Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Het geeft dan ook vaak een eigenschap of een toestand aan. Vaak staat het bijvoeglijk naamwoord direct voor het zelfstandig naamwoord.
Voorbeeld:
- De rode fiets
- Wat een mooi schilderij!
Hoe herken je een bijvoeglijk naamwoord?
- Korte en lange vorm
Het bijvoeglijk naamwoord kun je vaak herkennen aan een korte (zonder e) en een lange vorm (met een e) zoals
lief - lieve of groot - grote.
- De trappen van vergelijking
Je kan de trappen van vergelijking toepassen zoals
stellenden trap - klein, vergrotende trap - kleiner, overtreffende trap - kleinste.
Je hebt ook nog een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord dit zegt van welke stof iets gemaakt is. bijvoorbeeld een katoenen broek of een gouden ketting.
Maar hoe schrijf je nou stoffelijke bijvoeglijk naamwoorden?
Vaak eindigt het op -en zoals, dus katoenen of gouden, maar woorden zoals plastic eindigen niet op -en. Dit komt omdat het nieuwere stoffen zijn die door mensen zijn gemaakt en in fabrieken worden geproduceerd.
Als stoffen dus uit de natuur komen en al langere bestaan woorden ze met -en geschreven en als ze nieuwere en uit de fabriek komen schrijf je ze op zonder -en.