In deze Wikiwijs lees je informatie over het onderwerp ‘Gezondheid en ziekte, Hormoonstelsel. Deze Wikiwijs is ontwikkeld voor en door studenten die de module MZA volgen op opleiding ‘Leraar gezondheidzorg en welzijn’ aan de Hogeschool Arnhem Nijmegen. In deze Wikiwijs wordt gebruik gemaakt van diverse digitale tools. Hierdoor wordt er ingespeeld op verschillende leerstijlen.
De onderwerpen die worden uitgelicht zijn gebaseerd op de kennisbasis:
Domein 4.1 Anatomie (hormoonstelsel)
Hormonen
Hypothalamus en hypofyse
Schildklieren en bijschildklieren
Bijnieren
Pijnappelklier
Alvleesklier
Domein 4.3 Pathologie (hormoonstelsel)
Diabetes Mellitus type 1 en type 2
Diabetes gravidarum (zwangerschapsdiabetes)
Hyper- en hypoglykemie
Hyper- en hypothyreoïdie
Syndroom van Cushing
Ziekte van Addison
Wij wensen jullie veel succes en plezier met het maken van deze Wikiwijs!
Lotte Penning de Vries en Lieke Dobbelsteen
Handleiding
In deze Wikiwijs wordt uitgebreide informatie over het hormoonstelsel aangeboden. Je komt teksten, afbeeldingen, filmpjes en opdrachten tegen die de informatie aanvullen, zodat er verschillende leerstijlen ondersteund worden. Deze Wikiwijs is volledig zelfstandig voor studenten te doorlopen, hiervoor is een internet verbinding nodig. Het doorlopen van de Wikiwijs duurt 90 tot 120 minuten.
Om interactief te leren, is er gebruik gemaakt van online tools (Educaplay, Interacty, Quizlet, Forms). Doorloop de stappen in de Wikiwijs op de juiste volgorde. Bij opdrachten en video’s kun je op linkjes klikken die je direct doorverwijzen naar de tools. Deze tools zijn voor iedereen toegankelijk, gebruiksvriendelijk en je hebt er geen account voor nodig.
Tijdens de Wikiwijs wordt je kennis constant getest, door de opdrachten te maken. Beheer je de stof? Dan kun je doorgaan naar het volgende onderdeel.
Aan het einde van de Wikiwijs maak je een toets om te controleren of je de lesstof goed hebt begrepen. Bij een score van 65% of hoger beheers je de stof.
Na afloop hebben wij een Forms evaluatie zodat wij de feedback kunnen gebruiken om dit leerarrangement nog beter te maken. Om de evaluatie via Forms in te vullen heb je een mobiele telefoon nodig, om de QR-code te scannen.
Leerdoelen
De leerdoelen zijn passend bij de opleiding Gezondheidszorg en Welzijn domein 4: Gezondheid en Ziekte.
Subdomein 4.1: Anatomie en fysiologie. Na het doorlopen van deze Wikiwijs:
kan ik de basiskennis van de anatomie van het hormoonstelsel omschrijven.
kan ik uitleggen wat de werking van de hormonen is.
Subdomein 4.3 Pathologie: Na het doorlopen van de ze Wikiwijs:
kan ik minstens 2 verschillende, veel voorkomende pathologische aandoeningen benoemen die gerelateerd zijn aan het hormoonstelsel en hiervan de oorzaken, symptomen, diagnose, complicaties, begeleiding en behandelingen uitleggen.
heb ik de eindtoets gemaakt en afgerond en minstens 65% goed beantwoord.
bron: kennisbasis 10 voor de leraar
.
1. Anatomie en fysiologie
1.1 Hormonen
Wat zijn hormonen?
Het hormoonstelsel is een belangrijk regelsysteem van het lichaam. Het is samengesteld uit een reeks kleine hormoonkieren, die hun producten (hormonen) rechtstreeks in het bloed afscheiden. De hormoonklieren liggen verspreid door het lichaam.
Hormonen zijn chemische stoffen die door hormoonproducerende organen worden aangemaakt en uitgescheiden. Ze hebben invloed op de stofwisseling en op de activiteit van cellen in het lichaam die gevoelig zijn voor hormonen.
www.biologiebk.jouwweb.nl
Bron: Anatomie en fysiologie; de essentie
1.2 Wat is de werking van hormonen?
Wat is de werking van hormonen?
De term hormoon komt van een Grieks woord dat ‘wat prikkelt, in beweging zet‘ betekent. Hormonen prikkelen lichaamscellen en zetten ze ertoe aan om hun cellulaire activiteit te veranderen.
Via het bloed komen hormonen bij alle organen in het lichaam. De weefsels of cellen reageren alleen op het hormoon, als dit hormoon voor hen bedoeld is. Dit worden dan doelorganen of doelcellen genoemd. Een doelcel heeft specifieke eiwitreceptoren, waaraan een bepaald hormoon zich kan hechten. Als deze binding plaatsvindt, kan het hormoon de werking van een cel beïnvloeden.
De precieze verandering die volgen op de hormoonbinding hangen af van het specifieke hormoon en het type doelcel.
www.biologielessen.nl
Hormonen kunnen:
De doorlaatbaarheid van het plasmamembraan veranderen.
Enzymen activeren of deactiveren.
Celdeling stimuleren of remmen.
De afscheiding van een product bevorderen of remmen.
Bron: Anatomie en fysiologie; de essentie
Opdracht hormonen
1.3 Regulatie van de hormoonproductie.
Regulatie van de hormoonproductie.
Bij gezonde mensen geven de hormoonklieren (de organen die hormonen maken) alleen hormonen af als ze nodig zijn. De hormoonspiegel is de concentratie van hormonen in het bloed.
Deze wordt op twee manieren geregeld:
* via een hormoon met tegengestelde werking: de verhouding tussen de hormonen insuline en glucagon is hier een voorbeeld van. Insuline wordt geproduceerd wanneer de bloedsuikerspiegel stijgt. Glucagon in een antagonist van insuline; het geeft dus een tegengestelde werking. Het wordt afgegeven wanneer de bloedsuikerspiegel daalt.
* door middel van negatieve feedback: het hormoon veroorzaakt een reactie in het lichaam, zoals de productie van een bepaalde stof. Wanneer er voldoende van de geproduceerde stof is, remt dit de aanmaak van het hormoon. En dan wordt de productie van de stof minder gestimuleerd. Dit is dus negatieve terugkoppeling. Hierdoor variëren de concentraties van veel hormonen in het bloed binnen een nauw bereik.
De meest voorkomende manieren waarop hormoonklieren worden aangezet tot de productie van hormonen vallen in drie hoofdcategorieën: hormonaal, humoraal (via het bloed) en neuraal (via het zenuwstelsel).
De meest voorkomende prikkel is een hormonale prikkel: andere hormonen zetten een hormoonorgaan tot actie aan. Hormonen van de hypothalamus stimuleren bijvoorbeeld de hypofysevoorkwab of hormonen af te scheiden. Meerdere hormonen van de hypofysevoorkwab stimuleren op hun beurt weer andere hormoonorganen. Naarmate de hoeveelheid van de door de doelklieren geproduceerde hormonen toeneemt in het bloed, wordt de afgifte van hypofysevoorkwabhormonen geremd. Dit is een voorbeeld van negatieve terugkoppeling. De afgifte van hormonen die dit mechanisme bevordert, is meestal ritmisch. De hormoonspiegels in het bloed dalen en stijgen steeds weer.
Lage of hoge concentraties van bepaalde stoffen in het bloed kunnen ook de afgifte van hormonen stimuleren. Een laag gehalte aan calcium in de haarvaten van de bijschildklieren veroorzaakt afgifte van parathormoon (PTH, voluit parathyreoid hormoon) door de bijschildklieren. Hierdoor neemt het calciumgehalte in het bloed weer toe, waarna de afgifte van PTH stopt. Andere hormonen die vrijkomen in reactie op humorale prikkels zijn calcitonine, afgegeven door de schildklier, en insuline, geproduceerd door de alvleesklier.
In bepaalde gevallen stimuleren zenuwvezels de afgifte van hormonen. Het klassieke voorbeeld is het sympatische zenuwstelsel dat het bijniermerg prikkelt om de hormonen adrenaline en noradrenaline af te geven tijdens periode van stress. Dit noemen we een neurale prikkel.
Bron: Anatomie en fysiologie; de essentie
Juf Danielle; hormonen
Opdracht hormonen
1.4 Hypofyse
Hypofyse (meesterklier)
De hypofyse is een kleine klier van +- 1cm en ligt achter de oogkassen, in een holte “het Turkse zadel”. Het bestaat uit twee kwabben, een voorste en een achterste. De hypofyse zit met een steel vast aan het hypothalamus en koppelt het zenuwstelsel aan het hormoonstelsel. Wanneer ergens extra hormoon voornodig is zorgt dit voor een vermindering in aanmaak bij de andere hormonen. Bij stress is, het lichaam gevoeliger voor infecties etc. Dit kan binnen 10 min weer herstellen.
Bron: Les Larmes
De voorkwab ontvangt bloed met hormonen uit de hypothalamus, afhankelijk van de waarde wordt er wel of geen hormoon aangemaakt.
In de voorkwab zitten:
TSH, Thyroid Stimulerend Hormoon: (schildklierhormoon onder het strottenhoofd)
Produceert 2 schildklierhormonen T3, T4 en Calcitonine. Om het schildklierhormoon actief te krijgen heeft het jodium nodig.
Regelt de stofwisseling, stimuleert de lengte groei en hersenontwikkeling.
PTH, parathyroïdhormoon: (Bijschildklier)
PTH zorgt samen met calcitonine(schildklier) voor het evenwicht van Calcium in het lichaam.
Noradrenaline maakt alert, geconcentreerd en kwaad
(wanneer dit meer geproduceerd wordt bij een persoon, is die gene opvliegender).
Verhogen van bloedglucosespiegel, bloeddruk, hartslag en opname van zuurstof.
GH (groei hormoon):
Lengte groei van de lange pijpbeenderen, regelt de aanmaak van groeifactor IGF-1 welke zorgt voor de opbouw van botten en spieren.
LH en FSH (geslachtsklieren):
Pubertijd en vruchtbaarheid.
Bij vrouwen:
FSH voor de rijping van de eicel en LH voor de eisprong.
FSH en LH zorgen dat eierstokken oestrogeen (botopbouw en pubertijd, groei, rijping) en progesteron (zwanger worden en blijven) aanmaken.
Bij mannen:
LH en FSH zorgt dat de teelballen testosteron aanmaken (groei, rijping, productie van sperma).
Zorgt voor de pubertijd en dat men er mannelijk uit blijft zien.
Prolactine: zorgt voor de aanmaak van moedermelk na de bevalling.
MSH:melanocyt-stimulerende hormonen:zorgt ervoor dat de huid, huidpigment aanmaakt.
In de achterkwab worden twee door de hypothalamus aangemaakte hormonen opgeslagen:
ADH, anti diurese hormoon (anti plas hormoon): effect op de nieren, zorgt ervoor vochtbalans in het lichaam.
Oxytocine, zorgt ervoor dat zwangere vrouwen weeën krijgen en de borstvoeding op gang komt na de bevalling.
De hypofyse is de grote hormoonregelaar, zij maakt niet alleen hormonen aan die alles regelen maar maakt ook hormonen aan die ervoor zorgen dat andere klieren hormonen aan maken.
Bron: Anatomie en Fysiologie. Basisboek pathologie MBO niveau 4
1.5 Hypothalamus
Hypothalamus
www.revolutionairgezond.nl
De hypothalamus ligt vlak boven de hypofyse, net boven de kruising van de oogzenuw, en is onderdeel van het limbisch systeem. Dat is het deel van de hersenen dat te maken heeft met emotie, motivatie, genot en het emotioneel geheugen. De hypothalamus en de hypofyse zijn met elkaar verbonden door de hypofysesteel. Heeft het lichaam meer of minder van een bepaald hormoon nodig? Dan geeft de hypothalamus met behulp van hormonen een seintje aan de hypofyse. Sommige van deze hormonen stimuleren de afgifte van hypofysehormonen, andere remmen de afgifte van hypofysehormonen. Zo herstelt het evenwicht in het lichaam weer.
Bron: Cyberpoli
De hypothalamus is een belangrijk centrum voor de temperatuurregulatie van het lichaam, het honger- en dorstgevoel, het dag- en nachtritme (de biologische klok), het emotioneel gedrag en het geheugen. Samen met de hypofyse regelt de hypothalamus onder meer het eetgedrag, de temperatuur en vochtbalans in ons lichaam. Over de hypothalamus is vrij weinig bekend, zeker in vergelijking tot de hypofyse.
Bekijk het filmpje te ondersteuning van de theorie:
Bron: Anatomie en Fysiologie. Basisboek pathologie MBO niveau 4. www.hypofyse.nl
Opdracht hypofyse en hypothalamus
Hypothalamus en hypofyse opdracht via Quizlet
Maak de opdracht via de bovenstaande link. Combineer de termen zo snel mogelijk met de bijbehorende definitie, de tijd start meteen wanneer je op 'start' klinkt.
1.6 Schildklier (thyroïd)
Schildklier
www.schildklier.nl
De schildklier bestaat uit twee kwabben die verbonden zijn door een smalle brug en heeft daardoor de vorm van een vlinder. De kwabben zijn opgebouwd uit kleine blaasjes, de zogenaamde follikels. De kwabben liggen links en rechts van de luchtpijp en zijn bij een volwassene ongeveer twee centimeter breed en vier centimeter hoog. De schildklier bevindt zich aan de voorkant van de hals.
De schildklier maakt 3 hormonen aan: twee soorten schildklierhormonen (T3 en T4) en calcitonine die een rol spelen in vrijwel alle lichaamsweefsels en organen. Deze hormonen zijn belangrijk voor de stofwisseling, voor de groei en de geestelijke ontwikkeling.
De effecten van schildklierhormonen op enkele organen:
Centraal zenuwstelsel: groei en ontwikkeling
Botten: groei en rijping
Hart en vaten: knijpkracht en hartslag
Lever: aanmaak suiker
Maag/darm: verhoogde opname en activiteit
Vetweefsel: afbraak vet
Spieren: eiwitafbraak
Ademhaling: verhoogde ademhaling
Stofwisseling: verhoging stofwisseling
De afgifte van TSH door de hypofysevoorkwab zet de schildklier aan tot het maken en afgeven van beide schildklierhormonen. Een hoge concentratie van schildklierhormonen in het bloed remt het vrijkomen van TRH uit de hypothalamus. TRH is het thyroïd-releasing hormoon, dat zorgt voor het vrijkomen van TSH. De afgifte van TSH door de hypofysevoorkwab wordt hierdoor ook geremd. Er is dus sprake van negatieve feedback. Daalt de concentratie aan schildklierhormonen in het bloed weer, dan neemt de afgifte van TRH en TSH weer toe.
Voor de vorming van schildklierhormonen in actieve vorm is jodium nodig. Dit krijgen wij binnen via onze voeding. Het zit in zeevis en zeewier, en in Nederland wordt het toegevoegd aan keukenzout en bakkerszout.
Schildklierhormonen regelende de snelheid waarmee glucose wordt omgezet in lichaamswarmte en ATP. ATP is nodig voor de stofwisseling van cellen. Calcitonine is een antagonist van het Parathormoon uit de bijschildklieren. Dat wil zeggen dat calcitonine een daaraan tegengestelde werking heeft. Samen regelen deze hormonen de calciumhuishouding. Calcitonine verlaagt het calciumgehalte in het bloed. Het wordt direct aan het bloed afgegeven, in reactie op een toenemend niveau van calciumionen in het bloed. Er is weinig bekend over wat er gebeurt bij een te lage of een te hoge aanmaak van calcitonine. De aanmaak van calcitonine bij volwassenen is beperkt of stopt volledig. Dit kan deels de botontkalking verklaren die optreedt bij veroudering.
www.schildklier.nl
Bron: www.schildklier.nl. Anatomie en fysiologie; de essentie
Film schildklier met opdrachten
1.7 Bijschildkieren
Bijschildklieren
De bijschildklieren zijn vier kliertjes aan de achterkant van de schildklier, twee achter elke schildklierkwab.
Bron: www.isala.nl
De bijschildklieren maken parathormoon (PTH) aan, voluit parathyreoid hormoon genaamd. PTH zorgt met calcitonine uit de schildklier voor het evenwicht van calcium in het lichaam. In de botten is 99 procent van al het calcium in ons lichaam opgeslagen. De resterende 1 procent bevindt zich in het bloed. Daar is het belangrijk bij de bloedstolling, de geleiding van zenuwprikkels en het vermogen van spieren om samen te trekken. Als de calciumspiegel in het bloed onder een bepaalde waarde daalt, geven de bijschildklieren PTH af.
PTH zorgt dat het calciumgehalte in het bloed stijgt door:
calcium vrij te maken uit de botten;
de darmen te stimuleren meer calcium uit de voeding op te nemen;
de heropname van calcium door de nieren te stimuleren.
Om calcium uit de voeding op te nemen is vitamine D nodig. Vitamine D is eigenlijk geen vitamine, maar een hormoon. Onder invloed van zonlicht wordt een voorstadium van vitamine D via de huid aangemaakt en vervolgens zetten de lever en nieren dit om in de actieve vorm van vitamine D. PTH zorgt voor verhoging van het calciumgehalte in het bloed en calcitonine zorgt voor een verlaging ervan. Zoals gezegd zijn ze daarom antagonisten.
Bron: www.schildkier.nl
Bron: www.schildklier.nl. Anatomie en fysiologie; de essentie
Opdracht bijschildklier
1.8 Bijnieren
Bijnieren
De twee bijnieren liggen bovenop de nieren. Bijnieren bestaan uit bijniermerg en bijnierschors. Het merg zit in de binnenkant en het schors aan de buitenkant van de bijnieren.
Bron: www.kwf.nl
A: Bijnieren
B: Nieren
Bijnieren maken hormonen. De hormonen die de bijnieren maken zijn nodig om goed op stress te reageren en voor een goede bloeddruk. Ook maken bijnieren geslachtshormonen.
Het bijnierschors maakt de hormonen:
De buitenste cellaag maakt aldosteron. Aldosteron bevordert het vasthouden van natrium en de uitscheiding van kalium door de nieren. Wanneer natrium wordt opgenomen, wordt ook water vastgehouden. Zo helpt aldosteron bij het reguleren van zowel de water- als de zoutbalans in lichaamsvloeistoffen. Aldosteron zorgt ervoor dat de bloeddruk stijgt. Een hormoon dat door het hart wordt afgegeven gaat de uitscheiding van aldosteron tegen, om het bloedvolume en de bloeddruk te verlagen. Dat hormoon is atriaal natriuretisch peptide (ANP).
De middelste laag van de bijnierschors maakt cortisol aan. Cortisol wordt ook wel het stresshormoon genoemd omdat het het lichaam in staat stelt langdurige stress te weerstaan. Denk aan inspanning, vasten, koorts, infecties, trauma's, operaties en heftige emoties. Het hormoon zorgt voor een stijging van het glucosegehalte in het bloed en onderdrukt ontstekingsreacties. De bijnierschors geeft cortisol af in reactie op een stijgende ACTH-bloedspiegel. Wanneer het gehalte aan cortisol in het bloed verhoogd is, heeft dat een remmende werking op de hypothalamus en de hypofyse.
De binnenste laag van de bijnierschors maakt zowel bij mannen als vrouwen gedurende het hele leven kleine hoeveelheden geslachtshormonen aan; androgenen en oestrogenen.
Bron: www.zorginzicht.nl
Het bijniermerg maakt de hormonen adrenaline en noradrenaline aan, die de bloedsuikerspiegel, de stofwisseling, hartslag en de opname van zuurstof door de longen verhogen. Samen worden deze hormonen catecholamines genoemd. Een fysieke of emotionele bedreiging zorgt via het sympatische zenuwstelsel dat het vecht-of-vluchtsysteem in actie komt. Het bijniermerg krijgt via het sympatische zenuwstelsel een seintje om deze reactie te versterken en te verlengen. Het pompt vervolgens zijn hormonen in de bloedbaan. De catecholamines verhogen de hartslag, de bloeddruk en de bloedglucosespiegel. En ze zorgen dat de longen meer zuurstof kunnen opnemen. Dit versnelt de bloedsomloop en er komt meer zuurstof en glucose terecht in de hersenen, spieren en hart: de organen die essentieel zijn voor de reactie. Het lichaam is klaar om op korte termijn het gevecht aan te gaan of je bijzonder alert te maken ( de alarmfase van de stressreactie; vecht-of-vluchtreactie). Voor het omgaan met stress op de lange termijn maakt de bijnierschors cortisol aan.
Bron: www.groeiatelier.nl
Bron: anatomie en fysiologie; de essentie
Opdracht bijnieren
1.9 Pijnappelklier (epifyse)
Pijnappelklier
De pijnappelklier (epifyse) is een klein kliertje dat aan de bovenkant van de derde hersenventrikel hangt.
Bron: www.hersenuitleg.nl
www.demorgen.be
De pijnappelklier speelt een belangrijke rol bij het slaap-waakritme en andere biologische, hormonale ritmes. De pijnappelklier maakt bijvoorbeeld het hormoon melatonine aan. Het melatoninegehalte stijgt wanneer het begint te schemeren en maakt ons slaperig. Ook produceert de pijnappelklier de neurotransmitter serotonine. Dit heeft invloed op je stemming, emoties en de hoeveelheid ervaren stress.
Bron: anatomie en fysiologie; de essentie
Opdrachten pijnappelklier
1.10 Alvleesklier (pancreas)
Bron: Delachieve
Alvleesklier
De alvleesklier, ook wel pancreas genoemd, is gelegen in de buikholte achter de darm en de maag. Het smalle uiteinde van de alvleesklier aan de rechterkant wordt de staart genoemd, terwijl het bredere gedeelte aan de linkerkant de kop wordt genoemd.
De alvleesklier produceert spijsverteringssappen. Deze sappen bevatten enzymen die nodig zijn voor de vertering van eiwitten, suikers en vetten. Door de alvleesklier lopen veel kleine afvoerkanaaltjes die uiteindelijk samenkomen in de grote afvoergang van de alvleesklier.
Exocriene klier maakt het pancreas sap (spijsverteringsenzymen) aan.
Dit zijn verteringsenzymen en worden uitgescheiden via de Papil van Vater (een afvoergang) naar de darm. De Papil van Vater loopt vanaf de kop door naar de staart.
Endocriene klier heeft een hormonale functie en regelt het glucosegehalte (bloedsuikerspiegel).
In de pancreas liggen 1 á 2 miljoen Eilandjes van Langerhans (groepen kliercellen).
De Eilandjes van Langerhans bestaan uit 3 soorten cellen:
- De Alfacellen produceren glucagon (verhoogd de glucose spiegel)
- De Bétacellen produceren insuline (verlaagd de glucose spiegel)
- De Deltacellen produceren gastrine en somatastatine (balansbewaker)
De productie van de hormonen insuline en glucagon is van cruciaal belang voor de spierstofwisseling. Bij het innemen van koolhydraten wordt dit in de darm verteerd en de glucose (suikers en zetmeel) opgenomen in het bloed. Hierdoor wordt het glucose gehalte in het bloed hoog. De alfa- en bètacellen hebben dus een tegengestelde werking en bepalen samen wat er met de darm opgenomen glucose in het bloed en met de glucose in de cel gebeurt. Het hormoon insuline is een essentieel hormoon zodat de cellen voldoende energie krijgen. Insuline zorgt voor de tijdelijke opslag van glucose tot het nodig is als energie. Insuline zorgt ervoor dat de glucose vanuit het bloed in de spier en de levercellen komt doordat het de celwand permeable (doorlaatbaar) is voor glucose. In de spieren wordt de energie verbruikt en in de levercellen wordt de energie opgeslagen. De opgeslagen energie wordt ook wel glycogeen genoemd, dit is nodig wanneer er geen energie toevoer is maar wel een verbranding plaats vindt. Na een maaltijd is de toevoer van glucose op zijn hoogst, zo ook de aanmaak van insuline, dit zorgt ervoor dat de bloedsuikerspiegel niet te hoog wordt. Het effect van insuline is dan dus dat er een daling van de bloedsuiker plaats vindt. In samenwerking met glucagon zorgt insuline ervoor dat de bloedsuikerspiegel binnen bepaalde waardes blijft.
Wanneer het bloedsuikergehalte daalt, dat is op een moment waar langere tijd geen voeding is ingenomen en er lichamelijke inspanning plaats vindt, komt het hormoon glucagon in actie. Onder invloed van glucagon wordt in de lever glycogeen omgezet in glucose. De vrijgekomen glucose kan dan in het bloed worden opgenomen, zodat de suikerspiegel op peil blijft en niet daalt.
Bron: van Heek medical
Bron: Anatomie en Fysiologie Essentie. Basisboek pathologie MBO niveau 4. Anatomie en fysiologie van de mens inclusief veelvoorkomende pathologie.
Opdracht Alvleesklier (pancreas)
2. Pathologie
2.1 Syndroom van Cushing
Wat is het?
Het syndroom van Cushing ontstaat door een tumor in de bijnier (adenoom) die cortisol produceert, of door langdurige toediening van corticosteroïden.
Een verhoogd Cortisolgehalte kan ook ontstaan door een hypofysetumor, omdat deze tumor teveel ACTH produceert, wat weer leidt tot een overproductie van cortisol in de bijnier. Dan spreek je van de ziekte van Cushing.
Bron: www.hypofyse.nl
Symptomen
Er bestaan vele verschillende klachten die de ziekte van Cushing met zich mee kan brengen.
Deze klachten zijn niet altijd bij iedereen aanwezig en kunnen ook in ernst verschillen:
gewichtstoename, zonder meer te eten. Vooral abnormale vetafzetting rond de buik, de benen worden dunner;
www.gezondeademhaling.nl
een vollemaans gezicht met vaak rode wangen;
dikte in de nek (Buffalo hump);
striae (paarsrode huidstriemen) op buik, benen en bovenarmen;
hoge bloeddruk;
dunne-, kwetsbare-, droge huid;
acne;
gemakkelijk blauwe plekken krijgen;
slechte wondgenezing;
overbeharing (bij vrouwen);
extreme vermoeidheid;
verminderde spierkracht, met name in de benen;
pijnlijke spieren en gewrichten;
verstoorde menstruatiecyclus, vaak zelfs volledig wegblijven van de menstruatie; en gemakkelijker bloeden.
Ook krijgen veel mensen met het Cushing syndroom last van psychische klachten, zoals depressie en emotionele labiliteit. Men heeft vaak last van vetzucht, osteoporose, hoog cholesterol en hyperglycaemie (suikerziekte). Er is een verhoogde kans op hart- en vaatziekten.
Oorzaken
De ziekte van Cushing is een aandoening waarbij een gezwel op de hypofyse te veel bijnierschorsstimulerend hormoon(ACTH) produceert. Dit gezwel is meestal goedaardig. Door het teveel aan ACTH maakt de bijnier te veel cortisol aan. Er bestaat ook een vorm van Cushing waarbij er periodes zijn met een verhoogde aanmaak van cortisol die worden afgewisseld met periodes zonder een verhoogd cortisol. Dit heet cyclische Cushing, maar deze vorm komt heel weinig voor.
Diagnose
Met behulp van laboratoriumonderzoek wordt de hoeveelheid cortisol in speeksel of urine, of het ACTH-gehalte in het bloed bepaald. Bij de verdenking op een hypofysetumor geeft beeldvorming (MRI-onderzoek) van de hersenen meer duidelijkheid.
Ziekteverloop
Uiteindelijk lukt het bij bijna iedereen om de ziekte van Cushing onder controle brengen. E zijn soms wel meerdere behandelingen nodig. Waarschijnlijk is medicijngebruik voor de rest van het leven noodzakelijk.
Een kenmerk van mensen met het syndroom van Cushing is dat ze vaak last hebben van overgewicht.
Behandeling
Er bestaat op dit moment nog geen medicatie die specifiek de werking van cortisol tegengaat. De behandeling van het syndroom van Cushing is gericht op het normaliseren van cortisolspiegel in het bloed. De enige behandeling bestaat uit operatief verwijderen van de tumor.
Bij bijnierschorsinsufficiëntie is er een tekort aan bijnierschorshormonen. Deze aandoening heet ook wel de ziekte van Addison.
Symptomen
Een onvoldoende aanmaak van bijnierschorshormonen kan gepaard gaan met verschillende symptomen.
Vaak zijn dit vermoeidheid en zwakte. Er kunnen maag-darmklachten ontstaan, waardoor mensen minder gaan eten en gewicht verliezen. Een opvallend symptoom is een bruinige verkleuring van de huid, ook wel hyperpigmentatie genoemd.
bron: www.hypofyse.nl
Oorzaken
In de meeste gevallen is de ziekte een gevolg van een overactief immuunsysteem, waarbij het lichaam de bijnierschors aanvalt en aantast. Andere oorzaken zijn uitzaaiingen vanuit kwaadaardige longtumoren en borsttumoren of tuberculose, maar dat komt in Nederland bijna niet meer voor.
Diagnose
De diagnose is te stellen aan de hand van het verlaagde cortisolgehalte en aldosterongehalte in het bloed.
Behandeling en begeleiding
De behandeling bestaat uit het toedienen van bijnierschorshormonen. Het is belangrijk om te onthouden dat er normaal gesproken extra bijnierschorshormonen worden vrijgemaakt ten tijde van stressvolle situaties. Denk bijvoorbeeld aan een trauma, of een grote operatie. Bij patiënten met bijnierschorsinsufficiëntie schiet deze reactie op stress tekort, daarom hebben zij een hogere dosis van de bijnierschorshormonen nodig. Anders kan er een levensbedreigende toestand ontstaan, waarbij er sprake is van ernstige shock en verminderde afweer tegen infecties, ook wel Addison crisis genoemd.
Bron: basisboek pathologie; ThiemeMeulenhoff
Bijnierziekten
Opdrachten bijnierinsufficiëntie
2.3 Hyperthyreoïdie
Wat is het?
Als de schildklier te veel schildklierhormoon aanmaakt, krijg je een te snel werkende schildklier. Hierdoor werkt je stofwisseling te snel. De verschillende processen in het lichaam verlopen dan sneller dan normaal.
Symptomen
Gewichtsverlies, ondanks voldoende eetlust
Hartkloppingen
Warmte-intolerantie
Transpiratie
Vermoeidheid
Tremoren (trillen van de vingers of handen
Bron: www.schildklier.nl
Oorzaken
De te snelle werking van de schildklier kan verschillende oorzaken hebben. In ongeveer 70-80% van de gevallen is de ziekte van Graves de oorzaak, een auto-immuunziekten.
Diagnose
De diagnose kan vaak via de anamnese, de symptomen en het lichamelijk onderzoek gesteld worden. Laboratorium onderzoek laat een verhoogd T4-gehalte zien en een onderdrukt TSH-gehalte. Het is belangrijk om te achterhalen wat de oorzaak is van de hyperthyreoïdie.
Ziekteverloop
Soms is de te snelle werking tijdelijk. De schildklier gaat daarna weer normaal werken. Het komt ook voor dat hij daarna te weinig hormoon maakt (hypothyreoïdie).
Behandeling
De behandeling hangt af van de oorzaak van de ziekte. De meest voorkomende oorzaak (ziekte van Graves) wordt behandeld met:
medicijnen
radioactief jodium en/of
een operatie (verwijderen van een deel van de schildklier).
De kans is groot dat na behandeling de schildklier juist te traag werkt. Dit is echter goed te behandelen met synthetisch (kunstmatig) schildkierhormoon.
Hypothyreoïdie is een traag werkende schildklier. De schildklier geeft dan niet genoeg schildklierhormoon af aan het bloed. Hierdoor werkt de stofwisseling trager: de verschillende processen in het lichaam verlopen langzamer. Hypothyreoïdie is vaak lastig te herkennen.
Symptomen.
Symptomen zijn vaak vaag en ontstaan sluimerend.
De meest voorkomende zijn:
www.schildklier.nl
Vermoeidheid
Gewichtstoename
Koude-intolerantie
Depressie
Geheugenverlies
Droge huid
Obstipatie
Haaruitval
Wat ook kenmerkend is bij hypothyreoïdie is een lagere en krakerige stem. Bij vrouwen kunnen menstruatieproblemen optreden.
Oorzaken
Er zijn verschillende oorzaken van hypothyreoïdie. De meest voorkomende is de ziekte van Hashimoto. Deze autoimmuunziekte is niet te genezen. Soms is hypothyreoïdie aangeboren (CHT).
Diagnose
Laboratoriumonderzoek laat een laag schildklierhormoon (T4) gehalte zien en een hoog TSH-gehalte.
Ziekteverloop
Hypothyreoïdie is soms tijdelijk, meestal blijvend. Als de patiënt goed ingesteld is op medicijnen, kan men in het algemeen een normaal leven leiden.
Behandeling
De behandeling bestaat uit medicijnen met synthetisch schildklierhormoon, levothyroxine. Als de schildklier nog gedeeltelijk werkt, vullen de medicijnen het tekort aan. Wanneer de schildklier niet meer werkt, vervangen de tabletten de functie van de hele schildklier. Er bestaat geen medicijn dat de schildklier kan genezen.
Wat is het?
Diabetes Mellitus is een chronische auto-immuunziekte en wordt ook wel suikerziekte genoemd. Bij Diabetes Mellitus type 1 speelt insuline een cruciale rol in het lichaam door glucose (bloedsuiker) op te laten nemen in de lichaamscellen. Dit is essentieel voor een goede werking van de cellen. Zonder insuline is leven niet mogelijk, omdat deze stof verantwoordelijk is voor het reguleren van de glucosegehalte.
Bij diabetes type 1 vernietigt het immuunsysteem de insuline producerende cellen in de alvleesklier. Normaal gesproken bestrijdt het immuunsysteem alleen schadelijke indringers zoals bacteriën en virussen. Bij diabetes type 1 valt het echter de eigen bètacellen aan, die in de eilandjes van Langerhans in de alvleesklier zitten. Deze bètacellen produceren insuline, maar door een fout in deze cellen wordt het immuunsysteem geactiveerd en aangezet tot de aanval.
De onderstaande afbeelding toont de insulineproductie van de bètacellen.
Bron: Media scholieren
Bekijk het filmpje te ondersteuning van de theorie:
Bron: Diabetes.nl
Bron: Breakthrough
Symptomen
Veel dorst
Vaak plassen
Snel moe
Gewicht verliezen
Slecht of wazig
Slechte concentratie
Oorzaken
De precieze oorzaak van het ontbreken of de beperkte productie van insuline bij diabetes type 1 is nog niet volledig bekend. Wel is bekend dat een erfelijke aanleg een rol kan spelen, ook als er geen familiegeschiedenis van diabetes type 1 is.
Mogelijke factoren die bijdragen aan het ontstaan van diabetes type 1 zijn:
Gluten, de eiwitten die in graan voorkomen;
Koemelk in flesvoeding die aan baby's wordt gegeven;
Virussen, zoals die verantwoordelijk voor verkoudheid of buikgriep.
Meer onderzoek is nodig om beter te begrijpen wat deze aandoening veroorzaakt. Deze kennis kan bijdragen aan effectievere behandelmethoden en mogelijk zelfs leiden tot genezing in de toekomst.
Diagnose
De diagnose kan gesteld worden met een bloedsuikertest, hier wordt een druppel bloed van de vinger genomen en onderzocht. Om de diagnose diabetes met zekerheid te kunnen stellen, wordt de bloedsuikerwaarde nuchter gemeten. Dit betekent dat er minimaal 8 uur voorafgaand aan de test niets mag eten of drinken, met uitzondering van water. Als de gemeten bloedsuikerwaarde hoger is dan 6,9 mmol/l, wordt de diagnose diabetes gesteld.
Ziekteverloop en complicaties
Diabetes type 1 is momenteel niet te genezen en kan een negatieve impact hebben op de gezondheid van bloedvaten. Dit verhoogt het risico op het ontwikkelen van hart- en vaatziekten (diabetes nefropathie). Daarnaast kan diabetes type 1 ook op termijn ook diverse complicaties veroorzaken, schade veroorzaken aan andere organen, zoals de nieren en de hersenen. Zenuwen aantastingen (diabetische neuropathie), dit zorgt voor tintelingen, gevoelsstoornissen en pijnklachten. Wanneer bloedvaatjes beschadigd zijn (diabetische angiopathie), is de doorstroom van bloed naar benen en voeten verstoord dit veroorzaakt koude voeten en een verslechterde wondgenezing. Hierdoor kan een diabetische voetontstaan.
Deze complicaties ontstaan doordat langdurig verhoogde bloedsuikerwaarden de bloedvaten en zenuwen aantasten.
Jaarlijks wordt er extra bloed afgenomen urine inlevert om bloedvetten te controleren en voor onderzoek naar beschadiging van de nieren. Elke 2 jaar wordt er onderzoek naar schade aan de zenuwen, fotograferen ze de ogen om het netvlies te controleren.
Behandeling / begeleiding
Er bestaat tot op heden nog geen genezing voor diabetes. De behandeling van diabetes is er daarom vooral op gericht de glucosegehalte onder controle te houden, hierdoor worden de gezondheidsrisico’s voor mensen met diabetes type 1 beperkt.
Bij diabetes type 1 is het noodzakelijk om gedurende het leven insuline toe te dienen, omdat het lichaam zelf geen insuline meer aanmaakt. Hierdoor kan het glucosegehalte niet meer op natuurlijke wijze worden gereguleerd. Het is daarom belangrijk om de glucosewaarde regelmatig te controleren en de insulinedosering hierop aan te passen. Door koolhydraten te tellen wordt er berekend hoeveel insuline er nodig is. Insuline kan worden toegediend met een insulinepen of via een insulinepomp. Dit voorkomt op kort termijn Hyperglykemie en hypoglykemie (zie kop 2.6 Hyper- en hypoglykemie)
Insulinepen: Dit is een gebruiksvriendelijke injectiespuit waarmee men insuline in het bindweefsel injecteert.
Insulinepomp: Dit is een klein apparaatje dat continu kleine hoeveelheden insuline aan het lichaam afgeeft. De pomp is via een slangetje en een dun naaldje verbonden met het lichaam.
Iemand met diabetes type 1 wordt in het ziekenhuis jaarlijks begeleid door een diabetesverpleegkundige, internist en oogarts. Ook kan een diëtiste en eventuele psychische hulp ingeschakeld worden.
Speel het spel en beantwoorde de vragen. Klik op start.
2.6 Diabetes Mellitus type 2
Wat is het?
Diabetes mellitus type 2 ontstaat wanneer er onvoldoende insuline door de alvleesklier wordt aangemaakt en/of wanneer insuline niet goed meer werkt. In beide gevallen kan insuline er niet meer voor zorgen dat glucose vanuit het bloed wordt opgenomen in de weefsels en dat de productie van glucose door de lever wordt geremd. De concentratie van glucose in het bloed stijgt dan: er is sprake van diabetes mellitus type 2. Inmiddels weten we dat dit proces wordt geactiveerd wanneer je voedingsmiddelen met koolhydraten consumeert. Diabetes mellitus type 2 wordt ook wel ouderdoms-suikerziekte genoemd.
Symptomen
Veel dorst
Vaak plassen
Snel moe
Gewicht verliezen
Slecht of wazig
Slechte concentratie
Slechte wond genezing
Terugkerende infecties
Bron: Merkala
Oorzaken
De grootste oorzaak van het ontstaan van diabetes mellitus type 2 is overgewicht (obesitas), te veel en te vet eten of te weinig bewegen in combinatie met erfelijke aanleg.
Verouderding is ook een oorzaak van diabetes mellitus type 2.
Diagnose
De diagnose kan gesteld worden met een bloedsuikertest, hier wordt een druppel bloed van de vinger genomen en onderzocht. Om de diagnose diabetes met zekerheid te kunnen stellen, wordt de bloedsuikerwaarde nuchter gemeten. Dit betekent dat er minimaal 8 uur voorafgaand aan de test niets mag eten of drinken, met uitzondering van water. Als de gemeten bloedsuikerwaarde hoger is dan 6,9 mmol/l, wordt de diagnose diabetes gesteld.
Ziekteverloop en complicaties
Het is de laatste jaren heel duidelijk geworden dat goede regulatie van de bloedsuiker, de bloeddruk en cholesterol de kans op complicaties zeer veel verlaagt. Daarnaast verlicht verlaging van de bloedsuikerconcentratie veel van de volgende complicaties.
In de loop van de tijd ontstaan bij sommige mensen met diabetes mellitus complicaties. De complicaties van diabetes mellitus zijn:
Beschadiging van hart- en bloedvaten (atherosclerose)
Beschadiging van het netvlies (retinopathie)
Beschadiging van de nieren (nefropathie)
Beschadiging van de zenuwen (neuropathie)
Zweren en infecties van de voeten en onderbenen (diabetische voet)
Behandeling en begeleiding
Bron: Diabetes.nl
Er bestaat tot op heden nog geen genezing voor diabetes. De behandeling van diabetes is er daarom vooral op gericht de glucosegehalte onder controle te houden, hierdoor beperkt men de gezondheidsrisico’s voor mensen met diabetes type 2. De basis behandeling bestaat uit leefstijlveranderingen, met namen op het gebied van voeding en lichamelijke beweging. Vanuit het ziekenhuis wordt hierin begeleiding aangeboden door de diabetesverpleegkundige, een diëtiste. Ook kan er eventuele psychische hulp ingeschakeld worden.
Daarnaast is er een zeer dringend advies om te stoppen met roken. Roken gepaard met diabetes is schadelijk voor hart- en bloedvaten.
Wanneer bovenstaande veranderingen onvoldoenden blijken is er medicatie die helpend kan zijn. Dit vervangt bovenstaande leefstijlveranderingen niet.
Medicatie die de aanmaak van insuline stimuleert.
Medicatie die het lichaam gevoeliger maakt voor werking van insuline.
Injecteren van insuline.
Bij sommige patiënten is het noodzakelijk om bloeddruk verlagende medicatie in te zetten.
Bij sommige patiënten is het noodzakelijk om cholesterol verlagende medicatie in te zetten.
Jaarlijks wordt er extra bloed afgenomen urine inlevert om bloedvetten te controleren en voor onderzoek naar beschadiging van de nieren. Elke 2 jaar wordt er onderzoek naar schade aan de zenuwen, fotografeert men de ogen om het netvlies te controleren.
Zwangerschapsdiabetes is een tijdelijke vorm van diabetes welke ontstaat tijdens de zwangerschap. Tijdens de zwangerschap maakt de placenta hormonen (oestrogeen, progesteron, hCG en HPL. Oestrogeen stimuleert de groei van de baarmoeder, de ontwikkeling van de bloedvaten en de groei van de melkklieren in de borsten) aan, in de (tweede helft) van de zwangerschap kan het zo zijn dat er geen of onvoldoende hormoon (Insuline) aangemaakt, hierdoor blijft er te veel suiker in het lichaam zitten. Het teveel aan glucose wordt omgezet in vet. Daardoor zijn kinderen van moeders met zwangerschapsdiabetes vaak groot en zwaar. Hierdoor kan de bevalling moeilijker verlopen en heeft het kind later een verhoogd risico op diabetes type 2. Tijdens een normale zwangerschap maakt het lichaam (placenta) extra insuline aan om de bloedsuiker op peil te houden.
Bron: De specialist
Symptomen
Veel dorst
Plassen
Vermoeidheid
Jeuk
Soms is op de echo veel vruchtwater of een te grote baby te zien
Verhoogde glucose spiegel
Verhoogde bloeddruk
Oorzaken
Wanneer de moeder al eens eerder zwangerschapsdiabetes hebt gehad
De moeder een eerder baby kreeg van +4500g
De moeder voor de zwangerschap te zwaar bent (BMI 30 of meer)
Diabetes type 2 in de familie zit
De bloedsuiker in het begin van de zwangerschap te hoog is
Geelzucht bij de baby
De moeder PCOS polycysteus-ovariumsyndroom hebt
Bij het polycysteus-ovarium-syndroom (PCOS) zitten er meer blaasjes in de eierstokken.
Poly betekent: meer.
Cyste betekent: blaasje met vocht.
Ovarium betekent: eierstok.
Normaal groeit er meestal 1 blaasje met een eicel erin. Het blaasje knapt en de eicel komt eruit. Dit is de eisprong.
Diagnose
Bij vrouwen die een verhoogde kans hebben wordt tussen de 24e en 28e week getest om zwangerschapsdiabetes op te sporen. Deze test heet glucosetolerantietest.
De verloskundige of gynaecoloog controleert de glucosewaarde in het bloed. Bij een te hoge glucosewaarde doet men een suikertest om te kijken of men zwangerschapsdiabetes heeft. Soms wordt direct al de suikertest gedaan. De suikertest heet Orale Glucose Tolerantie Test. Vaak gebruikt de verloskundige de afkorting OGTT.
Men moet nuchter zijn. Dat betekent dat men de avond ervoor stopt met eten en drinken. De ochtend van de test wordt er bloed afgenomen. Daarna drinkt de zwangere een suikerdrankje met 75 of 100 gram glucose en wacht je 1 tot soms 2 of 3 uur (vaak in de wachtruimte). Dan wordt er weer wat bloed afgenomen.
Ziekteverloop
Een te hoge bloeddruk
Bij zwangerschapsdiabetes kan de zwangere een hoge bloeddruk krijgen. Dat is meestal niet gevaarlijk, hierdoor kunnen klachten als hoofdpijn en misselijkheid worden ervaren. Bij een behandeling in het ziekenhuis, wordt de zwangere ook begeleid door de internist die na de bevalling ook de bloeddruk kan regelen.
Een moeilijkere bevalling
Een baby wordt vaak groter dan normaal door zwangerschapsdiabetes. Dat kan de bevalling moeilijker maken. Het hoofdje is ook vaak groter dan bij een normale zwangerschap. Dat is voor de baby niet erg. Maar de baby gaat dan lastiger door het geboortekanaal. Soms is een vroegere bevalling, extra hulp tijdens de bevalling of een keizersnede nodig.
Een grotere kans op een postnatale depressie
Vrouwen met zwangerschapsdiabetes hebben meer kans op een postnatale depressie. Een postnatale depressie is een depressie tijdens en/of na de zwangerschap. Verloskundigen en gynaecologen letten hier extra op. Bij angst voor een postnatale depressie wordt dit besproken met de verloskundige of gynaecoloog.
Een grotere kans op diabetes type 2
Na zwangerschapsdiabetes krijgt ongeveer de helft van de mensen binnen 5 tot 10 jaar diabetes type 2. Daarna blijft de kans op diabetes type 2 groter. Het is belangrijk dat er elk jaar wordt gecontroleerd tot 5 jaar na de bevalling. Gezonde voeding en beweging blijft extra belangrijk.
Een grotere kans op diabetes type 1
Na zwangerschapsdiabetes krijgt ongeveer 6% van de mensen binnen 7 jaar diabetes type 1. Bij die 6% zitten vooral mensen die naast een dieet ook insuline gebruikten bij hun behandeling.
Complicaties
Het kan tijdens de zwangerschap lijden tot een verhoogde kans van overleiden van de moeder of het (ongeboren) kind
Vroeg geboorte
Afwijkingen van het kind
Behandeling begeleiding
Zwangerschapsdiabetes is goed te controleren en te behandelen. Bij een goede behandeling is zwangerschapsdiabetes ongevaarlijk.
Doorverwijzing naar een diëtist
Bij te hoge bloedsuiker doorverwijzing naar de gynaecoloog
Controle tijdens de zwangerschap
Bij een normale groei van de baby, normale bloedsuiker en geen medicatie à verloskundige
Is de baby te groot, de bloedsuiker niet onder controle of bij medicatie à Gynaecoloog
Kinderarts controleert de baby na de bevalling
Gezond leefstijl
Koolhydraten te verdelen over de dag
Suikerrijke producten verminderen
Tijdelijk insuline spuiten
Na de zwangerschap verdwijnt de zwangerschapsdiabetes meestal binnen 1 dag.
We spreken van een hypoglykemie ook wel hypo genoemd wanneer er te weinig glucose (suikers) in het bloed is. De bloedsuikerspiegel is lager dan 4mmol/l.
Dit komt voorkomen wanneer:
Te veel insuline spuit
Te diep of niet diep genoeg spuit
Veel energie verbrand hebt door bijv. sporten of ander inspanning
Ziek zijn
Anders of te weinig eet of drinkt
Stress ervaart
De symptomen bij een hypoglykemie zijn:
Trillen
Honger
Hartkloppingen
Bleek zien
Zweten
Duizeligheid
Wazig zien
Warm/ koud hebben
Stemmingswisselingen
Flauwvallen
Wanneer iemand een hypoglykemie heeft geef iemand dan kortwerkende suikers, denk aan dextro, jam, mars, ranja.
We spreken van een hyperglykemie ook wel hyper genoemd wanneer er te veel glucose (suikers) in het bloed is. De bloedsuikerspiegel is hoger dan 10mmol/l.
Dit komt voor wanneer:
Te weinig insuline spuit
Te diep of niet diep genoeg spuit
Te vaak op dezelfde plek spuit
Anders of te veel eet of drinkt
Ziek zijn
De symptomen bij een hypoglykemie zijn:
Veel dorst
Veel plassen
Moe en slap
Ziek en misselijk voelen
Geen trek
Niet goed zien
Wanneer iemand een hyperglykemie heeft neem dan geen suiker bevattende voeding of vocht, adviseer om te bewegen. Wanneer iemand gebruik maakt van insuline spuit dan bij volgens bij spuitschema.
Wanneer het glucosegehalte niet onder controle zijn en veel wisselen kan iemand last krijgen van complicaties hierover heb je meer kunnen lezen bij de kopjes Diabetes Mellitus type 1 en type 2.
Bekijk het filmpje te ondersteuning van de theorie:
Bron: Wat is een hypo en wat is een hyper? Anatomie en Fysiologie Essensie Auteur: Elaine N. Marieb Suzanne M. Keller Basisboek pathologie MBO niveau 4, ThiemeMeulenhoff
Opdracht hyper- en hypoglykemie
Hypo- en hyperglykemie Interacty
Speel de memory via de bovenstaande link. Klik op start, de eerste 7sec kun je alle plaatjes zien, zoek de termen bij de bijbehorende definitie.
Bedankt voor het maken van onze wikiwijs, wij hopen dat je het als leerzaam hebt ervaren.
We hopen dat je de leerdoelen behaald hebt, je kunt nu:
- De basiskennis van de anatomie van het hormoonstelsel omschrijven.
- Uitleggen wat de werking van de hormonen is.
- Het verschil tussen hypoglykemie en hyperglykemie, door minstens 4 van de 6 antwoorden goed beantwoord te hebben (opdracht hyper- en hypoglykemie).
Jouw feedback is welkom, zodat we onze wikiwijs kunnen optimaliseren voor een beter leerrendement. Scan de onderstaande QR-code:
Het arrangement MZA2425A hormoonstelsel is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Eindtoets Wikiwijs Hormoonstelsel
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.