De wind heeft zoals eerder besproken veel invloed op de temperatuur en op de neerslag. Door de draaiing van de aarde worden drie soorten wind gevormd. In tropische gebieden wordt er nog een vierde bijzondere soort wind gevormd. Wind ontstaat door de verschillen bij de opwarming van de aarde, deze verschillen zorgen ervoor dat lucht gaat stromen, wat wordt gezien als wind. De verschillende soorten wind zijn de passaatwind, westenwind en de poolwind. Waar deze winden voorkomen, komen we zo op.
Om de werking van wind beter te begrijpen, moet je weten wat hoge- en lagedrukgebieden zijn. Bij een lagedrukgebied is er relatief weinig lucht te vinden en stijgt lucht. Wanneer de lucht opstijgt gaat het afkoelen, waardoor er wolken ontstaan en er veel neerslag valt. Zo’n lagedrukgebied is dus een gebied waar het over het algemeen wat minder goed weer is. Bij een hogedrukgebied kan je heel veel lucht vinden, en daalt lucht juist weer. De neerwaartse beweging zorgt ervoor dat de lucht langzaam warmer worden, waardoor de wolken verdwijnen en het mooi weer is.
Lucht stroomt altijd van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied. Lucht stroomt hierbij niet gewoon rechtdoor van gebied naar gebied, de draaiing van de aarde zorgt ervoor dat de lucht een flinke afwijking krijgt. Het corioliseffect beschrijft deze afwijking, hij beschrijft dat de lucht dus van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied stroomt. Hierbij heeft de lucht op het noordelijk halfrond een afwijking naar rechts en op het zuidelijk halfrond een afwijking naar links.
Wanneer je de afbeelding met de breedtecirkels bekijkt kunnen we de windrichting, samen met de afwijking van de luchtstromen verklaren. Een passaatwind stroomt altijd vanaf de subtropen (30 graden NB/ZB) naar de evenaar toe. Een westenwind gaat van de subtropen (30 graden NB/ZB) naar de 60 graden NB/ZB, waar Nederland ook ligt. De poolwinden gaan van 90 graden NB/ZB naar 60 graden NB/ZB. Hierbij heeft de wind een afwijking naar rechts op het noordelijk halfrond, en een afwijking naar links op het zuidelijk halfrond.
Wanneer je een weerkaart bekijkt zie je allemaal lijnen op de weerkaart staan, deze lijnen worden isobaren genoemd en geven aan op welke plekken de luchtdruk gelijk is aan elkaar. Wanneer heel veel van deze isobaren bij elkaar staan, zijn de drukverschillen groter en waait het harder. Aan de hoeveelheid isobaren bij elkaar kan je dus de windkracht op een bepaalde plek bepalen. Op de foto waait het in Schotland (het noorden van het VK) dus het hardste. Daarnaast is hier sprake van een zuidwester wind, met de gedachte dat de wind van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied stroomt, met een afwijking naar rechts toe.
Hoe hard het ergens waait wordt uitgedrukt in Beaufort, wie 13 windkrachten heeft gemaakt. Windkracht 2 geeft dan aan dat er weinig wind is, terwijl windkracht 6 aangeeft dat er een storm is.
In tropische gebieden kennen we nog één bijzondere wind, welke een half jaar lang uit een bepaalde richting komt, maar het half jaar daarop opeens vanuit de andere kant komt waaien. Zo’n wind wordt de moesson genoemd, ook wel een seizoenswind. Een moesson kan droge en natte lucht met zich meedragen, de natte moesson komt vaak in het nieuws, door de grote hoeveelheden neerslag met alle aangerichte schade wat daarbij komt kijken.


