Hoofdstuk 3: Hulp bieden bij de uitscheiding: Feces

Leerdoelen waar we bij het uitscheidingsstelsel: Feces, mee aan de slag gaan:

Wat kan feces je allemaal vertellen? https://www.youtube.com/watch?v=RrmV7hWM0-Y

Theorie

1.0  Feces

Als verpleegkundige kom je regelmatig zorgvragers tegen die problemen ervaren bij de uitscheiding van feces. Het kan zijn dat iemand moeite heeft met ontlasting krijgen door een onderliggende aandoening of dat er juist sprake is van incontinentie van ontlasting. In alle gevallen zal een zorgvrager schaamte ervaren omdat hij het moeilijk vindt om over zijn ontlastingsprobleem te praten of om ermee om te gaan. Het is jouw taak om de zorgvrager gerust te stellen en het gesprek hierover aan te gaan. Je leert waarop je feces kunt observeren en hoe je feces op kunt vangen voor onderzoek. Ook komen verschillende hulpmiddelen aan bod.

1.1 Feces observeren en beoordelen

Het kan noodzakelijk zijn om feces en het fecespatroon van een zorgvrager te observeren. Daarmee kunnen parasieten of ziekmakende bacteriën worden opgespoord. Ook kan bloed dat zich in de ontlasting bevindt, wijzen op een darmtumor. De observaties leveren gegevens over de gezondheidstoestand van de zorgvrager. Observatiepunten zijn:

Frequentie

Hoe vaak iemand ontlasting heeft is persoonsgebonden. Baby's en kinderen hebben vaak dagelijks ontlasting. Bij volwassenen kan dit variëren van een of meerdere keren per dag tot drie à vier keer per week. Dit kan te maken hebben met hoeveel een zorgvrager drinkt op een dag of de verteerbaarheid van het voedsel dat wordt ingenomen. Daarnaast heeft de mate van lichaamsbeweging die iemand op een dag heeft of de medicatie die iemand slikt invloed op het ontlastingspatroon. Bij veel zorgvragers speelt ook de privacy een rol.

Hoeveelheid

De hoeveelheid ontlasting die iemand per keer produceert, heeft te maken met hoeveel iemand heeft gegeten en wat de samenstelling van het voedsel was. Een normale hoeveelheid is ongeveer honderd tot tweehonderd gram per dag. Bij diarree lijkt er meer ontlasting te zijn omdat er nog veel vocht in de ontlasting zit. Bij obstipatie is de hoeveelheid minder omdat de ontlasting vaak langer in de endeldarm heeft doorgebracht waardoor er meer vocht is onttrokken.

Kleur

Soms zie je bij een zorgvrager een afwijkende kleur ontlasting. Dat kan worden veroorzaakt door bepaalde voedingsstoffen, medicatie of een probleem dat is ontstaan:

Geur

De geur van ontlasting kan sterk wisselend zijn. Als ontlasting in de darmen is gegist of als er bloed in de ontlasting zit, is de geur mogelijk extra onaangenaam. Ook als een zorgvrager van alles door elkaar heeft gegeten, kan de geur afwijken van wat hij normaal gewend is.

Samenstelling

Normale feces is samengesteld uit allerlei bestanddelen zoals water, bacteriën, onverteerbare voedselresten en darmwandcellen. Soms kun je als verpleegkundige parasieten tegenkomen in de ontlasting zoals lintwormen of maden. Soms zijn er abnormale bestanddelen aanwezig zoals een kraal of een knikker die is ingeslikt.

Soms zie je bij een zorgvrager een afwijkende kleur ontlasting. Dat kan worden veroorzaakt door bepaalde voedingsstoffen, medicatie of een probleem dat is ontstaan:

Geur

De geur van ontlasting kan sterk wisselend zijn. Als ontlasting in de darmen is gegist of als er bloed in de ontlasting zit, is de geur mogelijk extra onaangenaam. Ook als een zorgvrager van alles door elkaar heeft gegeten, kan de geur afwijken van wat hij normaal gewend is.

Samenstelling

Normale feces is samengesteld uit allerlei bestanddelen zoals water, bacteriën, onverteerbare voedselresten en darmwandcellen. Soms kun je als verpleegkundige parasieten tegenkomen in de ontlasting zoals lintwormen of maden. Soms zijn er abnormale bestanddelen aanwezig zoals een kraal of een knikker die is ingeslikt.

Consistentie

Consistentie zegt iets over de vastheid van de ontlasting. Normaal is ontlasting bruin van kleur, staafvormig, gebonden en niet te hard. De consistentie is afhankelijk van de voeding. De consistentie en de frequentie kunnen elkaar beïnvloeden. Bij een hogere frequentie is de ontlasting meestal dunner. Bij een lagere frequentie is de ontlasting meestal vaster.

 

Obstipatie – Leyden Academy

 

1.2 Feces opvangen voor onderzoek

Een zorgvrager kan een opvallend patroon van defeceren hebben of de ontlasting kan afwijkingen vertonen. Jij zult dit als verpleegkundige opmerken omdat je de zorgvrager ondersteunt bij de dagelijkse levensverrichtingen. Als je een zorgvrager wast en verzorgt in bed, kan het zijn dat je iemand een po geeft om ontlasting te hebben of dat iemand incontinent is van ontlasting. In beide gevallen zie je de ontlasting als je deze opruimt. Als je een zorgvrager naar het toilet brengt, heb je een mooi observatiemoment om te ontdekken of de ontlasting er afwijkend uitziet.

Bij afwijkingen zal de arts de ontlasting van een zorgvrager in het laboratorium laten onderzoeken. De ontlasting wordt onderzocht met een microscoop op ziekteverwekkende micro-organismen of spoortjes bloed. Jij krijgt dan de opdracht om ontlasting van de zorgvrager op te vangen voor klinisch-chemisch onderzoek. Hiermee kunnen stoornissen in de spijsvertering worden onderzocht.

Om ontlasting op te vangen, vraag je de zorgvrager of hij dit zelf kan of dat hij hulp van jou wil. Je kunt een zorgvrager ondersteunen bij het opvangen van ontlasting door uitleg te geven over jouw werkwijze. Je vraagt de zorgvrager vervolgens om goed uit te plassen. Daarna kan de zorgvrager op een schone po ontlasting krijgen. Met behulp van een opvangpotje met een spateltje dat aan de deksel is bevestigd, kun je wat ontlasting in het potje scheppen. Een zorgvrager die thuis ontlasting opvangt, kan dit doen door handschoenen aan te trekken en de ontlasting in wc-papier op te vangen. Met behulp van het spateltje kan ontlasting worden opgeschept en in het onderzoeksbuisje worden gedaan. Het buisje moet ongeveer voor een kwart worden gevuld.

Na de opvang moet je een sticker met de persoonlijke gegevens van de zorgvrager op het potje plakken. Je stuurt het potje vervolgens naar het laboratorium of je brengt het naar het laboratorium in de zorgorganisatie. Lukt dat niet omdat de ontlasting in het weekend is opgevangen, dan kun je het potje in de koelkast bewaren. Het moet binnen drie dagen worden onderzocht om een betrouwbaar resultaat te krijgen.

1.3  Defecatieproblemen

Je kunt verschillende problemen met de ontlasting bij zorgvragers tegenkomen, zoals aarsmaden, diarree, obstipatie, aambeien en incontinentie.

Aarsmaden

Aarsmaden komen vooral voor bij jonge kinderen maar kunnen ook bij volwassenen voorkomen. Dit zijn één centimeter lange, witte wormpjes die besmettelijk zijn en in de darmen leven. De aarsmaden die als witte draadjes in de ontlasting te zien zijn, komen 's nachts uit de darmen om rond de anus eitjes te leggen. Er kunnen verschillende klachten ontstaan:

Aarsmaden kunnen met medicijnen en hygiënische maatregelen worden bestreden.

Diarree

Diarree is dunne ontlasting. Als je een zorgvrager meemaakt die last heeft van diarree moet de zorgvrager vaak naar het toilet, omdat de diarree moeilijk te stoppen is. Oorzaken van diarree kunnen zijn:

Bij de behandeling van diarree probeer je eerst achter de oorzaak te komen. Heeft een zorgvrager klachten zoals buikpijn, misselijkheid, koorts of hoofdpijn? Is er al langer sprake van dunne ontlasting, welke medicijnen gebruikt de zorgvrager? Je kunt jouw observaties bespreken met een collega of met de arts. Afhankelijk van of er een oorzaak bekend wordt, kun je de volgende maatregelen nemen:

Bij diarree die veroorzaakt wordt door een infectieziekte moet je besmetting voorkomen. Zorgorganisaties hebben een protocol met hygiënische maatregelen in geval van een uitbraak van diarree als gevolg van een virus. Hierin staat beschreven wat je kunt doen om kruisbesmetting te voorkomen. Bij ernstige diarree kun je op voorschrift van de arts medicatie geven die ervoor zorgt dat de ontlasting langer in de darmen blijft. Er kan dan meer water worden onttrokken waardoor de ontlasting vaster wordt.

 

Obstipatie

Bij obstipatie zie je dat de ontlasting er hard en droog uitziet. De zorgvrager heeft moeite met de stoelgang, soms lukt het helemaal niet om de ontlasting uit te scheiden. De consistentie van de ontlasting hangt van allerlei factoren af:

Aambeien

Bij hemorroïden (aambeien) heeft de zorgvrager uitgezette aderen rondom de anus. Aambeien ontstaan door grote druk op de anus. Deze kringspier zet uit bij druk geven om ontlasting te krijgen, bij persen tijdens een bevalling of door veel hoesten. Obstipatie is voor een zorgvrager een reden om te persen. Een zorgvrager met aambeien klaagt vaak over jeuk en pijn rond de anus. Soms gaan de aambeien zelfs bloeden of ontsteken.

Je kunt de zorgvrager een koud kompres aanbieden dat vaak verlichting geeft. Bij het opnemen van de rectale temperatuur is het belangrijk dat je de aambeien zo min mogelijk raakt. Je kunt ook op een andere manier de temperatuur meten, maar dan moet je wel rekening houden met het feit dat de uitslag lager is dan bij een anale meting.

Het is belangrijk dat de ontlasting zacht blijft om de klachten te verminderen. Op voorschrift van een arts kun je de aambeien van de zorgvrager insmeren met zalf of een zetpil toedienen om de ontlasting te bevorderen zodat deze niet te lang blijft zitten waardoor die alleen maar harder wordt.

Incontinentie van ontlasting

Zorgvragers hebben over het algemeen meer last van incontinentie van urine dan van incontinentie van ontlasting. Incontinentie van ontlasting kan optreden bij zorgvragers met neurologische stoornissen en dementie omdat de prikkel om naar het toilet te gaan niet meer wordt doorgegeven. Ook kan er sprake zijn van verzwakking van de bekkenbodemspieren na een bevalling of is er littekenweefsel ontstaan na een operatie of bestraling in het gebied van de endeldarm. Je spreekt van dubbele incontinentie als de zorgvrager incontinent is van zowel urine als ontlasting.

Bij incontinentie van ontlasting ervaart de zorgvrager meestal een groter probleem dan bij urine-incontinentie. Je hebt namelijk minder mogelijkheden om de ontlasting op te vangen. Ook is het bijna onmogelijk om de onaangename geur te verbergen. Zorgvragers die lopen of in een rolstoel zitten, gebruiken vaak absorberende verbanden waarin de feces kan worden opgevangen.

Als je een zorgvrager verzorgt die incontinent is van ontlasting, kijk je goed naar de huid. Deze kan geïrriteerd zijn door de inwerking van de ontlasting, zeker als er al sprake is van een wondje op de stuit. Was de zorgvrager en breng een huidbeschermende zalf en schoon verband aan. Om het bed extra te beschermen gebruik je incontinentieonderleggers.

 

1.4 Ondersteunen bij defeceren

Een zorgvrager vindt het vaak ongemakkelijk om een gesprek met jou als verpleegkundige te beginnen over zijn ontlastingspatroon. Houd daarom goed rekening met schaamtegevoelens van de zorgvrager en kies een juist moment om de zorgvrager hiernaar te vragen. Geschikte momenten kunnen zijn als de zorgvrager als enige in de kamer is of als je samen een stukje aan het wandelen bent. Wees duidelijk in je uitleg en wat het belang is van goede ontlasting. Stel de zorgvrager gerust en nodig hem uit om vragen te stellen. Zo maak je de dagelijkse toiletgang tot een goed te bespreken onderwerp waarbij de zorgvrager alles vertelt wat hij aan zijn ontlastingspatroon heeft gemerkt.

Naast een goed gesprek zijn er nog andere middelen en werkwijzen waarmee je de dagelijkse gang naar het toilet voor de zorgvrager kunt bevorderen:

 

Als er sprake is van obstipatie zijn er enkele manieren om de zorgvrager, na overleg met de arts, collega's en de zorgvrager, extra ondersteuning te bieden:

Orale laxantia

Laxantia (laxerende middelen) maken de doorgang van de ontlasting door de darmen makkelijker. Deze middelen geef je pas als voeding en vocht niet het gewenste effect hebben. Sommige mensen nemen makkelijk laxantia in, deze zijn verkrijgbaar bij de drogist. Een ander voedingspatroon kan soms ook al het gewenste effect geven. Bij langdurig gebruik van laxantia kan het zijn dat de darmen niet meer goed kunnen functioneren zonder deze middelen. De darmen zijn dan lui geworden.

Na het toedienen van orale laxantia vraag je de zorgvrager om te observeren wat het effect is van het gebruik van de laxantia. Als de zorgvrager dit niet zelf kan, houd jij als verpleegkundige in de gaten wat de werkingsduur van de laxantia is. De werkingsduur is de tijd tussen het tijdstip van innemen en het resultaat. Bij sommige laxantia is dat zes tot acht uur. Het is niet verstandig om deze laxantia bijvoorbeeld om 18.00 uur te geven, omdat de zorgvrager dan 's nachts naar het toilet moet.

Rectale laxantia

Een laxerend medicijn kan ook rectaal, dus via de anus worden ingebracht. De zorgvrager kan de zetpil zelf inbrengen of als dat niet lukt door jou als verpleegkundige laten toedienen. Een zetpil heeft een stompe en een spitse kant. De zetpil kan zowel met de stompe kant als met de spitse kant eerst worden ingebracht. De zetpil is het makkelijkst in te brengen als de zorgvrager op zijn zij ligt, met het bovenste been of beide benen opgetrokken. Draag uit hygiënisch oogpunt een plastic handschoen of gebruik een plastic zakje. Voor een goed resultaat moet de zorgvrager proberen om de zetpil minstens twintig minuten binnen te houden.

Bij een klysma dient de zorgvrager zichzelf via de anus een laxerende vloeistof toe. Als dit de zorgvrager niet zelf lukt, breng jij het klysma in. Een klysma maakt de harde ontlasting zachter en stimuleert de darmwerking. Veelgebruikte klysma's zijn het microklysma en fosfaatklysma.

Een klysma is een plastic flacon met een laxerende vloeistof die je in de anus van de zorgvrager inbrengt. Bij het inbrengen moet de vloeistof op lichaamstemperatuur zijn. De klysma's verschillen van vloeistof en van hoeveelheid. Bij het inbrengen kan de zorgvrager het best op zijn linkerzij liggen, de vloeistof loopt dan het meest ver de darmen in. Het klysma kan ook worden toegediend als de zorgvrager een enigszins voorovergebogen houding aanneemt.

 

Voordat je het klysma geeft, is het belangrijk om je goed voor te bereiden. De zorgvrager kan de prikkelende vloeistof niet te lang binnenhouden maar hoe langer de vloeistof inwerkt op de darmen, hoe groter de kans is op goed resultaat. Dit geef je bij de zorgvrager aan. Leg daarom bij een zorgvrager die in bed ligt een onderlegger in bed. Bij een zorgvrager die uit bed kan komen, zet je de po of postoel naast het bed.

Bij het toedienen van het klysma druk je het microklysma helemaal leeg. Houd de flacon ingedrukt als je deze terugtrekt uit de anus. Zo wordt de vloeistof niet teruggezogen in de flacon als je het klysma verwijdert. De vloeistof moet zo lang mogelijk worden binnengehouden. Na het toedienen van een klysma is het belangrijk om het resultaat te observeren en te rapporteren.

Manueel feces verwijderen

Sommige zorgvragers hebben altijd last van obstipatie en hebben alles al geprobeerd. Een dieet met voedingsvezels, laxerende medicatie, veel bewegen en klysma's lukken allemaal niet om zich van hun ontlasting te ontdoen. Dit zie je vaak bij mensen die een verlamming hebben opgelopen waarbij de darmen hun werk niet meer goed uit kunnen voeren. Voorbeelden van dit soort aandoeningen zijn een dwarslaesie of de ziekte multiple sclerose. Dan kan worden geprobeerd om handmatig de feces te verwijderen.

Manueel feces verwijderen vereist zorgvuldigheid. Dit kan voor de zorgvrager een vervelende handeling zijn. Overleg daarom met de zorgvrager over hoe je de handeling uit gaat voeren.

 

 

 

 

Bron: Broeshart, C. M., Dijkstra, Linssen, M. B. J., Mocking, P. A. M., Sackers, S. M. T., Schaik, K., van, & Velthuis, A. (2021). Traject persoonlijke basiszorg: Niveau 4 (derde editie). Thieme Meulenhoff.

[Afbeelding] Openneer, T. (2018, 17 september). Dit zegt jouw poep over je gezondheid - Optima Vita. Optima Vita. https://www.optimavita.nl/leefstijl-2/dit-zegt-jouw-poep-over-je-gezondheid/