Gewasbescherming

uitvoeren gewasbescherming

De wet schrijft voor dat iedereen die met professionele gewasbeschermingsmiddelen werkt, een licentie moet hebben. Een licentie is het bewijs dat iemand over kennis en vaardigheden beschikt. LET OP: niet professionele middelen mogen alleen in situaties worden toegepast die vermeld staan op het etiket.

Voor het bestrijden van mollen en woelratten met middelen op basis van fosforwaterstof is de licentie Mollen- en Woelrattenbestrijding verplicht.

U kunt licentiehouder worden door een examen af te leggen en eventueel een cursus gewasbescherming te volgen. Een licentie is vijf jaar geldig.

Licentie Uitvoeren Gewasbescherming
Deze licentie is bedoeld voor agrarisch ondernemers, werknemers, bedrijfsleiders, hoofden van plantsoenendiensten , die beroepsmatig:
- zelf bestrijdingen uitvoeren of laten uitvoeren, door werknemers, op eigen terreinen;
- landbouwbestrijdingsmiddelen in bezit of opslag hebben.

Licentie Bedrijfsvoeren Gewasbescherming
De licentie is voor beheerders of eigenaren van een agrarisch loonwerkbedrijf of groenvoorzieningbedrijven die middelen in hun bezit hebben en in opdracht van derden bestrijdingen (laten) uitvoeren. Ook (verkoop)adviseurs van gewasbeschermingsmiddelen moeten over licentie Bedrijfsvoeren beschikken.

Licentie Distribueren Bestrijdingsmiddelen
Deze licentie is er voor beheerders van verkooppunten van gewasbeschermingsmiddelen.

Licentie Bedrijfsvoeren + Distribueren (per 1 aug 2009). Alles van Bedrijfsvoeren en Distribueren samen.

bron: bureau erkenningen

 

werkdocument

Open bestand licentie 1

het etiket

uitvoeren gewasbescherming: het etiket
Het lezen en interpreteren van het etiket is van groot belang voordat je een gewasbeschermingsmaatregel gaat toepassen.

risico's middelen

Lesstof Veiligheid
Lesstof veiligheid Licentie 1

Opdracht

 

Zoek op de internetsite www.gewasbescherming.nl de rubriek ‘veiligheid’.

Test daarin je kennis met betrekking tot het veilig omgaan met gewasbeschermingsmiddelen door het spel en de quiz.

 

bestrijdingsmethoden

Lesstof bestrijdingsmethoden via onderstaande link:

Bestrijdingsmethoden
betrijdingsmethoden

gewasbelagers

Jammer genoeg verloopt de teelt van een gewas meestal niet zonder problemen. Vaak treden er bepaalde ziektes en/of plagen op. Ze veroor¬zaken afwijkingen aan het gewas. Afwijkingen aan het gewas kunnen economische schade tot gevolg hebben. Denk maar eens aan rotting, verwelkte planten, vreterij, misvormin-gen of (bij sierteeltproducten) alleen al de aanwezigheid van de aantaster.

Vaak is er preventief of curatief nog wel wat aan te doen.
Preventieve maatregelen zijn maatregelen ter voorkoming van problemen.
Curatieve maatregelen bestrijden een ziekte of plaag.

Om actief een bestrijding in een gewas uit te kunnen voeren is het noodzakelijk om vast te stellen om welke afwijking het gaat. Aan de hand van de symptomen(verschijnselen) wordt de diagnose gesteld.
Om dit goed te kunnen doen moeten we de belangrijkste afwijkingen kennen. Hiermee wordt bedoeld dat je moet weten tot welke groep de veroorzaker van een afwijking hoort.

Soms is er sprake van een parasiet, zoals een schimmel, een insect, een virus; zij voeden zich ten koste van planten. Soms moet de oorzaak gezocht worden in een niet-parasitaire oorzaak, zoals bemestingsfouten of spuitschade.

Een aparte rol spelen de onkruiden. Onkruiden zijn planten die groeien op een plaats waar wij ze eigenlijk niet willen hebben. Ze nemen n.l. water, voedsel en licht weg, wat voor het gewas bestemd is. Ook kunnen onkruiden fungeren als waardplant, d.w.z. dat er b.v. insecten of schimmels op leven die ook het gewas kunnen aantasten.

Het kennen van de belangrijkste oorzaken van afwijkingen is noodzakelijk om een juiste bestrijding die bij een bepaalde groep van gewasbeschadigers hoort, uit te kunnen voeren.
Bij het optreden van insecten op een gewas hoort een eventuele chemi¬sche bestrijding met een insecticide. Bij het optreden van schimmels(=fungi) hoort een fungicide etc.

ziekten/plagen


We kunnen de gewasbelagers op de volgende manier indelen:

I Plantaardige gewasbeschadigers.

a. Schimmels
- Schimmelpluis op de plant.

We noemen dit ook wel mycelium. Het kan zijn dat de schimmel in de plant leeft en schimmeldra¬den naar buiten steekt om zijn spore te kunnen verspreiden buiten de plant. Het kan ook zijn dat de schimmel buiten op de plant leeft en schimmeldraden in de plant steekt om zich te voeden.
- Sporenhoopjes op de plant.

Schimmels die in de plant leven maken soms sporenhoopjes op de buiten¬kant van de plant. Deze sporen-hoopjes hebben vaak een voor de ziekte karakteristieke kleur. Denk bijv. aan gele en bruine roest.

b. Bacteriën

- Bacterieslijm.
Om uitdroging te voorkomen maken bacteriën slijm aan. Wanneer er sprake is van een bacterie aantasting zal meestal ook van dit slijm in verschillende kleuren waar te nemen zijn.

- Afsterving / verrotting.
Vaak treedt er bij een bacterie aantasting een afsterving van het weefsel op gevolgd door natrot.


II Dierlijke gewasbeschadigers

a. Zoogdieren
- Diverse vormen van vraat

b. Vogels
- Uitpikken van het zaad
- Wegpikken van gehele of gedeeltelijke blad

c. Insecten
- Diverse vormen van vraat
Sommige insecten vreten vooral langs de randen van bladeren. Anderen vreten vooral gaten in de bladeren.

- Skeletteren
Wanneer de opperhuid van het blad en het bladmoes wordt weggevreten blijft er alleen een skelet van het blad over.

- Mineren.
Wanneer alleen het bladmoes tussen de twee opperhuiden wordt weggevre¬ten blijft ook een doorschijnende lijn op het blad achter. Vaak is er in de zo ontstane gangen de verantwoordelijke larve van het insect waar te nemen.

- Zuigschade.
Wanneer een insect over een geschikt monddeel beschikt kan hij cellen van een plant leegzuigen. Meestal blijven dan licht gekleurde cellen achter. Wanneer insecten vooral aan de onderkant van het blad zuigen zal door het wegvallen van de celspanning (turgor) het blad om gaan krullen.

- Honingdauw.
Insecten nemen vaak (te) veel suiker op uit de plantencellen. Veel van deze suiker verlaat onver¬werkt het lichaam van het insect. Deze suiker wordt afgezet in de vorm van een plakkerige laag op het gewas. Dit noemen we honingdauw.

d. Spinachtigen: mijten - spint
-Witte bladcellen.
Doordat spint plantencellen leegzuigt ontstaan er witte bladcellen.
- Fijn spinrag.
Evenals de grotere ons bekende spinnen maakt ook spint fijn spinrag, vaak aan de onderkant van de bladeren.

e. Aaltjes
- Moeheidverschijnselen.
Planten vertonen een trage groei. Vaak komt dit verschijnsel plekge¬wijs in het perceel voor. We spreken van valplek.
- Knobbeltjes op de wortel.
Doordat veel aaltjes de plant vanuit de grond belagen treden veel verschijnselen op aan de wortel. Bij sommige aaltjes vormt de wortel knobbeltjes op de wortel.
- Cysten.
Bij sommige aaltjes zijn de achterlijven van de vrouwelijke aaltjes op de wortel te zien. Deze zijn boordevol gevuld met eitjes en larven. Wanneer de plant en kort daarna het aaltje sterft spreken we van cysten. Een cyste is dus een gestorven aaltje met hierin een groot aantal eitjes en / of larven.
- Baardige wortels.
soms is het effect van aaltjes te zien aan het ontstaan van heel erg vertakte wortels. We spreken van baardige wortels.

f. Slakken
- Vraat.
Slakken zijn in staat om met hun rasptong grote stukken uit het blad te vreten.

- Slijmspoor.
Om goed over een oppervlak te kunnen glijden scheiden slakken slijm uit. Dit is als een slijmspoor op het gewas te zien.


III Virussen

- Verkleuringen van het blad.
Een veel voorkomend verschijnsel blij het optreden van virussen is het plekgewijs verkleuren van het blad. We noemen dit ook wel bont. Ook gehele bladverkleuringen komen voor.

- Vormveranderingen.
Vaak komen allerlei veranderingen aan de plant voor. Bijv. bobbelig blad, en het oprollen van de bladeren.

veehouderij

De gewasbescherming in de veehouderij bestaat grofweg uit de volgende onderdelen:

1. onkruidbestrijding grasland
2. ziektebestrijding grasland
3. onkruid/ziektebestrijding snijmaïs
4. bestrijding schadelijke organismen bij dieren

1. Methoden voor onkruidbestrijding bij grasland.

In de weidebouw worden we gelukkig niet zoveel geplaagd door hinder¬lij¬ke onkruiden als bij de akkerbouw en de vollegronds groenteteelt. Maar toch moeten we er soms iets aan doen.

Problemen met onkruiden kunnen vaak voorkomen worden door een goede verzorging en een goed gebruik van het grasland. Onder andere door er zorg voor te dragen dat de grasmat niet beschadigd wordt (maaima-chine afstelling, beweiden als het perceel niet te nat is e.d.) voorkomt men dat onkruiden kunnen kiemen en zich kunnen ontwikkelen. Een aantal plan¬tensoorten wordt normaal door het vee gegeten en wordt pas onkruid als ze in grote aantallen (> 5 % van het oppervlak) voorkomen en dan de gasproductie nadelig beïnvloeden.
Tweezaadlobbige onkruiden kunnen worden bestreden met groeistoffen. De groeistoffen moeten verspoten worden met een grove druppel en lage druk en minimaal 600 l/ha. Groeistoffen werken het besta als ze gespoten worden als het gewas goed groeit en op een droog gewas.
De meeste onkruiden zijn kort voor de bloei het gevoeligst voor be¬strijdingsmiddelen.
Als men in het najaar moet bestrijden dan moet men wachten tot de onkruiden voldoende blad hebben. Deze hoeveelheid blad is nodig om het middel goed om te kunnen nemen.
Het is lang niet altijd nodig om volvelds te spuiten er zijn namelijk een aantal onkruiden die voornamelijk pleksgewijs voorkomen bijv. zuring, brandnetel en distels. Deze kunnen dus het beste pleksgewijs bestreden worden.
Als je middelen en dergelijke wil weten dan kijk je in de "Handleiding"


2. Ziektebestrijding bij grasland


Bestrijding van ongedierte in grasland.

Emelten

Emelten zijn de larven van de langpootmug. Ze zijn grijsgrauw van kleur, hebben geen duidelijke kop en geen poten. In ons land komen twee soorten langpootmuggen voor. Ze zijn met het oog niet uit elkaar te houden. Maar hun levenscyclus is wel duidelijk anders. De ene soort kent maar één generatie per jaar; de andere soort langpootmuggen kent twee generaties per jaar.
Van de eerste soort vliegen de muggen vanaf eind juli tot begin september en leggen dan hun eieren. De larven (Emelten) uit deze eieren vervellen enkele keren en blijven 's winters in de grond. Van maart tot begin juni voeden zijn zich met graswortels en 's nachts ook met bovengrondse delen. Dan volgt de verpopping en er is weer een nieuwe langpootmug.
De tweede soort komt de winter ook door als emelt. De eerste generatie vliegt na een verpopping in mei uit. Ze legt dan eitjes waaruit een emelt ontstaat.
Deze emelt voedt zich met grasplanten van mei tot ongeveer augustus. na de verpopping ontstaat een tweede generatie langpootmuggen. Deze legt weer eieren waaruit een emelt ontstaat. Deze emelt voedt zich met grasplanten van mei tot ongeveer augustus. Na de verpopping ontstaat een tweede generatie langpootmuggen. Deze legt weer eieren waaruit de Emelten komen die overwinte¬ren.
Langpootmuggen leven slechts 1 à 3 dagen en in die paar dagen kan het vrouwtje 300 tot 400 eieren afzetten. De voorkeur van de langpootmug¬gen gaat uit naar Engels raaigras. De eieren hebben 2 à 3 weken nodig om uit te komen. De meeste eieren zijn eind september uitgekomen.

Emelten leven het liefst in een humusrijke vochthoudende omgeving die beschut is, dus bijv. ruig grasland. Door te zorgen dat in augustus de bossen gemaaid zijn, de molshopen geslecht en door het onkruid te bestrijden, zorgt men er voor dat er minder Emelten zijn.
Emelten hebben geen last van de winter. Ze verstijven gewoon. Wel hebben ze hinder van wateroverlast.
Als Emelten massaal aanwezig zijn kan er een enorme schade aangericht worden. De grasmat komt dan geheel los te liggen van de ondergrond. Als het dan droog is, kan de grasmat hierdoor volledig afsterven. De schade is al aanwezig voordat men ze ziet. Het begint al in de winter en is het grootst in maart en april. Dit komt omdat de larven dan gaan verpoppen. Grasland moet dus voor de winter zo ongeveer in oktober / november op Emelten worden bemonsterd.

Voor bestrijdingsmogelijkheden kijk je in de "Handleiding"

Rouwvlieglarven

De larve van de rouwvlieg is bruin-grijs en ongeveer 2 cm groot. De rouwvliegen komen in hoopjes van enige honderdtallen bij elkaar voor. Ze vreten plekgewijs de grond kaal. Als men de schade ziet is men te laat. Er zijn dan al poppen aanwezig en bestrijden heeft daardoor geen zin meer.
Voor middelen e.d.: zie de "Handleiding".

Mollen

Ook mollen kunnen het beste in de winterperiode worden bestreden. De bestrijding vindt plaats met klemmen of met pillen. Aangezien de pillen zeer giftig zijn is een aparte vergunning nodig om er mee te mogen werken.
De klemmen kan men het beste plaatsen aan de perceelranden.
Het meest effectief is het samen met je buren bestrijden van mollen.

onkruiden

Tot de onkruiden rekenen we eigenlijk alle planten die niet gewenst zijn.

We onderscheiden

a. zaadonkruiden
b. wortelonkruiden

Zaadonkruiden vermeerderen zich alleen d.m.v. zaad. Wortelonkruiden kunnen zich ook vermeer¬deren door zaad echter deze groep maakt vaker gebruik van de mogelijkheid zich te vermeerderen d.m.v. ondergrondse delen. Deze ondergrondse kunnen uitlopen en hierop kunnen zich nieuwe planten ontwikkelen.


Daarnaast kunnen de onkruiden worden ingedeeld in:

a. eenzaadlobbig , bij kieming komt 1 zaadlob boven (grasachtigen). Deze planten kenmerken zich door smalle langwerpige bladeren.
b. tweezaadlobbig, bij kieming komen 2 zaadlobben boven (breedbladi¬gen).

ongunstige omstandigheden

Ongunstige omstandigheden

Hiertoe behoren:
1. weersinvloeden: - vorst
- hagel
- droogte
2. bemestingsfouten

3. spuitfouten

4. luchtverontreiniging

5. bodemproblemen: - verdichting
- te zuur
- structuur

opdrachten

Open bestand Vragen bij gewasbelagers

onkruidherkenning

emissie beperken

Lesstof emissie
Emissie van bestrijdingsmiddelen

video's emissiebeperking

ontwikkeling spuit en emissiebeperking

Driftreducerende spuitdoppen (Schone bronnen)

opslag middelen

Lesstof over opslag bestrijdingsmiddelen

berekenen spuitvloeistof

uitvoeren op bedrijf

video veldspuit

Schone bronnen: het vullen van de veldspuit

spuittechnieken

spuittechnieken

Gewasbescherming met de veldspuit