Leerdoelen waar we bij het uitscheidingsstelsel mee aan de slag gaan:
Het urinewegstelsel https://www.youtube.com/watch?v=hZfCYMNXPXs
Theorie
1.0 Uitscheidingsorganen en uitscheidingsproducten
De afvalstoffen die na de stofwisseling overblijven worden afgevoerd door de uitscheidingsorganen. De belangrijkste uitscheidingsorganen zijn:
de nieren;
de lever;
de huid;
de longen.
Er bestaan de volgende uitscheidingsproducten:
urine;
feces (ontlasting);
transpiratievocht;
uitademingslucht;
menstruatiebloed;
sputum;
braaksel.
1.1 Urine stelsel
De urine sijpelt vanuit de verzamelbuizen in de nierkelken. Hier beginnen de urinewegen. De volgende organen maken deel uit van de urinewegen:
nierkelken;
nierbekken;
twee urineleiders;
urineblaas;
plasbuis.
Behalve het laatste gedeelte van de plasbuis zijn de urinewegen bekleed met overgangsepitheel. Hierop bevindt zich een beschermende slijmlaag.
1.2 Nieren
De nieren (renes, enkelvoud = ren) hebben de taak afvalstoffen uit het bloed te verwijderen, de juiste samenstelling van het bloed te controleren en deze zo nodig aan te passen. Hierbij is sprake van vier componenten, die in meer of mindere mate uitgescheiden worden.
Deze componenten zijn:
water: meer of minder wateruitscheiding beïnvloedt het bloedvolume en daardoor de bloeddruk;
zouten: meer of minder zoutenuitscheiding heeft invloed op de waterhuishouding en daardoor ook op het bloedvolume en de bloeddruk;
zure en basische stoffen: uitscheiding ervan heeft invloed op de zuurgraad van het bloed;
afvalstoffen en overtollige stoffen afkomstig van de stofwisseling
De nieren zijn twee boonvormige organen, elk zo groot als een vuist. Ze liggen hoog in de buikholte, tegen de achterste buikwand aan en achter het buikvlies. Ze liggen ter weerszijden van de wervelkolom, met de holle kant naar elkaar toegekeerd. De nieren zijn buikorganen, maar worden door hun hoge ligging grotendeels beschermd door de borstkas. De linkernier ligt tegen het middenrif aan. De rechternier ligt iets lager.
Het centrum van de holle zijde is de nierpoort (nierhilus). Dat is de plaats waar bloedvaten, zenuwtakken en lymfevaten de nier ingaan en uitgaan en waar de urineleider begint. Bovenop elke nier ligt een bijnier (glandula suprarenalis). De bijnieren zijn hormoonklieren.
Bijnier en nier zijn omgeven door steunvet (perirenaal vet). Rondom het steunvet ligt een stevige bindweefselmantel, de fascia renalis. Het steunvet en de bindweefselmantel houden de nieren op hun plaats en beschermen de nieren tegen schokken en stoten van buitenaf.
1.3 Functie van Nieren en Urine
Het urinewegstelsel bestaat uit een aantal onderdelen met ieder een eigen functie in het proces van uitscheiding. De nieren reinigen het bloed dat zij krijgen aangeleverd. De totale bloeddoorstroming door beide nieren per etmaal is ongeveer 1700 liter (1,2 liter per minuut). Via filters in niermerg en nierschors worden overtollig water, zouten, kleurstoffen, vitaminen, medicijnresten en alcohol uit het bloed gehaald. Dit gefilterde vocht wordt in het nierbekken verzameld en heet urine. Als nieren dit niet goed doen, wordt het bloed vervuild met afvalstoffen en vergiftigt het lichaam zichzelf.
Bloedcellen en eiwitten zijn te groot voor de filters en blijven in het bloed. Het gezuiverde bloed is nu zuurstofarm en stroomt via de nierader terug naar de bloedbaan. De nieren zijn slim; ze berekenen hoeveel vocht het lichaam nodig heeft. Heeft iemand weinig gedronken, dan zullen de nieren na de filtering zoveel mogelijk vocht weer teruggeven aan het lichaam.
Het vocht dat niet wordt teruggestuurd het lichaam in, wordt in de nieren verzameld in de vorm van urine. Deze urine loopt gedurende de dag vanuit beide nieren door de ureter (urineleider) naar de blaas. De blaas kan als het moet wel 1500 ml urine bevatten. Maar een gemiddelde van 350 tot 500 ml urine is normaal. Bij die hoeveelheid ontstaat het gevoel dat je moet plassen. Bij een gevulde blaas worden de urineleiders vanzelf dichtgedrukt, zodat de urine niet kan terugstromen naar de nieren.
Als iemand op een dag anderhalf tot twee liter water drinkt, zal iemand ongeveer vijf tot acht keer per dag naar het toilet gaan in 24 uur. Dit verschilt wel iets per persoon.
Bron: Broeshart, C. M., Dijkstra, Linssen, M. B. J., Mocking, P. A. M., Sackers, S. M. T., Schaik, K., van, & Velthuis, A. (2021). Traject persoonlijke basiszorg: Niveau 4 (derde editie). ThiemeMeulenhoff.
[Afbeelding]. Werking van de nieren | ASZ. (z.d.). ASZ. https://www.asz.be/nl/zorgaanbod/nefrologie/werking-van-de-nieren