Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de grote hersenen, de kleine hersenen, hersenstam en ruggemerg.

De zenuwen verbinden het centrale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen.

 

Hoe werkt het zenuwstelsel:

Vaak word je beïnvloedt door prikkels van buitenaf. Bijvoorbeeld: je ziet een zak met dropjes liggen. Je zintuigen in je ogen nemen lichtstralen waar die door de drop wordt teruggekaatst. De zintuigen in je neus nemen de geur van de drop waar. Lichtstralen en geur zijn prikkels. Als je zintuigen prikkels waarnemen, geven ze seintjes af. Deze seintjes noemen we impulsen. Impulsen zijn een soort elektrische signalen. De impulsen gaan via de zenuwen naar de hersenen. De hersenen verwerken de impulsen. Daardoor zie en ruik je de drop.

 

De hersenen maken nieuwe impulsen. Die impulsen gaan naar bepaalde delen van je lichaam. Bijvoorbeeld naar je speekselklieren. Door deze nieuwe impulsen maken de speekselklieren speeksel. Hierdoor ga je watertanden. Je krijgt veel zin in drop. De hersenen sturen ook impulsen naar de spieren van je arm en hand. Hierdoor beweegt je hand naar de dropjes toe en pakken er een.

 

 

Het zenuwstelsel verwerkt impulsen die afkomstig zijn van zintuigen. Ook regelt het zenuwstelsel de werking van spieren en klieren.

 

 

 

 

 

Je kunt het zenuwstelsel op twee manieren indelen: naar bouw en ligging (anatomie) en naar werking.

Als je kijkt naar de bouw en de ligging onderscheiden we het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel.
Het centrale zenuwstelsel wordt goed beschermd wordt door een benig omhulsel (hersenschedel en wervelkolom). Het bestaat uit: grote hersenen, hersenstam, kleine hersenen, verlengde merg en ruggenmerg. Ook de hersenzenuwen worden tot het centrale zenuwstelsel gerekend.
Het perifere zenuwstelsel bestaat hoofdzakelijk uit de zenuwen, die het centrale zenuwstelsel verbinden met alle organen. Een zenuw bestaat uit een bundel uitlopers van sensorische en/of motorische zenuwcellen (axonen en dendrieten) die samen zijn omgeven door een beschermende laag.

 

Als je let op de werking van het zenuwstelsel, is een verdeling te maken in het animale zenuwstelsel en het autonome zenuwstelsel.
Het animale zenuwstelsel (animus L. = geest) zorgt voor de wisselwerking tussen jezelf en de omgeving. Het is betrokken bij je bewuste reacties op gebeurtenissen en bepaalt daardoor je gedrag. Het animale zenuwstelsel bestuurt dan ook de activiteit van je skeletspieren. Alles wat je je bewust bent, gebeurt in het animale stelsel. Toch gebeurt er ook veel onbewust. Als je loopt, weet je dat je loopt, maar welke spiergroepen daarbij precies in actie komen, daarvan ben je je niet bewust, dat doe je 'automatisch'. je kunt er wel invloed op uitoefenen. Over het algemeen gebeuren de acties door het animale zenuwstelsel onder invloed van je wil.
Het autonome zenuwstelsel regelt de processen, die nodig zijn om je organen goed te laten functioneren, zoals hartslag, spijsvertering, uitscheiding en lichaamstemperatuur. Dit gebeurt via regelkringen, veelal door negatieve terugkoppeling. De processen die geregeld worden door het autonome zenuwstelsel, gebeuren zonder dat je daar invloed op uit kunt oefenen.