Weer & Klimaat

Weer & Klimaat

Inleiding

Welkom bij deze herhalingsles van Weer & Klimaat. Bij deze wikiwijs komen alle SLO-doelen met betrekking tot het klimaat nog een keer naar voren. Het is de bedoeling dat jullie zelf aan de slag gaan met deze wikiwijs, en dat ik jullie help wanneer jullie vragen of onduidelijkheden over de stof hebben. Aan de hand van verschillende stukjes theorie en verschillende opdrachtjes hopen we dat onderwerpen als de klimaatfactoren, het verschil tussen weer en klimaat en alle verschillende klimaten op de wereld een beetje duidelijk voor jullie worden.

 

Het doornemen van de wikiwijs duurt tussen de 60 - 90 minuten, afhankelijk van jouw leerroute. Aan de hand van een eindtoets wordt de wikiwijs afgerond. Wanneer je klaar bent kan je wat voor jezelf gaan doen.

 

 

Herhaling vorige les

Bij de vorige uitleg zijn jullie bezig geweest met het onderwerp 'hormoon & zenuwstelsel'. Aan de hand van een mentimeter herhalen we deze stof.

Denk eerst even na over vorige week, wat is je nog bijgebleven van vorige week? Noteer drie begrippen die je nog zijn bijgebleven, en werk deze uit in de mentimeter. Dit hoeft geen heel verhaal te zijn, maar een korte omschrijving van dit begrip.

SLO-doelen

De lesdoelen die in de wikiwijs behandeld worden zijn de volgende:
Aan het einde van deze wikiwijs:

- De aspirant-student kan het verschil tussen het weer en het klimaat uitleggen

- De aspirant-student kan verschillende klimaatfactoren opnoemen en uitleggen

- De aspirant-student kan de ligging van een klimaat verklaren

- De aspirant-student kan spreiding en kenmerken van de verschillende klimaten op aarde beschrijven

Leertraject na de tussentijdse toets

Tussen de theorie en de opdrachtjes door zit een tussentijdse toets. Deze gaat over de stof die dan al voorbij is gekomen en kan je zo goed mogelijk proberen te maken. Uit deze toets komt een resultaat die jouw leertraject verder in de wikiwijs zal gaan beïnvloeden.

- Meteorologen, piloten en zeilers vertrouwen op bepaalde natuurwetten om te voorspellen waar stormen naartoe trekken en windstromen bewegen. Hoe deze natuurwetten werken, lees je in de extra verdieping. Kennis over deze natuurwetten zal bij andere vakken ook van pas komen, waardoor het wordt aangeraden om deze extra verdieping door te nemen. Vanaf een score hoger dan 75% raden wij het zeker aan om de extra verdieping door te nemen!

- Op de aarde vinden we heel veel verschillende klimaten. Er worden vijf hoofdklimaten onderscheden waarvan je ook weer hoofdklimaten kan onderverdelen in verschillende subklimaten, die ieder hun eigen kenmerken op het gebied van temperatuur, neerslag en geografische ligging hebben. Het normale traject geeft je informatie over deze klimaten. Bij een score tussen de 55 - 75% kan je verder met dit traject. Wanneer je graag de verdieping eerst wil doen, kan dit natuurlijk ook gewoon!

- Het herhalingstraject biedt een oefening die nog een keer de verschillende klimaatfactoren doorneemt. Wanneer je lager dan 55% hebt gescoord op e tussentijdse toets ben je verplicht om het herhalingstraject te volgen. Na het herhalingstraject kan je door met de stof van het normale traject.

Belangrijk om te onthouden is wel dat je na de herhalingsstof / verrijkingsstof verder kan gaan met de reguliere route!

Het weer

De aarde bestaat uit een luchtlaag van ongeveer 70 kilometer dik, die de atmosfeer (of dampkring) wordt genoemd. In de onderste 15 kilometer van de atmosfeer speelt het weer zich af. Het weer is de huidige toestand van de dampkring van een bepaalde plaats op een bepaald moment. Bij het weer kijk je naar de temperatuur en de neerslag, welke sterk kunnen verschillen per dag. Het weer is dus ook heel erg veranderlijk: De ene dag heb je een lage temperatuur met veel neerslag, terwijl je de dag daarna opeens heel erg weinig neerslag hebt. Op aarde zien we heel erg veel temperatuurverschillen, deze verschillen worden door vijf verschillende factoren veroorzaakt. 

 

 

Breedteligging

Om aan de hand van de geografische coördinaten te bepalen waar een plek ligt, is de aarde opgedeeld in een denkbeeldig graadnet. Deze lijnen lopen van pool tot pool, maar de lijnen lopen ook parallel aan de evenaar. De evenaar is een denkbeeldige lijn die het midden van de aarde opsplitst in een noordelijk halfrond en een zuidelijk halfrond. Nederland ligt in het noordelijk halfrond, een land als Zuid-Afrika ligt in het zuidelijk halfrond. De lijnen die evenwijdig aan de evenaar lopen worden breedtecirkels of parallellen genoemd.

Naarmate je naar de poolgebieden gaat (de Noordpool en de Zuidpool), wordt het steeds kouder. Dit heeft alles met de breedteligging te maken. De werking van de seizoenen valt hieronder, maar ook de parallellen die een breedtegraad aangeven. Over het algemeen geldt dat je bij een hogere breedtegraad een minder hoge temperatuur aantreft. Dit komt door de invalshoek van de zon. Op een hogere breedte moeten de zonnestralen een groter gebied opwarmen, met een gelijke hoeveelheid zonnestralen dan dat de evenaar aan zonnestralen krijgt. De aarde wordt hierdoor richting de polen een stuk minder opgewarmd dan in de evenaar.

 

Invloed van de zee

In Nederland zien we de invloed van de zee op de temperatuur heel erg terugkomen. Landoppervlak wordt sneller door de zon opgewarmd, dan dat de zee wordt opgewarmd. Dit komt door de stroming van de zee, wat de warmte van de zon mengt en er een veel grotere massa hierdoor moet worden verwarmd. In de zomer is het hierdoor aan de kust wat koeler dan op het vaste land. In de winter zie je juist dan de zee wat langer warm blijft dan het landoppervlak, waardoor het wat milder is aan de kust in de winter dan op het landoppervlak.

 

Hoogteligging

Wanneer je een berg beklimt, merk je dat het steeds kouder wordt naarmate je hoger komt in de berg. De hoogteligging heeft dan ook invloed op de temperatuur. De algemene regel is ‘hoe hoger je komt, des te kouder het wordt’. Zonnestralen verwarmen eerst het aardoppervlak, dit oppervlak verwarmt op zijn tijd weer de lucht. In het proces waarbij de lucht verwarmd wordt verliest de lucht steeds meer warmte, waardoor het kouder wordt naarmate je hoger komt. Op een gegeven moment kom je de boomgrens tegen. Boven deze grens is het te koud voor bomen om te groeien, waardoor je alleen nog maar struiken en gras tegenkomt. Op de top van een berg zie je altijd sneeuw liggen, zelfs in de zomer wanneer het lager een stuk warmer is. Deze sneeuw heeft de sneeuwgrens bereikt, wat de grens is waarboven het zo koud is dat sneeuw het gehele jaar door kan blijven liggen.

Windrichting

De stroming van de zee kan in combinatie met de richting van de wind ook invloed hebben op de temperatuur. Een zeestroom kan kou of warmte met zich meenemen. De rode pijlen zijn zeestromen met warme lucht, de blauwe hebben koude lucht. Je ziet bijvoorbeeld dat de kust van Noorwegen bij een warme zeestroom ligt, waardoor het aan de kust bijna nooit vriest in Noorwegen. De temperatuur wordt in West-Europa ook heel erg beïnvloed door de windrichting, waarbij er gekeken wordt vanuit welke kant de wind komt. Een Noorderwind kent heel veel koude lucht, omdat het uit een hogere breedtegraad komt. Een Zuiderwind is juist weer warmer, omdat het uit het Mediterrane gebied komt. In de winter spelen de aflandige- en aanlandige wind een grote rol voor de temperatuur. Een aflandige wind waait vanaf het land richting de zee en is meestal koud, want het aardoppervlak koelt eerder af dan het zeewater. Een aanlandige wind waait vanaf de zee richting het land. Deze wind is meestal wat warmer, omdat de zee minder snel afkoelt dan het aardoppervlak. In Oost-Europa is het relatief kouder dan in West-Europa.

Ligging van gebergtes

We hebben al naar de hoogteligging van gebergtes gekeken, maar ook de ligging van de gebergtes zelf heeft invloed op de temperatuur. De loef- en lijzijde van een berg hebben hier alles mee te maken. De loefzijde van een berg is het gedeelte waar super veel neerslag valt, en het hierdoor ook kouder is. De lijzijde is het gedeelte van de berg waar er weinig tot geen neerslag valt, en de temperatuur hoger is.

Doordat de lucht over een berg heen moet zie je dat deze lucht opstijgt. Nu hebben we al gezegd dat het kouder wordt naarmate je steeds een stukje hoger komt, waardoor de lucht gaat condenseren: de lucht wordt omgezet naar een vloeibare vorm (een wolk). Uiteindelijk worden er waterdruppeltjes in deze wolk gevormd, welke naar beneden vallen wanneer ze te zwaar zijn, en je neerslag aan de loefzijde krijgt. Wanneer de wolk bijna in zijn geheel is uitgeregend, verplaatst de wolk zich naar de lijzijde, waar de langzaam daalt en droge lucht met zich meebrengt. 

Tussentijdse Toets

Toets: Tussentijdse toets over het weer

Start

Herhalingsoefening

Wanneer je onder de 55% heb behaald op de tussentijdse toets moet je de herhalingsoefening maken. Deze oefening zorgt ervoor dat je de besproken stof nog wat beter kan gaan begrijpen, in de hoop dat het wat duidelijk wordt.

Herhaling klimaatfactoren

Onderstaande Quizlet bevat alle begrippen die belangrijk zijn om de klimaatfactoren te begrijpen. Oefen eerst even met deze begrippen door te kijken welke je al snapt en welke je nog lastig vindt. Probeer de begrippen die je nog niet snapt terug te vinden in de wikiwijs om te kijken of je ze met de definitie van de Quizlet wel gaat snappen.

Wanneer je alle begrippen denkt te begrijpen, kan je een oefeningsvorm uit Quizlet kiezen waarmee je de begrippen nog een keer herhaalt, voordat je verder met de reguliere route gaat.

Je kan rechtsonderin de oefenvorm naar keuze veranderen.

Reguliere route

Heb je tussen de 55% en de 75% gehaald? Dan kan je verder met de reguliere route waar de verschillende klimaten besproken worden.

Klimaat

Het weer kan heel erg verschillen, iedere dag is het weer anders op een bepaalde plek. Wanneer je naar het gemiddelde weer bij een bepaalde plek wil kijken, kan je kijken naar het klimaat van deze plek. Bij het klimaat wordt naar het gemiddelde weer over de afgelopen 30 jaar gekeken.

Het landschap op aarde wordt sterk beïnvloed door het klimaat dat er heerst. De temperatuur en de neerslag beïnvloeden de plantengroei in een gebied, waardoor je de plantengroei en het klimaat vaak samenvoegt. Wanneer we ieder klimaat gaan bekijken, voegen we hier dus ook de plantengroei (vegetatie) van dit klimaat aan toe.

Een persoon die alle verschillende klimaten heeft ingedeeld op basis van letters, is de Russisch-Duitse Wladimir Köppen. Köppen keek naar de neerslag, de temperatuur en naar de plantengroei in een gebied en baseerde hier een klimaat op. Deze Köppenclassificatie is de meest gebruikte manier om alle klimaten per gebied in te delen.

Köppen heeft vijf hoofdklimaten gemaakt, die hij aangeeft met een A (tropische klimaten), B (droge/aride klimaten), C (gematigde klimaten), D (landklimaten) en E (poolklimaten). Wanneer hij heeft gebaseerd wat het hoofdklimaat van een gebied is, probeert hij het klimaat nog wat specifieker te maken door er een tweede letter achter te zetten. Over het algemeen is dit een s (droge periode in de zomer), w (droge periode in de winter) of een f (gehele jaar door valt er neerslag). Een Af-klimaat is dan dus bijvoorbeeld een tropisch klimaat met het gehele jaar door neerslag: een tropisch regenwoudklimaat. Per klimaat die we behandelen wordt ook aangeven hoe Köppen dit klimaat op zijn manier classificeert.

Tropisch Regenwoud

Bij het tropisch regenwoud vind je enorm hoge temperaturen, door de ligging rondom de evenaar. Deze ligging zorgt er ook voor dat je bij een tropisch regenwoud geen seizoenen hebt, het maakt dus niet uit wanneer je naar een tropisch regenwoud gaat, het zal er altijd warm en vochtig zijn. In een tropisch regenwoud vind je heel veel uitgestrekte bossen met veel verschillende soorten bomen, planten en struiken. Door de enorme hitte bij het tropisch regenwoud kan al deze vegetatie enorm groot worden, sommige planten in dit gebied zijn dan ook gigantisch. Een typisch soort bos wat je bij een tropisch regenwoudklimaat kan vinden zijn mangrovebossen. Dit zijn bossen waar je boven het water nog een wortelstelsel kan zien zitten. De grote hoeveelheid regenval zorgt ervoor dat de bodem van een tropisch regenwoud nauwelijks vruchtbaar is, er kunnen hierdoor moeilijk dingen als vruchten groeien.

Kenmerkend voor een tropisch regenwoudklimaat is dat de temperatuur van de ‘koudste’ maand boven de 18°C moet liggen. Wanneer dit onder deze temperatuur ligt, kan je niet meer spreken van een tropisch regenwoudklimaat. Köppen classificeert het tropisch regenwoudklimaat als een Af-klimaat: Tropisch met het gehele jaar door neerslag. Een tropisch regenwoud kent namelijk geen enkel seizoen waarbij het weinig regent. Je zal iedere periode een gigantische hoeveelheid aan regenval in een tropisch regenwoud vinden.

Savanne

Wanneer je een tropisch regenwoud uitkomt, zal je al heel snel in een Savanne terecht komen. Het is nog steeds tropisch warm in een Savannegebied, alleen regent het er een stuk minder. Een savanneklimaat kent een droge winter, hierbij zie je dus dat het veel minder regent in de winterperiode dan in de zomerperiode van zo’n gebied. Bij een savanneklimaat kom je heel veel droog grasland tegen, met wat bomen en bosjes. De vegetatie is ondanks de warmte een stuk minder hoog, door het hele droge seizoen van dit klimaat.

Köppen classificeert het Savanneklimaat als een Aw-klimaat, het is dus een tropisch klimaat met een droge winter.  De gemiddelde temperatuur van de koudste maand moet hoger dan 18°C zijn.

Steppe

Vaak grenst de steppe aan de savanne of aan de woestijn, waar we zo op komen. In de steppe regent het bijna helemaal niet. Het regent er zo weinig dat er geen bomen meer kunnen groeien. Bij de steppe kom je dus alleen tropisch grasland tegen met wat struikjes. De grafiek laat zien hoe weinig neerslag een steppeklimaat kent: ongeveer 100-200mm per jaar. De gemiddelde temperatuur van de koudste maand moet ook hier weer boven de 18°C liggen.

Köppen classificeert het steppeklimaat als BS, hierbij staat de B voor een droog klimaat, en de S voor steppe.

Woestijn

In een woestijn is het zo droog dat er nagenoeg geen planten kunnen groeien. De droogte en de hitte is het bijna onmogelijk om te kunnen leven in de woestijn, doordat er bijna geen water aanwezig is. Het enige water wat soms aanwezig is ligt in een oase, wat ook de enige plek in de woestijn is waar je wat vegetatie ziet groeien. De Sahara is de meest bekende woestijn, die uit alleen maar zand bestaat. Andere woestijnen, zoals de Gobiwoestijn in Mongolië bestaan uit allemaal keien, wat hele grote stenen zijn. Kenmerkend voor het woestijnklimaat is de temperatuurwisseling tussen dag en nacht. Overdag wordt het super warm in de woestijn, terwijl het ’s-Nachts heel erg snel kan afkoelen, waardoor je een hele koude temperatuur krijgt. De klimaatgrafiek laat de enorme droogte in een steppeklimaat zien: in dit voorbeeld valt er geen neerslag in een gebied, maar is het er wel gemiddeld wel erg warm per maand.

Köppen classificeert het woestijnklimaat als een BW-klimaat: de B voor een droog klimaat, en de W die voor de woestijn staat.

Middellands Zeeklimaat

De landen die rondom de Middellandse Zee liggen hebben een Middellands Zeeklimaat, ook wel een Mediterraan klimaat genoemd. De landen die rondom deze zee liggen zijn bijvoorbeeld Spanje, Italië en Griekenland. Wat dit klimaat kenmerkt is dat de zomers warm en droog zijn, en de winters zacht (warm voor een winter) zijn maar ook periodes van hele erge regenval kunnen hebben. In de winter van een Mediterraan klimaat kan er net zo veel neerslag vallen als in Nederland in een heel jaar. De winters zijn nog zacht genoeg om palmbomen te laten groeien in de mediterrane gebieden. De klimaatgrafiek laat de droogte in de zomer en de natte periode in de winter goed zien.

Köppen classificeert dit klimaat als een Cs-klimaat. De C staat voor het gematigde klimaat, waarbij de gemiddelde temperatuur van de koudste maand tussen de 18°C en de -3°C ligt. De ‘s’ staat voor de droge zomer die het mediterrane klimaat kent.

Gematigd Zeeklimaat

Het klimaat wat Nederland heeft is een gematigd zeeklimaat. Zoals de naam al zegt kan je dit klimaten bij plekken vinden die aan de open zee grenzen. De zee heeft hier heel erg invloed op de temperatuur: zoals al eerder beschreven warmt de zee minder snel op, maar koelt deze ook minder snel af. Hierdoor vind je koele zomers maar ook zachte winters bij dit klimaat. Daarnaast wordt het gematigd zeeklimaat gekenmerkt door het gehele jaar door vallende regen. De klimaatgrafiek laat deze neerslag goed zien: er is geen enkele maand die weinig regenval heeft, maar er is geen maand die er qua hoeveelheid neerslag bovenuit steekt. Als we naar de temperatuur kijken herken je goed dat de seizoenen duidelijk voelbaar zijn: de temperatuur tussen de warmste maand, en de koudste maand verschillen redelijk erg van elkaar. De temperatuur van de warmste maand moet boven de 18°C liggen, de koudste maand moet een gemiddelde temperatuur hebben die ergens tussen de -3°C en 18°C ligt.

Köppen classificeert het gematigd zeeklimaat als een Cf-klimaat. De C staat hierbij voor het gematigde klimaat, de ‘f’ staat voor het gehele jaar door neerslag.

Landklimaat

Het landklimaat ligt op dezelfde breedtegraad als het gematigd zeeklimaat, alleen ligt het landklimaat verder het land in, dus meer bij landen als Polen en Oekraïne. Het landklimaat kenmerkt zich door de enorme temperatuurverschillen tussen de zomer en de winter. De winters zijn bij het landklimaat heel erg streng, het koelt dan dus heel erg snel af. De zomers zijn dan weer heel erg warm, het aardoppervlak kan dan dus heel erg snel opwarmen. De landen die een landklimaat kennen liggen ver van de zee af, waardoor deze geen invloed meer kan uitoefenen op de temperatuur. De klimaatgrafiek laat dit ook zien. In januari is het gemiddeld ongeveer -19°C, terwijl het in juli gemiddeld 20°C is. De temperatuurverschillen zijn dus enorm.

Köppen classificeert het landklimaat als een D-klimaat. Je kan het landklimaat nog wel onderverdelen in een Df-klimaat, met het gehele jaar door neerslag, een Dw-klimaat met een droge periode in de winter en een Ds-klimaat met een droge periode in de zomer.

Toendraklimaat & Vorstklimaat

Bij een toendraklimaat is het zo koud dat er geen bomen meer kunnen groeien. Er blijven wat bosjes en plantjes over die goed tegen de kou kunnen. Alleen in de zomer komt de temperatuur enkele weken boven het vriespunt uit, voor de rest kent een toendraklimaat een hele lange winter met een dikke laag sneeuw.

Wanneer de temperatuur in de zomer even boven het vriespunt uitkomt kan het bovenste deel van het aardoppervlak ontdooien waardoor een klein gedeelte van de sneeuw smelt. Dit moment is perfect voor de planten en bosjes om even te bloeien.

De dieper gelegen ondergrond blijft echter bevroren, waardoor dit soms ook wel permafrost wordt genoemd.

 

Verschillend met het toendraklimaat kent het vorstklimaat (ook wel poolklimaat) geen weken dat de temperatuur boven het vriespunt uitkomt. In de poolgebieden heb je dan ook bijna tot geen plantengroei en komen er ook geen bosjes voor. Een vorstklimaat kenmerkt zich dan ook door de grote sneeuwwoestijnen die niet smelten door de lage temperatuur.

Köppen classificeert het toendraklimaat als ET en het vorstklimaat als een EF

Hooggebergteklimaat

Een uitzondering van de koude klimaten zijn de hooggebergteklimaten. Een hooggebergte is een berg die hoger is dan 1.500 meter. Deze klimaten vind je aan de top van zo'n hooggebergte.

Bij de hoogteligging hebben we al gezegd dat het kouder wordt naarmate je steeds hoger komt. Bij een hooggebergteklimaat heb je dus door de hoogteligging een super lage temperatuur, en je ook eeuwige sneeuw krijgt. Voorbeelden van hooggebergtes waar je zo een klimaat kan vinden zijn de Alpen en de Pyreneeën.

Kennisclip Klimaat

Onderstaande kennisclip geeft een overzicht van de hoofdklimaten die we op aarde hebben. 

Verrijking

Heb je boven de 75% gehaald? Dan kan je verder met de verrijkingsstof waarin de windsystemen op aarde worden besproken.

Weersystemen op aarde

De wind heeft zoals eerder besproken veel invloed op de temperatuur en op de neerslag. Door de draaiing van de aarde worden drie soorten wind gevormd. In tropische gebieden wordt er nog een vierde bijzondere soort wind gevormd. Wind ontstaat door de verschillen bij de opwarming van de aarde, deze verschillen zorgen ervoor dat lucht gaat stromen, wat wordt gezien als wind. De verschillende soorten wind zijn de passaatwind, westenwind en de poolwind. Waar deze winden voorkomen, komen we zo op.

Om de werking van wind beter te begrijpen, moet je weten wat hoge- en lagedrukgebieden zijn. Bij een lagedrukgebied is er relatief weinig lucht te vinden en stijgt lucht. Wanneer de lucht opstijgt gaat het afkoelen, waardoor er wolken ontstaan en er veel neerslag valt. Zo’n lagedrukgebied is dus een gebied waar het over het algemeen wat minder goed weer is. Bij een hogedrukgebied kan je heel veel lucht vinden, en daalt lucht juist weer. De neerwaartse beweging zorgt ervoor dat de lucht langzaam warmer worden, waardoor de wolken verdwijnen en het mooi weer is.

Lucht stroomt altijd van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied. Lucht stroomt hierbij niet gewoon rechtdoor van gebied naar gebied, de draaiing van de aarde zorgt ervoor dat de lucht een flinke afwijking krijgt. Het corioliseffect beschrijft deze afwijking, hij beschrijft dat de lucht dus van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied stroomt. Hierbij heeft de lucht op het noordelijk halfrond een afwijking naar rechts en op het zuidelijk halfrond een afwijking naar links.

Wanneer je de afbeelding met de breedtecirkels bekijkt kunnen we de windrichting, samen met de afwijking van de luchtstromen verklaren. Een passaatwind stroomt altijd vanaf de subtropen (30 graden NB/ZB) naar de evenaar toe. Een westenwind gaat van de subtropen (30 graden NB/ZB) naar de 60 graden NB/ZB, waar Nederland ook ligt. De poolwinden gaan van 90 graden NB/ZB naar 60 graden NB/ZB. Hierbij heeft de wind een afwijking naar rechts op het noordelijk halfrond, en een afwijking naar links op het zuidelijk halfrond.

Wanneer je een weerkaart bekijkt zie je allemaal lijnen op de weerkaart staan, deze lijnen worden isobaren genoemd en geven aan op welke plekken de luchtdruk gelijk is aan elkaar. Wanneer heel veel van deze isobaren bij elkaar staan, zijn de drukverschillen groter en waait het harder. Aan de hoeveelheid isobaren bij elkaar kan je dus de windkracht op een bepaalde plek bepalen. Op de foto waait het in Schotland (het noorden van het VK) dus het hardste. Daarnaast is hier sprake van een zuidwester wind, met de gedachte dat de wind van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied stroomt, met een afwijking naar rechts toe.

Hoe hard het ergens waait wordt uitgedrukt in Beaufort, wie 13 windkrachten heeft gemaakt. Windkracht 2 geeft dan aan dat er weinig wind is, terwijl windkracht 6 aangeeft dat er een storm is.

In tropische gebieden kennen we nog één bijzondere wind, welke een half jaar lang uit een bepaalde richting komt, maar het half jaar daarop opeens vanuit de andere kant komt waaien. Zo’n wind wordt de moesson genoemd, ook wel een seizoenswind. Een moesson kan droge en natte lucht met zich meedragen, de natte moesson komt vaak in het nieuws, door de grote hoeveelheden neerslag met alle aangerichte schade wat daarbij komt kijken.

 

 

Bij lagedrukgebieden stijgt lucht op, bij hogedrukgebieden daalt lucht
Bij lagedrukgebieden stijgt lucht op, bij hogedrukgebieden daalt lucht
De westenwind zorgt ervoor dat wij in Nederland vaak een wind uit het westen hebben
De westenwind zorgt ervoor dat wij in Nederland vaak een wind uit het westen hebben

Belangrijkste begrippen

Aanlandige wind: Wind die van zee naar land waait. In de zomer voert deze koude vochtige lucht aan en in de winter warme vochtige lucht.

Aflandige wind: Wind die van land naar zee waait. In de zomer voert deze warme droge lucht aan en in de winter koude droge lucht.

Atmosfeer: Luchtlaag van ongeveer 70 kilometer die zich rond de aarde bevindt. Wordt ook de dampkring genoemd.

Boomgrens: Hoogtelijn tot waar de temperatuur nog net hoog genoeg is voor de groei van naaldbomen. In Noorwegen ligt de boomgrens lager dan in de Alpen (door de breedteligging).

Condensatie: Overgangsfase van gasvorm naar vloeibare vorm. Wolkvorming treedt op doordat waterdamp condenseert.

Gematigde gebieden: Gebieden tussen ongeveer 30° en 60° breedte. Gebieden waar veelal een zeeklimaat of een landklimaat voorkomt.

Hooggebergte: Gebergte hoger dan 1.500 meter, bijvoorbeeld de Alpen of de Pyreneeën.

Klimaat: Gemiddeld weer berekend over een periode van ongeveer 25-30 jaar.

Lijzijde: Gebergtezijde waar lucht door de wind weer daalt. De drogere lucht daalt dus weer aan de andere kant van de berg --> de temperatuur wordt hoger dan aan de loefzijde, bovendien regent het hier minder.

Loefzijde: Gebergtezijde waar lucht door de wind omhoog gestuwd wordt. Hierdoor daalt te temperatuur, krijg je condensatie en uiteindelijk stuwingsneerslag.

Mangrovebos: Bos in tropische kustgebieden langs inhammen met zout water. Hier groeien typische bomen en planten die goed in zout water kunnen groeien.

Oase: Nat gebied in een droge omgeving. In de Sahara komen oases voor, die met water worden gevoed via een aquifer.

Poolgebieden: Gebied op hogere breedte dan 60°. Gebieden waar veelal een toendraklimaat of een poolklimaat voorkomt.

Savanne: Tropisch gebied met bomen en struiken, droger dan het tropisch regenwoud. Komt voor aan de randen van een tropisch bos.

Sneeuwgrens: Hoogtelijn waarboven de sneeuw ook in de zomer blijft liggen. Door de klimaatverandering komt de sneeuwgrens steeds hoger te liggen.

Steppe: Gebied dat te droog is voor bomen. Komt veelal voor in de tropen, en soms ook op gematigde breedte, bijvoorbeeld aan de rand van een woestijn.

Subtropisch gebied: Gebied tussen ongeveer 30° en 40° breedte. Gebieden met een mediterraan klimaat.

Toendra: Gebied waar het te koud is voor bomen. Op de toendra groeien alleen struiken en grassen.

Tropisch gebied: Gebied tussen ongeveer 30° NB en 30° ZB (tropisch regenwoud-, savanne-, woestijnklimaat). In de tropen is het altijd warm. De belangrijkste factor die het klimaat beïnvloedt, is de neerslag.

Woestijn: Gebied met gebrek aan neerslag. Er zijn zandwoestijnen, steenwoestijnen en rotswoestijnen.

Zeestroom: Stroming in het zeewater. Er zijn warme en koude zeestromen. Warme zeestromen nemen warmte met zich mee, koude zeestromen nemen kou met zich mee.

 

 

Naast bovenstaande begrippen kende de verrijking ook nog begrippen, welke niet verplicht zijn maar wel handig zijn om door te nemen:

Hogedrukgebied: Gebied waar meer lucht is ten opzichte van de omgeving. Een hogedrukgebied bestaat uit dalende lucht en brengt vaak droog en zonnig weer.

Isobaren: Luchtdruklijnen; lijnen die punten verbinden met gelijke luchtdruk. Aan de hand van isobaren kan de windrichting en de windkracht op een weerkaart bepaald worden

Lagedrukgebied: Gebied waar minder lucht is ten opzichte van de omgeving. Een lagedrukgebied bestaat uit stijgende lucht en brengt vaak bewolking en regen.

Moesson: Halfjaarlijkse wind in de tropen, die het ene deel van het jaar droog is en het andere deel van het jaar veel neerslag aanvoert. In India heerst in de zomer een aanlandige moesson. De lucht komt dan van over zee en zorgt voor veel neerslag. In de winter is de wind aflandig, dan is er een droge periode.

Passaatwind: Hoofdwind op het noordelijk en zuidelijk halfrond tussen de evenaar en 30° breedte. Op het noordelijk halfrond waait een noordoostpassaatwind. Op het zuidelijk halfrond waait een zuidoostpassaatwind.

Poolwind: Hoofdwind op het noordelijk en zuidelijk halfrond tussen 60° breedte en 90° breedte. Bij een toendra- en poolklimaat waait vaak een wind die uit de poolstreek komt.

Westenwind: Hoofdwind op het noordelijk en zuidelijk halfrond tussen 30° breedte en 60° breedte. De trekrichting van het totale weersysteem op gematigde breedte is van west naar oost. Het weer in Engeland schuift meestal langzaam op naar Nederland.

Corioliseffect: Lucht waait op het noordelijk halfrond met een afwijking naar rechts en op het zuidelijk halfrond met een afwijking naar links.

Windkracht: Snelheid van de wind uitgedrukt in Beaufort. Waar de isobaren op de weerkaart dicht bij elkaar liggen, is de windkracht het grootste. Windkracht 7 is bijvoorbeeld stormachtig.

 

Eindtoets

Maak de onderstaande toets. Wanneer je klaar ben kan je dit aangeven bij de docent.

Bronvermelding

 

Asian Development. (2012, Oktober 2). General photos: Mongolia. Opgehaald van Flickr: https://www.flickr.com/photos/asiandevelopmentbank/9287609827

Canterbury University. (2025, April 15). Waking the ice giant. Opgehaald van Canterbury: https://www.canterbury.ac.nz/about-uc/donating-to-uc/donors-making-a-difference/Together-UC-2023-Donor-Impact-Report/Waking-the-ice-giant

Curious Expedition. (2007, Juni 7). The Swiss Alps. Opgehaald van Flickr: https://www.flickr.com/photos/curiousexpeditions/544012650/

Dijkstra, S. (2025, April 15). Stunning Morocco Sahara Desert Landscape. Opgehaald van Pexels: https://www.pexels.com/photo/stunning-moroccan-sahara-desert-landscape-30710161/

Gregory, E. (2025). Tropical rain forest. Opgehaald van Freerange: https://freerangestock.com/photos/40239/tropical-rain-forest.html

Hislop, L. (2014). Tree plantation in Canada. Opgehaald van Grida: https://www.grida.no/resources/3116

Holthuijsen, R. (2012, Maart 20). Polder. Opgehaald van Flickr: https://www.flickr.com/photos/rubenholthuijsen/8764453294

Kurt, S. (2018, Mei 12). TPACK: Technological Pedagogical Content Knowledge Framework. Opgehaald van Educational technology: https://educationaltechnology.net/technological-pedagogical-content-knowledge-tpack-framework/

Linine, D. (2025). Snow-covered jagged mountain range rising above clouds. Opgehaald van Freerange: https://freerangestock.com/photos/162819/snow-covered-jagged-mountain-range-rising-above-clouds.html

Look and learn. (2025). Astronomy: the Earth and the sun during summer in the Northern hemisphere. Opgehaald van Look and learn: https://www.lookandlearn.com/history-images/YW025059V/Astronomy-the-Earth-and-the-sun-during-summer-in-the-Northern-hemisphere

Picryl. (2019, Juni 8). Isobar maps. Opgehaald van Picryl: https://picryl.com/media/isobar-map-psf-17e9d0

Pxhere. (2018, April 10). High resolutie foto vegetatie. Opgehaald van Pxhere: https://pxhere.com/nl/photo/1542143?utm_content=shareClip&utm_medium=referral&utm_source=pxhere

Stewart, M. (2025). Orographic effect. Opgehaald van Flickr: https://www.flickr.com/photos/megstewart/8644087724

UKCDR. (2025, April 15). Climate change adaptation. Opgehaald van UKCDR: https://ukcdr.org.uk/case-study/climate-change-adaptation/

Voogt, J., Fisser, P., & van Braak, J. (2016, Juni 1). TPACK: kennis en vaardigheden voor ict-integratie. Opgehaald van Wij leren: wij-leren.nl/TPACK-ICT-integratie-onderwijs.php

  • Het arrangement Weer & Klimaat is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Stijn Muller
    Laatst gewijzigd
    2025-04-15 15:06:24
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Online leeromgeving voor de les weer & klimaat
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Tussentijdse toets over het weer

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.