Taalkundig ontleden (Woordsoorten)

Taalkundig ontleden (Woordsoorten)

Introductie

Op deze website ga je aan de slag met het taalkundig ontleden van zinnen. Je kan per categorie oefen met verschillende niveaus en aan het einde kan je de wikiwijs aflsluiten met een oefentoets. Aan het einde van de wikiwijs ben jij een echte expert geworden in het ontleden van een zin wat betreft woordsoorten!

Taalkundig ontleden

Wat is taalkundig ontleden eigenlijk?

Je hebt al geleerd hoe je redekundig ontleden. Hierbij verdeel je de zin in zinsdelen en geef je deze uiteindelijk allemaal hun eigen benaming zoals, persoonvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkendvoorwerp en de bijwoordelijke bepaling.

Bij taalkundig ontleden ga je elk woordje af in de zin. Deze woorden krijgen dan ook hun eigen benamingen zoals, zelfstandig naamwoord, lidwoord, bijvoegelijk naamwoord, enzovoort. Op deze website ga je hier dan ook mee aan de slag.

 

Maar waarom is het belangerijk om dit te kunnen?

Door dat je zinnen kunt ontleden kan je vervolgens ook de zinnen beter begrijpen. Ook zou het je helpen om andere talen beter te kunnen begrijpen, dit is wel handig als je ook andere talen op school moet leren ;). Als je weet hoe je zinnen moet ontleden is het alleen maar makkelijker om ze te begrijpen en de betekenis te kunnen achterhalen!

 

Lesdoelen

Lesdoelen:

- Aan het einde van de website heb je met alle onderwerpen geoefend.

- Aan het einde van de website heb je kennis opgedaan over alle onderwerpen

- Aan het einde van de website ben je voorbereid op de toets. 

Kennisclip

In deze kennisclip ga je aan de slag met taalkundig ontleden en hoe je dat precies doet!

Zelfstandig naamwoord (ZN)

Zelfstandig naamwoorden zijn woorden die op zichzelf kunnen staan en dus ook 'zelfstandig' zijn. Een zelfstandig naamwoord verwijst dan ook wel naar het volgende:

- Mensen: kleuter, opa, dochter

- Dieren: kat, kikker, tijger, olifant

- Planten: tulp, rozen, vergeet-me-nietjes

- Dingen: tafel, keuken, auto

- Gevoel: liefde, verdiet, warmte

- Plaatsen: Eindhoven, Parijs, voetbalveld, kantoor

- Gebeurtenissen: feest, vechtpartij, verjaardag

- (Eigen)naam : Eva, Barcelona, Van Gogh, Schotland

 

Maar hoe herken je nu een zelfstandig naamwoorden?

Je kunt een zelfstandig naamwoord op verschillende manier herkennen.

- Enkelvoud en meervoud

Je maakt meervoud of juist enkelvoud van het woord, zoals: stoel - stoelen of lamp - lampen

- Verkleinwoorden

Je maakt er een verkleinwoord van zoals: deur - deurtje of boom - boompje

- Lidwoorden

Je kunt er vaak de, het of een voor zetten zoals: De lantaarnpaal, het raam, een egel

Oefening 1 (Beginner)

Oefening 2 (Gemiddeld)

Oefening 3 (Expert)

Lidwoord (LW)

Bij het zelfstandig naamwoorden kwam het begrip lidwoord al voor. Lidwoorden zijn dan ook de, het of een. Er zijn twee verschillende soorten manieren om een lidwoord te benoemen.

Bepaald lidwoord (BLW)

De lidwoorden de en het zijn bepaalde lidwoorden. Dit komt omdat je precies weet waar het overgaat als jij namelijk zegt: 'Mag ik de pan van jou' of 'Mag ik het zilveren kettinkje van jou?', dan weet je over welke pan het gaat en over welk zilveren kettinkje het gaat.

Onbepaald lidwoord (OLW)

Het lidwoord een is een onbepaald lidwoord. Dit komt omdat je niet precies weet waar het overgaat. Je weet niet precies welke pan of welk zilveren kettinkje het is, want het is een pan of een zilveren kettinkje als er vier van liggen weet je niet precies welke er bedoeld wordt.

Oefening 1 (Beginner)

Oefening 2 (Gemiddeld)

Oefening 3 (Expert)

Bijvoegelijk naamwoord (BN)

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Het geeft dan ook vaak een eigenschap of een toestand aan. Vaak staat het bijvoeglijk naamwoord direct voor het zelfstandig naamwoord.

Voorbeeld:

- De rode fiets

- Wat een mooi schilderij!

 

Hoe herken je een bijvoeglijk naamwoord?

- Korte en lange vorm

Het bijvoeglijk naamwoord kun je vaak herkennen aan een korte (zonder e) en een lange vorm (met een e) zoals

lief - lieve of groot - grote.

- De trappen van vergelijking

Je kan de trappen van vergelijking toepassen zoals

stellenden trap -  klein, vergrotende trap - kleiner, overtreffende trap - kleinste.

 

Je hebt ook nog een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord dit zegt van welke stof iets gemaakt is. bijvoorbeeld een katoenen broek of een gouden ketting.

 

Maar hoe schrijf je nou stoffelijke bijvoeglijk naamwoorden?

Vaak eindigt het op -en zoals, dus katoenen of gouden, maar woorden zoals plastic eindigen niet op -en. Dit komt omdat het nieuwere stoffen zijn die door mensen zijn gemaakt en in fabrieken worden geproduceerd.

Als stoffen dus uit de natuur komen en al langere bestaan woorden ze met -en geschreven en als ze nieuwere en uit de fabriek komen schrijf je ze op zonder -en.

Oefening 1 (Beginner)

Oefening 2 (Gemiddeld)

Oefening 3 (Expert)

Zelfstandig werkwoord (ZWW) en hulpwerkwoord (HWW)

Een zelfstandig werkwoord is een werkwoord die aangeeft dat er wat gedaan wordt. Bekijk de volgende zin.

- Hij loopt naar de supermarkt.

Wat doet hij? Hij loopt naar de supermarkt. Het werkwoord loopt geeft aan dat hij wat aan het doen is. Daarom worden zelfstandige werkwoorden ook wel doe woorden genoemd.

 

Laten we naar de volgende zin kijken.

-Zij heeft gisteren op straat gevoetbald.

Er staat hier twee werkwoorden in de zin, maar er is er maar 1 een zelfstandig werkwoord. Dat is namelijk gevoetbald, want wat heeft zij gedaan? gevoetbald.

Maar wat is heeft dan? Heeft is hier een hulpwerkwoord.

Een hulpwerkwoord ondersteunt dan ook het zelfstandig werkwoord.

 

Hoe herken je het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord?

- Als er in de zin maar 1 werkwoord staat is dat een zelfstandig werkwoord.

-Als er meer werkwoorden in de zin staan, staat het zelfstandig werkwoord ergens achter in de zin. De rest zijn hulpwerkwoorden.

Oefening 1 (Beginner)

Oefening 2 (Gemiddeld)

Oefening 3 (Expert)

Persoonlijk voornaamwoord (PERS. VNW.) en bezittelijk voornaamwoord (BEZ. VNW.)

Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon of een ding, zonder de naam te benoemen. Bijvoorbeeld:

- Ze gaat naar de dokter

- Hij zit op voetbal

- Dit boek is van mij

In deze zinnen worden geen namen genoemd maar we weten wel over wie het gaat.

 

Een bezittelijk voornaamword geeft aan van wie iets is. Het staat altijd voor het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. Bijvoorbeeld:

- Ik ga morgen eten bij m'n opa

- Lieke gaat winkelen met haar moeder

- Onze vakantie is geregeld!

 

Let op!: het woord het is een persoonlijk voornaamwoord als het niet bij een zelfstandig naamwoord hoort en wel een duidelijke betekenis heeft.

- De wedstrijd was erg spannend om te kijken, maar het (=de wedstrijd) duurde heel lang.

 

Oefening 1 (Beginner)

Oefening 2 (Gemiddeld)

Oefening 3 (Expert)

Voorzetsel (VZ)

Vroeg heb je vast al eens kennis gemaakt met de kooi of de kast. Op de kooi, naast de kooi, onder de kooi, enzovoort. In zinnen wordt er ook gebruik gemaakt van voorzetsels. (Bekijk de afbeelding)

Voorbeeld:

- De tuin ligt achter het huis.

Achter is hier het voorzetsel.

Ook heb je waarschijnlijk kennis gemaakt met het feest of de vergadering. Tijdens het feest, na de vergadering enzovoort. Dit zijn ook voorzetsels.

 

Een voorzetsels wordt meestal voor een woord of een groepje woorden geplaats, soms wordt het voorzetsel er achter geplaats. Samen vormen ze een zinsdeel dat vaak een plaats, tijd of reden/oorzaak aangeeft.

- Plaats: waar?

Onder de tafel, in de koelkast, bij de winkels.

- Tijd: Wanneer?

Om 8 uur, na het weekend, tijdens het feest.

- Reden/oorzaak: Waarom/Waardoor?

Vanwege de regen, door de hitte

 

Als een voorzetsel een vaste combinatie heeft spreek je van een voorzetseluitdrukking voorbeelden hiervan zijn: door middel van, bij wijze van, in verband met.

 

Oefening 1 (Beginner)

Oefening 2 (Gemiddeld)

Oefening 3 (Expert)

Bijwoord (BW)

Een bijwoord geeft meer informatie over een ander woord in de zin of over de gehele zin. Als de bijwoordelijke bepaling uit 1 woord bestaat is dit een bijwoord.

Je kan een bijwoord op verschillende manieren herkennen.

- Tijd: wanneer, gisteren, morgen, onlangs, vanmorgen

- Plaats/richting: daar, waarheen, elders, opzij

- Een reden/oorzaak: daarom, hierdoor, vandaar

- Een vraag: hoe, wanneer, waar

- (On)zekerheid: ongetwijfeld, zeker, misschien

- Ontkenning: niet, nooit

 

 

Oefening 1 (Beginner)

Oefening 2 (Gemiddeld)

Oefening 3 (Expert)

Eindtoets

Extra oefenen

Wil je nog eventje verder oefenen? Of vind je het nog leuk om een spelletje te doen? Gebruik dan één van de linkjes en heb er veel plezier mee!

Flashcards van de begrippen
Je gaat aan de slag met Flashcards!

Memory
Je gaat memory spellen, terwijl je een ontleden zin weer samen zoekt!

  • Het arrangement Taalkundig ontleden (Woordsoorten) is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Fabienne den Boer Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2024-05-14 16:45:05
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Je gaat aan de slag met alle woordsoorten! Door bepaalde oefeningen wordt jij een expert in het taalkundig ontleden van zinnnen.
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Trefwoorden
    beginner, eindtoets, expert, gemiddeld, nederlands, taalkundig ontleden, woordsoorten

    Bronnen

    Bron Type
    https://youtu.be/joC4_A-0iBc
    https://youtu.be/joC4_A-0iBc
    Video
    Flashcards van de begrippen
    https://quizlet.com/nl/914092416/woordsoorten-begrippen-flash-cards/?i=55p5yh&x=1jqt
    Link
    Memory
    https://www.educaplay.com/learning-resources/19051214-memory_een_zin_ontleden.html
    Link
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.