In een woestijn is het zo droog dat er nagenoeg geen planten kunnen groeien. De droogte en de hitte is het bijna onmogelijk om te kunnen leven in de woestijn, doordat er bijna geen water aanwezig is. Het enige water wat soms aanwezig is ligt in een oase, wat ook de enige plek in de woestijn is waar je wat vegetatie ziet groeien. De Sahara is de meest bekende woestijn, die uit alleen maar zand bestaat. Andere woestijnen, zoals de Gobiwoestijn in Mongolië bestaan uit allemaal keien, wat hele grote stenen zijn. Kenmerkend voor het woestijnklimaat is de temperatuurwisseling tussen dag en nacht. Overdag wordt het super warm in de woestijn, terwijl het ’s-Nachts heel erg snel kan afkoelen, waardoor je een hele koude temperatuur krijgt. De klimaatgrafiek laat de enorme droogte in een steppeklimaat zien: in dit voorbeeld valt er geen neerslag in een gebied, maar is het er wel gemiddeld wel erg warm per maand.
Köppen classificeert het woestijnklimaat als een BW-klimaat: de B voor een droog klimaat, en de W die voor de woestijn staat.
