1. Algemeen
- Oorsprong van het dier
- Natuurlijke leefomgeving
- Levenswijze en gedrag
- Voortplanting
================================================================
a) Om welk dier gaat het?
Tijdens een eerder project hebben jullie je verdiept in de binnen-huisvesting van verschillende dieren. Om e.e.a. bewerkbaar te houden, is het de bedoeling dat er bij dit project maar 1 diersoort centraal staat. Dit moet een diersoort zijn die gehouden kan worden op grasland en (bij)gevoerd kan worden met ruwvoer. Bespreek in je projectgroep, welke diersoort uit jullie eerste project jullie kiezen. Dit kun je doen door de volgende tabel in te vullen:
Diersoorten gebruikt bij project 1 (Binnen-huisvesting)
|
Kan gehouden worden op grasland
|
Kan (bij)gevoerd worden met ruwvoer
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voor welke diersoort hebben jullie gekozen? ……………………………………………………..
b) Beschrijving dierenbestand
Het aantal dieren waarmee je moet gaan werken is 5. Maar hoe is het dierenbestand samengesteld? Hoe oud zijn de dieren? Met hoeveel mannelijke en vrouwelijke dieren heb je maken? Met welke rassen werken jullie? Beschrijf jullie dieren bestand.
c) Uitwerken Hoofdstuk 1 “Algemeen”
Verdeel de onderstaande onderwerpen in de projectgroep. Zij vormen het eerste hoofdstuk in jullie handboek, afzonderlijk zijn zij de paragrafen:
- 1.1 Oorsprong van het dier
Waar komt het dier oorspronkelijk vandaan? Vertel hoe het dier zich ontwikkeld heeft tot hoe het er nu uitziet. Verwerk in je verhaal ook wat over de domesticatie; wanneer is het dier gedomesticeerd en met welke doeleinden? En wordt het dier daarvoor nog steeds gebruikt of dient het dier inmiddels andere doelen?
- 1.2 Natuurlijke leefomgeving
Vertel wat over het land waar jullie dier oorspronkelijk leefde en het daarbij horende klimaat. En hoe zag de leefomgeving van het dier eruit; had het dier te maken met zand- of rotsgronden, of komt jullie dier oorspronkelijk uit de vochtige oerwouden? Beschrijf dit alles nauwkeurig!
- 1.3 Levenswijze en gedrag
Hoe komt jullie dier in zijn ‘wilde / oorspronkelijke’ vorm de dag door; leeft het in groepen of is het liever alleen? En wat doet jullie dier de hele dag; klimt of graaft het graag? Er valt vast een heleboel over de levenswijze en het gedrag van jullie dier te vertellen!
- 1.4 Voortplanting
Niet ieder dier plant zich gemakkelijk voort in gevangenschap. Het is dus erg belangrijk dat je goed naar de voortplanting van een dier kijkt, voordat je het in gevangenschap gaat plaatsen. Helemaal als je graag met de dieren wilt gaan fokken. Hoe zit dat bij jullie diersoort? Beschrijf de voortplanting van jullie dier en geef aan waarmee je rekening mee moet houden als je het dier in gevangenschap houdt. Denk aan de volgende punten: Moet het dier in gezelschap van de andere sexe gehouden worden of juist niet? Hoe lang is de cyclus van het vrouwelijke dier? Welke factoren zijn van invloed op de cyclus? Hoe herken je een vruchtbare periode bij het vrouwelijke dier en hoe noem je deze? Wat is het beste moment van bevruchting; kan dit alleen op natuurlijke wijze of is kunstmatige inseminatie ook mogelijk? Hoe lang is de dracht van het dier? Wil het moederdier in gezelschap van soortgenoten werpen of is het liever alleen? En de periode erna? Tot wanneer is het jong bij de moeder? Enz.
2. Voeding
- Het natuurlijke voedsel
- Voedselmogelijkheden in gevangenschap
- Behoeften van het dier
- Vaststellen rantsoen
- Kostenberekening
================================================================
Hoofdstuk 2 van jullie handboek gaat over de voederbehoefte van jullie diersoort. De volgende onderwerpen dienen hierbij beschreven te worden:
- 2.1 Het natuurlijke voedsel
Bij hoofdstuk 1 hebben jullie gekeken naar de oorspronkelijke leefomgeving van het dier. Uiteraard is dit nauw verbonden met het voedsel waar het dier oorspronkelijk van leeft. Beschrijf het eetpatroon en het daarbij horende rantsoen van het dier in zijn oorspronkelijke omgeving.
- 2.2 Voedselmogelijkheden in gevangenschap
Om het dier zo gezond mogelijk te houden in gevangenschap, is het noodzakelijk het rantsoen zo goed mogelijk af te stemmen op het oorspronkelijke voedsel van het dier. Het spijsverteringsstelsel heeft zich immers aangepast aan het oorspronkelijke rantsoen. Toch is het vaak niet mogelijk om het dier exact te bieden wat het van oorsprong at. Het is de kunst om er wel zo dicht mogelijk bij in de buurt te komen. Maar voordat je een rantsoen kunt gaan samenstellen, is het belangrijk dat je weet wat de mogelijkheden zijn.
- 2.2.1. Ruwvoer
Wat is ruwvoer?
Welke ruwvoeders kun je het dier aanbieden en wat zijn de kenmerken wat betreft energie- en eiwitwaarden?
- 2.2.2. Krachtvoer
Wat is krachtvoer?
Welke soorten krachtvoer zijn er beschikbaar voor jullie dier? Zijn er voedingsstoffen waarmee je rekening moet houden (kan hier dier alle voedingsstoffen verdragen of juist niet?) Wat zijn de kenmerken wat betreft energie- en eiwitwaarden?
- 2.2.3. Bijvoeders
Wat is een bijvoederproduct?
Naast ruw- en krachtvoeders kun je ook bijvoeders toevoegen aan het rantsoen van jullie dier. Welke mogelijkheden zijn er allemaal? Vertel over de eigenschappen en de energie- en eiwitwaarden.
- 2.3 Behoeften van het dier
Ieder individu heeft een bepaalde behoefte aan voedingsstoffen. Deze behoefte is niet toevallig, maar wordt bepaald door verschillende factoren. ‘Onderhoud’ en ‘productie’ zijn belangrijke begrippen in dit verhaal. Vertel in je eigen woorden hoe de energiebehoefte van jullie dier tot stand komt. Besluit je verhaal met een overzicht van de benodigde voedingsstoffen voor alle verschillende dieren uit jullie dierenbestand.
- 2.4 Vaststellen rantsoen
Inmiddels weet je welke mogelijkheden er zijn om jullie dier in de voederbehoefte te voorzien. Maak een keuze uit alle producten (Par. 2.2). Kies 1 soort ruwvoer, maximaal 3 soorten krachtvoer en 1 soort bijproduct. Met al deze producten moet je de rantsoenen voor de verschillende dieren uit jullie dierenbestand kunnen samenstellen. Houdt hierbij voldoende rekening met de oorspronkelijke voederbehoefte van het dier (Par. 2.1). Vertel voor welke producten jullie gekozen hebben. Geef in je verhaal duidelijk aan waarom je voor deze producten gekozen hebt. Ook geef je een duidelijk overzicht van de voedingsstoffen die de producten bezitten.
- 2.5 Rantsoenberekening
Combineer de informatie uit paragraaf 2.3 en 2.4. Geef aan hoeveel van elk voedermiddel je nodig hebt voor de behoefte van de verschillende dieren afzonderlijk. Hier zul je een beetje mee moeten spelen. Je moet namelijk opletten dat je in de juiste verhouding gebruik maakt van krachtvoer, ruwvoer en bijvoedermiddelen en bijvoorbeeld een dier niet op een rantsoen zet van alleen maar wortelen. Daarna bereken je hoeveel je van alle producten nodig hebt per week, maand en jaar.
3. Grasland
- Grootte van het perceel
- Samenstelling grasmat
- Afrastering
- Watervoorziening
- Inrichting
- Onderhoud
- Kostenberekening
===============================================================
- 3.1 Grootte van het perceel
Hoe groot moet het perceel eigenlijk zijn? Er moet gegeten worden en er moet de beschikking zijn over voldoende bewegingsruimte. Het mag natuurlijk nooit zo zijn dat het dier onvoldoende ruimte heeft, maar wanneer is de ruimte onvoldoende?
Ga op zoek naar informatie over de benodigde ruimte per dier. Houd daarbij rekening met het feit dat het gras opgegeten wordt. Dit klinkt misschien een beetje raar, maar het betekent dat je na moet denken over de beschikbaarheid van gras. In jullie verhaal moeten ook de volgende begrippen uitgewerkt worden:
a) Weidebeheer
b) Stripbegrazing
c) Omweiden
Jullie moeten duidelijk aangeven waarom je wel of niet kiest voor een bepaalde vorm van weidebeheer.
Uiteindelijk voegen jullie een plattegrond toe op schaal van de weide. Geef hierin duidelijk de afscheiding aan tussen eventuele verschillende percelen en de plaatsing van het binnenverblijf.
Let op! Voordat je dit kunt doen, dien je eerst Hoofdstuk 4, par. 4.1 uit te werken!
- 3.2 Samenstelling grasmat
Als je weet hoe groot jullie percelen moeten zijn voor het dierenbestand, ben je er nog niet. Want welke grassoort moet je gebruiken? Er zijn ontzettend veel verschillende graszaadmengsels op de markt, met elk hun eigen eigenschappen. Deze eigenschappen moeten natuurlijk aansluiten bij de behoeften van jullie diersoort. Verwerk de gevonden informatie in de volgende paragrafen:
- 3.2.1 Vertering van het dier
De vertering van het dier heeft zich bij de ontwikkeling in de loop der jaren aangepast aan het rantsoen van dier. Dit betekent dat het verteringsstelsel het beste werkt als het dier het juiste voedsel eet. Hoe zit dat bij jullie dier? Aan welke eigenschappen heeft jullie dier behoefte als het gaat om gras?
- 3.2.2 Geschikte grassen en planten
Elke grasachtige heeft zijn eigen kenmerken. Bij par. 3.2.1 heb je gekeken waar jullie dier behoefte aan heeft. Maak een lijst van geschikte grassen en planten, waarbij je de meest geschikte bovenaan de lijst zet. Uiteraard voeg je afbeeldingen en eigenschappen van de verschillende gras- en plantensoorten toe
- 3.2.3 Ongeschikte grassen en planten
Waar kan jullie dier niet tegen? Oftewel; welke grassen en planten zijn ongeschikt? Maak een lijst van ongeschikte grassen en planten en vermeld erbij wat de gevolgen kunnen zijn als je dier er toch van eet. Uiteraard voeg je afbeeldingen toe.
- 3.3.3 Geschikte graszaadmengsels
Het samenstellen van de ideale grasmat, hoef je gelukkig niet zelf te doen. Er zijn verschillende graszaadmengsels op de markt. Welke mogelijkheden zijn er allemaal? Ga op zoek naar wat er voor jullie dier op de markt is. Beschrijf de eigenschappen van de verschillende graszaadmengsels en vergelijk ze met elkaar. Neem hierin ook de prijs mee. Uiteindelijk maken jullie een keuze voor wat, in jullie ogen, de beste optie is.
- 3.4 Afrastering
Beschrijf de verschillende soorten afrastering die er zijn voor jullie dier, zo uitgebreid mogelijk. Er zijn er een heleboel, met allemaal hun eigen voor- en nadelen. Voeg ook afbeeldingen toe.
Uiteindelijk maken jullie een keuze voor jullie eigen perceel. Reken uit wat het kost om het te plaatsen, maar ook wat de jaarlijkse onderhoudskosten zijn.
- 3.5 Watervoorziening
Op welke manier kun je jullie dieren voorzien van water? Maak uiteindelijk een keuze voor de wijze van watervoorziening die jullie voorkeur heeft. Hoeveel heb je er nodig voor de verschillende percelen van jullie plan? Maak ook een kostenoverzicht voor aanschaf en jaarlijks onderhoud.
- 3.6 Inrichting
Een dier blijft gezond als het lekker in zijn vel zit. Een dier zit lekker in zijn vel als de oorspronkelijke leefomgeving zo goed mogelijk nagebootst wordt. Inmiddels weten jullie waar jullie dier vanuit zijn oorspronkelijke leefomgeving behoefte aan heeft. Beschrijf hoe je weide het beste in kunt richten. Denk hierbij aan; beschutting, mogelijkheden om te graven, klimmen of slapen, enz.
- 3.7 Onderhoud
Om een grasmaat mooi te houden, zul je hem goed moeten onderhouden. Met het gebruiken van het juiste graszaadmengsel alleen, ben je er nog niet. Beschrijf het juiste onderhoud, waarbij je de volgende onderdelen bespreekt:
a) Schoonhouden van de weide
b) Bemesting
c) Bloten
d) Slepen
e) Beregenen
f) Overig onderhoud
g) Kosten van onderhoud
- 3.8 Kostenberekening
Bij eerdere paragrafen van hoofdstuk 3 heb je al gekeken naar de kosten van de verschillende onderdelen. Zet deze kosten eens op een rijtje, zodat je een mooi overzicht krijgt van wat een weide je per jaar kost.
4. Voederwinning
- Mogelijkheden grasmat
- Beschikbaarheid voor de dieren
- Werkwijze ruwvoederwinning
- Kostenberekening
===============================================================
- 4.1 Mogelijkheden grasmat
Bij hoofdstuk 3 (par. 3.3.3) hebben jullie de keuze gemaakt voor een graszaadmengsel. Welke soorten ruwvoer kunnen hiervan gemaakt worden? Beschrijf de eigenschappen van de verschillende ruwvoeders.
- 4.2 Beschikbaarheid voor de dieren
Bij hoofdstuk 2 hebben jullie een keuze gemaakt voor de soort ruwvoer die jullie willen gebruiken voor jullie dierenbestand (par.2.4). Voor welk voedermiddel hebben jullie gekozen? ……………………………………..
Bij par. 2.5 heb je gekeken naar de hoeveelheid die nodig is om jullie dieren in hun ruwvoederbehoeften te voorzien. Om hoeveel kg. ging het ook al weer op jaarbasis? ………………………………… kg.
Zoek uit wat de oppervlakte van jullie perceel moet zijn om aan deze kg. te komen. Als je deze informatie hebt, kun je de plattegrond verder afmaken (par. 3.1)
- 4.3 Werkwijze ruwvoederwinning
Beschrijf zo gedetailleerd mogelijk hoe jullie ruwvoer gemaakt wordt. Hierbij vermeld je ook welke rol een loonwerker speelt in het proces. Tevens vertel je duidelijk welke machines gebruikt worden en hoe deze werken.
Wat is de beste manier om je voersoort te bewaren?
- 4.4 Kostenberekening