Introductie
Beste leerling,
Deze les gaan wij het hebben over klimaten buiten Europa. Je gaat het deze les leren over welke klimaten er buiten Europa zijn? Welke kenmerken de klimaten hebben? Waarom er een klimaat op een desbetreffende plek heerst? en hoe je een klimaatdiagram moet maken en koppelen aan een klimaat.
Oefening: Voorkennis activeren
Start
Leerdoelen
Leerdoelen voor de les:
1. De leerling kan de twee belangrijkste klimaten buiten Europa benoemen.
2. De leerling weet de kenmerken van de twee belangrijkste klimaten buiten Europa.
3. De leerling kan het Köppensysteem toepassen op een afbeelding of klimaatdiagram.
4. De leerling kan met een afbeelding van ee gebied een bijpassend klimaatdiagram opstellen.
Opdrachten: klimaat over de wereld
Uitleg klimaten over de wereld
Tot nu toe heb je gekeken naar de klimaten binnen Europa, maar er zijn natuurlijk meer klimaten over de wereld. Er zijn over de wereld 5 grote klimaat soorten, namelijk:
- Tropischklimaat:
Het tropischklimaat komt voornamelijk voor bij de tropen. De tropen is een gebied wat tussen de keerkingen ligt, de keerkringen liggen tussen 23,5 graden noorderbreedte en 23,5 graden zuiderbreedte. In het tropischklimaat komt de gemiddelde temperatuur nooit onder de 18 graden. Ok valt er per jaar gemiddelde veel neerslag, er groeit dan ook veel vegetatie.


- Woestijnklimaat:
Het klimaat van de woestijn komt voornamelijk voor in Noord-Afrika, Australië, Arabië en op hoog gelegen vlakken in gebergtes. Een van de kenmerken van een woestijnklimaat is dat er heel weinig neerslag valt, hierdoor kunnen bomen en grote planten er niet groeien. Er is ook een groot verschil tussen de temperatuur overdag en in de nacht. Overdag ligt de gemiddelde temperatuur tussen de 25 en 45 graden en s' nachts kan dit onder het vriespunt liggen.
-Zeeklimaat:
Het zeeklimaat is een klimaat wat sterk wordt beinvloed door de nabijheid van de zee of oceaan. Kenmerken van het zeeklimaat zijn dat er door het gehele jaar door neerslag valt. De temperaturen zijn er gematigd, koele zomers en niet extreem koude winters.
-Landklimaat:
Kenmerkend aan het landklimaat is dat er grote temperatuur verschillen zijn in de zomer en de winter. Dit komt doordat de zee geen invloed meer heeft op de temperatuur. Het landklimaat komt dan ook voor in gebieden die diep landinwaarts liggen en niet aan een zee. De gemiddelde temperatuur in de winter ligt tussen de -3 graden en de -10 graden.
-Poolklimaat:
In de gebieden met de poolklimaten groeien eigenlijk alleen maar mossen. Het is er in de winter extreem koud en de zomer duurt maar kort, hierdoor ontdooit alleen de bovenstelaag van de aarde. De rest blijft bevoren, waardoor er geen planten kunnen groeien. 's Winters komt de zon op een dag helemaal niet op, dit wordt de poolnacht genoemd. Op zo'n dag kan het dan ook wel met 60 graden vriezen. In de zomer is er dan ook een dacht waarbij de zon 24 uur lang op is, dit wordt de pooldag genoemd.
Oefening: Opdracht 1
Start
Oefening: Opdracht 2
Start
Opdrachten: Köppensysteem
Uitleg Köppensysteem
Kort filmpje over het Köppensysteem:
https://www.youtube.com/watch?v=LkM0oygL7IE
Het Köppensysteem is bedacht door de Duitse geograaf Wladimir Köppen. Er zijn vijf hoofdletters die de hoofdgroepen onderscheiden. Er zijn ook nog kleine letters die de hoofdletters weer onderverdelen.
A= Tropisch klimaat
- Temperatuur in de koudste maand boven de 18 graden
B= Droog klimaat
-Weinig tot geen neerslag
C= Gematigd klimaat
- Temperatuur in de koudste maand tussen de 18 en -3 graden. Temperatuur in de warmste maand boven de 10 graden
D= Land klimaat
- Gemiddelde temperatuur ligt tussen de -3 graden en -10 graden
E= Poolklimaat
- De temperatuur komt nooit boven de 10 graden
Bij de A, C en D klimaten krijgen een extra kleine letter
s= Droge zomer (sommertrocken)
w= Droge winter (wintertrocken)
f= Een droge periode ontbreekt, alle jaargetijden bevatten neerslag (felht)
B klimaat krijgt een extra hoofdletter
S= steppe
-Jaarlijks valt er tussen de 200 en 300 mm neerslag
W= Woestijn
- Jaarlijks valt er minder dan 200 mm neerslag
E klimaat krijgt een extra hoofdletter
T= Toendra
- In de warmste maand ligt de temperatuur tussen de 0 en 10 graden
F= IJskap
- Het hele jaar ligt de gemiddelde temperatuur onder de 0 graden
H= Hooggebergte
- Altijd onder de 0 graden en neerslag valt daar meestal in de vorm van sneeuw
Oefening: Opdracht 1
Start
Oefening: Opdracht 2
Start
Opdrachten: Klimaatdiagrammen
Uitleg Klimaatdiagrammen
Een klimaatdiagram toont voor een bepaalde plek de gemiddelde neerslag en de gemiddelde temperatuur per maand, gemeten over een langere periode.
Op de linkerkant van de y-as wordt aangegeven hoeveel neerslag er valt in mm en op de rechterkant van de y-as wordt aangegeven wat de temperatuur is in graden celsius. Op de x-as wordt het jaar opverdeeld in maanden. De rode lijn geeft de temperatuur in graden celsius aan en de blauwe balkjes geven de hoeveelheid neerslag er valt in mm.
Oefening: Opdracht 1
Start
Oefening: Opdracht 2
Start
Eindtoets
Oefening: Verdiepende opdrachten
Start
Docente handleiding
Beste docent,
De les die is opgesteld via deze online methode zullen de leerlingen ongeveer 50 minuten mee bezig zijn. Dit is dus een lesvullende online methode. Per onderdeel van uitleg zijn er twee oefeningen die de leerlingen moeten maken. Op het einde van de uitleg en de opdrachten komt er een toets. Deze toets moet voor 60% gehaald worden om deze les met een voldoende af te ronden. Als de toets niet met 60% is gehaald dient de desbetreffende leerling de verdiepende opdrachten te maken, om meer herhaling over het onderwerp op te doen.
De wijze waarop de leerlingen aan de slag gaan is per onderdeel verschillend. Tijdens de opdrachten maken mogen de leerlingen overleggen met hun buurvrouw/man. Echter tijdens de eintoets wordt er in stilte gewerkt. U als docent moet dus rond de klas lopen, niet alleen voor vragen maar ook om de rust in de klas te handhaven. De leerlingen hebben ook hulpmiddelen zoals de atlas gebruiken. Tot slot is de laptop alleen nodig om de opdrachten te maken en wordt niet gebruikt als google maps, daar hebben ze de atlas voor.
Heel veel plezier met het gebruiken van deze online methode!
Verantwoording
verantwoording
Ik heb op meerdere manier ervoor gekozen om mijn online methode zo effeciënt mogelijk te maken.
Het eerst waar ik voor heb gezorgd is dat, er een hele duidelijke structuur in de opbouw van de methode. Eerst komt namelijk een uitleg en daarna volgen twee opdrachten. Ik heb ervoor gezorgd dat de uitleg niet te lang is, anders kan je namelijk de aandacht en de intresse van de leerlingen kwijt raken.
Ten tweede heb ik ervoor gezorgd dat de leerdoelen makkelijk en concreet omschreven staan in het begin van het hoofdstuk. Daarmee wilde ik bereiken dat de leerlingen een makkelijk overzicht hebben van wat van ze wordt verwacht. Ze moeten dus aan het eind van de les deze leerdoelen beheersen.
Ten derde heb ik een duidelijk verschil gemaakt tussen wat een werkboek kan geven en wat een online methode kan geven. Ik heb bijvoorbeeld gebruik gemaakt van filmpjes en daar de opdrachten op aangepast. Dit is niet mogelijk in een werkboek. Ook heb ik meerdere opdrachten gemaakt die niet in een werkboek mogelijk zijn, zoals opdrachten waarbij je een tekst naar een afbeelding moest slepen. Er is ook een hotspot vraag, dit kan allemaal niet in een werkboek. Door deze online methode te gebruiken kan je dus de leerling op een andere wijze opdrachten laten maken en meer intresse kweken.
Tot slot heb ik een eintoets in de online methode verwerkt, hiermee wilde ik bereiken dat er een duidelijk beeld voor de docent komt. Dit beeld moet dan geven over welke leerlingen de stof goed beheersen en welke leerlingen nog wat extra hulp kunnen gebruiken. Ik heb er dan ook voor gekozen om een voldoende pas te geven bij 60%, hierdoor weet de leerling als hij/zij een voldoende heeft gehaald dat hij/zij de stof ook echt goed bezit. Als de leerling de toets niet voldoende heeft gehaald dan staan er verdiepende opdrachten voor hen klaar. Hiermee krijg je dat er differntiatie ontstaat, wat altijd goed is voor de ontwikkeling.