1.10 Alvleesklier (pancreas)

Bron: Delachieve

Alvleesklier

De alvleesklier, ook wel pancreas genoemd, is gelegen in de buikholte achter de darm en de maag. Het smalle uiteinde van de alvleesklier aan de rechterkant wordt de staart genoemd, terwijl het bredere gedeelte aan de linkerkant de kop wordt genoemd.

De alvleesklier produceert spijsverteringssappen. Deze sappen bevatten enzymen die nodig zijn voor de vertering van eiwitten, suikers en vetten. Door de alvleesklier lopen veel kleine afvoerkanaaltjes die uiteindelijk samenkomen in de grote afvoergang van de alvleesklier.

 

Dit zijn verteringsenzymen en worden uitgescheiden via de Papil van Vater (een afvoergang) naar de darm. De Papil van Vater loopt vanaf de kop door naar de staart.

In de pancreas liggen 1 á 2 miljoen Eilandjes van Langerhans (groepen kliercellen).

De Eilandjes van Langerhans bestaan uit 3 soorten cellen:

De productie van de hormonen insuline en glucagon is van cruciaal belang voor de spierstofwisseling. Bij het innemen van koolhydraten wordt dit in de darm verteerd en de glucose (suikers en zetmeel) opgenomen in het bloed. Hierdoor wordt het glucose gehalte in het bloed hoog. De alfa- en bètacellen hebben dus een tegengestelde werking en bepalen samen wat er met de darm opgenomen glucose in het bloed en met de glucose in de cel gebeurt. Het hormoon insuline is een essentieel hormoon zodat de cellen voldoende energie krijgen. Insuline zorgt voor de tijdelijke opslag van glucose tot het nodig is als energie. Insuline zorgt ervoor dat de glucose vanuit het bloed in de spier en de levercellen komt doordat het de celwand permeable (doorlaatbaar) is voor glucose. In de spieren wordt de energie verbruikt en in de levercellen wordt de energie opgeslagen. De opgeslagen energie wordt ook wel glycogeen genoemd, dit is nodig wanneer er geen energie toevoer is maar wel een verbranding plaats vindt. Na een maaltijd is de toevoer van glucose op zijn hoogst, zo ook de aanmaak van insuline, dit zorgt ervoor dat de bloedsuikerspiegel niet te hoog wordt. Het effect van insuline is dan dus dat er een daling van de bloedsuiker plaats vindt. In samenwerking met glucagon zorgt insuline ervoor dat de bloedsuikerspiegel binnen bepaalde waardes blijft.

Wanneer het bloedsuikergehalte daalt, dat is op een moment waar langere tijd geen voeding is ingenomen en er lichamelijke inspanning plaats vindt, komt het hormoon glucagon in actie. Onder invloed van glucagon wordt in de lever glycogeen omgezet in glucose. De vrijgekomen glucose kan dan in het bloed worden opgenomen, zodat de suikerspiegel op peil blijft en niet daalt.

Bron: van Heek medical

Bron: Anatomie en Fysiologie Essentie.  Basisboek pathologie MBO niveau 4.  Anatomie en fysiologie van de mens inclusief veelvoorkomende pathologie.