Voorzetsel (VZ)

Vroeg heb je vast al eens kennis gemaakt met de kooi of de kast. Op de kooi, naast de kooi, onder de kooi, enzovoort. In zinnen wordt er ook gebruik gemaakt van voorzetsels. (Bekijk de afbeelding)

Voorbeeld:

- De tuin ligt achter het huis.

Achter is hier het voorzetsel.

Ook heb je waarschijnlijk kennis gemaakt met het feest of de vergadering. Tijdens het feest, na de vergadering enzovoort. Dit zijn ook voorzetsels.

 

Een voorzetsels wordt meestal voor een woord of een groepje woorden geplaats, soms wordt het voorzetsel er achter geplaats. Samen vormen ze een zinsdeel dat vaak een plaats, tijd of reden/oorzaak aangeeft.

- Plaats: waar?

Onder de tafel, in de koelkast, bij de winkels.

- Tijd: Wanneer?

Om 8 uur, na het weekend, tijdens het feest.

- Reden/oorzaak: Waarom/Waardoor?

Vanwege de regen, door de hitte

 

Als een voorzetsel een vaste combinatie heeft spreek je van een voorzetseluitdrukking voorbeelden hiervan zijn: door middel van, bij wijze van, in verband met.