Enkelvoudige en samengestelde zinnen: hoofd- en bijzinnen
Een zin met één persoonsvorm heet een enkelvoudige zin.
Zin 1: Ik heb nooit geld bij me. >> hoofdzin
Een zin met meer dan één persoonsvorm heet een samengestelde zin.
Zin 2: Ik heb nooit geld bij me, want ik gebruik mijn pinpas. >> hoofdzin + hoofdzin
Zin 3: Omdat ik mijn pinpas gebruik, heb ik nooit geld bij me. >> bijzin (voor) + hoofdzin
Zin 4: Ik heb nooit geld bij me, omdat ik mijn pinpas gebruik. >> hoofdzin + bijzin (achter)
Zin 5: Ik heb besloten dat ik contant geld meeneem en dat ik met mijn pinpas betaal. >> bijzin + bijzin
Elke samengestelde zin bestaat uit een hoofdzin en een bijzin. Kenmerken:
Hoofdzin
Bijzin
Zinnen kunnen op twee manieren samengesteld zijn: nevenschikkend of onderschikkend.
Nevenschikking: De zin bestaat uit minstens twee hoofdzinnen, zoals in zin 2. Ook twee bijzinnen kunnen nevenschikkend verbonden zijn, zoals in zin 5.
Onderschikking: De zin bestaat uit een hoofdzin en een bijzin, zoals in zin 3. De bijzin kan zowel voor als achter de hoofdzin staan, zoals in zin 4.