Welkom
Welkom allemaal bij deze wikiwijs over het uitscheidingsstelsel voor het vak basiszorg.
Deze wikiwijs is gemaakt voor de leeruitkomt "lesgeven met inzet van digitale didactiek".
Aan de hand van de wikiwijs kun je zelfstandig en in je eigen tempo de lesstof doorlopen.
Deze wikiwijs maak je als voorbereiding op de eindtoets.
Ik loop langs voor vragen!
Veel (leer)plezier met het doorlopen van deze wikiwijs!

[Afbeelding] Raymakers, T. (2014, 19 mei). Wijkverpleegkundige nieuwe stijl. Pinterest. https://nl.pinterest.com/pin/wijkverpleging--244109242281862667/
Handleiding
Deze hadleiding is opgesteld voor studenten en docenten van de opleiding verpleegkunde niveau 4, leerjaar 1.
In deze wikiwijs doorloop je de lesstof van het hoofdstuk "hulp bieden bij de uitscheiding" voor het vak basiszorg.
Je hebt hiervoor 4 lessen van één uur.
De e-learining bestaat aller eerst uit het doorlopen van de theorie en bekijken van de Video's. Vervolgens maak je de opdrachten in een word-document die horen bij ieder hoofdstuk. De uitwerkingen van deze opdrachten zijn je samenvatting voor de toets. Bij de opdrachten wordt je soms ook doorgelinkt naar een andere website, als je de opdracht hebt afgerond keer je doormiddel van het pijltje terug naar de wikiwijs. Voor beantwoording van de vragen kun je ook nog het hoofdstuk "hulp bieden bij de uitscheiding' uit ThiemenMeulenhoff raadplegen.
Het antwoordmodel horende bij de opdrachen in het word-document kun je bij mij raadplegen.
Hoofdstuk 5 is de diagnostische toets deze kun je voorjezelf maken als voorbereiding op de eindtoets.
Gebruikte sites en hulpmiddelen:
- Quizlet
- Thieme Meulenhoff
- Youtube
- Woordzoeker.org
- Quizlet
Kwalificatiedossier
Met het doorlopen van deze wikiwijs wordt er gewerkt aan de de volgende werkprocessen binnen het kwalificatiedossier:
B1-K1-W1 Onderkent bestaande of dreigende gezondheidsproblemen ( gezondheidsbevorderaar)
B1-K1-W2 Stelt de verpleegkundige diagnose en stelt het individuele plan ban de zorgvrager op ( zorgverlener)
B1-K1-W3 Voert interventies uit ( zorgverlener)
B1-K1-W4 Voert verpleegtechnische handelingen uit ( zorgverlener)
B1-K1-W5 Communiceert met de zorgvrager en het sociale netwerk ( communicator)
B1-K1-W6 Organiseert en coordineert de zorgverlening van de zorgvragers ( organisator)
B1-K1-W7 Reageert op crisissituaties ( organisator)
Hoofdstuk 1: Het Uitscheidingsstelsel
Leerdoelen waar we bij het uitscheidingsstelsel mee aan de slag gaan:
- De student kan benoemen uit welke 4 onderdelen het urinewegstelsel uit bestaat.
- De student kan benoemen waarom het onderwerp uitscheiding belangrijk is voor een verpleegkundige.
- De student kan benoemen welke 3 functies de nieren hebben.
- De student kan benoemen wat de functie van de blaas is.
- De student kan benoemen wat retentie is.
Theorie
1.0 Uitscheidingsorganen en uitscheidingsproducten
De afvalstoffen die na de stofwisseling overblijven worden afgevoerd door de uitscheidingsorganen. De belangrijkste uitscheidingsorganen zijn:
-
de nieren;
-
de lever;
-
de huid;
-
de longen.
Er bestaan de volgende uitscheidingsproducten:
-
urine;
-
feces (ontlasting);
-
transpiratievocht;
-
uitademingslucht;
-
menstruatiebloed;
-
sputum;
-
braaksel.
1.1 Urine stelsel
De urine sijpelt vanuit de verzamelbuizen in de nierkelken. Hier beginnen de urinewegen. De volgende organen maken deel uit van de urinewegen:
-
nierkelken;
-
nierbekken;
-
twee urineleiders;
-
urineblaas;
-
plasbuis.
Behalve het laatste gedeelte van de plasbuis zijn de urinewegen bekleed met overgangsepitheel. Hierop bevindt zich een beschermende slijmlaag.

1.2 Nieren
De nieren (renes, enkelvoud = ren) hebben de taak afvalstoffen uit het bloed te verwijderen, de juiste samenstelling van het bloed te controleren en deze zo nodig aan te passen. Hierbij is sprake van vier componenten, die in meer of mindere mate uitgescheiden worden.
Deze componenten zijn:
-
water: meer of minder wateruitscheiding beïnvloedt het bloedvolume en daardoor de bloeddruk;
-
zouten: meer of minder zoutenuitscheiding heeft invloed op de waterhuishouding en daardoor ook op het bloedvolume en de bloeddruk;
-
zure en basische stoffen: uitscheiding ervan heeft invloed op de zuurgraad van het bloed;
-
afvalstoffen en overtollige stoffen afkomstig van de stofwisseling
De nieren zijn twee boonvormige organen, elk zo groot als een vuist. Ze liggen hoog in de buikholte, tegen de achterste buikwand aan en achter het buikvlies. Ze liggen ter weerszijden van de wervelkolom, met de holle kant naar elkaar toegekeerd. De nieren zijn buikorganen, maar worden door hun hoge ligging grotendeels beschermd door de borstkas. De linkernier ligt tegen het middenrif aan. De rechternier ligt iets lager.
Het centrum van de holle zijde is de nierpoort (nierhilus). Dat is de plaats waar bloedvaten, zenuwtakken en lymfevaten de nier ingaan en uitgaan en waar de urineleider begint. Bovenop elke nier ligt een bijnier (glandula suprarenalis). De bijnieren zijn hormoonklieren.
Bijnier en nier zijn omgeven door steunvet (perirenaal vet). Rondom het steunvet ligt een stevige bindweefselmantel, de fascia renalis. Het steunvet en de bindweefselmantel houden de nieren op hun plaats en beschermen de nieren tegen schokken en stoten van buitenaf.
1.3 Functie van Nieren en Urine
Het urinewegstelsel bestaat uit een aantal onderdelen met ieder een eigen functie in het proces van uitscheiding. De nieren reinigen het bloed dat zij krijgen aangeleverd. De totale bloeddoorstroming door beide nieren per etmaal is ongeveer 1700 liter (1,2 liter per minuut). Via filters in niermerg en nierschors worden overtollig water, zouten, kleurstoffen, vitaminen, medicijnresten en alcohol uit het bloed gehaald. Dit gefilterde vocht wordt in het nierbekken verzameld en heet urine. Als nieren dit niet goed doen, wordt het bloed vervuild met afvalstoffen en vergiftigt het lichaam zichzelf.
Bloedcellen en eiwitten zijn te groot voor de filters en blijven in het bloed. Het gezuiverde bloed is nu zuurstofarm en stroomt via de nierader terug naar de bloedbaan. De nieren zijn slim; ze berekenen hoeveel vocht het lichaam nodig heeft. Heeft iemand weinig gedronken, dan zullen de nieren na de filtering zoveel mogelijk vocht weer teruggeven aan het lichaam.
Het vocht dat niet wordt teruggestuurd het lichaam in, wordt in de nieren verzameld in de vorm van urine. Deze urine loopt gedurende de dag vanuit beide nieren door de ureter (urineleider) naar de blaas. De blaas kan als het moet wel 1500 ml urine bevatten. Maar een gemiddelde van 350 tot 500 ml urine is normaal. Bij die hoeveelheid ontstaat het gevoel dat je moet plassen. Bij een gevulde blaas worden de urineleiders vanzelf dichtgedrukt, zodat de urine niet kan terugstromen naar de nieren.
Als iemand op een dag anderhalf tot twee liter water drinkt, zal iemand ongeveer vijf tot acht keer per dag naar het toilet gaan in 24 uur. Dit verschilt wel iets per persoon.
Bron: Broeshart, C. M., Dijkstra, Linssen, M. B. J., Mocking, P. A. M., Sackers, S. M. T., Schaik, K., van, & Velthuis, A. (2021). Traject persoonlijke basiszorg: Niveau 4 (derde editie). ThiemeMeulenhoff.
[Afbeelding]. Werking van de nieren | ASZ. (z.d.). ASZ. https://www.asz.be/nl/zorgaanbod/nefrologie/werking-van-de-nieren
1.1 Opdrachten
Nu je de theorie en filmpjes hebt doorgenomen kun je onderstaande opdracht maken:
Raadpleeg hiervoor ook Thieme Meulenhoff.
Hoofdstuk 2: Hulp bieden bij de uitscheiding: De Urine
Leerdoelen waar we bij het uitscheidingsstelsel: de Urine mee aan de slag gaan
- De student kan benoemen wat de 6 observatiepunten zijn m.b.t. het observeren van urine.
- De student kan benoemen welke afwijkende kleur urine waarop kan wijzen
- De student kan benoemen op welke manieren je urineonderzoek kan doen.
- De student kan benoemen welke aanpassingen er aan het toilet van een zorgvrager gedaan kunnen worden.
- De student kan benoemen wat incontinentie is, welke vormen er bestaan en de beschrijving van de verschillende vormen uitleggen.
- De student kan benoemen welke opvangsystemen voor urine er bestaan.
Theorie
2.1 Urine observeren en beoordelen
Als een zorgvrager naar het toilet gaat, kijkt de zorgvrager vaak niet achterom hoe de urine eruitziet. Als verpleegkundige heb je hier een taak in. Je observeert bewust de urine van de zorgvrager, zeker als de zorgvrager klachten aangeeft bij het urineren. Daarom is het nodig om te weten waarop je urine kunt observeren.
De samenstelling en concentratie van urine is afhankelijk van een aantal factoren. Dit zijn de werking van organen, voeding, medicijngebruik, het soort en de hoeveelheid vocht dat iemand drinkt en de mate waarin iemand transpireert. Als een zorgvrager een lichamelijke aandoening heeft, geeft de urine jou informatie over de aandoening en de mate waarin de urine afwijkt van normaal.
Je kunt de volgende observaties doen:
2.1 Urine opvangen voor onderzoek
Als verpleegkundige kun je een eerste urineonderzoek uitvoeren. Je kunt ook in opdracht van de arts de urine opvangen en naar het laboratorium sturen voor onderzoek.
Teststrip
In sommige zorgorganisaties is het gebruikelijk dat je als verpleegkundige een uristick gebruikt om bij een zorgvrager een eerste urineonderzoekje te doen. De uristick is een plastic teststrip met daarop gekleurde testblokjes waarmee je een aantal afwijkingen in urine kunt aantonen. Je doopt de uristick in de urine dat in een opvangpotje zit. Je controleert de urine daarmee op aanwezigheid van bloed, glucose of eiwitten. Als deze stoffen in de urine met de strip in aanraking komen, ontstaat een chemische reactie waardoor je het blokje ziet verkleuren. Je vergelijkt de kleur van het blokje op de teststrip met de kleuren op het kleurenschema dat op de verpakking is afgebeeld. Je meldt jouw bevindingen vervolgens aan de arts.
Uristicks gebruik je voornamelijk om een urineweginfectie aan te tonen. Als de strip aantoont dat er eiwit en nitriet in de urine zit, kan er sprake zijn van een urineweginfectie. De arts kan daarna altijd besluiten om verder urineonderzoek te doen.
Uristicks hebben een vervaldatum. Gebruik de uristick niet meer na deze datum en bewaar de uristick op een koele en droge plaats. Lees altijd goed de gebruiksaanwijzing.

Laboratoriumonderzoek
Als de arts besluit tot verder onderzoek van urine geeft hij jou de opdracht om urine op te vangen. Er zijn verschillende manieren om urine te verzamelen.
Standaardurineonderzoek
Bij een standaardurineonderzoek vraag je de zorgvrager om in een schone po of urinaal te plassen. Je schenkt vervolgens ongeveer 75 tot 100 ml urine in een onderzoekspotje. In het laboratorium wordt deze urine met de microscoop onderzocht door de urine vijf minuten te centrifugeren. De bestanddelen zakken naar de bodem en het bezinksel wordt onder de microscoop onderzocht op bacteriën en ontstekingscellen die kunnen wijzen op een blaasontsteking.
Deze urine kan ook cytologisch worden onderzocht. Dat betekent dat de urine wordt onderzocht op kwaadaardige cellen die bijvoorbeeld kanker van de blaas zouden kunnen aantonen.
Verse ochtendurine is het meest geschikt voor dit onderzoek. Dit is de eerste urine die iemand uitplast nadat hij wakker is geworden. Deze urine is het meest geconcentreerd en bevat daardoor veel informatie. Deze urine vang je op in een plastic urineopvangpotje met dekseltje.
24-uursurine
Een ander onderzoek van urine is het verzamelen van 24-uursurine. Dit onderzoek vindt vooral plaats om het creatininegehalte te bepalen. Daarmee krijgt de arts een beeld van de werking van de nieren waardoor de hoeveelheid medicatie kan worden gekozen die de nieren kunnen verwerken.
Als je de urine gaat verzamelen, laat je de zorgvrager eerst naar het toilet gaan om de blaas leeg te plassen. Daarna start je met het opvangen van 24-uursurine. De zorgvrager plast in de po of in een urinaal en jij giet deze urine vervolgens in een grote bokaal. Je zet de naam van de zorgvrager en het tijdstip van het begin van de 24-uursverzameling op een sticker en plakt die op de bokaal.
Als de 24 uur bijna om zijn, laat je de zorgvrager nog eenmaal volledig uitplassen. Dit is de laatste urine die voor het onderzoek wordt verzameld.
Als een zorgvrager incontinent is, is het lastiger om de urine op te vangen. Om te proberen zoveel mogelijk urine op te vangen in een po of urinaal, ga je elke twee uur met de zorgvrager naar het toilet. Je legt uit aan de zorgvrager dat je dit vaste patroon hanteert om zoveel mogelijk urine op te vangen in een po of urinaal voor het onderzoek. Is de zorgvrager tussendoor toch een keer incontinent, dan rapporteer je dat aan de arts zodat dit wordt meegenomen bij de analyse van de urine.
Je mengt de urine in de bokaal door de bokaal enkele keren op en neer te bewegen. Vervolgens schenk je een klein gedeelte van de urine in een urineopvangpotje. Je print een sticker met de gegevens van de zorgvrager uit en plakt hem op het potje. Het potje gaat zo snel mogelijk naar het laboratorium. De arts stuurt een digitale aanvraag naar het laboratorium.
Urinekweek
Urine opvangen voor een urinekweek wordt zo steriel mogelijk gedaan. Deze urine wordt bacteriologisch onderzocht. Dat betekent dat de bacteriën in de urine op een voedingsbodem worden gekweekt om te weten welke bacteriën het zijn. Tegelijk wordt beoordeeld welke antibiotica het best kunnen worden ingezet tegen deze bacteriën. De uitslag is bekend na drie tot vijf werkdagen.
De urinekweek wordt ook wel een gewassen plas of midstream-urine genoemd. Dat wil zeggen dat je de geslachtsdelen voorafgaand aan de opvang van urine schoonmaakt met enkele gaasjes met desinfectiemiddel. Je laat de zorgvrager eerst kort plassen in het toilet. Vervolgens plast de zorgvrager de midstream-urine in een steriel opvangpotje. Als het potje driekwart vol is, plast de zorgvrager de blaas verder leeg in het toilet, een po of urinaal.
Als een zorgvrager incontinent is, kun je allereerst proberen of je urine kunt opvangen door een vrouwelijke zorgvrager in een po te laten plassen of een mannelijke zorgvrager een urinaal te geven. Als het de zorgvrager niet lukt om hierin te plassen, kun je besluiten om eenmalig te katheteriseren. Als de zorgvrager een blaaskatheter heeft, klem je de katheter voorafgaand aan het opvangen van de urine 15 tot 30 minuten af. Ook hier vang je de midstream-urine op door de klem van de katheter te halen en de eerste urine weg te laten lopen. Vervolgens vang je urine op in het opvangpotje en laat je de rest van de urine weglopen in de po of het urinaal.
Om de urinekweek gereed te maken voor verzending naar het laboratorium neem je de drie steriele onderzoeksbuisjes die bij de kweek horen. Je neemt de beschermsticker van het deksel af en steekt de onderzoeksbuisjes één voor één in de opening op de deksel van het opvangpotje. De buisjes vullen zichzelf met urine. Deze buisjes voorzie je van naam en geboortedatum van de zorgvrager en stuur je naar het laboratorium. Lukt dat niet meteen, dan plaats je de buisjes in de koelkast tot ze worden opgehaald.
2.2 Hulpmiddelen
Soms kan een zorgvrager niet meer zelfstandig naar het toilet omdat er incidenten hebben plaatsgevonden op het toilet. Een zorgvrager kan verkeerd op het toilet plaatsnemen en zich daardoor bezeren. Soms lukt het niet om de kleding voldoende omlaag te trekken waardoor de kleding nat wordt. Soms kan een zorgvrager zichzelf onvoldoende staande houden bij het toilet terwijl hij de kleding omhoog wil trekken en vast wil maken. Jouw hulp als verpleegkundige is dan heel welkom.
Er zijn verschillende hulpmiddelen en aanpassingen om een zorgvrager te ondersteunen bij het urineren. Deze hulpmiddelen maken voor jou de zorg minder zwaar. Dat is belangrijk want je moet als verpleegkundige zuinig zijn op je rug en niet te zwaar tillen of alles alleen willen doen. Als handelingen te complex zijn voor jou alleen of een zorgvrager kan jou niet helpen door zelf iets vast te houden, vraag dan hulp aan een collega.
- Draaischijf
- Urinaal
- Po
- aangepast toilet

2.3 Ondersteunen bij incontinentie
Incontinentiemateriaal
Als na enige tijd blijkt dat de incontinentie niet overgaat, nemen sommige mensen contact op met de huisarts. Anderen gaan zelf wat experimenteren met incontinentiemateriaal.
Er is veel urineopvangmateriaal verkrijgbaar. Een inlegger of een maandverband is een van de eerste hulpmiddelen die door mensen met incontinentie wordt gebruikt bij weinig urineverlies. Als er meer vochtverlies optreedt, kun je een zorgvrager een incontinentiebroekje (pants) aanraden. Incontinentiepants kunnen tot anderhalve liter vocht opvangen door absorberende korrels in het verband. Bij volledige urine-incontinentie gaat de voorkeur uit naar incontinentiemateriaal dat met een elastische band op de heupen van de zorgvrager wordt vastgezet. Dit materiaal is er in meerdere maten en is goed toepasbaar bij hulpbehoevende zorgvragers die in bed liggen.

Bescherming van de huid
Als urine in aanraking komt met de huid, zie je dat de huid schraal en rood wordt. Dit is een effect van afvalstoffen zoals zouten en urinezuur in de urine die inwerken op de huid. Daarnaast ontstaat een onaangename geur als urine in kleding terechtkomt. Daarom heb jij als verpleegkundige de taak om regelmatig nat incontinentiemateriaal te vervangen en de zorgvrager te wassen als de huid in aanraking is gekomen met urine. Om de huid te beschermen tegen het inwerken van urine is het goed als je een vochtafstotende crème zoals vaseline aanbrengt.
Naast het beschermen van de huid van de zorgvrager is het ook van belang om het bed van de zorgvrager te beschermen tegen inwerking van urine. Je maakt het bed van een zorgvrager die incontinent is anders op dan standaard. Je trekt een matrashoes om de matras. Soms bevindt zich in een matrashoes een zeil. Zo niet, dan kun je ervoor kiezen om een grote incontinentiemat in bed te leggen. Deze heeft een plastic onderlaag die de urine opvangt. Bij het verwisselen van het incontinentiemateriaal kun je de natte incontinentiemat vervangen door een schone incontinentiemat en hoef je niet het hele bed te verschonen.
Een urineopvangsysteem kan zinvol zijn als de huid van de zorgvrager blootstaat aan inwerking van urine. Bij een urineopvangsysteem wordt de urine door een urineslang afgevoerd naar een urineopvangzak. Voorbeelden daarvan zijn de condoomkatheter, ook wel uritip genoemd, en de blaaskatheter.
Een condoomkatheter is een product dat je aan een mannelijke zorgvrager met incontinentie aan kunt bieden. Het is een soort rubberen hoesje dat over de penis wordt geschoven met aan de onderzijde een opening om een katheterslang op aan te sluiten. De katheterslang mondt uit in een katheterzak die de zorgvrager om het been kan bevestigen. Als het de zorgvrager niet lukt om de condoomkatheter bij zichzelf aan te brengen, help je hem als verpleegkundige hierbij.

Het is mogelijk dat een zorgvrager zich niet comfortabel voelt met een condoomkatheter of dat dit opvangsysteem niet goed bij hem past. Dan kun je kijken of een blaaskatheter meer geschikt is. Een blaaskatheter is een flexibele dunne rubberen slang die je als verpleegkundige bij een zorgvrager in de blaas inbrengt. De blaaskatheter heeft aan het uiteinde dat in de blaas wordt gebracht een opblaasbaar ballonnetje. Zodra de katheter is ingebracht, blaas je het ballonnetje op. Dit voorkomt dat de katheter uit de blaas glijdt. De ballon blijft achter de kringspier hangen.
Bron: Broeshart, C. M., Dijkstra, Linssen, M. B. J., Mocking, P. A. M., Sackers, S. M. T., Schaik, K., van, & Velthuis, A. (2021). Traject persoonlijke basiszorg: Niveau 4 (derde editie). ThiemeMeulenhoff.
[Afbeelding]Microbiologie. (z.d.). Nieuwe afnameset voor Urinekweek - microbiologie. Microbiologie. https://www.microbiologie.nl/actueel/80-nieuwe-afnameset-voor-urinekweek
[Afbeelding]Urinaal kopen? Plasflessen voor mannen en vrouwen | Vegro. (z.d.). https://www.vegro.nl/webwinkel/slapen/bedhulpmiddelen/urinalen/
[Afbeelding]Care, E. S. (2018, 5 augustus). Incontinence Products - Part 1 - Pads, Boosters, & Drip Collectors. Pinterest. https://nl.pinterest.com/pin/815221970024000416/
2.1 Opdrachten
Nu je de theorie en filmpjes hebt doorgenomen kun je onderstaande opdrachten maken:
Raadpleeg hiervoor ook ThiemeMeulenhoff.
Woordzoeker
Doormiddel van de woordzoeker maak je kennis met een aantal belangrijke begrippen, kun jij ze allemaal vinden?
Hoofdstuk 3: Hulp bieden bij de uitscheiding: Feces
Leerdoelen waar we bij het uitscheidingsstelsel: Feces, mee aan de slag gaan:
- De student kan benoemen wat de 6 observatiepunten zijn m.b.t. het observeren van feces.
- De student kan benoemen waarom feces geobserveerd moet worden.
- De student kan benoemen welke afwijkende kleur feces waarop kan wijzen.
- De student kan benoemen welke hulp je als verpleegkundige kunt bieden t.a.v. de toiletgang.
- De student weet wat obstipatie en diarree is kan benoemen wat de verschijnselen en behandelingen/adviezen zijn.
- De student kan benoemen welke zorg je als verpleegkundige kunt bieden en welke adviezen je geeft in je rol van verpleegkundige.
- De student weet welke verschillende groepen van laxantia bestaan.
Wat kan feces je allemaal vertellen?
Theorie
1.0 Feces
Als verpleegkundige kom je regelmatig zorgvragers tegen die problemen ervaren bij de uitscheiding van feces. Het kan zijn dat iemand moeite heeft met ontlasting krijgen door een onderliggende aandoening of dat er juist sprake is van incontinentie van ontlasting. In alle gevallen zal een zorgvrager schaamte ervaren omdat hij het moeilijk vindt om over zijn ontlastingsprobleem te praten of om ermee om te gaan. Het is jouw taak om de zorgvrager gerust te stellen en het gesprek hierover aan te gaan. Je leert waarop je feces kunt observeren en hoe je feces op kunt vangen voor onderzoek. Ook komen verschillende hulpmiddelen aan bod.
1.1 Feces observeren en beoordelen
Het kan noodzakelijk zijn om feces en het fecespatroon van een zorgvrager te observeren. Daarmee kunnen parasieten of ziekmakende bacteriën worden opgespoord. Ook kan bloed dat zich in de ontlasting bevindt, wijzen op een darmtumor. De observaties leveren gegevens over de gezondheidstoestand van de zorgvrager. Observatiepunten zijn:
-
frequentie;
-
hoeveelheid;
-
kleur;
-
geur;
-
samenstelling;
-
consistentie.
Frequentie
Hoe vaak iemand ontlasting heeft is persoonsgebonden. Baby's en kinderen hebben vaak dagelijks ontlasting. Bij volwassenen kan dit variëren van een of meerdere keren per dag tot drie à vier keer per week. Dit kan te maken hebben met hoeveel een zorgvrager drinkt op een dag of de verteerbaarheid van het voedsel dat wordt ingenomen. Daarnaast heeft de mate van lichaamsbeweging die iemand op een dag heeft of de medicatie die iemand slikt invloed op het ontlastingspatroon. Bij veel zorgvragers speelt ook de privacy een rol.
Hoeveelheid
De hoeveelheid ontlasting die iemand per keer produceert, heeft te maken met hoeveel iemand heeft gegeten en wat de samenstelling van het voedsel was. Een normale hoeveelheid is ongeveer honderd tot tweehonderd gram per dag. Bij diarree lijkt er meer ontlasting te zijn omdat er nog veel vocht in de ontlasting zit. Bij obstipatie is de hoeveelheid minder omdat de ontlasting vaak langer in de endeldarm heeft doorgebracht waardoor er meer vocht is onttrokken.
Kleur
Soms zie je bij een zorgvrager een afwijkende kleur ontlasting. Dat kan worden veroorzaakt door bepaalde voedingsstoffen, medicatie of een probleem dat is ontstaan:
-
Eten van rode bieten kan een rode verkleuring geven. Je moet dit niet verwarren met bloed.
-
Medicijnen zoals ijzerpreparaten kleuren de ontlasting zwart.
-
Donkerrode en zwarte verkleuring kan ook ontstaan door een bloeding hogerop in het darmkanaal zoals een bloeding in de mond, slokdarm of maag.
-
Stopverfkleurige ontlasting kan ontstaan door een afsluiting in de galwegen.
-
Een helderrode kleur in de ontlasting kan ontstaan doordat er een bloeding is opgetreden lager in het darmkanaal. Bloed op de ontlasting kan wijzen op aambeien.
Geur
De geur van ontlasting kan sterk wisselend zijn. Als ontlasting in de darmen is gegist of als er bloed in de ontlasting zit, is de geur mogelijk extra onaangenaam. Ook als een zorgvrager van alles door elkaar heeft gegeten, kan de geur afwijken van wat hij normaal gewend is.
Samenstelling
Normale feces is samengesteld uit allerlei bestanddelen zoals water, bacteriën, onverteerbare voedselresten en darmwandcellen. Soms kun je als verpleegkundige parasieten tegenkomen in de ontlasting zoals lintwormen of maden. Soms zijn er abnormale bestanddelen aanwezig zoals een kraal of een knikker die is ingeslikt.
Soms zie je bij een zorgvrager een afwijkende kleur ontlasting. Dat kan worden veroorzaakt door bepaalde voedingsstoffen, medicatie of een probleem dat is ontstaan:
-
Eten van rode bieten kan een rode verkleuring geven. Je moet dit niet verwarren met bloed.
-
Medicijnen zoals ijzerpreparaten kleuren de ontlasting zwart.
-
Donkerrode en zwarte verkleuring kan ook ontstaan door een bloeding hogerop in het darmkanaal zoals een bloeding in de mond, slokdarm of maag.
-
Stopverfkleurige ontlasting kan ontstaan door een afsluiting in de galwegen.
-
Een helderrode kleur in de ontlasting kan ontstaan doordat er een bloeding is opgetreden lager in het darmkanaal. Bloed op de ontlasting kan wijzen op aambeien.
Geur
De geur van ontlasting kan sterk wisselend zijn. Als ontlasting in de darmen is gegist of als er bloed in de ontlasting zit, is de geur mogelijk extra onaangenaam. Ook als een zorgvrager van alles door elkaar heeft gegeten, kan de geur afwijken van wat hij normaal gewend is.
Samenstelling
Normale feces is samengesteld uit allerlei bestanddelen zoals water, bacteriën, onverteerbare voedselresten en darmwandcellen. Soms kun je als verpleegkundige parasieten tegenkomen in de ontlasting zoals lintwormen of maden. Soms zijn er abnormale bestanddelen aanwezig zoals een kraal of een knikker die is ingeslikt.
Consistentie
Consistentie zegt iets over de vastheid van de ontlasting. Normaal is ontlasting bruin van kleur, staafvormig, gebonden en niet te hard. De consistentie is afhankelijk van de voeding. De consistentie en de frequentie kunnen elkaar beïnvloeden. Bij een hogere frequentie is de ontlasting meestal dunner. Bij een lagere frequentie is de ontlasting meestal vaster.

1.2 Feces opvangen voor onderzoek
Een zorgvrager kan een opvallend patroon van defeceren hebben of de ontlasting kan afwijkingen vertonen. Jij zult dit als verpleegkundige opmerken omdat je de zorgvrager ondersteunt bij de dagelijkse levensverrichtingen. Als je een zorgvrager wast en verzorgt in bed, kan het zijn dat je iemand een po geeft om ontlasting te hebben of dat iemand incontinent is van ontlasting. In beide gevallen zie je de ontlasting als je deze opruimt. Als je een zorgvrager naar het toilet brengt, heb je een mooi observatiemoment om te ontdekken of de ontlasting er afwijkend uitziet.
Bij afwijkingen zal de arts de ontlasting van een zorgvrager in het laboratorium laten onderzoeken. De ontlasting wordt onderzocht met een microscoop op ziekteverwekkende micro-organismen of spoortjes bloed. Jij krijgt dan de opdracht om ontlasting van de zorgvrager op te vangen voor klinisch-chemisch onderzoek. Hiermee kunnen stoornissen in de spijsvertering worden onderzocht.
Om ontlasting op te vangen, vraag je de zorgvrager of hij dit zelf kan of dat hij hulp van jou wil. Je kunt een zorgvrager ondersteunen bij het opvangen van ontlasting door uitleg te geven over jouw werkwijze. Je vraagt de zorgvrager vervolgens om goed uit te plassen. Daarna kan de zorgvrager op een schone po ontlasting krijgen. Met behulp van een opvangpotje met een spateltje dat aan de deksel is bevestigd, kun je wat ontlasting in het potje scheppen. Een zorgvrager die thuis ontlasting opvangt, kan dit doen door handschoenen aan te trekken en de ontlasting in wc-papier op te vangen. Met behulp van het spateltje kan ontlasting worden opgeschept en in het onderzoeksbuisje worden gedaan. Het buisje moet ongeveer voor een kwart worden gevuld.
Na de opvang moet je een sticker met de persoonlijke gegevens van de zorgvrager op het potje plakken. Je stuurt het potje vervolgens naar het laboratorium of je brengt het naar het laboratorium in de zorgorganisatie. Lukt dat niet omdat de ontlasting in het weekend is opgevangen, dan kun je het potje in de koelkast bewaren. Het moet binnen drie dagen worden onderzocht om een betrouwbaar resultaat te krijgen.

1.3 Defecatieproblemen
Je kunt verschillende problemen met de ontlasting bij zorgvragers tegenkomen, zoals aarsmaden, diarree, obstipatie, aambeien en incontinentie.
Aarsmaden
Aarsmaden komen vooral voor bij jonge kinderen maar kunnen ook bij volwassenen voorkomen. Dit zijn één centimeter lange, witte wormpjes die besmettelijk zijn en in de darmen leven. De aarsmaden die als witte draadjes in de ontlasting te zien zijn, komen 's nachts uit de darmen om rond de anus eitjes te leggen. Er kunnen verschillende klachten ontstaan:
Aarsmaden kunnen met medicijnen en hygiënische maatregelen worden bestreden.
Diarree
Diarree is dunne ontlasting. Als je een zorgvrager meemaakt die last heeft van diarree moet de zorgvrager vaak naar het toilet, omdat de diarree moeilijk te stoppen is. Oorzaken van diarree kunnen zijn:
-
Irritatie van het maag-darmkanaal zoals ontstekingen van het maag-darmslijmvlies.
-
Voeding die laxerend werkt zoals olijfolie, vezels, groente en fruit. De vezels nemen goed vocht op waardoor de voeding makkelijk door de darmen loopt.
-
Spanning of emotie. De spieren trekken sneller samen door prikkeling van het zenuwstelsel. Daardoor hebben de darmen minder tijd om voldoende vocht uit de voedselbrij te halen.
Bij de behandeling van diarree probeer je eerst achter de oorzaak te komen. Heeft een zorgvrager klachten zoals buikpijn, misselijkheid, koorts of hoofdpijn? Is er al langer sprake van dunne ontlasting, welke medicijnen gebruikt de zorgvrager? Je kunt jouw observaties bespreken met een collega of met de arts. Afhankelijk van of er een oorzaak bekend wordt, kun je de volgende maatregelen nemen:
-
Wees alert op laxerende voeding; het is beter om tijdelijk het dieet iets aan te passen.
-
Observeer gedurende de dag wat de vochtinname van de zorgvrager is en wees alert op uitdrogingsverschijnselen zoals een droge huid of klachten van de zorgvrager over een droge tong en mond. Door de diarree verliest de zorgvrager veel vocht. Geef verschijnselen van uitdroging door aan de arts.
-
Geef de zorgvrager extra drinken. Omdat bij diarree veel zouten verloren gaan door de snelle darmpassage, is het goed om voor de zorgvrager bouillon klaar te maken. Voor kinderen kun je Oral Rehydration Salts (ORS) klaarmaken. Dit is een oplossing van glucose en mineralen in water.
Bij diarree die veroorzaakt wordt door een infectieziekte moet je besmetting voorkomen. Zorgorganisaties hebben een protocol met hygiënische maatregelen in geval van een uitbraak van diarree als gevolg van een virus. Hierin staat beschreven wat je kunt doen om kruisbesmetting te voorkomen. Bij ernstige diarree kun je op voorschrift van de arts medicatie geven die ervoor zorgt dat de ontlasting langer in de darmen blijft. Er kan dan meer water worden onttrokken waardoor de ontlasting vaster wordt.
Obstipatie
Bij obstipatie zie je dat de ontlasting er hard en droog uitziet. De zorgvrager heeft moeite met de stoelgang, soms lukt het helemaal niet om de ontlasting uit te scheiden. De consistentie van de ontlasting hangt van allerlei factoren af:
-
Vochtgebruik door de zorgvrager. Bij veel drinken heeft de zorgvrager over het algemeen zachte ontlasting terwijl weinig drinken juist tot het omgekeerde resultaat leidt.
-
Lichaamsbeweging. Lichamelijke activiteit werkt stimulerend op de peristaltiek van de darmen. Als de zorgvrager regelmatig beweegt, bevindt de voedselbrij zich minder lang in de darmen. Daardoor wordt er ook minder vocht onttrokken en komt de ontlasting sneller en zonder pijn naar buiten.
-
Soort voeding die de zorgvrager gebruikt. Vezels trekken vocht aan, waardoor je ziet dat de ontlasting zachter wordt. In fruit, groenten en bruinbrood zitten veel vezels.
-
Geneesmiddelen. Bij sommige geneesmiddelen heeft de zorgvrager obstipatie als bijwerking.
-
Bij sommige lichamelijke situaties zoals verlammingen, zwangerschap of aambeien geeft de zorgvrager klachten van obstipatie aan.
Aambeien
Bij hemorroïden (aambeien) heeft de zorgvrager uitgezette aderen rondom de anus. Aambeien ontstaan door grote druk op de anus. Deze kringspier zet uit bij druk geven om ontlasting te krijgen, bij persen tijdens een bevalling of door veel hoesten. Obstipatie is voor een zorgvrager een reden om te persen. Een zorgvrager met aambeien klaagt vaak over jeuk en pijn rond de anus. Soms gaan de aambeien zelfs bloeden of ontsteken.
Je kunt de zorgvrager een koud kompres aanbieden dat vaak verlichting geeft. Bij het opnemen van de rectale temperatuur is het belangrijk dat je de aambeien zo min mogelijk raakt. Je kunt ook op een andere manier de temperatuur meten, maar dan moet je wel rekening houden met het feit dat de uitslag lager is dan bij een anale meting.
Het is belangrijk dat de ontlasting zacht blijft om de klachten te verminderen. Op voorschrift van een arts kun je de aambeien van de zorgvrager insmeren met zalf of een zetpil toedienen om de ontlasting te bevorderen zodat deze niet te lang blijft zitten waardoor die alleen maar harder wordt.
Incontinentie van ontlasting
Zorgvragers hebben over het algemeen meer last van incontinentie van urine dan van incontinentie van ontlasting. Incontinentie van ontlasting kan optreden bij zorgvragers met neurologische stoornissen en dementie omdat de prikkel om naar het toilet te gaan niet meer wordt doorgegeven. Ook kan er sprake zijn van verzwakking van de bekkenbodemspieren na een bevalling of is er littekenweefsel ontstaan na een operatie of bestraling in het gebied van de endeldarm. Je spreekt van dubbele incontinentie als de zorgvrager incontinent is van zowel urine als ontlasting.
Bij incontinentie van ontlasting ervaart de zorgvrager meestal een groter probleem dan bij urine-incontinentie. Je hebt namelijk minder mogelijkheden om de ontlasting op te vangen. Ook is het bijna onmogelijk om de onaangename geur te verbergen. Zorgvragers die lopen of in een rolstoel zitten, gebruiken vaak absorberende verbanden waarin de feces kan worden opgevangen.
Als je een zorgvrager verzorgt die incontinent is van ontlasting, kijk je goed naar de huid. Deze kan geïrriteerd zijn door de inwerking van de ontlasting, zeker als er al sprake is van een wondje op de stuit. Was de zorgvrager en breng een huidbeschermende zalf en schoon verband aan. Om het bed extra te beschermen gebruik je incontinentieonderleggers.
1.4 Ondersteunen bij defeceren
Een zorgvrager vindt het vaak ongemakkelijk om een gesprek met jou als verpleegkundige te beginnen over zijn ontlastingspatroon. Houd daarom goed rekening met schaamtegevoelens van de zorgvrager en kies een juist moment om de zorgvrager hiernaar te vragen. Geschikte momenten kunnen zijn als de zorgvrager als enige in de kamer is of als je samen een stukje aan het wandelen bent. Wees duidelijk in je uitleg en wat het belang is van goede ontlasting. Stel de zorgvrager gerust en nodig hem uit om vragen te stellen. Zo maak je de dagelijkse toiletgang tot een goed te bespreken onderwerp waarbij de zorgvrager alles vertelt wat hij aan zijn ontlastingspatroon heeft gemerkt.
Naast een goed gesprek zijn er nog andere middelen en werkwijzen waarmee je de dagelijkse gang naar het toilet voor de zorgvrager kunt bevorderen:
-
Aanpassingen in het toilet zoals een toiletverhoger en armsteunen, voldoende ruimte en een handig te bedienen bel zodat de zorgvrager jou kan laten weten als hij klaar is.
-
Als een zorgvrager niet meer mobiel is en in bed op de po moet, ondersteun je de zorgvrager door hem zo comfortabel mogelijk in bed te helpen. Zet de hoofdsteun omhoog of steun de rug van de zorgvrager met kussens. Overleg met de zorgvrager of hij ook de bedhekken omhoog wil hebben om zo veilig mogelijk op de po te zitten. Zorg ervoor dat de zorgvrager ongestoord kan toiletteren.
-
Let bij de ondersteuning van de zorgvrager op je eigen houding en het gebruik van je armen en schouders. Als het voor de zorgvrager en mantelzorger geen probleem is dat de mantelzorger helpt, maak dan gebruik van deze hulp. Ondersteun eventueel de mantelzorger door instructies te geven over een handige werkwijze. Je kunt ook de mantelzorger vragen welke werkwijze altijd wordt gebruikt bij het toiletteren. Mogelijk voelen zorgvrager en mantelzorger zich daar comfortabeler bij omdat zij deze manier herkennen.
-
Na het defeceren maak je de stuit schoon met toiletpapier en was je eventueel de stuit. Het is raadzaam dat je hierbij wegwerphandschoenen aantrekt. Je gaat immers daarna weer een andere zorgvrager helpen en je zou bacteriën mee kunnen nemen van de ene naar de andere zorgvrager.
-
De onaangename geur bestrijd je met een luchtverfrissende spray.
-
Wees bij het opruimen van de po en de ontlasting alert op de hygiëne. Ontlasting van een zorgvrager kan ook jou besmetten met ziekteverwekkende micro-organismen.
Als er sprake is van obstipatie zijn er enkele manieren om de zorgvrager, na overleg met de arts, collega's en de zorgvrager, extra ondersteuning te bieden:
Orale laxantia
Laxantia (laxerende middelen) maken de doorgang van de ontlasting door de darmen makkelijker. Deze middelen geef je pas als voeding en vocht niet het gewenste effect hebben. Sommige mensen nemen makkelijk laxantia in, deze zijn verkrijgbaar bij de drogist. Een ander voedingspatroon kan soms ook al het gewenste effect geven. Bij langdurig gebruik van laxantia kan het zijn dat de darmen niet meer goed kunnen functioneren zonder deze middelen. De darmen zijn dan lui geworden.
Na het toedienen van orale laxantia vraag je de zorgvrager om te observeren wat het effect is van het gebruik van de laxantia. Als de zorgvrager dit niet zelf kan, houd jij als verpleegkundige in de gaten wat de werkingsduur van de laxantia is. De werkingsduur is de tijd tussen het tijdstip van innemen en het resultaat. Bij sommige laxantia is dat zes tot acht uur. Het is niet verstandig om deze laxantia bijvoorbeeld om 18.00 uur te geven, omdat de zorgvrager dan 's nachts naar het toilet moet.
Rectale laxantia
Een laxerend medicijn kan ook rectaal, dus via de anus worden ingebracht. De zorgvrager kan de zetpil zelf inbrengen of als dat niet lukt door jou als verpleegkundige laten toedienen. Een zetpil heeft een stompe en een spitse kant. De zetpil kan zowel met de stompe kant als met de spitse kant eerst worden ingebracht. De zetpil is het makkelijkst in te brengen als de zorgvrager op zijn zij ligt, met het bovenste been of beide benen opgetrokken. Draag uit hygiënisch oogpunt een plastic handschoen of gebruik een plastic zakje. Voor een goed resultaat moet de zorgvrager proberen om de zetpil minstens twintig minuten binnen te houden.
Bij een klysma dient de zorgvrager zichzelf via de anus een laxerende vloeistof toe. Als dit de zorgvrager niet zelf lukt, breng jij het klysma in. Een klysma maakt de harde ontlasting zachter en stimuleert de darmwerking. Veelgebruikte klysma's zijn het microklysma en fosfaatklysma.
Een klysma is een plastic flacon met een laxerende vloeistof die je in de anus van de zorgvrager inbrengt. Bij het inbrengen moet de vloeistof op lichaamstemperatuur zijn. De klysma's verschillen van vloeistof en van hoeveelheid. Bij het inbrengen kan de zorgvrager het best op zijn linkerzij liggen, de vloeistof loopt dan het meest ver de darmen in. Het klysma kan ook worden toegediend als de zorgvrager een enigszins voorovergebogen houding aanneemt.

Voordat je het klysma geeft, is het belangrijk om je goed voor te bereiden. De zorgvrager kan de prikkelende vloeistof niet te lang binnenhouden maar hoe langer de vloeistof inwerkt op de darmen, hoe groter de kans is op goed resultaat. Dit geef je bij de zorgvrager aan. Leg daarom bij een zorgvrager die in bed ligt een onderlegger in bed. Bij een zorgvrager die uit bed kan komen, zet je de po of postoel naast het bed.
Bij het toedienen van het klysma druk je het microklysma helemaal leeg. Houd de flacon ingedrukt als je deze terugtrekt uit de anus. Zo wordt de vloeistof niet teruggezogen in de flacon als je het klysma verwijdert. De vloeistof moet zo lang mogelijk worden binnengehouden. Na het toedienen van een klysma is het belangrijk om het resultaat te observeren en te rapporteren.
Manueel feces verwijderen
Sommige zorgvragers hebben altijd last van obstipatie en hebben alles al geprobeerd. Een dieet met voedingsvezels, laxerende medicatie, veel bewegen en klysma's lukken allemaal niet om zich van hun ontlasting te ontdoen. Dit zie je vaak bij mensen die een verlamming hebben opgelopen waarbij de darmen hun werk niet meer goed uit kunnen voeren. Voorbeelden van dit soort aandoeningen zijn een dwarslaesie of de ziekte multiple sclerose. Dan kan worden geprobeerd om handmatig de feces te verwijderen.
Manueel feces verwijderen vereist zorgvuldigheid. Dit kan voor de zorgvrager een vervelende handeling zijn. Overleg daarom met de zorgvrager over hoe je de handeling uit gaat voeren.
Bron: Broeshart, C. M., Dijkstra, Linssen, M. B. J., Mocking, P. A. M., Sackers, S. M. T., Schaik, K., van, & Velthuis, A. (2021). Traject persoonlijke basiszorg: Niveau 4 (derde editie). Thieme Meulenhoff.
[Afbeelding] Openneer, T. (2018, 17 september). Dit zegt jouw poep over je gezondheid - Optima Vita. Optima Vita. https://www.optimavita.nl/leefstijl-2/dit-zegt-jouw-poep-over-je-gezondheid/
3.1 Opdrachten
Nu je de theorie en filmpjes hebt doorgenomen kun je onderstaande opdracht maken:
Raadpleeg hiervoor ook ThiemeMeulenhoff.
Hoofdstuk 4: Hulp bieden bij de uitscheiding: Transpiratie, menstruatie, sputum en braaksel
Leerdoelen waar we bij het uitscheidingstelsel: Transpiratie, menstruatie, sputum & braaksel mee aan de slag gaan:
- De student kan benoemen wat er aan de hand kan zijn met de zorgvrager bij hevig transpireren en koude/klam zweten.
- De student kan benoemen welke aandachtspunten er zijn voor een verpleegkundige m.b.t. zorgvragers die transpireren.
- De student kan benoemen welke klachten een vrouw kunnen hebben m.b.t. menstruatie.
- De student kan benoemen hoe je als verpleegkundige een zorgvrager kunt ondersteunen bij de klachten van de menstruatie.
- De student kan benoemen op welke punten je sputum kan observeren.
- De student kan benoemen welke kleur sputum op welke aandoening kan wijzen.
- De student kan benoemen wat oorzaken kunnen zijn van braken.
- De student kan benoemen wat observatiepunten zijn m.b.t braken.
- De student kan benoemen welke kleur braaksel op welke afwijking kan duiden.
- De student kan benoemen welke spieren er gebruikt worden tijdens het braken.
- De student kan benoemen welke verpleegkundige zorg je geeft aan een brakende/misselijke zorgvrager.
Theorie
1.0 Transpiratie observeren
Als je ziet dat een zorgvrager zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd heeft staan of dat hij klam aanvoelt, stel je jezelf de vraag of het logisch is dat dit gebeurt. Als het niet logisch is, probeer je de oorzaak te achterhalen.
Er zijn verschillende vormen van transpireren die een bepaalde oorzaak hebben:
-
Transpireren na bewegen of sporten. Door actief te zijn warmt het lichaam van de zorgvrager op en probeert het lichaam de warmte kwijt te raken door te zweten. Soms verliest iemand wel een liter vocht tijdens een wandeling of voetbaltraining.
-
Zomers transpireren kan ontstaan als iemand te veel aan de warmte wordt blootgesteld. Dit kan een zorgvrager overkomen die te lang op een terrasje zit in de volle zon.
-
Nachtzweten is transpiratie als gevolg van hormonale schommelingen en kan voorkomen bij vrouwen in de overgang. Deze vorm van transpireren komt opeens opzetten en wordt een opvlieger genoemd. Je kunt het herkennen als een zorgvrager plotseling de dekens van zich afschudt. Opvliegers kunnen zich ook overdag voordoen, de zorgvrager trekt dan bijvoorbeeld snel een vest uit.
-
Transpireren van de koorts. Dit is een bijzondere vorm van zweten omdat er in eerste instantie geen druppeltje zweet te zien is. Toch voel je een hete huid als je je hand op het voorhoofd legt van een zorgvrager met flinke koorts. Het lichaam houdt de warmte vast om zich te wapenen tegen de ziektekiemen. De warmte zit in het lichaam. Als het lichaam na enige tijd de strijd heeft gewonnen, laat het de warmte los. De zorgvrager begint flink te zweten en de lichaamstemperatuur daalt.
-
Soms kan bij iemand het angstzweet uitbreken. Dit is een situatie waarbij het lichaam zich voorbereidt op naderend gevaar. Het lichaam koelt alvast af om zich in gereedheid te brengen om te vechten of te vluchten. Angstzweet is een overlevingsmechanisme van het lichaam.
-
Tot slot bestaat er een vorm van transpireren waarbij hormonale stofjes worden afgegeven. Er wordt zweet geproduceerd in de genitale zone, rondom de tepels en in de oksels. Deze vorm van zweten ontstaat in de puberteit.
Het is voor jou als verpleegkundige van belang om de vorm van transpireren te herkennen. Zweten als gevolg van sporten, zomerse temperaturen, overgang of hormonen zijn gezonde situaties. Je hoeft hierbij als verpleegkundige niet in te grijpen. Je kunt de zorgvrager wel aanbieden zich even te verfrissen en een schoon shirt aan te trekken.
Is er sprake van overmatig zweten, dan kun je als verpleegkundige gerichte ondersteuning bieden. Voorbeelden van situaties waarin overmatig zweten voorkomt zijn overgewicht van een zorgvrager, diabetes mellitus, een te snel werkende schildklier of chronische infecties.
Kenmerken die zich voor kunnen doen bij overmatig transpireren zijn:
1.1 Ondersteunen bij transpiratie
Als je als verpleegkundige een zorgvrager treft die overmatig transpireert, beoordeel je eerst of er sprake is van een levensbedreigende situatie. Als dat niet het geval lijkt te zijn omdat de zorgvrager ademhaalt en adequaat antwoord geeft, kijk je welke omstandigheid het overmatig transpireren heeft veroorzaakt. Hierbij kun je denken aan een situatie waarbij warmte van buiten komt zoals bij een verblijf op een warme plek. Daarnaast kan er sprake zijn van warmte die van binnenuit komt zoals koorts.
Als een oudere zorgvrager in de felle zon zit, kun je proberen verkoeling te bieden door een parasol op te zetten of de zorgvrager naar een beschutte plek te brengen. Ook bied je drinken aan om uitdroging te voorkomen. Daarnaast kan het voorkomen dat een zorgvrager last krijgt van het feit dat zich veel mensen in een ruimte bevinden.
Er bestaan enkele maatregelen die je kunt nemen om het transpireren van een zorgvrager te helpen voorkomen:
-
Was elke dag de voeten van de zorgvrager en strooi eventueel wat talkpoeder op de voeten. Talkpoeder neemt vocht op en verkoelt het huidoppervlak.
-
Trek de zorgvrager katoenen kleding aan die goed ademt.
-
Geef de zorgvrager zoveel mogelijk open schoenen aan.
-
Gebruik een antitranspiratiemiddel of deodorant.
-
Zorg voor hygiënische vochtige doekjes om transpiratievocht weg te vegen.
-
Gebruik geen of zo min mogelijk zeep tijdens het wassen.
-
Scheer okselharen weg.
-
Overleg met de arts over het gebruik van antitranspiratiecrème.
-
Zorg ervoor dat de zorgvrager voldoende drinkt.
1.2 Menstruatie
De menstruatie vindt normaal gesproken bij een vrouw iedere maand plaats en duurt twee tot acht dagen. Dit begint als een meisje in de puberteit komt (tussen 9 en 17 jaar) en duurt tot de menopauze. De menopauze is de laatste menstruatie. Die vindt meestal rond de leeftijd van vijftig jaar plaats.
Menstruatie observeren
Je kunt de menstruatie observeren op de volgende onderdelen:
Regelmaat en frequentie van de ongesteldheid
Vrouwen menstrueren in de vruchtbare periode van hun leven. Werk je met heel jonge meisjes, dan is menstruatie niet aan de orde. Vanaf een leeftijd van 9-10 jaar kun je zorgvragers tegenkomen die beginnen te menstrueren. Dat kan in het begin nog onregelmatig voorkomen, maar na ongeveer drie jaar is bij de meeste vrouwen sprake van een regelmatige menstruatiecyclus van 28 dagen.
Toch zijn er ook vrouwen die een onregelmatige cyclus hebben. Het is dan niet duidelijk wanneer een vrouw vruchtbaar is of niet. Oorzaken kunnen lichamelijk zijn doordat de hormoonhuishouding in het lichaam is ontregeld. Er kan ook een psychische oorzaak zijn zoals stress of depressie.
Ondersteunen bij menstruatie
Als je merkt dat de zorgvrager goed voor zichzelf kan zorgen, kun je de zorg voor de menstruatie bij de zorgvrager laten. Laat een zorgvrager meer afhankelijkheid zien dan kun je aanbieden om te helpen. Zorg die jij kunt bieden aan een zorgvrager die ongesteld is:
-
Zorg ervoor dat er altijd maandverband op voorraad is.
-
Zorg ervoor dat een vrouw zich even in privacy kan terugtrekken als zij zich extra wil opfrissen.
-
Spoel beddengoed en kleding waar menstruatiebloed inzit uit in koud water zodat het bloed eruit trekt. Volg daarna de gebruiken in de zorgorganisatie waar je werkt. Je kunt bijvoorbeeld de was uithangen om te drogen zodat de familie die mee naar huis kan nemen om te wassen. Of je stopt het wasgoed in de wasmand om het op te laten halen door de wasserij.

1.3 Sputum
Gezonde mensen produceren dagelijks slijm. Dat zie je niet en wordt meestal doorgeslikt. Dit slijm is helder van kleur en bestaat voor het overgrote deel uit water. Als iemand sigaretten rookt, kan het lichaam reageren door meer slijm te produceren. De roker hoest dan het slijm op omdat het ademhalen daardoor moeilijker gaat.
Als het slijm minder waterig wordt en compacter wordt van samenstelling, wordt dit sputum genoemd. Er is dan sprake van een infectie. Dit kan wijzen op een luchtweginfectie, tuberculose, griep of een chronische longaandoening.
Sputum observeren
Als je bij een zorgvrager een kleurverandering of een toename van de hoeveelheid sputum waarneemt, dan is zich vaak een luchtweginfectie aan het ontwikkelen. Observatiepunten bij het opgeven van sputum zijn:
-
Frequentie: geeft een zorgvrager alleen 's ochtends sputum op of de hele dag of bij activiteiten?
-
Hoeveelheid: is er veel of weinig sputum aanwezig?
-
Kleur: is er sprake van een verandering van kleur of bijmenging van bloed?
-
Geur: ruik je een neutrale of een rottende geur?
-
Samenstelling: is het slijm dun, taai of schuimend?
Bij een toename van de hoeveelheid sputum die op een dag wordt geproduceerd, moet je als verpleegkundige de arts inschakelen. De toename van de hoeveelheid is een aanwijzing dat er ziekteverwekkers zijn binnengedrongen waardoor de luchtwegen meer slijm produceren om de luchtwegen te beschermen. De arts zal jou mogelijk vragen om sputum te verzamelen voor onderzoek.
Sputum opvangen voor onderzoek
Als een arts opdracht geeft om sputum op te vangen voor onderzoek, ga je dit uitleggen aan de zorgvrager. Het beste moment om sputum op te vangen bij een zorgvrager is 's ochtends als de zorgvrager nog niet heeft gegeten en dus nuchter is. In de nacht heeft zich sputum verzameld in de longen dat kan worden opgehoest. Ook heeft de zorgvrager nog niet gegeten waardoor er geen voedselresten met het sputum zijn vermengd. Heeft de zorgvrager van tevoren gegeten, laat de zorgvrager dan even de mond spoelen met water om vermenging van het sputum met voedselresten te voorkomen. Bijmenging van voedselresten maakt de onderzoeksresultaten onvoldoende betrouwbaar.
Ondersteunen bij sputum ophoesten
Een zorgvrager die last heeft van sputum ervaart de volgende klachten:
-
benauwdheid doordat het sputum de vrije ademweg belemmert;
-
hoesten om het sputum uit de longen weg te hoesten;
-
pijn, want sputum vanuit de longen zit diep en geeft pijn aan de spieren;
-
vermoeidheid omdat het sputum aangeeft dat er ook vaak sprake is van een onderliggende ziekte;
-
risico op een longontsteking als het sputum niet voldoende kan worden opgehoest;
-
verhoogde temperatuur omdat er mogelijk sprake is van een ontsteking in de luchtwegen.

1.4 Braaksel
Braken wordt ook wel overgeven genoemd. Dit is het uitscheiden van voedsel of voedselresten via de mond en soms via de neus. Als iemand iets heeft gegeten wat de maag op dat moment niet verdraagt, kan het zijn dat de inhoud van de maag weer wordt uitgespuugd. Het braaksel wordt met peristaltische bewegingen van beneden naar boven omhooggeduwd en komt met kracht naar buiten.
Het geeft een gevoel van opluchting als het braken voorbij is omdat de misselijkheid die eraan voorafgaat dan weg is. Maar iemand kan het ook als pijnlijk en onfris ervaren. De pijn ontstaat omdat het zure maagsap met het braaksel door de slokdarm en keel loopt. Dit geeft een branderig gevoel en tast het gebit aan. Het is onprettig omdat het braaksel er niet fris uitziet en iemand zich slap en beroerd kan voelen na het braken.
Braaksel observeren
Als je braaksel onderzoekt, krijg je veel informatie over wat er mogelijk aan de hand is met de zorgvrager. Observatiepunten bij het opgeven van braaksel zijn:
-
hoeveelheid;
-
kleur;
-
geur;
-
samenstelling;
-
manier van braken.
Samenstelling
De samenstelling van het braaksel levert jou informatie op die je doorgeeft aan de arts. Is er schuim aanwezig bij het braaksel, dan kan dat wijzen op een voedselvergiftiging of alcoholvergiftiging. Als braaksel er slijmerig uitziet, is er mogelijk sprake van een vernauwing van de slokdarm. Je kunt braaksel kort bewaren om het aan de arts te laten zien. Dit geeft hem informatie over de diagnose.
Soms zie je voedselresten van de vorige dag terug in het braaksel. Dat geeft aan dat het voedsel niet goed kan doorvloeien naar de dunne darm. Ook dan is er sprake van een vernauwing van de maag naar de dunne darm. De maag is steeds vol en het teveel aan voedsel wordt door de zorgvrager uitgebraakt.
Ondersteunen bij braken
Braakneigingen vormen een gevaar voor bedlegerige mensen. Het braaksel komt met een antiperistaltische beweging naar boven. Als het geen uitweg kan vinden, kan het in de luchtpijp lopen.
Je kunt een zorgvrager tijdens het braken op verschillende manieren ondersteunen.
-
Je legt de zorgvrager op de zij in bed met het hoofd iets naar beneden als hij niet kan zitten zodat het braaksel uit de mond kan lopen.
-
Je verzorgt de mond na het braken, met name bij bedlegerige zorgvragers of zorgvragers die dat niet zelf kunnen. Je poetst de tanden of het gebit en laat de zorgvrager de mond spoelen. Het zure maagsap tast het gebit aan. Je smeert daarna de lippen in met een vette zalf.
-
Je biedt de zorgvrager voldoende drinken aan om het verloren vocht weer aan te vullen en daarmee uitdroging te voorkomen.
-
Je controleert de elasticiteit van de huid. Een verminderde elasticiteit laat zien dat iemand te weinig vocht in het lichaam heeft. Als je de huid vastpakt en omhoogtrekt, zakt deze niet gelijk terug als je de huid weer loslaat.
-
Je legt een vochtbalans aan als de zorgvrager veel en vaak braakt. Dan kun je in de gaten houden of er ongeveer evenveel vocht het lichaam verlaat als dat er binnenkomt.
-
Je dient medicatie tegen de misselijkheid toe in overleg met de arts.
-
Je neemt, als het braken langer dan een dag aanhoudt en in overleg met de arts, contact op met een fysiotherapeut om met de zorgvrager ontspanningsoefeningen te doen. Door de oefeningen kan de zorgvrager de braakbewegingen onder controle krijgen.
Bron: Broeshart, C. M., Dijkstra, Linssen, M. B. J., Mocking, P. A. M., Sackers, S. M. T., Schaik, K., van, & Velthuis, A. (2021). Traject persoonlijke basiszorg: Niveau 4 (derde editie). ThiemeMeulenhoff.
[Afbeelding] Natracare. (2023, 23 maart). Wat zegt de kleur van je menstruatiebloed? Natracare. https://www.natracare.com/nl/blog/wat-zegt-de-kleur-van-je-menstruatiebloed/
[Afbeelding] Cpt, S. C. (2023, 22 december). Reasons for coughing up phlegm without feeling ill. https://www.medicalnewstoday.com/articles/coughing-up-phlegm-but-not-sick
4.1 Opdrachten
Nu je de theorie en filmpjes hebt doorgenomen kun je onderstaande opdracht maken:
Raadpleeg hiervoor ook ThiemeMeulenhoff.
Om de verschillende vormen van sputum te leren kun je gebruik maken van de quizlet!
Kaarten: Sputum | Quizlet
Hoofdstuk 5 : Diagnostische toets
Test: Diagnostische toets basiszorg thema hulp bieden bij de uitscheiding
Start
Bronnenlijst
Boeken
Broeshart, C. M., Dijkstra, Linssen, M. B. J., Mocking, P. A. M., Sackers, S. M. T., Schaik, K., van, & Velthuis, A. (2021). Traject persoonlijke basiszorg: Niveau 4 (derde editie). ThiemeMeulenhoff.
Sites:
ROC Nijmegen. (z.d.). Sign In. Geraadpleegd op 8 januari 2024, van nijmegen.onderwijsonline.nl/elearning/content/YZyMvADd
Woordzoeker. (z.d). Online woordzoeker maken. Geraadpleegd op 8 januari 2024, www.woordzoekers.org/index.
Quizlet Inc. (z.d.). .Quizlet. Geraadpleegd op 8 januari 2024, van https://quizlet.com/nl
Afbeeldingen
[Afbeelding]Microbiologie. (z.d.). Nieuwe afnameset voor Urinekweek - microbiologie. Microbiologie. https://www.microbiologie.nl/actueel/80-nieuwe-afnameset-voor-urinekweek
[Afbeelding]Urinaal kopen? Plasflessen voor mannen en vrouwen | Vegro. (z.d.). https://www.vegro.nl/webwinkel/slapen/bedhulpmiddelen/urinalen/
[Afbeelding]Care, E. S. (2018, 5 augustus). Incontinence Products - Part 1 - Pads, Boosters, & Drip Collectors. Pinterest. https://nl.pinterest.com/pin/815221970024000416/
[Afbeelding] Openneer, T. (2018, 17 september). Dit zegt jouw poep over je gezondheid - Optima Vita. Optima Vita. https://www.optimavita.nl/leefstijl-2/dit-zegt-jouw-poep-over-je-gezondheid/
[Afbeelding] Natracare. (2023, 23 maart). Wat zegt de kleur van je menstruatiebloed? Natracare. https://www.natracare.com/nl/blog/wat-zegt-de-kleur-van-je-menstruatiebloed/
[Afbeelding] Cpt, S. C. (2023, 22 december). Reasons for coughing up phlegm without feeling ill. https://www.medicalnewstoday.com/articles/coughing-up-phlegm-but-not-sick
[Afbeelding] Raymakers, T. (2014, 19 mei). Wijkverpleegkundige nieuwe stijl. Pinterest. https://nl.pinterest.com/pin/wijkverpleging--244109242281862667/