In dit hoofdstuk zijn alle handelingen aan de orde gesteld die je met en in grond (het zogenoemde grondwerk) bij de aanleg van een object kunt uitvoeren.
Grondwerk is een verzamelnaam voor grondverzet, grondbewerking en zaai- en plantklaar maken die alle drie als doel hebben een tuin te kunnen aanleggen.
Door de uitvoering van het grondverzet breng je het terrein onder profiel. Onder dit profileren kun je onder andere verstaan het graven van de cunetten voor de verharding en ontgraven voor de aanleg van een vijver en het verwerken van de vrijkomende grond tot een gewenst hoogte verschil.
Nadat het grondverzet is uitgevoerd ga je waar nodig het profiel verbeteren en bewerken om de aanwezige grond geschikt te maken om de tuin te kunnen aanleggen, de zogenoemde grondbewerking. Onder grondbewerken kun je verstaan het aanleggen van een drainage, diepwoelen, uitvoeren van een lagenwisseling tot en met een steek diep spitten.
Na de uitvoering van de grondbewerking ga je over tot het zaai- en plantklaar maken van de tuin. Hieronder vallen de werkzaamheden die als doel hebben een bemesting te kunnen uitvoeren, de beplanting te kunnen aanbrengen en eventueel zaaiwerk te kunnen verrichten.
Verwerkingsopdracht 12:
Verwerken anorganische meststoffen
Bereken aan de hand van een grondonderzoek de benodigde hoeveelheden kunstmest voor een door de leraar aan te geven oppervlak.
Verdeel vervolgens deze meststof over dit oppervlak.
Verwerkingsopdracht 13:
Verwerken organische meststoffen
Bereken aan de hand van een grondonderzoek de benodigde hoeveelheid voor een door de leraar aan te geven oppervlak. Verdeel vervolgens deze meststof over dit oppervlak.