Grammatica Hoofd- en bijzinnen

Grammatica Hoofd- en bijzinnen

Startpagina

Intro

Welkom!

Beste leerling,

Grammatica lastig? Dat valt reuze mee als je weet waar je op moet letten. Je hebt op de basisschool al flink geoefend met grammatica en in het eerste leerjaar op deze school werden de zinnen wat moeilijker. Nu is het tijd voor de volgende stap!

In deze Wikiwijs frissen we eerst je geheugen op. Hoe zat het ook alweer met hoofd- en bijzinnen? Daarna ga je aan de slag met verschillende oefeningen om je kennis te testen en te verbeteren. Tot slot maak je de eindopdracht om te laten zien wat je hebt geleerd.

Je krijgt voor dit programma één lesuur de tijd.

Let op! Voordat je aan de slag gaat, zet het geluid van je laptop uit, zodat je anderen niet stoort. Sommige oefeningen bevatten geluid. 

Veel succes én plezier!

 

Mevrouw S. Polar

 

Wat kan ik straks?

Lesdoelen

Aan het einde van deze Wikiwijs kan ik...

  • een enkelvoudige en samengestelde zin onderscheiden.
  • aan een zinsdeel herkennen of het een hoofd- of bijzin betreft.
  • zowel een hoofd- als bijzin ontleden;
  • de verschillende zinsdelen in een hoofd- en bijzin benoemen.
  • een bijvoeglijke bijzin herkennen.
  • herkennen welke zinnen nevenschikkend en onderschikkend zijn.

 

Wat ga ik doen?

In deze wikiwijs ga je aan de slag met het onderdeel Grammatica: hoofd- en bijzinnen. Op de toets moet je dit kunnen beheersen. Deze site is zo opgebouwd dat je in één lesuur dit onderdeel helemaal begrijpt en kunt toepassen.  

Hoe werkt de Wikiwijs?

Bij het kopje 'Uitleg' in het linkermenu vind je de uitleg over hoofd- en bijzinnen. Denk je dat je de uitleg snapt, dan mag je aan de slag met de controle-opdracht onder het kopje 'Test jezelf!'. Hierna mag je gaan oefenen. De oefeningen zijn te vinden bij het kopje 'Aan de slag!'. Mocht je tijdens het oefenen toch iets niet begrijpen, dan kun je altijd terug naar de kennisclips om je kennis te boosten. Als je klaar bent met alle oefeningen, dan maak je de eindopdracht om jezelf optimaal voor te bereiden op de toets. Merk je dat je na deze eindopdracht meer uitdaging nodig hebt, dan staan er aan het einde van de wikiwijs extra oefeningen voor je klaar.

 

Heb jij er ook zo zin in? Klik dan snel op het pijltje naar rechts >

 

 

Wat weet ik nog?

Voordat we dieper ingaan op hoofd- en bijzinnen, is het belangrijk om even stil te staan bij wat je al weet over zinnen. Je heb vast al eens gehoord over hoofd- en bijzinnen. Denk eens terug aan wat je eerder hebt geleerd hierover. Weet je nog wat voegwoorden zijn? Kun je uitleggen wat een hoofdzin en een bijzin is? Deze voorkennis helpt je straks beter te begrijpen hoe hoofd- en bijzinnen werken.

Laten we je geheugen opfrissen aan de hand van een spelletje. Het spel is een quiz waarin je 10 vragen gaat beantwoorden. In dit spel krijg je vijf levens oftewel je mag vijf fouten maken. Zorg ervoor dat je niet meer dan vijf fouten maakt. Je speelt dit spel 1 keer. Als je klaar bent, ga je gelijk door naar de uitleg.

Klik op de onderstaande link en je kunt meteen starten!

 

 

Educaplay: Voorkennis activeren

Uitleg

Kennisclips - Basisuitleg

Voordat we starten met hoofd- en bijzinnen moet je eerst begrijpen wat het verschil is tussen een enkelvoudige en samengestelde zin, want deze twee onderdelen hangen met elkaar samen.

Klik op de onderstaande video's om erachter te komen wat het verschil is tussen een enkelvoudige en samengestelde zin en hoe dit samenhangt met hoofd- en bijzinnen. 

Wil jij liever de uitleg lezen? Ga dan door naar de volgende pagina.

 

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Soorten bijzinnen

Bijvoeglijke bijzin

Uitleg: enkelvoudige en samengestelde zinnen + hoofd- en bijzinnen

Enkelvoudige en samengestelde zinnen: hoofd- en bijzinnen

Een zin met één persoonsvorm heet een enkelvoudige zin.

Zin 1: Ik heb nooit geld bij me. >> hoofdzin

 

Een zin met meer dan één persoonsvorm heet een samengestelde zin.

Zin 2: Ik heb nooit geld bij me, want ik gebruik mijn pinpas. >> hoofdzin + hoofdzin

Zin 3: Omdat ik mijn pinpas gebruik, heb ik nooit geld bij me. >> bijzin (voor) + hoofdzin

Zin 4: Ik heb nooit geld bij me, omdat ik mijn pinpas gebruik. >> hoofdzin + bijzin (achter)

Zin 5: Ik heb besloten dat ik contant geld meeneem en dat ik met mijn pinpas betaal. >> bijzin + bijzin  

Elke samengestelde zin bestaat uit een hoofdzin en een bijzin. Kenmerken:

Hoofdzin

  • Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar; er passen (bijna nooit) andere zinsdelen tussen.
  • De persoonsvorm staat voor in de zin; op de eerste of tweede plaats.

Bijzin

  • Tussen onderwerp en persoonsvorm kunnen wel andere zinsdelen staan. Bijvoorbeeld het woordje ‘niet’.
  • De persoonsvorm staat vaak achter in de bijzin.                                                                                                     

Zinnen kunnen op twee manieren samengesteld zijn: nevenschikkend of onderschikkend.

Nevenschikking: De zin bestaat uit minstens twee hoofdzinnen, zoals in zin 2. Ook twee bijzinnen kunnen nevenschikkend verbonden zijn, zoals in zin 5.

Onderschikking: De zin bestaat uit een hoofdzin en een bijzin, zoals in zin 3. De bijzin kan zowel voor als achter de hoofdzin staan, zoals in zin 4.

Uitleg: bijvoeglijke bijzin

De bijvoeglijke bijzin

In een woordgroep met een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord als kern kunnen bijvoeglijke bepalingen staan.

Zin 1: Deze prachtig aangelegde natuurcamping wordt op 1 mei geopend.

Het onderwerp in zin 1a is ‘deze prachtig aangelegde natuurcamping’. Daarbinnen is ‘prachtig aangelegde’ een bijvoeglijke bepaling bij de kern ‘natuurcamping’.

Zin 2: Deze natuurcamping, die prachtig is aangelegd, wordt op 1 mei geopend.

Het onderwerp in zin 1b is ‘deze natuurcamping, die prachtig is aangelegd’. Het zinnetje ‘die prachtig is aangelegd’ is een bijvoeglijke bepaling bij de kern natuurcamping. Deze bijvoeglijke bepaling is een zin - dat is te zien aan de persoonsvorm is – en heet daarom een bijvoeglijke bijzin. Dat noteer je zo:

Bijv. bijzin = die prachtig is aangelegd > natuurcamping  

Je benoemt eerst de bijvoeglijke bijzin en vervolgens benoem je de kern waarnaar de bijvoeglijke bijzin verwijst.

De bijvoeglijke bijzin hoort niet alleen bij zelfstandig naamwoorden, maar ook bij onbepaald, aanwijzend of persoonlijk voornaamwoorden.

Zin 3: Allen die zich in Nederland bevinden, worden gelijk behandeld.

Bijv. bijzin = die zich in Nederland bevinden > allen (onbepaald voornaamwoord)

Zin 4: Zij, die vrouw met blonde krullen, keek mij heel strak aan.

Bijv. bijzin = die vrouw met blonde krullen > zij (persoonlijk voornaamwoord)

Hoe herken je een bijvoeglijke bijzin?

Een bijvoeglijke bijzin…

  • zegt iets over een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord.
  • is een zin en heeft dus een persoonsvorm.
  • is geen zinsdeel, maar een zinsdeelstuk.

Kennisclips - Verdiepingsuitleg

Nevenschikkend of onderschikkend?

Onderschikkende zin

Test jezelf!

Goed! Je hebt nu de kennisclips bekeken en kennis opgedaan over hoofd- en bijzinnen. Maar je kunt pas oefenen als je de volgende opdracht af hebt. Daarbij gaan we eerst controleren of je de uitleg hebt begrepen.

Wat? Test jezelf opdracht. Deze opdracht bestaat uit 12 vragen. In totaal kun je 24 punten scoren. 

Hoe? Je opent de onderstaande link en je kunt meteen starten met de opdracht.

Hulp? Je maakt deze opdracht zelfstandig!

Tijd? 10 minuten.

Uitkomst? In deze opdracht heb jij je voorkennis geactiveerd over hoofd- en bijzinnen, nevenschikking, onderschikking en bijvoeglijke bijzinnen.

Klaar? Als je klaar bent met de opdracht, druk op verzenden en kijk dan wat jouw eindscore is. Aan de hand van scoretabel hieronder zie je hoe je verder kunt.

Scoretabel:

Heb je een score tussen de 0-10? > ga dan aan de slag met oefenopdracht 1.

Heb je een score tussen de 10-18? > ga dan aan de slag met oefenopdracht 2.

Heb je een score tussen de 18-24? > ga dan aan de slag met oefenopdracht 3.  

Let op! Begin altijd met de oefenopdracht die bij je score hoort en werk vervolgens in de aangegeven volgorde verder.

 

Klaar voor? Laat zien dat je het snapt!

 

Google Forms - Test jezelf

Aan de slag!

Oefenopdracht 1

Wat? Hoofd- en bijzinnen. Bekijk eerst de video (zie de link CANVA VIDEO) en maak dan de opdracht. 

Hoe? Zie het spel hieronder of klik op de onderstaande link. Je krijgt je een aantal zinnen te zien. Je bepaalt of de zin een hoofdzin of een bijzin is. 

Hulp? Je maakt deze opdracht individueel. Heb je meer uitleg nodig, kun je altijd terug naar de kennisclip.

Tijd? 5 minuten.

Uitkomst? Je kunt nu hoofd- en bijzinnen correct toepassen in zinnen.

Klaar? Je hebt nu geoefend met hoofd- en bijzinnen. Je kunt nu verder naar oefendracht 2.

Oefenopdracht 1: Hoofd- en bijzinnen

Oefenopdracht 2

Wat? In deze opdracht ga je oefenen met voegwoorden.

Hoe? Je krijgt een tekst te zien waarbij je het juiste voegwoord aanklikt. Aan het einde van de opdracht controleer je je antwoord en kijk je deze zelf na.

Hulp? Je maakt deze opdracht individueel. Heb je meer uitleg nodig, kun je altijd terug naar de kennisclips.

Tijd? 5 minuten

Uitkomst? De uitkomst van deze opdracht is dat je nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden correct kunt toepassen in zinnen.

Klaar? Je bent goed op weg! Je kunt nu verder naar oefenopdracht 3.

Oefenopdracht 3

Wat? Schrijfopdracht. 

Hoe? Onderin heb je een schrijfveld waarin je kunt schrijven.

Hulp? Geen. Je maakt deze opdracht individueel. 

Tijd? 10 minuten.

Uitkomst? De uitkomst van deze opdracht is dat je een verhaaltje kan schrijven waarin je aantoont dat je hoofd- en bijzinnen en bijvoeglijke bijzinnen correct kunt gebruiken. 

Klaar? Ga verder naar de eindopdracht bij het kopje 'Afsluiting'. 

Let op! Als je je antwoord controleert, krijg je een voorbeeldantwoord te zien. Je kunt deze opdracht zelf nakijken. 

Afsluiting

Eindopdracht

Wat? Eindopdracht Google Forms: 13 vragen, 25 punten.

Hoe? Zie opdracht hieronder en vul de vragen in. Je kunt ook op de link klikken. 

Hulp? Je maakt de eindopdracht zelfstandig.

Tijd? 15 minuten.

Uitkomst? Je hebt laten zien dat je hoofdzinnen, bijzinnen, bijvoeglijke bijzinnen, nevenschikking, onderschikking en de bijbehorende voegwoorden correct kunt herkennen en toepassen.

Klaar? Top, je bent een kanjer! Lever je eindopdracht in en je kunt nu verder naar het kopje 'Afronding'.

Eindopdracht: Grammatica Hoofd- en bijzinnen

Afronding

Goed gedaan! Je bent aan het einde gekomen van de wikiwijs.

Wat heb je hard gewerkt aan het herkennen van hoofd- en bijzinnen! Je weet nu precies hoe je een hoofdzin en een bijzin herkent en hoe je ze op de juiste manier gebruikt. Dat is echt knap, want zinnen vormen de basis van goede grammatica. Dankzij al die oefeningen en de eindopdracht ben je nu optimaal voorbereid op de toets! Je weet hoe je een enkelvoudige zin herkent, wanneer er sprake is van nevenschikking of onderschikking en hoe je een bijvoeglijke bijzin herkent. Goed gedaan - ik ben trots op je!

Dus de volgende keer als je een zin moet ontleden of analyseren, weet je precies waar je op moet letten. Blijf oefenen en voor je het weet heb je alles in huis om hoofd- en bijzinnen foutloos te herkennen.

Voordat je de les verlaat wil ik je vragen om de Exit Ticket in te vullen (zie hieronder of klik op de link). Mocht je jezelf nog meer willen uitdagen, dan staat er uitdagende opdrachten op jou te wachten onder het kopje 'Extra uitdaging' (deze opdracht is niet verplicht).

Bedankt en succes bij het oefenen – jij kunt dit!

Exit Ticket

Extra uitdaging

Uitdagende opdracht

Woordzoeker Grammatica Begrippen

Bronvermelding

Bronvermelding van de tekst uitleg: 

Nieuw Nederlands. (2023). Nieuw Nederlands ed 7.0 havo/vwo 2. (7e editie). Noordhoff.