Leerdoelen waar we bij het uitscheidingstelsel: Transpiratie, menstruatie, sputum & braaksel mee aan de slag gaan:
Waarom zweten we? https://www.youtube.com/watch?v=JstQH27H4HU
Theorie
Als je ziet dat een zorgvrager zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd heeft staan of dat hij klam aanvoelt, stel je jezelf de vraag of het logisch is dat dit gebeurt. Als het niet logisch is, probeer je de oorzaak te achterhalen.
Er zijn verschillende vormen van transpireren die een bepaalde oorzaak hebben:
Transpireren na bewegen of sporten. Door actief te zijn warmt het lichaam van de zorgvrager op en probeert het lichaam de warmte kwijt te raken door te zweten. Soms verliest iemand wel een liter vocht tijdens een wandeling of voetbaltraining.
Zomers transpireren kan ontstaan als iemand te veel aan de warmte wordt blootgesteld. Dit kan een zorgvrager overkomen die te lang op een terrasje zit in de volle zon.
Nachtzweten is transpiratie als gevolg van hormonale schommelingen en kan voorkomen bij vrouwen in de overgang. Deze vorm van transpireren komt opeens opzetten en wordt een opvlieger genoemd. Je kunt het herkennen als een zorgvrager plotseling de dekens van zich afschudt. Opvliegers kunnen zich ook overdag voordoen, de zorgvrager trekt dan bijvoorbeeld snel een vest uit.
Transpireren van de koorts. Dit is een bijzondere vorm van zweten omdat er in eerste instantie geen druppeltje zweet te zien is. Toch voel je een hete huid als je je hand op het voorhoofd legt van een zorgvrager met flinke koorts. Het lichaam houdt de warmte vast om zich te wapenen tegen de ziektekiemen. De warmte zit in het lichaam. Als het lichaam na enige tijd de strijd heeft gewonnen, laat het de warmte los. De zorgvrager begint flink te zweten en de lichaamstemperatuur daalt.
Soms kan bij iemand het angstzweet uitbreken. Dit is een situatie waarbij het lichaam zich voorbereidt op naderend gevaar. Het lichaam koelt alvast af om zich in gereedheid te brengen om te vechten of te vluchten. Angstzweet is een overlevingsmechanisme van het lichaam.
Tot slot bestaat er een vorm van transpireren waarbij hormonale stofjes worden afgegeven. Er wordt zweet geproduceerd in de genitale zone, rondom de tepels en in de oksels. Deze vorm van zweten ontstaat in de puberteit.
Het is voor jou als verpleegkundige van belang om de vorm van transpireren te herkennen. Zweten als gevolg van sporten, zomerse temperaturen, overgang of hormonen zijn gezonde situaties. Je hoeft hierbij als verpleegkundige niet in te grijpen. Je kunt de zorgvrager wel aanbieden zich even te verfrissen en een schoon shirt aan te trekken.
Is er sprake van overmatig zweten, dan kun je als verpleegkundige gerichte ondersteuning bieden. Voorbeelden van situaties waarin overmatig zweten voorkomt zijn overgewicht van een zorgvrager, diabetes mellitus, een te snel werkende schildklier of chronische infecties.
Kenmerken die zich voor kunnen doen bij overmatig transpireren zijn:
klamme handen, oksels of rug;
een onaangename zweetlucht;
huidirritatie;
schimmelinfectie.
Als je als verpleegkundige een zorgvrager treft die overmatig transpireert, beoordeel je eerst of er sprake is van een levensbedreigende situatie. Als dat niet het geval lijkt te zijn omdat de zorgvrager ademhaalt en adequaat antwoord geeft, kijk je welke omstandigheid het overmatig transpireren heeft veroorzaakt. Hierbij kun je denken aan een situatie waarbij warmte van buiten komt zoals bij een verblijf op een warme plek. Daarnaast kan er sprake zijn van warmte die van binnenuit komt zoals koorts.
Als een oudere zorgvrager in de felle zon zit, kun je proberen verkoeling te bieden door een parasol op te zetten of de zorgvrager naar een beschutte plek te brengen. Ook bied je drinken aan om uitdroging te voorkomen. Daarnaast kan het voorkomen dat een zorgvrager last krijgt van het feit dat zich veel mensen in een ruimte bevinden.
Er bestaan enkele maatregelen die je kunt nemen om het transpireren van een zorgvrager te helpen voorkomen:
Was elke dag de voeten van de zorgvrager en strooi eventueel wat talkpoeder op de voeten. Talkpoeder neemt vocht op en verkoelt het huidoppervlak.
Trek de zorgvrager katoenen kleding aan die goed ademt.
Geef de zorgvrager zoveel mogelijk open schoenen aan.
Gebruik een antitranspiratiemiddel of deodorant.
Zorg voor hygiënische vochtige doekjes om transpiratievocht weg te vegen.
Gebruik geen of zo min mogelijk zeep tijdens het wassen.
Scheer okselharen weg.
Overleg met de arts over het gebruik van antitranspiratiecrème.
Zorg ervoor dat de zorgvrager voldoende drinkt.
De menstruatie vindt normaal gesproken bij een vrouw iedere maand plaats en duurt twee tot acht dagen. Dit begint als een meisje in de puberteit komt (tussen 9 en 17 jaar) en duurt tot de menopauze. De menopauze is de laatste menstruatie. Die vindt meestal rond de leeftijd van vijftig jaar plaats.
Je kunt de menstruatie observeren op de volgende onderdelen:
regelmaat en frequentie van de ongesteldheid;
hoeveelheid bloedverlies;
kleur;
samenstelling;
gemoedstoestand.
Vrouwen menstrueren in de vruchtbare periode van hun leven. Werk je met heel jonge meisjes, dan is menstruatie niet aan de orde. Vanaf een leeftijd van 9-10 jaar kun je zorgvragers tegenkomen die beginnen te menstrueren. Dat kan in het begin nog onregelmatig voorkomen, maar na ongeveer drie jaar is bij de meeste vrouwen sprake van een regelmatige menstruatiecyclus van 28 dagen.
Toch zijn er ook vrouwen die een onregelmatige cyclus hebben. Het is dan niet duidelijk wanneer een vrouw vruchtbaar is of niet. Oorzaken kunnen lichamelijk zijn doordat de hormoonhuishouding in het lichaam is ontregeld. Er kan ook een psychische oorzaak zijn zoals stress of depressie.
Als je merkt dat de zorgvrager goed voor zichzelf kan zorgen, kun je de zorg voor de menstruatie bij de zorgvrager laten. Laat een zorgvrager meer afhankelijkheid zien dan kun je aanbieden om te helpen. Zorg die jij kunt bieden aan een zorgvrager die ongesteld is:
Zorg ervoor dat er altijd maandverband op voorraad is.
Zorg ervoor dat een vrouw zich even in privacy kan terugtrekken als zij zich extra wil opfrissen.
Spoel beddengoed en kleding waar menstruatiebloed inzit uit in koud water zodat het bloed eruit trekt. Volg daarna de gebruiken in de zorgorganisatie waar je werkt. Je kunt bijvoorbeeld de was uithangen om te drogen zodat de familie die mee naar huis kan nemen om te wassen. Of je stopt het wasgoed in de wasmand om het op te laten halen door de wasserij.
Gezonde mensen produceren dagelijks slijm. Dat zie je niet en wordt meestal doorgeslikt. Dit slijm is helder van kleur en bestaat voor het overgrote deel uit water. Als iemand sigaretten rookt, kan het lichaam reageren door meer slijm te produceren. De roker hoest dan het slijm op omdat het ademhalen daardoor moeilijker gaat.
Als het slijm minder waterig wordt en compacter wordt van samenstelling, wordt dit sputum genoemd. Er is dan sprake van een infectie. Dit kan wijzen op een luchtweginfectie, tuberculose, griep of een chronische longaandoening.
Als je bij een zorgvrager een kleurverandering of een toename van de hoeveelheid sputum waarneemt, dan is zich vaak een luchtweginfectie aan het ontwikkelen. Observatiepunten bij het opgeven van sputum zijn:
Frequentie: geeft een zorgvrager alleen 's ochtends sputum op of de hele dag of bij activiteiten?
Hoeveelheid: is er veel of weinig sputum aanwezig?
Kleur: is er sprake van een verandering van kleur of bijmenging van bloed?
Geur: ruik je een neutrale of een rottende geur?
Samenstelling: is het slijm dun, taai of schuimend?
Bij een toename van de hoeveelheid sputum die op een dag wordt geproduceerd, moet je als verpleegkundige de arts inschakelen. De toename van de hoeveelheid is een aanwijzing dat er ziekteverwekkers zijn binnengedrongen waardoor de luchtwegen meer slijm produceren om de luchtwegen te beschermen. De arts zal jou mogelijk vragen om sputum te verzamelen voor onderzoek.
Als een arts opdracht geeft om sputum op te vangen voor onderzoek, ga je dit uitleggen aan de zorgvrager. Het beste moment om sputum op te vangen bij een zorgvrager is 's ochtends als de zorgvrager nog niet heeft gegeten en dus nuchter is. In de nacht heeft zich sputum verzameld in de longen dat kan worden opgehoest. Ook heeft de zorgvrager nog niet gegeten waardoor er geen voedselresten met het sputum zijn vermengd. Heeft de zorgvrager van tevoren gegeten, laat de zorgvrager dan even de mond spoelen met water om vermenging van het sputum met voedselresten te voorkomen. Bijmenging van voedselresten maakt de onderzoeksresultaten onvoldoende betrouwbaar.
Ondersteunen bij sputum ophoesten
Een zorgvrager die last heeft van sputum ervaart de volgende klachten:
benauwdheid doordat het sputum de vrije ademweg belemmert;
hoesten om het sputum uit de longen weg te hoesten;
pijn, want sputum vanuit de longen zit diep en geeft pijn aan de spieren;
vermoeidheid omdat het sputum aangeeft dat er ook vaak sprake is van een onderliggende ziekte;
risico op een longontsteking als het sputum niet voldoende kan worden opgehoest;
verhoogde temperatuur omdat er mogelijk sprake is van een ontsteking in de luchtwegen.
Braken wordt ook wel overgeven genoemd. Dit is het uitscheiden van voedsel of voedselresten via de mond en soms via de neus. Als iemand iets heeft gegeten wat de maag op dat moment niet verdraagt, kan het zijn dat de inhoud van de maag weer wordt uitgespuugd. Het braaksel wordt met peristaltische bewegingen van beneden naar boven omhooggeduwd en komt met kracht naar buiten.
Het geeft een gevoel van opluchting als het braken voorbij is omdat de misselijkheid die eraan voorafgaat dan weg is. Maar iemand kan het ook als pijnlijk en onfris ervaren. De pijn ontstaat omdat het zure maagsap met het braaksel door de slokdarm en keel loopt. Dit geeft een branderig gevoel en tast het gebit aan. Het is onprettig omdat het braaksel er niet fris uitziet en iemand zich slap en beroerd kan voelen na het braken.
Als je braaksel onderzoekt, krijg je veel informatie over wat er mogelijk aan de hand is met de zorgvrager. Observatiepunten bij het opgeven van braaksel zijn:
hoeveelheid;
kleur;
geur;
samenstelling;
manier van braken.
De samenstelling van het braaksel levert jou informatie op die je doorgeeft aan de arts. Is er schuim aanwezig bij het braaksel, dan kan dat wijzen op een voedselvergiftiging of alcoholvergiftiging. Als braaksel er slijmerig uitziet, is er mogelijk sprake van een vernauwing van de slokdarm. Je kunt braaksel kort bewaren om het aan de arts te laten zien. Dit geeft hem informatie over de diagnose.
Soms zie je voedselresten van de vorige dag terug in het braaksel. Dat geeft aan dat het voedsel niet goed kan doorvloeien naar de dunne darm. Ook dan is er sprake van een vernauwing van de maag naar de dunne darm. De maag is steeds vol en het teveel aan voedsel wordt door de zorgvrager uitgebraakt.
Ondersteunen bij braken
Braakneigingen vormen een gevaar voor bedlegerige mensen. Het braaksel komt met een antiperistaltische beweging naar boven. Als het geen uitweg kan vinden, kan het in de luchtpijp lopen.
Je kunt een zorgvrager tijdens het braken op verschillende manieren ondersteunen.
Je brengt de hoofdsteun van het bed omhoog, zodat de zorgvrager het braaksel goed op kan geven en zelf het bekkentje vast kan houden om het braaksel op te vangen.
Je legt de zorgvrager op de zij in bed met het hoofd iets naar beneden als hij niet kan zitten zodat het braaksel uit de mond kan lopen.
Je verzorgt de mond na het braken, met name bij bedlegerige zorgvragers of zorgvragers die dat niet zelf kunnen. Je poetst de tanden of het gebit en laat de zorgvrager de mond spoelen. Het zure maagsap tast het gebit aan. Je smeert daarna de lippen in met een vette zalf.
Je biedt de zorgvrager voldoende drinken aan om het verloren vocht weer aan te vullen en daarmee uitdroging te voorkomen.
Je controleert de elasticiteit van de huid. Een verminderde elasticiteit laat zien dat iemand te weinig vocht in het lichaam heeft. Als je de huid vastpakt en omhoogtrekt, zakt deze niet gelijk terug als je de huid weer loslaat.
Je legt een vochtbalans aan als de zorgvrager veel en vaak braakt. Dan kun je in de gaten houden of er ongeveer evenveel vocht het lichaam verlaat als dat er binnenkomt.
Je dient medicatie tegen de misselijkheid toe in overleg met de arts.
Je neemt, als het braken langer dan een dag aanhoudt en in overleg met de arts, contact op met een fysiotherapeut om met de zorgvrager ontspanningsoefeningen te doen. Door de oefeningen kan de zorgvrager de braakbewegingen onder controle krijgen.
Bron: Broeshart, C. M., Dijkstra, Linssen, M. B. J., Mocking, P. A. M., Sackers, S. M. T., Schaik, K., van, & Velthuis, A. (2021). Traject persoonlijke basiszorg: Niveau 4 (derde editie). ThiemeMeulenhoff.
[Afbeelding] Natracare. (2023, 23 maart). Wat zegt de kleur van je menstruatiebloed? Natracare. https://www.natracare.com/nl/blog/wat-zegt-de-kleur-van-je-menstruatiebloed/
[Afbeelding] Cpt, S. C. (2023, 22 december). Reasons for coughing up phlegm without feeling ill. https://www.medicalnewstoday.com/articles/coughing-up-phlegm-but-not-sick