Uitvoeren tuinen

Uitvoeren tuinen

UITVOERING TUINEN

Opdrachten van deze leereenheid

Verwerkingsopdracht 1:
Het lezen van tekeningen, bestek en werkplanning
Verklaar een door de leraar geleverd bestek met bijbehorende tekening(en) en werkplanning.

Verwerkingsopdracht l:
Werkregistratie aanleg.
Vul een werkbrief in over een door de leraar aangedragen aanlegsituatie.
Verwerk de gegevens op de aanlegobjectkaart.

Verwerkingsopdracht 2:
Werkregistratie onderhoud.
Vul een werkbrief in over een door de leraar aangedragen onderhoudssituatie.
Verwerk de gegevens op de onderhoudsobjectkaart.

De formulieren zijn opgenomen in de formulierenbijlage

Verwerkingsopdracht 4:
Uitvoeren opruimingswerkzaamheden.
Voer volgens bestek of werkomschrijving de aangegeven opruimingswerkzaamheden uit van een aan te leggen object in de buurt van de school.

Verwerklngsepdracht 5:
Het uitzetten van hoogten, hoekpunten en lijnen.
Zet een tuin uit aan de hand van een door de leraar aan te leveren matenplan.

Verwerkingsopdracht 6:
Berekenen van de overhoogte en het aangeven van afwerk- en pikethoogte.
Gegeven: - straatzand met 10 % uitlevering; -cunetdikte20cm; -zicht 10 cm; Gevraagd: - Bereken de overhoogte van een zandcunet van 20 cm - Geef door stippellijnen op onderstaande piket aan de cunethoogte na inklink, afwerkhoogte, piket hoogte en maak de tekening af.

Verwerkingsopdracht 7:
Het uitvoeren van grondverzet.
Voer volgens bestek het grondverzet uit van een door de leraar aan te wijzen aanlegobject

Verwerkingsopdracht 8:
Het leggen van een drain.
Breng volgens bestek in een handkracht een drain aan in een door de leraar aan te wijzen aanlegobject

Verwerkingsopdracht 9:
Verschillende wijzen van spitten
Voerde verschillende wijzen van spitten uit op een aanlegobject.

Verwerkingsopdracht 10:
Omrekenen naar gedroogde mest
Bereken hoeveel gedroogde koemest je moet strooien in plaats van 1 ton oude stalmest, (zie figuur 34)

Gegeven: Verslag van een grondonderzoek.
Gevraagd: Vervang de 9 kg superfosfaat door tripelsuperfosfaat.
Gebruik het tussen haakjes genoteerde percentage.
Zie figuur 35 en 36

Verwerkingsopdracht 12:
Verwerken anorganische meststoffen
Bereken aan de hand van een grondonderzoek de benodigde hoeveelheden kunstmest voor een door de leraar aan te geven
oppervlak.
Verdeel vervolgens deze meststof over dit oppervlak.

Verwerkingsopdracht 13:
Verwerken organische meststoffen
Bereken aan de hand van een grondonderzoek de benodigde hoeveelheid voor een door de leraar aan te geven oppervlak. Verdeel vervolgens deze meststof over dit oppervlak.
 

Verwerkingsopdracht 14:
Inventariseren R.A. W. vervoerseisen plantmateriaal
Aan welke eisen moet het vervoer van plantmateriaal volgens de R.A.W.-standaard voldoen.

Verwerkingsopdracht 15:
Beoordelen plantmateriaal
Beoordeel een partij geleverd plantmateriaal aan de hand van de bestellijst en de kwaliteisnormeringen die van toepassing zijn.

Verwerkingsopdracht 16:
Opkuilen van beplantingsmateriaal

Kuil de gecontroleerde partij op.

Verwerkingsopdracht 17:
Bepaling plantafstand
Bepaal nu zelf de plantafstand voor een oppervlak van 13,5 m2 en 150 planten.

Verwerkingsopdracht 18:

Verwerken vanplantmateriaal
Planteen door de leraar aangewezen object in en controleer de tijd aan de hand van de IMAG-normen.

Verwerkingsopdracht 19:
Inzaaien van een gazon

Zaai een door de leraar aan te wijzen gazon in.

Verwerkingsopdracht 20:
Het uileggen van graszoden
Leg met graszoden een door de leraar aan te wijzen gazon aan.

Verwerkingsopdracht 21:
Het opleveren van een aanleg object

Lever een door de leraar aangewezen aanlegobject op aan de hand van een bestekof werkomschrijving.

Verwerkingsopdracht 22:
Het opleveren van een onderhoudsobject
Lever een door de leraar aan te wijzen onderhoudsobject op aan de hand van een bestek of werkomschrijving.

Verwerkingsopdracht 23:
Het uitvoeren van een inboet
Zoek een in voorgaand seizoen aangelegd object en maak een inventarisatie van de inboet.
Plant vervolgens de in te boeten planten.

1. Tekeningen, bestek en werkplanning

1.1 Inleiding

In dit hoofdstuk leer je hoe je tuinplannen kunt lezen en de gegevens kunt uitleggen.

Het uitvoeren van tuinen moet je planmatig uitvoeren. Zelfs een klein object heeft een plan al zit dat soms alleen in het hoofd van de uitvoerder. Niet dat dit aan te bevelen is maar in de praktijk komt het voor. De beschikbare informatiebronnen voor de uitvoering van tuinen worden in dit hoofdstuk kort behandeld. Achtereenvolgens komen in dit hoofdstuk aan de orde:

1. Het raadplegen van tuinplannen voor de uitvoering;
2. Aandachtspunten bij het raadplegen van tuinplannen;
3. Samenvatting.

 

1.2 Het raadplegen van tuinplannen voor de uitvoering

In de praktijk kom je veel variatie in de informatievoorziening tegen, van een schetsje op de achterkant van de sigarendoos tot en met een volledige set aan tekeningen, bijbehorend bestek en werkplanning.
Meestal neemt de hoeveelheid informatiebronnen voor de uitvoering toe, naarmate het bedrag van de aanlegkosten hoger wordt. Hoe meer informatiebronnen je beschikbaar hebt, hoe nauwkeuriger je kunt werken. Let wel, meer informatiebronnen wil niet zeggen dat het werk automatisch goed wordt.
De werkplanning wordt altijd door het uitvoerend bedrijf gemaakt. De klant/opdrachtgever is alleen geïnteresseerd in het eindproduct en of het volgens bestekof werkomschrijving is uitgevoerd.

Een volledig plan voor het uitvoeren van tuinen bestaat uit:

1 Ontwerp;
2 Matenplan (uitzettekening);
3 Technische tekening(en);
4 Beplantingsplan;
5 Bestek/werkomschrijving;
6 Werkplanning.

ad1. Ontwerp Een ontwerp is een tekening met een plattegrond, meestal aangevuld met doorsneden, aanzichten en perspectieven waarop het ontwerpplan is afgebeeld, (zie figuur 2)

ad 2. Een matenplan, ook wel uitzettekening genoemd, is een tekening waarop de belangrijkste lijnen, punten en hoogten van het ontwerp, alsmede de afstanden van de onderdelen tot deze lijnen of punten, zijn aangegeven, (zie figuur 3a en 3b)

ad3. Een technische tekening is een tekening van onderdelen van het ontwerp die een nadere toelichting verlangen voor de uitvoering. (zie figuur 4)

ad4.Een beplantingsplan is een tekening waarop de in het ontwerp aangegeven beplanting nader wordt uitgewerkt naar: wat, waar, hoeveel en hoe. (zie figuur 5)

ad5. Een bestek bestaat uit een beschrijving van het werk, bijbehorende tekeningen, de voor het werk geldende voorwaarden, de nota van toelichting en het proces verbaal van aanwijzing, (zie figuur 6)

ad6. Werkplanning is een document waarop de verdeling van arbeid en machines overeen bepaalde tijdsperiode vooreen aanlegobject vermeld staat, (zie figuur 7)

De begroting, een kostenraming, is voor het uitvoeren opzich niet nodig en ontbreekt daarom in bovenstaande opsomming. Wel wordt tijdens de uitvoering de voortgang van het object geregistreerd en teruggekoppeld naar de werkplanning. Als de beschikbare bronnen niet voldoende informatie verschaffen dan dien je met de opdrachtgever in overleg te gaan.De uitkomsten van dit overleg moet je schriftelijk vastleggen om later problemen te voorkomen bij oplevering en of verrekening.

1.3 Aandachtspunten bij het raadplegen van tuinplannen

Hieronder worden per onderdeel de belangrijkste aandachtspunten opgesomd.

Tekeningen:( ontwerp, matenplan,technische tekeningen en beplantingsplan)

  • Schaal;
  • Noordpijl;
  • Legenda;
  • Plantafstand en plantverband;
  • Maatvoering van technische tekeningen;
  • Hoogte-en lengtematen.

Bestek:

  • De omschrijving van een bestek;
  • R.A.W. standaard bepalingen 1990;
  • Te leveren of ter beschikking gesteld;
  • Eenheden;
  • Kennis dode- en levende materialen.

Werkplanning:

  • Invullen werkbrief;
  • Voortgangsbewaking van de werkzaamheden;
  • Inzetarbeid, machines, middelen;
  • Inzet loonwerkers (derden);
  • Leveranties materialen.

1.4 Samenvatting

Alvorensje tot het uitvoeren van de tuinaanleg kunt overgaan dien je het tuinplan te raadplegen. Het tuinplan geeft je informatie over de uitvoering van de aanleg en kan bestaan uit een ontwerp, matenplan, technische tekeningen, beplantingsplan, werkomschrijving en werkplanning. Planning en staten van hoeveelheden geven je informatie over wat, waar, wanneer en door wie het object dient te worden uitgevoerd. Het begrijpen van de bestekteksten en in de tekeningen gebruikte symbolen en afkortingen zijn een voorwaarde om kwaliteit te leveren.

Verwerkingsopdracht 1: Het lezen van tekeningen, besteken werkplanning Verklaar een door de leraar geleverd bestek met bijbehorende tekening(en) en werkplanning.

2. Werkregistratie en voortgangsbewaking

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk leer je inzicht te verkrijgen in de beschikbare tijd en machines voor het object en de vordering van de werkzaamheden.

Wil je inzicht hebben in de nog resterende beschikbare tijd voor het object dan zal er bijgehouden moeten worden hoeveel uren je aan de verschillende werkzaamheden hebt besteed. In 'werkvoorbereiding van tuinen' kun je zien hoe de begroting in elkaar steekt. Dit is in feite de voorcalculatie van het object.
Door de arbeidsuren, machine-uren en materialen op de werkbriefjes te noteren en daarna op de objectkaart te verwerken kun je snel zien of de uitvoering volgens de planning verloopt. Bij totale invulling van de objectkaarten zal dus blijken of een object goed gecalculeerd is of niet. Dit is in feite de nacalculatie.

Achtereenvolgens komen in dit hoofdstuk aan de orde:

  • Het invullen van de werkbrief;
  • Het controleren van de werkbrief;
  • Het invullen van een aanlegobjectkaart;
  • Het invullen van een onderhoudsobjectkaart;
  • Samenvatting.

 

2.2 Het invullen van de werkbrief

Een werkbrief is een registratie van de ingezette arbeid, machines, dienstverlening door derden en verwerkte materialen per object.

Bij het invullen van de werkbrief kom je de volgende registratie punten tegen:

  • Vervoer (vervoermiddel,kilometers.brandstof);
  • Brandstof machines;
  • Reistijd, laden en lossen;
  • Ploegsamenstelling (het aantal en de namen) 
  • Werktijden (uren op het object);
  • Arbeid in uren (waaraan heb je hoelang gewerkt);
  • Machines in draaiuren (waarmee heb je hoelang gewerkt);
  • Afval (de hoeveelheid in liters aangeven);
  • Materialen en diversen (wat en hoeveel + eventueel lijsten).

2.3 Het controleren van de werkbrief

De werkbrief dien je dagelijks te controleren. Een eenvoudig stappenplan kan je hierbij van dienst zijn. Controleer volgens de gegeven stappen de hiernaast afgebeelde werkbrief.

  1. Neem het aantal ploegleden en vermedigvuldig dit met het aantal door de werkgever uit te betalen arbeidsuren. (3x8uur = 24)
  2. Bereken de totale transporttijd. Heen = verttrektijd bedrijf - aankomsttijd object. Terug = vertrektijd object - aankomsttijd bedrijf. (Heen + Terug) x aantal ploegleden = (15min. + 15min.) x3 =1.5uur)
  3. Bereken de totaaltijd voor het laden en lossen. (30 min. x 3 ploegleden = 1.5 uur)
  4. Sommeer de arbeid in uren zonder de lunchtijd. (10 + 5 + 6 = 21)

Controle:
stap 1 moet gelijk zijn aan de som van stap 2,3 en 4.
stap 2 = 1,5 uur
stap 3 = 1,5 uur
stap 4 = 21 uur
totaal 24 uur en is gelijk aan stap 1.

De reistijd behoor je af te boeken op het object en is niet voor rekening van de werkgever. Er zijn bedrijven die in het uurtarief de reistijd hebben verwerkt.
Na de controle kun je alle gegevens van de werkbrief verwerken op de aanleg objectkaart.

2.4 Het invullen van de aanlegobjectkaart

Een aanlegobjectkaart is een registratieformulier waarop voor de voortgangsbewaking en de nacalculatie per object de ingezette uren, machines, arbeid door derden en verwerkte materialen wor¬den geregistreerd.

Op de aanlegobjectkaart staan de gegevens van de aanlegbegroting (voorcalculatie) verwerkt. Door de gegevens van de werkbrief, zonder de lunchtijd, op de aanlegobjectkaart te verwerken krijg je per object inzicht in de besteding van arbeid, machines, materialen en werk door derden, de zogenoemde voortgangsbewaking. De gegevens van de aanlegobjectkaart worden ook gebruikt om de begroting van het object te controleren, de zogenoemde nacalculatie.

Op de vorige pagina staat een voorbeeld van een ingevulde aanlegobjectkaart.

2.5 Het invullen van een onderhoudsobjectkaart

Een onderhoudsobjectkaart is een registratieformulier waarop per object voor de voortgangsbewaking en nacalculatie per categorie de ingezette uren, machines, arbeid door derden en verwerkte materialen worden geregistreerd.

De werkbrief wordt gebruikt om de onderhoudsobjectkaart in te vullen.
Op de onderhoudsobjectkaart staat de begroting (voorcalculatie) gesplitst in beheercategoriën,machine-uren en verwerkte materialen.
De onderhoudsobjectkaart is ook voor de voortgangsbewaking te gebruiken.
Zie op de volgende pagina's een voorbeeld van een ingevulde werkbrief en een onderhoudsobjectkaart

2.6 Samenvatting

In dit hoofstuk is het invullen en het controleren van de werkbrief en het invullen van de objectkaart behandeld met als doel de voortgangsbewaking van het object te kunnen uitvoeren en voor de nacalculatie de juiste gegevens aan te leveren. Aan de hand van een concreet voorbeeld is de werkregistratie en voortgangsbewaking behandeld.

De dagelijks in te vullen werkbrief is de basis voor deze administratie. Altijd en nauwkeurig invullen van deze brieven is van belang voor het goed functioneren van de objectadministratie.

Verwerkingsopdracht l: Werkregistratie aanleg.

  • Vul een werkbrief in over een door de leraar aangedragen aanlegsituatie.
  • Verwerk de gegevens op de aanlegobjectkaart.

Verwerkingsopdracht 2: Werkregistratie onderhoud.

  • Vul een werkbrief in over een door de leraar aangedragen onderhoudssituatie.
  • Verwerk de gegevens op de onderhoudsobjectkaart.

De formulieren zijn opgenomen in de formulierenbijlage

3. Opruimingswerkzaamheden

3.1 Inleiding

In dit hoofdtuk leer je de opruimingswerkzaamheden in een tuin uit te voeren.

Opruimingswerkzaamheden zijn werkzaamheden met als doel het object gereed te maken voor de uitvoering van de aanleg. De opruimingswerkzaamheden, ook wel opschonen genoemd, dien je volgens bestek of volgens werkomschrijving uit te voeren. Afhankelijk van het object heb je te maken met opruimingswerkzaamheden bij nieuwbouw, renovatie of bestaande bouw.Bij bestaande bouw kun je materialen (zowel levend als dood) tegenkomen die nog voor hergebruik geschikt zijn.

Op het moment dat je met de uitvoeringwerkzaamheden begint dien je ook je af te vragen welke wettelijke voorschriften zijn bij de voorkomende uitvoeringswerkzaamheden van toepassing.Voor het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen kan onderstaand schema je informeren. Indien er nog aanvullende wettelijke bepalingen zijn, specifiek van toepassing voor het uit te voeren object, dan kun je deze vinden in het bestek of werkomschrijving. Voorts zijn natuurlijk alle normaal geldende wetten van toepassing zoals de arbo-wet en het wegenverkeersreglement.

Bij de aanleg heb je bijna altijd te maken met grondwerk. En bij de uitvoering van grondwerk heb je meestal maken met kabels en leidingen.
Voordat er maar een spade de grond in gaat ga je de kabels en leidingen eerst opsporen.

Het opsporen gaat veel sneller indien je over leidingkaarten beschikt. Deze kun je verkrijgen bij het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (K.L.I.C.), onderdeel van het Kadaster. Zij beschikken over informatie van alle geregistreerde kabels en leidingen en maken op verzoek per object een kaart van kabels en leidingen. Je moet wel drie werkdagen voor aanvang van het grondverzet of opruimwerk het K. L I.C. bellen. Ondanks deze grondige voorbereiding kom je in de praktijk soms nog niet geregistreerde kabels en leidingen tegen. Bij de uitvoering van je werk moetje daarop bedacht zijn.

Ondanks datje beschikt over een kaart van kabels en leidingen kun je niet zomaar beginnen met het grondverzet. Je zult eerst de kabels en leidingen moeten opsporen. Dit doe je door haaks op de lengte richting van kabel of leiding een proefsleuf te graven. Tegenwoordig worden alle kabels en leidingen voorzien van een waarschuwings-strip. Dit is een strip die ongeveer 20 cm. boven de kabel of leiding in de grond is aangebracht bij het aanleggen. Zodra je een waarschu-wingsstrip tegen komt moetje in ieder geval voorzichtig te werk gaan, eventueel in handkracht.

Soort Kabel/Leiding   Kleur

Gas                         Geel
Electra                     Grijs
Telecommunicatie    Blauw
Waterleiding              Wit
T.V.kabel (oud)        Zwart
Kabel T.V.                Groen

Bij eventuele beschadiging dien je direct het K.L. I.C. te informeren.

Achtereenvolgens komen in dit hoofdstuk aan de orde:

  • Het opruimen van houtige gewassen;
  • Het opruimen van kruidachtige gewassen;
  • Het opruimen van dode materialen;
  • Het opruimen van bouwafval;
  • Het afvoeren en storten van vrijkomend materiaal;
  • Inzet van gereedschappen, machines, apparatuuren hulpmiddelen bij het uitvoeren van opruimingswerkzaamheden.

3.2 Het opruimen van houtige gewassen

Houtige gewassen (bomen en struiken) kun je in handkracht, met behulp van machines, of een combinatie van handkracht en machines verwijderen.

Het verwijderen van houtige gewassen in handkracht

Als er sprake is van beperkte bereikbaarheid en/of kleine hoeveelheden en beperkte wortelpruiken en stobben, verwijder je de houtige gewassen in handkracht. Meestal is voor de voet op werken, het gemakkelijkst.
Het vrijkomend materiaal moetje zodanig verwerken dat transport of een bewerking als versnipperen efficiënt kan worden uitgevoerd.
Stamstukken en niette versnipperen takdelen moetje in hanteerbare lengten zagen.
Indien stobben en wortelpruiken niet in een handeling verwijderd kunnen worden moetje voldoende stam of takmateriaal laten zitten om de het restant gemakkelijk te verwijderen.

Het verwijderen van houtige gewassen met machines

Als er sprake is van grote hoeveelheden,goede bereikbaarheid, zware wortelpruiken en grote stobben, zet je machines in. Dat wil niet zeggen dat het werken met handgereedschappen hierbij niet nodig is. Vaak moet je met handgereedschappen voorbereidingen treffen om met de machine bij te kunnen.
Het verwijderen van de gehele wortelpruik en stobbe heeft de voorkeur omdat je anders later bij de uitvoering weer op kunt stuiten en dan met veel meer moeite en kosten de restanten kunt verwijderen. In het uiterste geval kun je een boomstobbe wegfrezen. Realiseer je wel dat er dan nog dikke wortels en restanten van de stobbe in de grond achter blijven.
Het afzagen en verwerken in de bodem is niet aan te bevelen omdat het materiaal gaat verrotten en later tot verzakkingen en zuurstofgebrek kan leiden.
Indien er sprake is van hergebruik van materialen moet je rekening houden met tijdelijk opkuilen van deze materialen.

De voor hergebruik bestemde levende materialen moet je zo opslaan dat je er geen hinder van ondervindt bij de rest van de werkzaamheden.
Indien je houtige gewassen verwijdert voor hergebruik moet
je er voor zorgen dat het plantmateriaaal voldoende wortels en takken behoudtom aan te slaan. In de ideale situatie kun je het plantmateriaal hierop voorbereiden. Struiken steekje minstens een groeiseizoen voor het verplanten rond. Bomen bijvoorkeur twee groeiseizeizoenen vooraf starten met de voorbereiding.

3.3 Het verwijderen van kruidachtige gewassen

Als het mogelijk is verwerk je de kruidachtige gewassen tijdens de uitvoering van het grondwerk.
Soms is het nodig datj e het gewas eerst maait en afvoert omdat het te hoog is om goed te verwerken bij het grondwerk. Ook kun je de kruidachtige gewassen niet onder werken als er wortelonkruiden als kweek .zevenblad en winde en hardnekkige onkruiden als akkerdistel, paardebloem,zuring aanwezig zijn.
Wel kun je de kruidachtige gewassen vooraf chemisch bestrijden en nadat het middel zijn werk heeft gedaan, het opgewas onderwerken.
Denk er wel om dat chemische onkruidbestrijdingsmiddelen het milieu belasten en dat hierom het gebruik tot een minimum moet worden beperkt en dat het toepassen niet geheel vrij is van gevaar voorde toepasseren de omgeving.

Aandachtspunten toepassen chemische onkruidbestrijdingsmiddelen:

  • Een vergunning (spuitlicentie) is verplicht voor elke werknemer die chemische middelen toepast.
  • persoonlijke beschermingsmiddelen;
  • oplossingsberekening;
  • dosering;
  • weersgestelheid;
  • overige richtlijnen etiket;
  • hulpmiddelen en machines;
  • voorzorgsmaatregelen publiek.


Bestaat de vegetatie slechts uit eenjarige (on)kruiden als melde, vogelmuur straatgras dan kun je zonder problemen het opgewas onderwerken.
In alle gevallen geldt dat je nooit dieper dan 30 cm mag onderwerken omdat indien je dieper gaat het materiaal niet of onvolledig verteert en tot zuurstof gebrek kan leiden voor de aanplant.
Indien het object nog onder profiel moet worden gebracht is het raadzaam voordatje met profileren begint de kruidachtige gewassen te verwijderen en niet onder te werken. Hiermee voorkom je dat je bij de uitvoering van het profileren steeds onkruiden boven krijgt. Kom in deze situatie niet in de verleiding om het aanwezige materiaal dan maar goed diep onder te werken. De nadelen hiervan zijn reeds hiervoor besproken.

Afhankelijk van objectgrootte, hoeveelheid te verwerken materiaal, toegankelijkheid van het terrein en de soort te verwijderen (on)kruiden kan het werk in handkracht, mechanisch, machinaal, chemisch of in combinatie worden uitgevoerd.

Per object moet beoordeeld worden welke aanpak het meest efficiënt is waarbij je rekening moet houden met het milieu, de omgeving en de arbeidsomstandigheden.
Er zijn diverse combinaties mogelijk. Hieronder volgen er enkele:

  • Direct onderwerken;
  • Maaien, afvoeren en stoppel onderwerken;
  • Maaien, na enige hergroei chemisch bestrijden en nadat het middel zijn werk heeft gedaan onderwerken;
  • Wortelonkruiden uitvorken en afvoeren en de rest onderwerken;
  • Bovenlaag dun afgraven en afvoeren om te laten composteren (duur);
  • Bewerken met frees of cultivator, laten opdrogen en afharken.

3.5 Het verwijderen van bouwafval

Bij aanleg van tuinen bij nieuwbouw kom je vaak bouwafval tegen, zoals plastic, beton en houtresten en stenen. Al deze ongerechtigheden die in feite eigendom van de bouwaannemer zijn dienen door deze ook opgeruimd te worden. Maar om de voortgang van het object niet te hinderen en om schade te voorkomen ruimt de groenvoorziener dit meestal zelf op.

3.4 Het verwijderen van dode materialen

Het verwijderen van afrasteringen behoort ook tot de opruimingswerkzaamheden.
Meestal verwijder je deze als eerste ,dus voor alle andere
opruimingwerkzaamheden,om de toegang tot het object optimaal te maken.

Nadat je de levende materialen hebt verwijderd zijn de dode materialen aan de beurt.
Het meest voorkomend is het opnemen van de aanwezige verharding maar je kunt ook denken aan het verwijderen van bouwkundige constructies (vijver.pergola), buizenstelsels van hemelwaterafvoer en drainage,niet meer ingebruik zijnde nutsleidingen, enzovoort. Het bestek of werkomschrijving geeft je hieromtrent informatie. Zie hoofdstuk3.1 voorover het opzoeken van kabels en leidingen.

Indien er sprake is van hergebruik van materialen moet je rekening houden met tijdelijke opslag van deze materialen. De dode materialen voor hergebruik moet je zo opslaan dat je er geen hinder van ondervindt bij de rest van de werkzaamhedenen.
De bestaande verharding van een object moet meestal opgebroken worden of deze nu wel of niet voor hergebruik geschikt is. De uit de opruimingswerkzaamheden vrij komende materialen kun je hergebruiken of afvoeren.

Voor hergebruik geschikt materiaal maak je indien nodig schoon en sorteer je en sla je zo op dat dit de verdere uitvoering van het object niet hindert en zo dicht mogelijk bij de plaats van hergebruik.
De niet te gebruiken materialen moet je afvoeren.

3.6 Het afvoeren en storten van vrijkomend materiaal

Ook in het bestek of werkomschrijving vind je informatie over wat er gebeuren moet met het niet voor hergebruik geschikt vrijkomend materiaal, het zogenaamde afval. Meestal staat er dat het afval geen waarde heeft en afgevoerd en gestort moet worden.
Afval voor het object wil nog niet zeggen dat het niet op een andere wijze elders voor hergebruik geschikt is of voor hergebruik geschikt te maken is.

Je moet er altijd naar streven om het grondstoffen gebruik tot het minimum te beperken.Te denken valt aan het composteren van tuinafval en het recyclen van bouwafval.

Bovenstaande houdt in dat je het afval moet scheiden naar hergebruik buiten het object.Het simpelweg storten van afval is voor het milieu niet verantwoord. In veel gemeenten zijn hievoor regels opgesteld en ook voorzieningen ingericht. Op veel stortplaatsen mag je alleen nog maar niet composteerbaar en niet verbrandbaar afval storten.Ook wordt hergebruik van afval door de overheid afgedwongen door steeds hogere stortkosten (prijspeil 1990 ca./25,-/m3) te berekenen.

Transportkosten van composteerbaar afval kun je beperken door het vrijkomend materiaal, voor het transport, met behulp van een versnipperaar (verspanen) te verkleinen. Het composteringsproces verloopt hierdoor ook sneller. Ook hergebruik voor snipperpaden is denkbaar.

3.7 Inzet van gereedschappen, machines, apparatuuren hulpmiddelen bij opruimingswerkzaamheden

In onderstaand schema tref je een schema van de meest gebruikte gereedschappen, machines, apparatuuren hulpmiddelen bij het uitvoeren van opruimingswerkzaamheden

3.8 Samenvatting

Opruimingswerkzaamheden moet je volgens bestek of werkomschrijving uitvoeren. Materialen voor hergebruik moet je zodanig opslaan dat de voortgang van het werkt er niet door wordt gehinderd. De grootte van het object, de hoeveelheid en de aard van het op te ruimen materiaal bepalen welke methode je hanteert en welke machines en hulpmiddelen worden ingezet. Afval maak je uit milieuzorg overwegingen zoveel mogelijk voor hergebruik buiten het object geschikt.

Verwerkingsopdracht 4:
Uitvoeren opruimingswerkzaamheden.
Voer volgens bestek of werkomschrijving de aangegeven opruimingswerkzaamheden uit van een aan te leggen object in de buurt van de school.

4. Uitzetten van een object

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk leer je aan de hand van een matenplan voor de aanleg van een object de hoogte- en lengtematen uit te zetten.

In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens aan de orde:

  • Het lezen van een matenplan/uitzettekening;
  • Het uitzetten van een object;
  • Het uitzetten van lijnen en hoekpunten;
  • Het uitzetten van hoogten;
  • Te gebruiken materialen en hulpmiddelen;
  • Samenvatting.

4.2 Het lezen van een matenplan/uitzettekening

Als uitgangspunt raadpleeg je het matenplan of de detailtekening. Indien dit niet beschikbaar is moet je de lengte- en hoogtematen ontlenen aan het ontwerp. In het ontwerp staan geen maten, dus moetje op de tekening meten. Schaalfouten en onnauwkeurigheden zijn dan veel voorkomende fouten.

4.3 Het uitzetten van een object

Je kunt niet zo maar willekeurig ergens beginnen. Voor het uitzetten dien je te beginnen vanuit een vast punt. Deze vaste punten zijn bij het opmeten reeds gekozen en vastgelegd op het matenplan,eventueeel met vermelding van een N. A. P. hoogte. De vaste punten worden zodanig gekozen datje bij de uitvoering er geen last van hebt.Men gebruikt de afkorting V.P.

In de meeste situaties zetje lijnen en hoekpunten uit vanuit een gebouw of een ander vaststaand punt. Op het matenplan blijkt duidelijk welke lijnen waaraan gekoppeld zijn en hoelang deze moeten zijn. Op de lijnen kun je hoekpunten uitzetten.

Hoogten worden bij kleine objecten gekoppeld aan een plaatselijk vastpunt, het zogenaamde plaatselijk peil.Men kiest hiervoorde bovenkant dorpel of bovenkant vloer van de beganegrond. In de tekening moet dit duidelijk zijn aangegeven. We gebruiken hiervoor de afkorting P.P.

Je kunt niet alle hoogten, lijnen en hoekpunten in een keer uitzetten. Je werkt van grof naar fijn en je begint met de hoofduitzetting zodanig uit te zetten dat je bij het uitvoeren van het werk je niet de kans loopt de meetpunten, gemarkeerd metpiketten, onder te werken.
De hoofduitzetting dient als basis voor de detail uitzettingen.

Het uitzetten van een wegprofiel vraagt om nog andere vaardigheden. Als er een verharding wordt aangelegd, moet men rekening houden met de sterkte van de verharding en de afwatering, dit kan door de verharding ‘onder profiel’ te leggen.
Hoe boller het profiel hoe sterker de bestrating.

4.4 Het uitzetten van lijnen en hoekpunten

Het uitzetten is eigenlijk omgekeerd aan het opmeten en wordt in deze lesstof niet behandeld. We volstaan met het noemen van de hierbij te gebruiken methoden.
Voor het uitzetten van lijnen en punten kun je gebruik maken van:
a de lijnen methode;
b de coördinaten methode;(zie figuur 3a en 3b)
c een combinatie van a en b.

Meetkundige figuren worden aan de hoofd- of hulpmeetlijn aangemeten en zijn meestal gebaseerd op de cirkel. In deze lesstof wordt alleen het uitzetten van een regelmatige zeshoek behandeld. Voor andere figuren dien je een landmeetkundig boekwerk te raadplegen.

Voor het uitzetten van een regelmatige zeshoek met een gegeven zijde moetje als volgt te werk gaan:

  • Zet de gegeven zijde met de lengte a van de regeglmatige zeshoekop een willekeurig lijnstuk twee maal uit;
  • Construeer vervolgens op elk lijnstuk aan beide zijden van de lijn L vier gelijkzijdige driehoeken;
  • Door het met elkaar verbinden van de tophoeken ontstaat een regelmatige zeshoek met de gegeven zijde a.

4.5 Het uitzetten van hoogten

Voor het uitzetten van hoogten kun je gebruik maken van:

  1.  Het timmermanswaterpas en rij;
  2.  Zichtlatten;
  3.  Het waterpas instrument en baak;
  4.  Een laser-waterpas

 

De uit te zetten hoogte geef je aan op een hoogte piket, die hiervoor speciaal in de grond wordt gebracht. Indien je de bovenkant van het piket als peil gebruikt loopje de kans dat het piket door grondwerk niet meer zichtbaar is. Om dit probleem te voorkomen plaats je de piketten met zicht.
Zicht is een extra hoogte op het piket dat bovenstaande probleem moet voorkomen. Let er op dat je wel het gehele object dezelfde zichtmaat gebruikt. Veelal wordt het zicht aan het piket door een afwijkende kleur aan gegeven. In de praktijk blijkt dat 10 of 20 cm zichtgoedvoldoet.

De uitzethoogte + het zicht, is piket hoogte.

4.6 Te gebruiken materialen en hulpmiddelen bij het uitzetten van een object

De uit te zetten hoogte geef je aan op een hoogte piket, die hiervoor speciaal in de grond wordt gebracht. Indien je de bovenkant van het piket als peil gebruikt loop je de kans dat het piket door grondwerk niet meer zichtbaar is. Om dit probleem te voorkomen plaats je de piketten met zicht.
Zicht is een extra hoogte op het piket dat bovenstaande probleem moet voorkomen. Let er op dat je wel het gehele object dezelfde zichtmaat gebruikt. Veelal wordt het zicht aan het piket door een afwijkende kleur aan gegeven. In de praktijk blijkt dat 10 of 20 cm zicht goed voldoet.
De uitzethoogte + het zicht, is piket hoogte.

4.7 Samenvatting

In dit hoofdstuk is het uitzetten van lijnen,hoekpunten en hoogten in het terrein aan de orde gekomen.
Belangrijk hierbij is datje alle gegevens van het matenplan/ontwerp zorgvuldig overbrengt in het veld.
Ook is van belang dat je eventuele kabels en leidingen aangeeft en opzoekt voordat er met de uitvoering wordt begonnen.
De uitzetmethode en de te gebruiken materialen en hulpmiddelen is afhankelijk van de grootte en de vorm/ontwerp van de tuin. Je werkt van groot naar klein dus van hoofduitzettingen naar de detailuitzettingen.

Verwerklngsepdracht 5:
Het uitzetten van hoogten, hoekpunten en lijnen.
Zet een tuin uit aan de hand van een door de leraar aan te leveren matenplan.

5. Grondwerk

5.1 Inleiding

In dit hoofstuk leer je hoe je grondwerkzaamheden moeten uitvoeren.
Na het opruimingswerk (opschonen) en het uitzetten van de hoofdpunten, begin je met het grondwerk.
Grondwerk is een verzamelnaam voor alle machinale of in hand-kracht uitgevoerde activiteiten in en met grond. In ons vakgebied voeren wij grondwerk uit om een groenvoorziening inclusief drainage, paden, bouwkundige elementen, gazons, te realiseren of instand te houden.
Bestek of werkomschrijving geven je informatie over het uit te voeren grondwerk.

Achtereenvolgens komen de volgende onderwerpen aan de orde: Algemeen;
Het uitvoeren van grondverzet;
Het uitvoeren van grondbewerking:

  • A Het uitvoeren van een profiel verbetering
  • B Het bewerken van de bouwvoor;

Het uitvoeren van zaai- en plantklaar maken;

Samenvatting.

5.2 Algemeen

Grondwerk kunnen je onderscheiden in drie hoofdactiviteiten namelijk:

- Grondverzet met als hoofddoel grond zodanig te profileren dat het ontwerp gerealiseerd kan worden.Voorbeelden van grondverzet zijn het ontgraven, transporteren, ophogen en egaliseren van grond.
- Grondbewerking met als hoofddoel de grond geschikt te maken ten behoeve van het te realiseren van groenvoorzieningsobject.
Voorbeelden van grondbewerking zijn: het opheffen van een verdichting, het breken van storende lagen en lagen wisselen, het bewerken van de bouwvoor.Het aanbrengen van een drainage behoort ook tot dit onderdeel.
- Zaai en plantklaar maken met als hoofddoel de aanwezige grond zodanig te bewerken dat na de bewerking je kunt zaaien en of planten. Je verplaatst de grond niet en bewerkt niet dieper dan de bouwvoor.
Voorbeelden van zaai en plantklaar maken zijn het bestrijden van onkruiden, het uitvoeren van een bemesting en het loswerken van de bouwvoor voor het plantwerk. Maar soms ook het verdichten van de toplaag voor het aanleggen van een gazon.
Voorde aanleg van een objectzijn deze handelingen eenmalig. Alleen voorwisselperken en reconstructies van vasteplantenborders gaat dit niet op. Deze worden meteen bepaalde regelmaat zaai en plantklaar gemaakt.
In verband met zo efficiënt mogelijk werken moet je grondverzet. grondbewerking en zaai en plantklaar maken vooraf plannen, opdat je zo veel mogelijk gecombineerd kunt uitvoeren. Bijvoorbeeld:
Egaliserend spitten;
Diepspitten met als doel verdichting op te heffen en in eventuele storende laag te breken of lagen te wisselen;
Grondwerk moet je, rekening houdend met kabels en leidingen en eigenschappen van de grond, onder droge terrein omstandigheden uitvoeren.

Je kunt drie hoofdprofielen onderscheiden namelijk:
1 Kleiprofielen;
2 Veenprofielen;
3 Zandprofielen.

Het onderwerken van de teellaag is in alle voorkomende profielen af te raden. Door het onderwerken verdwijnt de aanwezige organische stof .voeding en de in de teellaag aanwezige bodemflora en -fauna. Ook kun je zuurstof problemen krijgen omdat de uit de bovenlaag
ondergewerkte organischestof door gaat met verteren en hiervoor zuurstof aan de bovenliggende bouwvoor onttrekt. Als je de teellaag niet overal gelijkmatig onderwerkt.kan dit tot groeiverschillen leiden.
Indien je moet verschralen kun je beter de teellaag afvoeren en verkopen als tuinaarde.

ad 1. Kleiprofiel
Voor kleiprofielen moetje zomogelijk het grondwerk voor de winter uitvoeren, zodat het kan doorvriezen. Meestal is dit bij de uitvoering van kleine objecten niet mogelijk omdat de opdrachtgever snel resultaat wil zien. Probeerdan de bewerkingen tot het minimum te beperken en werk in ieder geval niet onder natte terrein omstandigheden. Onder natte omstandigheden versmeer je de grond en versmeerde grond heeft jaren nodig om zich te herstellen. Belangrijk is dat je de grond zo goed mogelijk verkruimelt om grote nazakking te voorkomen.

ad 2. Veenprofiel
De bewerkingsdiepte moet je beperken in verband met structuur-bederf en te grote inklink. Kluitvorming dien je bij veenprofielen te voorkomen omdat de kluiten zodanig indrogen dat ze na droging geen water meer opnemen. We noemen dit irreversibel indrogen. Als je veenondergrond naar boven werkt gaat het eerst reageren met de lucht, het zogenoemde oxideren. Dit kan tot zuurstof te kort leiden en door de reactie neemt het volume af, dat weer tot nazakking kan leiden.

ad 3. Zandprofiel
Zandprofielen ontwateren snel waardoor je het gehele jaar, behoudens sneeuw en vorst, de grond kunt bewerken.

Uitlevering en inklink
Indien je grond verzet of bewerkt vergroot je tijdelijk het poriënvolume, dit noem je uitleveren. De hoeveelheid uitlevering verschilt per grondsoort. Zand (klap-/vulzand) dus zonder organische stof heeft gemiddeld 10% uitlevering (scherp zand ± 15%). De uitlevering van veen- en kleigronden zijn moeilijk te bepalen maar kunnen oplopen tot 30% uitlevering.
Het tegenovergestelde is natuurlijk dan ook het geval. Losgestorte grond zakt na verloop van tijd in, bij klei duurt dit lang. Dit noem je
inklinken.

Bij de uitvoering van grondwerk moet je rekening houden met uitlevering en inklink.

Bij het aanvullen van grond geef je "overhoogte"op de piketten om uiteindelijk na inklink op de gewenste hoogte uit te komen.

Overhoogte is de extra hoogte op een piket voorinklink en is afhankelijk van de dikte van de ophoging, diepte van de grondbewerking en de grondsoort.

Verwerkingsopdracht 6:
Berekenen van de overhoogte en het aangeven van afwerk- en pikethoogte.
Gegeven:

  • straatzand met 10 % uitlevering;
  • cunetdikte20cm;
  • zicht 10 cm; Gevraagd:

Bereken de overhoogte van een zandcunet van 20 cm

Geef door stippellijnen op onderstaande piket aan de cunethoogte na inklink, afwerkhoogte, piket hoogte en maak de tekening af.

De natuurlijke inklink, als gevolg van de eigen massa (het eigen gewicht), verloopt traag. Natuurlijke inklink duurt van een halfjaar tot zelfs twee jaar en wordt bepaald door de grondsoort (kleigrond tot twee jaar) en klimaatomstandigheden. Indien de bewerkte grond snel moet bezakken kun je het inklinken versnellen door:

  • Aanrijden mettrekkers metdubbelluchtbanden;
  • Rollen/walsen;
  • Aantrappen (zie gazonaanleg);
  • Trillen (zandbedden worden ook wel ingewaterd). Je moet weten dat je op deze manier wel het proces versnelt maar niet voor 100% de natuurlijke inklink nabootst. Het heeft als nadeel dat je de bovengrond te sterk verdicht.

5.3 Het uitvoeren van grondverzet

Grondverzet is het ontgraven, verplaatsen en egaliseren van grond.
Deze handelingen worden meestal gecombineerd met grondbewerking uitgevoerd

Grondverzet kan machinaal ,in handkracht of in een combinatie worden uitgevoerd. Handmatig blijft nodig bij:

  • zeer kleine objecten;
  • bij kabels en leidingen;
  • slecht toegangkelijke terreinen als binnentuinen.

Om het grondverzet tot het minimum te beperken wordt bij de werk voorbereiding vooraf bepaald hoeveel grond je moet verzetten (ontgraven, verplaatsen, ophogen,egaliseren) en waar de te verzetten grond naar toe moet. Ook kan uit de berekening blijken dat er grond moet worden ontgraven en afgevoerd of aangevoerd en verwerkt.
In deze lesstof gaan wij uit van een gesloten grondbalans, dat wil dus zeggen in het aan te leggen object wordt geen grond aangevoerd of afgevoerd. We noemen dit "werk met werk maken". Wel wordt er straatzand aangevoerd omdat de meeste grondsoorten of te vet zijn of te veel organische stof bevatten om als cunetlaag voor verhardingen te dienen.
Voordat er maar één spade de grond ingaat raadpleeg je het bestek of werkomschrijving om informatie te verkrijgen over de eisen waaraan het profiel moet voldoen. Het bestek of werkomschrijving geeft informatie wat er met de eventueel aanwezige teellaag moet gebeuren. Dieper dan 20 cm onderwerken van de teellaag kan leiden tot zuurstof te kort en is eigenlijk een verspilling van in de laag aanwezige voedingstoffen, bodemflora en -fauna. De teellaag moetje dan terzijde zetten en na uitvoering van het grondverzet weer terug te zetten.
In veel nieuwbouwsituaties is door de bouwactiviteiten de te bewerken grond nauwelijks of niet uitgerijpt en hoef je de bovenlaag (teellaag) niet gescheiden te houden.

Het bestek geeft je geen informatie over de werkaanpak, daarom is het belangrijkdat je de tekeningen goed bestudeert om efficiënt te werken.
Voor het maken van hoogte verschillen, ook wel het onder profiel brengen van het terrein genoemd moet je grond ontgraven. Je moet ook grond ontgraven voor bouwkundige elementen zoals vijvers, en verhardingen. De te ontgraven grond verwerkje bij voorkeur direct in het object en indien dit niet kan plaats je de grond tijdelijk in depot. Kies het tijdelijk gronddepot zodanig dat je bij de rest van de werkzaamheden geen hinder van ondervindt. Indien je de grond elders in het object verwerkt spreek je van ophogen. Ophogingen voer je uit om hoogteverschillen op te heffen of juist te verkrijgen of simpelweg om de aanwezig grond niet te behoeven afvoeren (werk met werk maken).
Bij het ontgraven van grond voor het aanbrengen van bouwkundige elementen, graaf je ruimer uit dan je uiteindelijk nodig hebt. Door ruimer te ontgraven ontstaat er werkruimte. Cunetten graaf je ruimer uit dan de uiteindelijke breedte van de verharding, hierdoor worden krachten op de rand beter opgevangen. Bij het ontgraven voor folievijvers moet je het graafwerk precies uitvoeren. Het grondprofiel is dan tevens vijverprofiel.
Dit geldt niet voor prefab-vijvers, deze moet je beschouwen als een bouwkundig element, dus ruimer uitgraven dan werkelijk nodig is.
Voor de maatvoering bij grondwerkzaamheden gebruik je piketten. Met piketten kunnen je lijnen en hoekpunten uitzetten. Piketten kun je ook gebruiken voor het uitzetten van hoogten. Denk hierbij aan het zicht.
In het zicht is dus niet de overhoogte berekend die eventueel wordt aangehouden als gevolg van de uitlevering.
Voor het aanhouden van de juiste afwerkhoogte plaatsje op de hoeken van hetterrein piketten, eventueel onderafschot. Onder afschot wil zeggen datje de piketten niet in een horizontaal vlak plaatst, maar datje een helling uitzet.
De piketten staan vaakzover uit elkaar datje niet voldoende nauwkeurig werk kunt leveren. Om dit probleem te ondervangen ga je vanuit de hoekpiketten andere piketten tussenzichten. Je kunt dit uitvoeren met behulp van een waterpas instrument. timmermans waterpas en rij of met een set zichtlatten.
Je kunt ook over de kop van de piketten een touw spannen maar dat werkt voor de grondwerker en de machinist niet prettig en een lijn
gaat ondanks datje deze strak trekt, bij een grotere lengte dan 10 meter, doorzakken.

Het plaatsen van de piketten 4,5 en 6 met behulp van zichtborden (ookwel zichtplanken of-latten).Eén man zicht over de planken en een tweede man slaat de te plaatsen piket in de juiste richting en op de goede hoogte.

Afschot kun je uitzetten door naast de aanwezige, in het horizontale vlak geplaatste piket, een tweede piket te slaan welke het afschot gaat bepalen. Om verwarring te voorkomen verwijder je direct na uitzetten van het hoogteveschil het hulppiket. (zie figuur)

Indien je het grondwerk machinaal uitvoert bestaat de mogelijkheid dat je de piketten vergraaft. Om dit te voorkomen kun de lijnen en hoekpunten voor het grondwerk buiten het werk plaatsen. De afstand die je extra uitzet moet wel voor het gehele werk hetzelfde zijn en is afhankelijk van de grondsoort en de soort in te zetten materieel.

Grondtransport is al snel aan de orde.In het algemeen geldt dat je transport inzet zodra je de grond niet in een arbeidsgang kunt verplaatsen.
De capaciteit en type van het in te zetten transportmiddel wordt afgestemd op de hoeveelheid, afstand en terreingesteldheid en
wordt bij de werkvoorbereiding vast gesteld.

In kleine objecten gebruik je de kruiwagen met loopplanken. Mits er voldoende werkruimte is, is het het inzetten van een gemotoriseerde kruiwagen (eventueel voorzien van rupsbanden) al snel efficiënt. Het inzetten van een lichte trekker met (kip) aanhanger is ook mogelijk. Ongeacht de keuze van transportmiddel moet je bij de uitvoering structuurbederf voorkomen.

Egalisatie
Nadat je de grond al dan niet met behulp van transportmiddelen hebt verplaatst moet de gestorte grond worden geëgaliseerd.

Onderegaliseren wordtverstaan het globaal onder profiel brengen van het object door het verschuiven van de grond.

Na-egalisatie of precisie egalisatie

Na-egalisatie ook wel precisie egalisatie genoemd is de bewerking van de bovenlaag nadat je het ontgraven, ploegen, spitten egaliseren en profileren hebt uitgevoerd, Hiermee bereik je dat het globale profiel precies wordt afgewerkt.


Verwerkingsopdracht 7:
Het uitvoeren van grondverzet.

Voer volgens bestek het grondverzet uit van een door de leraar aan te wijzen aanlegobject.

5.4 Het uitvoeren van grondbewerking

Grondbewerking kun je onderverdelen in:

A Het uitvoeren van een profiel bewerking;

B Het bewerken van de bouwvoor.

A AdA. Het uitvoeren van een profiel bewerking.

Profiel bewerking kan bestaan uit:

  • Het wisselen en mengen van lagen; - Het breken van verdichte en/of storende lagen;
  • Het aanbrengen van een drainage systeem.
  • Het wisselen en mengen van lagen
  • Het wisselen van lagen pasje toe als je een arme bovenlaag onder moet werken en een betere laag boven.
  • Ook kun je het omgekeerde nastreven als je moet verschralen.

Het mengen van lagen voer je uit om de bovenlaag te verrijken of te verschralen. Ook wordt hiermee de waterhuishouding, draagkracht en beworteling verbeterd.
Het mengen op zich moet je tijdens de bewerking uitvoeren of daarna. Als je achteraf gaat mengen is de bewerkingdiepte beperkt tot ongeveer de diepte van de bouwvoor omdat de meeste grondbewerkingsmachines die geschikt zijn om te mengen niet dieper dan 30 cm werken.

Het breken van verdichte en/of storende lagen
Verdichte lagen in het profiel zijn ontstaan door een te hoge druk belasting van het profiel door bijvoorbeeld vrachtverkeer. De verdichting hef je op door de grond te woelen.
Storende lagen in een profiel hebben een samenstelling die afwijkt van die van de rest van het profiel. Dit kunnen klei-, leem-, veen- en zandlaagjes en ijzerhoudende grondlaagjes zijn. Deze laagjes kunnen zowel storend werken op de waterhuishouding als op de beworteling.
Het is niet mogelijk dat je een storende laag definitief opheft door te breken. Na verloop van tijd is de storende laag min of meer weer in zijn oude situatie teruggezakt en wederom storend. Het wisselen en mengen van lagen kan de storende laag definitief opheffen.

Drainage
Drainage is een vorm van ontwatering. Ontwatering betreft alle maatregelen die er toe leiden dat een terrein beter en sneller van een teveel aan water wordt verlost. Je kunt daarvoor o.a. greppels graven, verticale- en horizontale drainage aanbrengen en cultuurtechnische maatregelen uitvoeren als breken van storende lagen en verschralen.
Drainage heeft als doel de waterafvoersnelheid/-capaciteit van een profiel te vergroten en of de natuurlijke grondwaterstand van het profiel blijvendteverlagen.

Het uitvoeren van de aanleg en het onderhoud van een drainagesysteem.

Algemeen
De aanleg van een drainagesysteem wordt uitgevoerd nadat je het grove grondverzet en een eventuele profiel bewerking hebt uitgevoerd.
Voor het bepalen van de draindiepte.drainafstand, toe te passen drainagesyteem, te gebruiken materialen en aanleg methode worden specialisten ingeschakeld.
Het op goed geluk enkele drains verwerken is riskant, omdat je het risico loopt te weinig water te ontrekken en dat je alsnog achteraf
maatregelen moet nemen die veel duurder zijn en minder effectief, zoals het aanbrengen van verticale drainage.

Ten behoeve van de uitvoering van de aanleg van drainagesystemen wordt een plan gemaakt. Bij dit plan behoren een tekening en bestek.
Voor het uitvoeren moet je uitgaan van tekening en bestek. Om een goede werking van de drainage te garanderen moet je bij een lage grondwaterstand en onder droge omstandigheden de drains aanleggen. Om grondwater overlast te voorkomen werkje bij de aanleg van laag naar hoog.
Indien de drains omhuld zijn met organisch materiaal, mag je om te voorkomen dat de omhulling snel verteert en zich een slecht doorlatende laag vormt, geen humeuze bovengrond direct op de drain aanbrengen.

Het uitzetten van de drainreeks
De draindiepte zetje uit door bij de uitmonding in de sloot, een hoogtepiket te plaatsen.
Als je de piket onder in het talud plaatst geeft de kop van de piket de hoogte van de sleufbodem (drain-diepte) aan. Plaatsje de piket in het maaiveld dan moetje aangeven hoeveel cm onder de kop van de piket, de sleuf-bodem

Het verschil in hoogte tussen begin en eindpiket geeft het afschot/de helling aan. Bij het werken met zichtborden pas je een sleufzicht toe. Een sleufzicht is een zichtbord dat even lang is als de afstand tussen de bovenkant van het zichtbord en de sleufbodem. Deze afstand kun je bepalen door de som te bepalen van, de lengte van het zichtbord plus het zicht aan de piketten en de draindiepte.
Als de afstand tussen het begin-en eindpiket groter wordt dan 20 a 30 m. plaats je om de tien tot twintig meter tussenpiketten. De bovenkant van de piketten staan dan in de zichtlijn tussen eind- en begin-piket.
De te graven sleuf lijn je eerst uit door van piket naar piket een touw te spannen. Je kunt mits de overspanning, in verband met doorzakken, niet groter is dan 10 a 15 m. het strak gespannen touw als hoogtelijn gebruiken.
De eerste en de tweede steek van de sleuf graaf je met een bats of steekschop. De rest van de sleuf graaf je met een draineerspade ook wel drainboor genoemd. Tenslotte werk je de sleuf bodem af met de draineerschuimschop.

Bij het graven van de sleuf moetje de humeuze bouwvoor scheiden van de overige grond.
Indien de omstandigheden het toelaten kun je voor het graven van de sleuf een sleuvengraver ook wel kettingfrees genoemd inzetten

Nadat je de drain in de sleuf hebt aangebracht, vul je de sleuf.

Het machinaal aanleggen van een drainagesysteem.
Voor het machinaal aanleggen van een drainage huur je een gespecialiseerd bedrijf in. Deze bedrijven zijn tegenwoordig in staat om in een arbeidsgang de drain aan te brengen. Deze machines zijn laser gestuurd en bereiken hierdoor een grote nauwkeurigheid.

Het controleren en onderhouden van een drainagesysteem.
Het is belangrijk om regelmatig de drains op hun werking te controleren.

Verwerkingsopdracht 8:
Het leggen van een drain.

Breng volgens bestek in een handkracht een drain aan in een door
de leraar aan te wijzen aanlegobject.

Hieronder staat een schema dat van veel voorkomende drainageprobelemen, mogelijke oorzaken en oplossingen overzich¬telijk weergeeft.

Het periodiek onderhouden van het drainagesysteem.

Onderhoud eindbuis
Je moet minstens één maal per jaar de uitstroomopeningen vrijstellen. Indien er ijzerrijk water wordt afgevoerd, moet je de eindbuizen één of twee keer per jaar doorsteken omdat zich vooral in de eindbuis roest afzet.

Onderhoud drainbuis
De drainbuizen moetje met name in de eerste jaren na aanleg schoonmaken. Verstopping worden veroorzaakt door verzakkingen, plaatselijke ophoping van gronddeeltjes.dichtgroeien of door roestafzetting.
Verstopping met gronddeeltjes is meestal het gevolg van verkeerd omhullingsmateriaal. Dit wordt in de eerste jaren na de aanleg snel zichtbaar omdat de drains dan het meest kwetsbaar zijn, omdat ze in losgemaakte grond liggen.
Met doorspuiten kun je dan tijdelijk de situatie verbeteren. Verstopping of onvoldoede functioneren wordt vooral in de eerste jaren na aanleg veroorzaakt door roestafzetting. Het doorspuiten besteed je uit aan een op dit gebied gespecialiseerde onderneming (aannemer of loonwerker).

A adB. Het bewerken van de bouwvoor.

Het bewerken van de bouwvoor doe je om deze geschikt te maken voor het aanbrengen van het plantmateriaal en zaaizaad. Onder het bewerken van de bouwvoor wordt verstaan het spitten, ploegen, cultiveren en frezen. De bewerkingsdiepte is in het algemeen tot maximaal 30 cm, hoewel men bij het inzetten van hydraulische graafmachines meestal de bouwvoor dieper (tot 60 cm.) bewerkt.
Hieronder worden de meest voorkomende manieren van spitten behandeld. Bedenk wel dat vanwege de bewerkingsdiepte het twee- en drie steken diep spitten meer bij het onderdeel profiel verbetering behoort dan bij het onderdeel bewerken van de bouwvoor.
Indien je het spitwerk met behulp van een hydraulische graafmachines uitvoert is de werkaanpak niet anders dan die van in handkracht. Het enige dat afwijkt is de voorbreedte, deze wordt bepaald door de technische mogelijkheden van de machine zoals de lengte van de giek en de bakinhoud.

Manieren van spitten

Voor de hand spitten
Het doel van deze manier van spitten is, de grond geschiktte maken voor het zaaien en planten. Bovendien wordt het onkruid mee ondergewerkt en geeft het een tijdelijke structuurverbetering. Voor de hand spitten pas je toe in perken, vakken, borders en tussen heesters. Deze manier pas je alleen toe als de ondergrond voldoende los is.

Meteen voor spitten
Deze grondbewerking pasje toe wanneer op het perceel veel onkruid aanwezig is. Bovendien kun je bij deze manier organische
meststof onderwerken. Je graaft een voor uit, die twee steken breed is (± 30 a 40 cm). Om doelmatig te werken, verdeel je het perceel in stroken van drie a vier meter breed, waardoor je de transportafstand van de uitgegraven grond zo kort mogelijk houdt.

Is de ondergrond vast dan kun je deze manier van spitten ook toepassen met een woelsteek.
Wanneer er veel onkruid op het terrein aanwezig is, kunnen je spitten met een inplag.

Hierbij brengen je de eerste drie a vier cm dikke plag omgekeerd onder in de voor. Dit inplaggen moet bij iedere voor plaatsvinden.

Verschillende manieren van twee steek diep spitten

Enkele aandachtspunten bij deze manier van spitten zijn:

  • Bij egaliserend spitten moetje de kop van de omgekeerde steek grond fijn of gelijk steken.
  • Je moet de spade in verband met de bewerkingsdiepte niette schuin in de grond steken.

Verwerkingsopdrach 9:
Verschillende wijzen van spitten

Voerde verschillende wijzen van spitten uit op een aanlegobject.

De inzet van gereedschappen, machines en hulpmiddelen bij grondbewerking en aanvullende informatie hieromtrent wordt in paragraaf 5 van dit hoofdstuk behandeld.

5.5 Het uitvoeren van zaai- en plantklaar maken

Het zaai- en plantklaarmaken zijn alle werkzaamheden die je na de grondbewerking uitvoert om de bouwvoor geschikt te maken voor
het verwerken van de beplanting.
Hieronder vallen werkzaamheden als:
A Mechanische- en chemische onkruidbestrijding, zie hoofdstuk 2;
B Verwerken van meststoffen;
C Klaar maken van zaai- en zodebedden zie hoofdstuk 6;

D Loswerkenvandebovengrond.

A adB Verwerken van meststoffen.
Meststoffen strooi je niet zo maar uit. Welke soort mest en de hoeveelheid wordt gebaseerd op een bemestingsonderzoek. Tussen het uitstrooien van organische meststoffen en kunstmeststoffen zitten grote verschillen.
Van een organische meststof strooi je meestal veel en is in het algemeen zwaar. Het verdelen in handkracht is daarom zwaar werk.

Kunstmest is in korrelvorm en daardoor gemakkelijk uit te strooien. Gedroogde organische meststoffen zijn wel gemakkelijk in handkracht te verwerken.

Verwerkingsopdracht 10:
Omrekenen naar gedroogde mest

Bereken hoeveel gedroogde koemest je moet strooien in plaats van 1 ton oude stalmest, (zie figuur 34)

Organische meststoffen en bodemerbeteraars worden losgestort (als bulk) op het werk aangevoerd.

Laat het materiaal zo dicht mogelijk bij de plaats, dan wel op de plaats, van verwerking storten op zodanige hopen dat je eenvoudig in handkracht vanaf de hoop kunt verspreiden. Indien dit niet mogelijk is ga je transporteren met het zelfde materieel als dat van het grondtransport.
De opgebrachte meststof en of bodemverbeteraars moet je niet dieper dan 30 cm verwerken omdat dan het materiaal slecht kan verteren en er zuurstof tekort kan ontstaan. Ook spoelen bij te diepe verwerking de vrijkomende voedingsstoffen uit, zonder ter beschikking te komen voor de plant.
Ter voorkoming van stro in het zaaibed verwerk je strorijke mest één steekdiep en meng je deze niet door de bouwvoor.

Het uitstrooien van een kunstmest

In tegenstelling tot de organische meststoffen strooi je kunstmest over de afgewerkte bovengrond. De meststoffen lossen op en spoelen vanzelf in.
De kunstmeststoffen hebben in het algemeen een beperkte werkingsduur en worden doorgaans niet als voorraadbemesting toegediend omdat de meeste na oplossing uitspoelen en hierdoor het milieu belasten.
Onder normale omstandigheden kun je fosfaatbemesting, omdat deze niet uitspoelt, wel als voorraadbemesting uitvoeren.

Omdat de meeste kunstmestsoorten in korrelvorm worden geleverd zijn ze prima te verwerken. Kalk en thomasslakkemeel worden in poedervorm geleverd en zijn hierdoor stuifgevoelig. Houdt bij het uitstrooien rekening met de windrichting opdat je geen stofdeeltjes in je ogen krijgt. Omdat meststoffen uit zouten bestaan en deze voor het oplossen vocht nodig hebben en te voorkomen dat dit aan je handen onttrokken wordt moet je bij het strooien rubber handschoenen dragen.Het onttrekken van vocht door zouten aan de omgeving noem je de hygroscopische werking van zouten.

Om een goede verdeling van de meststoffen te verkrijgen strooi je eerst een proefstukje. Verdeel de toe te dienen mest in twee porties
en strooi het eerste portie uit over het gehele oppervlak, bijvoorbeeld 10 x 10 m = 100 m2.
Vervolgens ga je het tweede portie verdelen en zorg je voor een egale verdeling. Als je de slag te pakken hebt doe je de rest van het
terrein.

Omrekenen vergelijkbare kunstmestsoorten naar de zelfde hoeveelheid werkzame bestanddeel.

Het kan voorkomen dat je bij het uitvoeren van een kunstmestgift niet beschikt over de in het bemestingadvies genoemde meststof, maar wel over een vergelijkbare mestof. Hieronder staat een manier voor het omrekenen.
Stel het advies luidt: 4 kg kalkamonsalpeter per are. Vervang dit nu door een andere langzaamwerkende stikstof kunstmest. (zie figuur 35 en figuur36)

Oplossing:
Berekening: 4 kg kalkamonsalpeter bevat 24% zuivere stikstof, per kg is dit 240 g.
Stel je kiest voor ureum, dit bevat 46% zuivere stikstof, per kg is dit 460 g.
Bij 4 kg kalkamonsalpeter strooi je eigenlijk 4 x 240 = 960 g zuivere stikstof.
960:460 = 2,1 kg ureum.

Verwerkingsopdracht 11:
Omrekenen naar een andere kunstmestsoort

Gegeven: Verslag van een grondonderzoek.
Gevraagd: Vervang de 9 kg superfosfaat door tripelsuperfosfaat.
Gebruik het tussen haakjes genoteerde percentage.
Ziefiguur35en36.

Ad D. Loswerken van de bovengrond.

Het bij de aanleg loswerken van de bovengrond heeft als doel de bovenlaag /bouwvoor geschikt te maken voor de uitvoering van het zaai- en plantwerk. Het loswerken kan onder andere nodig zijn omdat:

  • door andersoortige werkzaamheden de grond verdicht is;
  • de grond door weersomstandigheden is dicht geslagen;
  • de grond lang vooraf is bewerkt en volledig is ingeklonken.

Afhankelijk van de diepte van de verdichting en de grondsoort kies je met behulp van het schema (figuur 38) en de toelichtingen (figuur 39a t/m 39i) de geschikte gereedschappen, machines, werktuigen en hulpmiddelen om de verdichting van de bovenlaag/ bouwvoorop te heffen.

Inzet machines, werktuigen, gereedschappen en hulpmiddelen ten behoeve van het grondwerk.

De keuze wordt bepaald door in veel gevallen een combinatie van de volgende factoren:
1 De grondsoort en draagkracht van de bodem.
2 Het tijdstip van de uitvoering van het grondwerk.
3 De diepte van het uit te voeren grondwerk.
4 Het beschikbare budget en/of beschikbare tijd.
5 De grootte van het object.
6 De bereikbaarheid van het object.
7 De hoeveelheid aan grondwerkzaamheden.
Het is de vakman/vrouw die kennis hebbend van de punten 1 t/m 7 de juiste beslissing neemt. Het schema aan het einde van deze paragraaf en de aanvullende informatie kan je helpen bij het maken van de keuze.

5.6 Samenvatting

In dit hoofdstuk zijn alle handelingen aan de orde gesteld die je met en in grond (het zogenoemde grondwerk) bij de aanleg van een object kunt uitvoeren.
Grondwerk is een verzamelnaam voor grondverzet, grondbewerking en zaai- en plantklaar maken die alle drie als doel hebben een tuin te kunnen aanleggen.
Door de uitvoering van het grondverzet breng je het terrein onder profiel. Onder dit profileren kun je onder andere verstaan het graven van de cunetten voor de verharding en ontgraven voor de aanleg van een vijver en het verwerken van de vrijkomende grond tot een gewenst hoogte verschil.
Nadat het grondverzet is uitgevoerd ga je waar nodig het profiel verbeteren en bewerken om de aanwezige grond geschikt te maken om de tuin te kunnen aanleggen, de zogenoemde grondbewerking. Onder grondbewerken kun je verstaan het aanleggen van een drainage, diepwoelen, uitvoeren van een lagenwisseling tot en met een steek diep spitten.
Na de uitvoering van de grondbewerking ga je over tot het zaai- en plantklaar maken van de tuin. Hieronder vallen de werkzaamheden die als doel hebben een bemesting te kunnen uitvoeren, de beplanting te kunnen aanbrengen en eventueel zaaiwerk te kunnen verrichten.

Verwerkingsopdracht 12:
Verwerken anorganische meststoffen

Bereken aan de hand van een grondonderzoek de benodigde hoeveelheden kunstmest voor een door de leraar aan te geven oppervlak.
Verdeel vervolgens deze meststof over dit oppervlak.


Verwerkingsopdracht 13:
Verwerken organische meststoffen

Bereken aan de hand van een grondonderzoek de benodigde hoeveelheid voor een door de leraar aan te geven oppervlak. Verdeel vervolgens deze meststof over dit oppervlak.

6. Beplanting

6.1 Inleiding

Doelstellingen: In dit hoofdstuk leer je plantmateriaal te beoordelen en te verwerken.
Naast een juiste wijze van verwerking bepaalt ook de kwaliteit van het plantmateriaal of een tuinaanleg slaagt en dat inboet tot het
minimum wordt beperkt. Goed plantmateriaal is op zich een vaag begrip. Kwaliteitsnormen kunnen hierin duidelijkheid geven echter zonder deskundigheid zijn normen slechts dode regels.

Achtereenvolgens komen in dit hoofdstuk aan de orde:

  • Het beoordelen van het plantmateriaal;
  • Het verwerken van plantmateriaal;
  • Het uitvoeren van de gazonaanleg;
  • Samenvatting.

6.2 Het beoordelen van het plantmateriaal

Voordat je het plantmateriaal gaat beoordelen op onderstaande punten moet je ook beoordelen of het plantmateriaal goed is vervoerd.ln de R.A.W.standaard onder51.02.1 tref je hierover informatie.

Verwerkingsopdracht 14:
Inventariseren R.A. W. vervoerseisen plantmateriaal
Aan welke eisen moet het vervoer van plantmateriaal volgens de R.A.W.-standaard voldoen.
Als het plantmateriaal wordt aangeleverd moeten je beoordelen of het volgens de gestelde eisen is geleverd.
Je controleert aan de hand van de bestellijst het materiaal op:
a Aantal;
b Soort;
c Kwaliteit.


Het controleren van de aantallen
Door het plantmateriaal te tellen, controleer je of de juiste aantallen geleverd zijn.
Elke keer als je een soort hebt geteld streepje dit aan op de bestel¬lijst. Tevens weetje dan of er nog planten ontbreken.

Hef controleren van de soort
Om te beoordelen of de juiste soort geleverd is, is plantenkennis nodig. Alleen controle van de label blijkt vaak niet voldoende te zijn. Doordat veel piantmateriaal in de winter wordt verwerkt is het belangrijk de soorten te kunnen onderscheiden in het winterbeeld. Om te controleren of de juiste cultivars geleverd zijn, moetje meestal wachten tot dat de plant bloeit en/of in het blad staat. In het bestek kan worden opgenomen dat deze planten in de zomer beoordeeld worden.
Het inplanten van verkeerde cultivars geeft vooral veel problemen bij vaste plantenborders die op kleur zijn samengesteld. In de praktijk blijkt dat het verstandig is piantmateriaal in te kopen bij die leveranciers waarvan je weet dat wat op het etiket/label staat ook wordt geleverd.


Het controleren van de kwaliteit
De leveringskwaliteitvan het piantmateriaal kan aangegeven staan in:
a Het bestek met bijbehorende lijst van het piantmateriaal en de standaard RA W-bepalingen 2005.

b Het beplantingsplan met bijbehorende lijst van het piantmateriaal

c De offerte


Om de kwaliteit te kunnen beoordelen moetje de betekenis kennen van de op de plantenlijst, offerte en in de standaard gebruikte termen.
Een plantenlijst volgens RAW ziet er als volgt uit:

(Opmerking: tussen haakjes staan de standaardcodes)

De in het bestek opgenomen maten van plantmateriaal zijn voor:

  • Bomen:de stamomtrek gemeten op een afstand van één meter van de bovenkant van de wortelhals;
  • Bos- en sierplantsoen: de lengte bepaald door de verticale afstand tussen de bovenkant van de kluit en de bovenkant van de top van de plant;
  • Horizontaal groeiend plantmateriaal: de gemiddelde doorsnede van de plant, horizontaal gemeten;
  • Van plantmateriaal met hangende top, de verticale afstand ver¬meerderen met eenderde gedeelte van de lengte van het hangende gedeelte van de top. (510713.01)
  1. Plantmateriaal moet zijn:van eerste kwaliteit, soortecht, goed gekweekt, op tijd verplant, ruim gerooid, afgerijpt, onbeschadigd, ziektevrij, zonder ongedierte en zonder schimmels. Bomen, veren, spillen, bosplantsoen en sierplantsoen moeten bovendien op natuurlijke wijze zijn afgerijpt. (510606.01)
  2. Plantmateriaal moet bij aankomst op het werk per soort en per variëteit zijn voorzien van een kenmerk. (510606.02)
  3. Plantmateriaal met kluit moet zijn voorzien van materiaal ter behouding van de kluit, terwijl de kluit goed doorworteld moet zijn. (510606.03)
  4. De nomenclatuur van plantmateriaal moet overeenkomen met de benamingen volgens de Nederlandse Dendrologie door Dr. B.K. Boom, laatste editie. (510606.04)
  • Graszaadmengsels Graszaadmengsels moeten zijn samengesteld uit de in de geldende rassenlijst voorkomende rassen. (510602.01)
  • Graszoden Tot het steken van graszoden wordt tevens gerekend het vooraf maaien van het gras tot een hoogte van 20 tot 30 mm. (510502.01)
  • Graszoden welke van buiten het werk worden aangevoerd moeten zijn gekweekt op matig humeuze zavel- of zandgrond en moeten zijn goed samenhangend, geheel met wortels doorgroeid, dicht met levend gras begroeid, onkruidvrij en kort gemaaid. (510603.01)
  • De dikte van rolzoden moet 10 tot 15 mm bedragen; de breedte en de lengte van rolzoden moeten ten minste respectievelijk 0,40 m en 2,5 m bedragen. (510603.02)

Voor de verhandeling van bos- en haagplantsoen wordt, ook binnen het RAW-systeem, gebruikgemaakt van onderstaande codering en bijbehorende omschrijving. Bij de verwerking van bos- en haagplantsoen in objecten wordt in de praktijk meestal met een van de onderstaande coderingen gewerkt.

Code   Omschrijving
1+0     Eén-jarige zaailing
1A1     Twee-jarige zaailing, die naareen jaar werd afgepend
1+1     Twee-jarigezaailing, alséén-jarige, verplant
2+1     Drie-jarige zaailing, als twee-jarige verplant
1+1+1 Drie-jarige zaailing, als één- en als twee-jarige verplant
0+1     Eén-jarigbeworteldstek
2*0     Twee-jarige gepikeerde zaailing
1*1     Eén-jarige, gepikeerde en dan verplante zaailing

Opmerking: hierbij geeft de som van de getallen de leeftijd van de plant aan.

Specifieke eisen

In het bestek(met plantenlijst) kunnen nog specifieke eisen zijn opgenomen. Deze specifieke eisen kunnen betrekking hebben op bijvoorbeeld:
- Veredelingshoogte;
- Lengte/dikte verhouding;
- Vertakking;
- Kroonvorm.

In het bestek kan verwezen worden naar het boekje Kwaliteitsnormering van laan- en parkbomen. Hierin kun je de omschrijving vinden van de specifieke eisen.

Uitgaande van wat er in het bestek met bijbehorende plantlijst gevraagd wordt, kun je plantmateriaal goed- of afkeuren. Het toepassen van normen vereist veel praktijkervaring en durf.

Verwerkingsopdracht 15:
Beoordelen plantmateriaal
Beoordeel een partij geleverd plantmateriaal aan de hand van de
bestellijst en de kwaliteisnormeringen die van toepassing zijn.

 

6.3 Het verwerken van het plantmateriaal

Na de kwaliteitscontrole van het plantmateriaal ben je aan de verwerking toe.
Voor de verwerking zijn algemene richtlijnen opgesteld. Zie hiervoor de standaard bepalingen R.A.W. 1990:

  • Behandelen plantmateriaal op hetwerk (51.02.11)
  • Plantverband en plantverbanden (51.02.12)
  • Plantgaten en plantsleuven (51.02.13)
  • Tak-enwortelsnoei, wondbehandeling(51.02.14)
  • Aanbrengen van boompalen en boombanden (51.02.16)

Nadatde partij is gekeurd kun je het plantmateriaal direct verwerken danwei tijdelijk opslaan, het zogenaamde opkuilen.
Hieronder nog enkele aandachtspunten :

  • Nooit meer plantmateriaal meenemen dan je in één dag kunt verwerken en eventuele restanten aan heteindevan de werkdag opkuilen;
  • Tijdens de transport en verwerking, het plantmateriaal tegen weersinvloeden beschermen (afdekken);
  • Nooit plantmateriaal (tijdelijk) in de sloot opslaan om zuurstof te kort en het afspoelen van gunstige wortelschimmels te voorkomen (symbiose).

Verwerkingsopdracht 16:

Opkuilen van beplantingsmateriaal: Kuil de gecontroleerde partij op.

Het inplanten

Bij het aanbrengen van de beplanting moet je van grof naar fijn werken omdat in de andere volgorde je last hebt van de kleine beplanting(voor zover het seizoen de volgorde toelaat). Dat wil zeggen nadat je de grond plantklaar hebt gemaakt begin je als eerste met de bomen daarna de struiken, vaste planten, één- en twee-jarige gewassen, bol- en knolgewassen en als laatste de aanleg van het gazon.

De exacte plantplaats ontleen je aan het beplantingsplan of bepaal je zelf naar eigen inzicht.

De volgorde van inplanten:

1 De grenzen van de plantvakken aangeven met piketten of tonkinstokken.
2 De bomen eventueel langs een pootlijn uitzetten en planten.
3 De struiken en coniferen eventueel langs een pootlijn uitzetten en/of uitleggen en planten.
4 De vasteplanten eventueel langs een pootlijn uitleggen en planten.
5 Het wisselgoed eventueel langs een pootlijn uitleggen en planten.

In sommige gevallen is op het beplantingsplan per vak het aantal te verwerken planten gegeven. Uit de oppervlakteberekening en het aantal planten is de plantafstand te berekenen.

Voorbeeld: oppervlakte is 18 m2 en aantal struiken is 8.

Antwoord: per plant is 18:8 = 2,25 m2 beschikbaar. V2,25 m2 = 1,5 m. Dit is dus de plantafstand.

Verwerkingsopdracht 17:
Bepaling plantafstand
Bepaal nu zelf de plantafstand voor een oppervlak van 13,5 m2 en 150 planten.

Indien er geen plantafstand is gegeven, moet je een zodanige plantafstand kiezen dat de beplanting na twee tot drie jaar in sluiting
komt.
Bij het bepalen moet je rekening houden met de grondsoort en de groeisnelheidvan het gewas.

Bij de houtige gewassen kun je of er vanuit gaan dat zodra de jonge beplanting in sluiting is je gaat dunnen (grote tuinen), of zodanig gaat snoeien (kleine tuinen) dat binnen de beschikbare ruimte de plant optimaal functioneert.

Bij dunning streef je uiteindelijk naar een natuurlijke vorm, dus weinig onderhoud (goedkoop). Bij snoei moeten je goed realiseren dat de plant altijd weer streeft naar de natuurlijke vormen, dus snoei regelmatig terugkeert (duur).

Voorbeeld:
Een Forsythia wordt zonder menselijk ingrijpen en op geschikte grond zonder problemen een struik met een doorsnede van ± vier a vijf meter, in veel stadstuinen die in veel gevallen vier a vijf meter breed zijn, staat naast de Forsythia ook nog de Ribes etc. Je begrijpt nu wel dat dit tot snoei leidt als je het sortiment moet behouden.

Kruidachtige gewassen hebben in het algemeen een korte omlooptijd.
Voor één- en twee-jarige gewassen geldt een zodanige plantafstand dat in de loop van het seizoen de planten in sluiting komen
(elkaar net niet verdringen).
Voor vaste planten geldt dat de groeisnelheid van de soort en de grondsoort de plantafstand bepaalt. Echter ook hier wordt inde
praktijk vaak per categorie met standaard plantafstanden gewerkt.

Bol-en knolgewassen

Hiervoor worden per soort de plantafstanden aangegeven op de verpakking en in de praktijkwerk je vaak metstandaardmaten.

Het afwerken van de plant vakken en de nazorg

De afwerking van het object na het planten verloopt ook van grof naar fijn. Bij bomen en struiken kun je volstaan met het met de schop gelijk maken van de grond en in de particuliere (kleine) tuin verkruimelen je de bovenlaag met de hark.

Bij kruidachtige gewassen werkje tijdens het inplanten met de hand af of harkje meteen smalle hark achteraf.
Bij droogte moet je gedurende het eerste groeiseizoen watergeven.

Verwerkingsopdracht 18:
Verwerken vanplantmateriaal
Planteen door de leraar aangewezen object in en controleer de tijd aan de hand van de IMAG-normen.

6.4 Het uitvoeren van de gazonaanleg

Je kunt een gazon aanleggen door:

  • A Het inzaaien van gras;
  • B Het uitleggen van zoden.

ad A. Het inzaaien gras.

De juiste zaaitijden zijn van augustus tot oktober en van half maart tot eind mei. Deze perioden zijn het gunstigst omdat de beschikbare hoeveelheid vocht dan optimaal is en de bodemtemperatuur geschikt is om te kiemen. De laatste periode is minder geschikt omdat je dan kans hebt op schraal voorjaarsweer en de meeste onkruiden in hetvoorjaarkiemen.
Tegen verstuiven kun je hetgraszaad mengen met 10% spurriezaad.
Spurrie heeft het voordeel dat het snel kiemt en snel omhoog schiet, daardoor biedt spurrie een goede bescherming tegen verstuiving op droge en gemakkelijk verstuivende gronden.

De hoeveelheid graszaad bedraagt 2,5 tot 3,5 kg per are voor kleine oppervlakken. Voor grote oppervlakken wordt 1 -2 kg per are gebruikt.
Voor het inzaaien moet je het bovenste laagje van de grond nog even losharken of losschoffelen. De bovenlaag kan vastgelopen zijn of door de regen zijn dichtgeslibd.
Daarna gaje inzaaien. Bij fijne graszaden en kleine hoeveelheden graszaad moet je het graszaad mengen met droog zand om een betere verdeling te krijgen. Ook kun je de eerste keer over het gehele oppervlak de halve hoeveelheid graszaad verwerken.

Werkwijze en aandachtspunten:

1 Inzaaien bij windstil weer.
2 Allereerst inzaaien langs de kanten of zo mogelijk juist over de kanten heenzaaien (dan later de graskanten steken).
3 Daarna in de lengte van het gazon breedwerpig zaaien zodat er geen open vlekken zichtbaar blijven.
4 Nadat er in de lengte ingezaaid is gaje in de breedterichting zaaien zodat er geen open vlekken kunnen ontstaan.

Opmerking: Voor de zekerheid (vooral bij kleine gazons) kan de hoeveelheid graszaad beter in twee gelijke hoeveelheden gedeeld worden, om te voorkomen dat je niet uitkomt met de aangegeven hoeveelheid graszaad. Graszaad inharken met grove hark of hooihark.

5 Bij droge weersomstandigheden vooral in het kiemstadium van het graszaad, regelmatig sproeien om verdroging tegen te gaan.

Verwerkingsopdracht 19:
Inzaaien van een gazon
Zaai een door de leraar aan te wijzen gazon in.

adB. Het uitleggen van zoden.

Een snellere maar ook een duurdere manier om een gazon of grasveldje te krijgen is door middel van graszoden leggen.
Voor de aanschaf van zoden moetje op de hoogte zijn van afkomst van de zoden, van welke grondsoort deze gestoken zijn en op welke grondsoort deze zoden gelegd moeten worden.
Zavelachtige gronden verdienen de voorkeur voor de afkomst van de zoden omdat deze op de meest voorkomende grondsoorten
goed aanslaan.
Het meestgunstige tijdstipvan bezoden ligt in het voorjaar tot november, omdat dan later de kans op slechte beworteling, losvriezen en krimpen groot is.
De zoden worden geleverd in rolzoden van 2,50 m x 0,40 m.
De dikte van de zode is tussen de 1.5 cm en 3 cm. Raadpleeg hier omtrent het bestekof werkomschrijving en de R.A.W. standaard

Werkwijze bezoden:

1 Uitzetten van de hoekpunten.
2 Grond losharken en of na-egaliseren.
3 Zoden leggen langs alle randen van het gazon.
4 Tweede rij zoden langs de langste rechte kant in het verband leggen om opkrullen te voorkomen.
   Zode goed aansluiten en inkruimelen met (schrale) grond. De kopse uiteinden van de zoden laten verspringen in de kantzode; dit in  verband met het opkrullen van de zoden bij het maaien.
5 Niet over de zoden lopen maar loopplanken gebruiken.
6 De zoden aankloppen met bats en afstrooien met (schrale) grond.
7 Direct beregenen om aanslaan te bevorderen en het verbranden en loskrimpen van de zoden te voorkomen.

Opmerkingen bij het bezoden van talud of helling:

  • Bezoden haaks op de lengterichting van het talud, niet dwars in
  • verband met uitzakken;
  • Uitrollen van de zoden van onder naar boven in verband met
  • oprekken van de zoden;
  • Steile taluds of hellingen de zoden vastprikken met wilgetenenof ander snoeihout.

Verwerkingsopdracht 20:
Het uileggen van graszoden
Leg met graszoden een door de leraar aan te wijzen gazon aan.

Hieronder staat een schema van de bij de uitvoering van gazonaanleg benodigde materialen en hulpmiddelen:

6.5 Samenvatting

Voor de aanleg van een gazon zijn het tijdstip en de wijze van aanleg belangrijk.

Tijdstip: - Inzaaien:* Augustus, september, oktober;

* Of minder geschikt april, mei; -

Bezoden: * April t/m oktober.

Het voordeel van inzaaien ten opzichte van bezoden is dat inzaaien sneller gaat en minder materiaal kost; alleen graszaad.

Het voordeel van bezoden ten opzichte van inzaaien is dat sneller het gewenste effect bereikt wordt; het gazon is direct zichtbaar.

In beide situaties is het belangrijk dat in de beginperiode (kiemperiode, doorwortelperiode) geen verdroging optreedt anders verkrijg je een slechte opkomst of verdwijnen er grassoorten.

7. Opleveren en inboeten

7.1 Inleiding

Doelstelling: In dit hoofstuk leer je hoe je het uitgevoerde werk aan de klant/opdrachtgever overdraagt en de inboet uitvoert. Opleveren wil zeggen datje het object hebt voltooid en je het werk overdraagt aan de klant/opdrachtgever.

Inboeten is het vervangen van verkeerd geleverd, slecht gevormd, kwijnend, dood of verloren gegaan plantma teriaal door materiaal van dezelfde soorten variëteiten in de voorgeschreven kwaliteit.

Om hetwerkte kunnen opleveren moetjeweten op welke basis het werk is aangenomen. In de tuinaanleg kan werk op de volgende wijzen worden aangenomen:

  • Werktekening(en) met bijbehorend bestek;
  • Werktekening(en) metwerkomschrijving;
  • Tekening(en) met daarop de werkomschrijving verwerkt; - Offerte;
  • Mondelinge afspraak;
  • Regie werk.

Aan de hand van een van de bovengenoemde informatiebronnen moet de opdrachtgever het werk controleren. Indien het werk door
een adviesbureau en/of architect is begeleid dan zullen zij het werk controleren. Maar de aannemer levert het werk op.
Een werk kan in zijn geheel of in delen worden opgeleverd. Worden bij de oplevering grove fouten geconstateerd dan vindt er geen
oplevering plaats.
Een werk dat niet begeleid wordt door een architect of adviesbureau zal door de hovenier zelf worden opgeleverd.
Samen met de klant zal deze moeten controleren of het werk correct is uitgevoerd. Is het werk goed uitgevoerd dan kan de aannemer
(hovenier) overgaan tot het indienen van de eindafrekening.
Bij een dergelijke oplevering is het belangrijk dat er goede afspraken worden gemaakt over garantie, inboet, nazorg en het eerste onderhoudsjaar.
Bij het werken met een bestek of werkomschrijving is dit allemaal omschreven.

In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens aan de orde:

  • Beoordelen van de totale aanleg;
  • Beoordelen van het totale onderhoud;
  • Het inboeten van een beplanting;
  • Samenvatting

7.2 Beoordelen van de totale aanleg

Zowel van de uitgevoerde werkzaamheden als van de geleverde materialen mag men kwaliteit verwachten.
Werkzaamheden moeten, indien volgens R.A.W. bestek gewerkt wordt, voldoen aan de standaard R.A.W. bepaling 2010, indien niet
anders is bepaald in de beschrijving van het werk.
De controle wordt aan de hand van een bestek of werkomschrijving uitgevoerd op:

  • Het ontwerp;
  • Hetmatenplan;
  • De dode materialen;
  • Het grondwerk;
  • De beplanting;
  • De afwerking.

Bij controle van het werk kun je, indien er geen bestek of werkomschrijving is, van de hoofdrubrieken en de daarbij behorende werkomschrijvingen van 'Het Groene Boek' gebruikmaken. Naast een gedegen vakkennis en inzicht in de problematiek van de tuinaanleg kun je de volgende hulpmiddelen bij de oplevering gebruiken:

  • Landmeet en waterpas hulpmiddelen;
  • Grondboor;
  • Visiteerijzer/penetrometer.

7.3 Beoordelen van het totale onderhoud

Ook bij het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden is er sprake van opleveren.
Volgens bestek of werkomschrijving zal het werk moeten worden opgeleverd. Ontbreekt bestek of werkomschrijving dan kun je ook hier de hoofdrubrieken en de daarbij behorende werkomschrijvingen van 'Het Groene Boek' raadplegen.

De controle voer je uit per beheergroep volgens werkplan/tijdschema.
Voor het uitvoeren van de controle heb je een gedegen vakkennis en inzicht in de problematiek van het onderhoud nodig.
De oplevering wordt visueel uitgevoerd.

7.4 Het inboeten van een beplanting

Afhankelijk van het bestek of van de werkomschrijving of van de afspraken met de opdrachtgever moet er worden ingeboet. De inboetkosten zijn al dan niet verrekenbaar. Voorheen werden de inboetkosten gelijk bij het object meeberekend en betaald. Tegenwoordig wordt inboeten vaak buiten het bestek gehouden, zodat deze post indien nodig alsnog moet worden betaald.

Indien er een inboetplicht is dan moet voor 15 september met de opdrachtgever overleg plaatsvinden om vast te leggen welk plantmateriaal moet worden ingeboet.

Aandachtspunten:

  • Plaatsbepaling van het plantmateriaal;
  • Afwerking.

7.5 Samenvatting

De oplevering bevat de afronding van het object.
Alle werkzaamheden moeten voldoen aan ontwerp en bestek of ontwerp en werkomschrijving.
Alle geleverde en of verwerkte materialen moeten aan bestek, plantenlijst, materiaallijst of werkomschrijving voldoen.
Na de eventuele inboet, een jaar na de oplevering is het gehele object afgewerkt.

Verwerkingsopdracht 21:
Het opleveren van een aanleg object
Lever een door de leraar aangewezen aanlegobject op aan de hand van een bestekof werkomschrijving.

Verwerkingsopdracht 22:
Het opleveren van een onderhoudsobject
Lever een door de leraar aan te wijzen onderhoudsobject op aan de hand van een bestek of werkomschrijving.

Verwerkingsopdracht 23:
Het uitvoeren van een inboet
Zoek een in voorgaand seizoen aangelegd object en maak een inventarisatie van de inboet.
Plant vervolgens de in te boeten planten.

Werkbladen (printbaar)

Open bestand Werkblad 1 Het raadplegen van tuinplannen voor de uitvoering (par. 1.2)

Open bestand Werkblad 2 Het invullen van de werbrief (par. 2.2)

Open bestand Werkblad 3 Het invullen van de aanlegobjectkaart (par. 2.4)

Open bestand Werkblad 4 Het invullen van een onderhoudsobjectkaart A (par. 2.5)

Open bestand Werkblad 5 Het invullen van en onderhoudsobjectkaart B (par. 2.5)

Open bestand Werkblad 6 Het invullen van een onderhoudsobjectkaart B vervolg (par. 2.5)

  • Het arrangement Uitvoeren tuinen is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteurs
    Johan Schuppert Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2014-08-07 14:03:38
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit arrangement bevat lesstof over het uitvoeren van de aanleg van tuinen zoals kleine particuliere tuinen, stadstuinen, grote tuinen zoals villatuinen en kantoortuinen. Om tuinaanleg werkzaamheden te kunnen uitvoeren moet je naast een gedegen werkvoorbereiding ook kennis, nzicht en vaardigheden hebben aangaande de uitvoering van de aanleg. Deze lesstof gaat over de uitvoering van de aanleg.
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld