5.2 Algemeen

Grondwerk kunnen je onderscheiden in drie hoofdactiviteiten namelijk:

- Grondverzet met als hoofddoel grond zodanig te profileren dat het ontwerp gerealiseerd kan worden.Voorbeelden van grondverzet zijn het ontgraven, transporteren, ophogen en egaliseren van grond.
- Grondbewerking met als hoofddoel de grond geschikt te maken ten behoeve van het te realiseren van groenvoorzieningsobject.
Voorbeelden van grondbewerking zijn: het opheffen van een verdichting, het breken van storende lagen en lagen wisselen, het bewerken van de bouwvoor.Het aanbrengen van een drainage behoort ook tot dit onderdeel.
- Zaai en plantklaar maken met als hoofddoel de aanwezige grond zodanig te bewerken dat na de bewerking je kunt zaaien en of planten. Je verplaatst de grond niet en bewerkt niet dieper dan de bouwvoor.
Voorbeelden van zaai en plantklaar maken zijn het bestrijden van onkruiden, het uitvoeren van een bemesting en het loswerken van de bouwvoor voor het plantwerk. Maar soms ook het verdichten van de toplaag voor het aanleggen van een gazon.
Voorde aanleg van een objectzijn deze handelingen eenmalig. Alleen voorwisselperken en reconstructies van vasteplantenborders gaat dit niet op. Deze worden meteen bepaalde regelmaat zaai en plantklaar gemaakt.
In verband met zo efficiënt mogelijk werken moet je grondverzet. grondbewerking en zaai en plantklaar maken vooraf plannen, opdat je zo veel mogelijk gecombineerd kunt uitvoeren. Bijvoorbeeld:
Egaliserend spitten;
Diepspitten met als doel verdichting op te heffen en in eventuele storende laag te breken of lagen te wisselen;
Grondwerk moet je, rekening houdend met kabels en leidingen en eigenschappen van de grond, onder droge terrein omstandigheden uitvoeren.

Je kunt drie hoofdprofielen onderscheiden namelijk:
1 Kleiprofielen;
2 Veenprofielen;
3 Zandprofielen.

Het onderwerken van de teellaag is in alle voorkomende profielen af te raden. Door het onderwerken verdwijnt de aanwezige organische stof .voeding en de in de teellaag aanwezige bodemflora en -fauna. Ook kun je zuurstof problemen krijgen omdat de uit de bovenlaag
ondergewerkte organischestof door gaat met verteren en hiervoor zuurstof aan de bovenliggende bouwvoor onttrekt. Als je de teellaag niet overal gelijkmatig onderwerkt.kan dit tot groeiverschillen leiden.
Indien je moet verschralen kun je beter de teellaag afvoeren en verkopen als tuinaarde.

ad 1. Kleiprofiel
Voor kleiprofielen moetje zomogelijk het grondwerk voor de winter uitvoeren, zodat het kan doorvriezen. Meestal is dit bij de uitvoering van kleine objecten niet mogelijk omdat de opdrachtgever snel resultaat wil zien. Probeerdan de bewerkingen tot het minimum te beperken en werk in ieder geval niet onder natte terrein omstandigheden. Onder natte omstandigheden versmeer je de grond en versmeerde grond heeft jaren nodig om zich te herstellen. Belangrijk is dat je de grond zo goed mogelijk verkruimelt om grote nazakking te voorkomen.

ad 2. Veenprofiel
De bewerkingsdiepte moet je beperken in verband met structuur-bederf en te grote inklink. Kluitvorming dien je bij veenprofielen te voorkomen omdat de kluiten zodanig indrogen dat ze na droging geen water meer opnemen. We noemen dit irreversibel indrogen. Als je veenondergrond naar boven werkt gaat het eerst reageren met de lucht, het zogenoemde oxideren. Dit kan tot zuurstof te kort leiden en door de reactie neemt het volume af, dat weer tot nazakking kan leiden.

ad 3. Zandprofiel
Zandprofielen ontwateren snel waardoor je het gehele jaar, behoudens sneeuw en vorst, de grond kunt bewerken.

Uitlevering en inklink
Indien je grond verzet of bewerkt vergroot je tijdelijk het poriënvolume, dit noem je uitleveren. De hoeveelheid uitlevering verschilt per grondsoort. Zand (klap-/vulzand) dus zonder organische stof heeft gemiddeld 10% uitlevering (scherp zand ± 15%). De uitlevering van veen- en kleigronden zijn moeilijk te bepalen maar kunnen oplopen tot 30% uitlevering.
Het tegenovergestelde is natuurlijk dan ook het geval. Losgestorte grond zakt na verloop van tijd in, bij klei duurt dit lang. Dit noem je
inklinken.

Bij de uitvoering van grondwerk moet je rekening houden met uitlevering en inklink.

Bij het aanvullen van grond geef je "overhoogte"op de piketten om uiteindelijk na inklink op de gewenste hoogte uit te komen.

Overhoogte is de extra hoogte op een piket voorinklink en is afhankelijk van de dikte van de ophoging, diepte van de grondbewerking en de grondsoort.

Verwerkingsopdracht 6:
Berekenen van de overhoogte en het aangeven van afwerk- en pikethoogte.
Gegeven:

Bereken de overhoogte van een zandcunet van 20 cm

Geef door stippellijnen op onderstaande piket aan de cunethoogte na inklink, afwerkhoogte, piket hoogte en maak de tekening af.

De natuurlijke inklink, als gevolg van de eigen massa (het eigen gewicht), verloopt traag. Natuurlijke inklink duurt van een halfjaar tot zelfs twee jaar en wordt bepaald door de grondsoort (kleigrond tot twee jaar) en klimaatomstandigheden. Indien de bewerkte grond snel moet bezakken kun je het inklinken versnellen door: