Welkom bij de wiki wijs over neurologische aandoeningen.
In deze wikiwijs wordt je meegenomen in de ziekte van Parkinson, Epilepsie, Multiple sclerose en dwarsleasie.
De belangrijkste doelen tijdens deze les zijn:
Aan het eind van de les kan de student de oorzaken, symptomen, diagnose, ziekteverloop, behandeling, complicaties, prognose en begeleiding m.b.t. bovengenoemde ziekten uitleggen.
De bouw en werking, van de bij dit onderwerp betrokken weefsels het menselijke lichaam, wordt uitgelegd.
Het is de bedoeling dat je zelfstandig aan de slag gaat met het maken van de wikiwijs. Lees de tekst en bekijk de bijgevoegde filmpjes en foto's. Aan de hand van die informatie kan je de vragen beantwoorden. Er staan vaker linkjes in de teksten. Wil je ergens meer informatie over hebben, klik dan daar op. Let op, dit is extra niet verplicht!
Aan het einde maak je een toets.
Succes en veel plezier!
Handleiding docenten
Handleiding docent.
In deze wikiwijs worden de studenten mee genomen in vier neurologische aandoeningen. Namelijk:
Ziekte van Parkinson
Epilepsie
Dwarslaesie
Cerebrale Parese
De leerlingen kunnen de wikiwijs zelfstandig doorlopen. Onderaan elke pagina staat een pijl links (terug) en rechts (volgende). Op deze pijlen kunnen ze klikken om door te gaan naar de volgende pagina of juist een pagina terug.
Bij alle vier de ziektebeelden wordt het volgende behandeld:
Symptomen, oorzaken, diagnose, ziekteverloop, behandeling, complicaties en vooruitzichten.
Na ieder kopje komen er een aantal vragen. Dit kan zijn door een online tool, waar ze naar toe kunnen navigeren door op de link te klikken of door vragen die ze direct zien staan. Hiermee kunnen ze zelf controleren of ze de stof hebben begrepen.
Tools
Bij het filmpje van de online tool moet de student op start klikken. Het filmpje begint met afspelen en de vragen volgen vanzelf. Bij de quiz en de woordencombinaties klikt de student op de link. Er opent zich een nieuw venster met educaplay. In het midden van het scherm staat start. Daar klikt de student op en het spel wordt gestart.
Wanneer alle ziektebeelden zijn doorlopen volgt er nog een eindtoets.
De leerlingen zullen er ongeveer tussen een uur en ander half uur over doen.
Wanneer er blauwe linkjes in de tekst staan, is dit bedoeld als verdiepende informatie en is het dus niet verplicht voor de studenten om die sites te bekijken.
Veel succes!
1. Ziekte van Parkinson
Wat is nou eigenlijk de ziekte van Parkinson?
In Nederland leven 63.500 mensen met de ziekte van Parkinson. Over de hele wereld zijn dat er maar liefst 10.000.000.
Parkinson is een enorm ingewikkelde ziekte die ontstaat in de hersenen, maar de manier waarop de ziekte zich uit is voor geen mens hetzelfde. Het treft mannen en vrouwen, jong en oud. Ieder van hen heeft zijn of haar eigen parkinson. Van trillende handen en depressies tot vastgenageld staan aan de vloer en geen initiatief meer tonen. De behandeling en begeleiding bij parkinson vragen om een hele specialistische en deskundige aanpak. Daarbij moet telkens opnieuw gekeken worden naar de behoeften en de wensen van degene met parkinson en hun naasten. Een team van zorgverleners is daarom – elk vanuit hun eigen specialisme – betrokken bij de zorg.
De ziekte van Parkinson is een ingewikkelde ziekte. Kijk de onderstaande animatie die je legt in begrijpelijke taal uit, wat parkinson is. Hierin staan ook wat vragen, probeer deze goed te beantwoorden!
Bron: Parkinsonnet.nl
1.1 Oorzaken en symptomen
Oorzaken
Dagelijks zetten diverse onderzoekers zich in om de oorzaak van de ziekte van Parkinson te achterhalen. Eén concreet antwoord is er nog niet. Het lijkt erop dat meerdere oorzaken samen verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van parkinson.
Cellen in de zwarte kernen in de hersenen sterven af
Wat we wel weten is dat een tekort aan de stof dopamine in de hersenen een groot deel van de problemen en symptomen van parkinson veroorzaakt.
Dit tekort ontstaat door het afsterven van dopamineproducerende zenuwcellen in een specifiek gebied van de hersenen: de zwarte kernen (substantia nigra).
Waarom de hersencellen in de zwarte kernen afsterven? Dat is nog niet precies bekend. Mogelijk spelen hierbij achteruitgang van de werking van de hersenen met toenemende leeftijd, een stoornis in de eiwitstofwisseling en omgevingsfactoren zoals aanraking met giftige stoffen een rol.
Symptomen
Hoe komt je erachter dat je parkinson hebt en wat zijn de symptomen? Vaak duurt het lang voordat de diagnose parkinson gesteld kan worden. De ziekte uit zich op allerlei manieren. Voorbeelden van lichamelijke symptomen zijn:
Trillen (tremor) van de handen, benen, kin of tong
Trager worden van bewegingen (bradykinesie), moeite met starten van bewegingen (akinesie) en ontbreken van automatische bewegingen (hypokinesie)
Stijfheid van de spieren (rigiditeit)
Houdings- en evenwichtsproblemen en soms vallen bij langer bestaan van de ziekte
‘Bevriezen’ van de benen tijdens lopen (freezing), waardoor het lijkt alsof de voeten aan de vloer blijven plakken
Veel meer dan trillen alleen
Naast de, bij veel mensen bekende, fysieke symptomen treft parkinson ook het brein, denken (cognitie) en dagelijks functioneren. Denk daarbij aan:
Trager denken
Verminderde reuk
Slaapstoornissen
Obstipatie
Stemmingsproblemen en depressie
Verandering van seksuele behoeften
Welke symptomen iemand krijgt, verschilt per persoon. Dat geldt ook voor de ernst van de klachten het verloop van de parkinson. Bij mensen met aandoeningen die lijken op de ziekte van Parkinson, de zogeheten atypische parkinsonismen zijn die verschillen nog groter.
Een trillende(tremor) hand of traagheid, het is niet gek dat dergelijke klachten onrust veroorzaken. De diagnose ziekte van Parkinson ligt voor de hand, maar juist in het beginstadium is deze erg moeilijk vast te stellen omdat de symptomen nog mild en niet specifiek zijn en omdat parkinson niet is vast te stellen via een hersenscan. Een tijdige en juiste diagnose is belangrijk vanwege de onzekerheid bij patiënten en hun familie en omdat goede behandeling van de symptomen voorhanden is.
Niet alles wat trilt is parkinson
Voor de juiste diagnose kijkt de neuroloog daarom goed naar de uiterlijke verschijnselen die iemand heeft en vindt er lichamelijk onderzoek plaats in de spreekkamer.
Soms wordt er wel een hersenscan gemaakt om andere ziekten uit te sluiten. Door iemand met verdenking op parkinson het medicijn levodopa te geven, kan de diagnose bevestigd worden. Mensen met parkinson reageren namelijk goed op dit medicijn, terwijl mensen met deels vergelijkbare symptomen (bijvoorbeeld atypische parkinsonismen) minder goed reageren.
De diagnostiek en behandeling worden momenteel geleverd door een breed scala aan zorgverleners:
Eerste lijn: zoals huisartsen, apothekers of vrijgevestigde fysiotherapeuten
Tweede lijn: zorgverleners in algemene en academische ziekenhuizen
Derde lijn: zorgverleners in parkinson expertise centra, verpleeg- en verzorgingshuizen
Bron: parkinsonnet.nl
Vragen diagnose
1.3 Ziekteverloop
Het verloop van parkinson is bij ieder mens anders en de toekomst is mede hierdoor vaak onvoorspelbaar. Toch zien we over het algemeen dat bij ongeveer 75 procent van de mensen de lichamelijke parkinsonsymptomen aan één kant van het lichaam beginnen. Deze kant blijft vaak het ergst aangedaan, waarbij na verloop van tijd klachten ontstaan aan de andere kant van het lichaam.
Vaak krijgen mensen met parkinson na enkele jaren problemen met de balans en kunnen ze daardoor vallen. Dit kan soms erg invaliderend zijn. Klachten zoals bloeddrukdaling (gedeeltelijk ook door de levodopa medicatie), problemen met plassen en ontlasting, hallucinaties, cognitieve problemen en verslikken kunnen ontstaan na verloop van de tijd.
Meestal leidt de ziekte van Parkinson zelf niet tot een opname in een verpleeg- of verzorginghuis. Op het moment dat de balans of de cognitieve stoornissen een dusdanig gevaar zijn in het dagelijks leven, is opname in een verpleeg- of verzorgingshuis mogelijk. De levensverwachting bij mensen met parkinson is korter vergeleken met mensen zonder parkinson.
Onderstaande video is extra materiaal. Je mag zelf kiezen of je dit (deels) bekijkt.
Bron: Parkinsonnet.nl
Vragen ziekteverloop
1.4 Behandeling, complicaties en prognose
De ziekte van Parkinson is een complexe ziekte. Mensen ervaren problemen met dagelijkse activiteiten, zoals lopen, aankleden, spreken of eten. Maar ook psychische problemen zoals depressie, problemen met het nemen van initiatief of seksualiteit behoren tot de symptomen.
Door deze verscheidenheid aan problemen zijn vaak meerdere zorgverleners betrokken bij de behandeling. Dat maakt de behandeling multidisciplinair. Wanneer welke soort zorgverlener betrokken raakt en welk soort behandeling effectief kan zijn is afhankelijk van de problemen die de persoon ervaart.
Behandeling door een ParkinsonNetzorgverlener
Specifieke deskundigheid, kennis en kunde van zorgverleners is noodzakelijk. Samenwerken en afstemmen met zowel de persoon met parkinson als collega zorgverleners is daarom van groot belang. Dat maakt de netwerkzorg rondom en met de mens effectief. Een zorgverlener aangesloten bij ParkinsonNet biedt deze zorg.
Via onderstaande link kan je zelf nog verder onderzoeken hoe de behandeling gaat m.b.t. medicatie, chirurgie en paramedische zorg.
We spreken van epilepsie wanneer een persoon spontaan twee of meer epileptische aanvallen heeft gehad. Na één aanval, of na aanvallen die alleen onder bepaalde omstandigheden voorkomen, is niet te zeggen of je epilepsie hebt. Aanvallen komen namelijk soms ook door slaapgebrek, koorts, of acute ziekte, zoals een hersenvliesontsteking of een laag bloedsuikerniveau. Er is pas sprake van epilepsie als je regelmatig aanvallen hebt die ontstaan door een ‘kortsluiting’ in de hersenen
Het is vaak lastig om een precieze oorzaak van epilepsie aan te wijzen. Vaak zijn er meer oorzaken. Soms is er één duidelijke oorzaak, zoals schade aan je hersenen na een klap tegen je hoofd (traumatisch hersenletsel). Maar soms is het ook minder duidelijk.
Afwijking in de hersenen
Soms is er op een scan een afwijking in de hersenen te zien. Maar het kan ook zijn dat er geen duidelijke oorzaak wordt gevonden. Bijvoorbeeld omdat de afwijking heel klein is.
Erfelijkheid van epilepsie
Onderzoekers hebben ontdekt dat epilepsie soms erfelijk is, maar weten nog niet precies hoe dat zit. Bij sommige vormen van epilepsie speelt erfelijkheid een heel duidelijke rol, bij andere vormen veel minder. Heeft een van je ouders epilepsie, dan is er tussen de 0% en 50% kans dat jij als kind ook epilepsie hebt.
Epilepsie bij syndromen
Er zijn ook verschillende syndromen waarbij epilepsie een van de kenmerken is. Zo hebben mensen met een verstandelijke handicap vaker last van epilepsie dan anderen. Mensen met het Dravetsyndroom hebben al vanaf hun eerste levensjaar last van epilepsieaanvallen die moeilijk te behandelen zijn.
Symptomen epilepsie
Bij elke epileptische aanval is het zo dat je zelf geen controle meer hebt. Je kunt dus niets doen om te zorgen dat de aanval stopt. Verder kunnen aanvallen per persoon erg verschillen. Een epileptische aanval heeft vaak een of meer van de volgende kenmerken:
Absence (je verliest je bewustzijn (helemaal of voor een deel)
Clonisch (je lichaam of bepaalde lichaamsdelen schokken)
Tonisch (Verkramping van je lichaam(delen)
je bent in de war of angstig
je ogen draaien
je hebt moeite met praten
je hartslag, ademhaling of bloeddruk verandert
je hebt tintelingen in je arm.
SUDEP
SUDEP staat voor Sudden Unexpected Death in Epilepsy. Hierbij gaat iemand met epilepsie plotseling dood. Er is dan geen duidelijke oorzaak van het overlijden, maar de kans is groot dat dit te maken heeft met een epileptische aanval. Als je epilepsie hebt, heb je een kleine kans om plotseling te overlijden. Die kans is groter als je vaak ’s nachts heftige aanvallen hebt. Of als je je medicijnen niet regelmatig inneemt.
Bron: hersenstichting
Vragen oorzaken en symptomen
2.2 Diagnose
Diagnose
Heb je een aanval gehad en denk je dat je epilepsie hebt? Dan is het belangrijk dat je je huisarts vertelt hoe de aanval ging. Dat is makkelijker als iemand anders de aanval ook heeft gezien. Een filmpje van de aanval is nog beter.
Als je één aanval hebt gehad, is het nog niet zeker dat je epilepsie hebt. Sommige mensen hebben één keer een aanval en daarna nooit meer. Je hebt pas epilepsie als je de aanvallen vaker krijgt. Of wanneer uit onderzoek blijkt dat de kans groot is dat je nog een aanval krijgt.
Als de arts denkt dat je misschien epilepsie hebt, stuurt die je door naar een speciale arts in het ziekenhuis, een neuroloog. Die doet nog meer onderzoeken, zoals een hersenfilmpje: een EEG (elektro-encefalogram).
Soms is dat al genoeg om epilepsie vast te stellen, maar soms is er meer onderzoek nodig. Een CT-scan (Computer Tomografie) of een MRI-scan (Magnetic Resonance Imaging) kan dan nodig zijn. Daarmee kan de arts een nog beter beeld van de hersenen krijgen. Ook wordt er soms bloedonderzoek gedaan.
We onderscheiden epileptische aanvallen tussen focale en gegeneraliseerde aanvallen. Bij een focale aanval is er epeliptische activiteit aanwezig in een gedeelte van de hersenen. De rest van de hersenen functioneren op dat moment normaal. Bij gegeneraliseerde aanvallen zit de epileptische activiteit in meerdere gedeeltes van de hersenen.
Soorten epileptische aanvallen
Epilepsie heeft vele uitingen, er zijn verschillende soorten aanvallen. Iemand kan ook iets vreemds ruiken, even afwezig zijn of ander gedrag vertonen. Wat er gebeurt, hangt af van de plek in de hersenen waar de aanval ontstaat en hoe de epileptische activiteit zich verspreidt. Hieronder staan een paar soorten aanvallen kort toegelicht.
De meest bekende en meest voorkomende gegeneraliseerde aanval bij volwassenen is een tonisch clonische aanval: deze aanval begint met het verstijven van de spieren (dit is het tonische gedeelte van de aanval). Na het verstijven van de spieren zullen er geleidelijk aan schokken ontstaan in de armen en benen (dit is het clonische gedeelte van de aanval).
Een andere aanval is een tonische aanval. Deze is lijkt veel op bovenstaande aanval alleen blijft het clonische gedeeldte (de schokken in het lichaam) uit. Tijdens deze aanval zal de persoon alleen maar verstijfd zijn.
Bij een clonische aanval blijft het tonische gedeelte (het verstijven van de spieren) juist uit. Hierbij begint iemand gelijk met schokken.
Focale aanvallen zijn moeilijk te herkennen en kunnen in verschillende varianten voorkomen. De verschijnselen variëren enorm en de persoon is zich er ook niet altijd van bewust.
Wanneer er geen aanval is, werken de hersenen van iemand met epilepsie meestal net zoals die van ieder ander. Er is dan niets aan hem of haar te merken
Zie eventueel onderstaande afbeelding.
Vragen ziekteverloop
2.4 Behandeling, complicaties en prognose
Behandeling van epilepsie
De meeste mensen met epilepsie slikken medicijnen tegen de aanvallen. Als die niet helpen, word je soms geopereerd. Bij ongeveer 70% van de patiënten helpen medicijnen om de aanvallen te voorkomen. Ze zorgen ervoor dat je hersenen minder gevoelig worden voor prikkels. Een arts schrijft meestal pas medicijnen voor nadat je een tweede aanval hebt gehad. Soms komt een epileptische aanval nooit terug. Heb je wel medicijnen nodig, dan slik je deze voor langere tijd. Dat kan jaren duren, maar soms ook de rest van je leven.
We gebruiken verschillende mogelijkheden om epilepsie te behandelen:
Medicijnen bij epilepsie
Bij epilepsie proberen we de aanvallen te voorkomen door de hersencellen minder gevoelig te maken voor prikkels. Dit kan met medicijnen, de zogenaamde anti-epileptica. De keuze voor een bepaald anti-epilepticum hangt af van het type aanvallen, het soort epilepsie en de onderliggende oorzaak. Wanneer medicatie niet goed aanslaat spreken we van refractaire epilespie.
Epilepsiechirurgie
Epilepsiechirurgie is een hersenoperatie met als doel de epileptische aanvallen te stoppen. Vijftig tot tachtig procent van de patiënten heeft na de operatie geen aanvallen meer of zijn de aanvallen minder heftig. Een groot deel van de patiënten kan de medicijnen geheel afbouwen.
Ketogeen dieet
Als medicijnen niet effectief zijn of veel bijwerkingen veroorzaken, geven we soms een zogenaamd ketogeen-dieet. Bij alle ketogene diëten wordt vet gebruikt. Bij de verbranding van vetten ontstaan zogenaamde ketonen. Die kunnen een ontlading van hersencellen onderdrukken en zo aanvallen voorkomen.
Nervus vagus stimulatie (nvs)
Nvs is een behandeling voor patiënten die aanvallen blijven houden ondanks hun medicijnen, maar die niet in aanmerking komen voor een operatie. De nervus vagus is een lange zenuw die de hersenen met de inwendige organen verbindt, waaronder het hart en de maag. Bij nvs prikkelen we deze zenuw elektrisch om epileptische aanvallen te verminderen.
Prognose
De meeste mensen met epilepsie zijn onder behandeling bij een arts. Meestal is dat in een gewoon ziekenhuis. Er bestaan ook speciale epilepsiecentra. Daar word je geholpen als de diagnose niet helemaal duidelijk is. Of als de behandelingen die je nu krijgt nog niet genoeg helpen.
In sommige gevallen kan epilepsie helemaal overgaan. Die kans is bij kinderen het grootst. Je epilepsie is over als je tien jaar lang geen aanval hebt gehad en vijf jaar geen medicijnen hebt gebruikt.
Complicaties
Wanneer er sprake is van epilepsie is er vaker kans op een aanval. Hierdoor zijn er voor de persoon met epilepsie een aantal dingen waar hij rekening mee moet houden. Onderstaande activiteiten kunnen niet zonder gevaar worden uitgevoerd en zijn in sommige gevallen zelfs verboden.
Je mag niet alleen zwemmen of in bad,
Autorijden mag niet zomaar
Klimmen op grote hoogte is gevaarlijk.
Bron: hersenstichting.nl
Vragen behandeling, complicaties en prognose
3. Dwarsleasie
Een dwarslaesie is een beschadiging van het ruggenmerg. Er zijn beknelde zenuwbanen, waardoor signalen vanuit de hersenen kunnen niet meer alle delen van het lichaam bereiken wat lijdt tot uitval. Deze veroorzaakt uitval van de zenuwen ontstaat die onder de beschadiging ontspringen. Hierdoor ontstaat verlamming van de benen, bij hogere letsels ook van de armen of zelfs van de ademhalingsspieren. Een dwarslaesie is een zeer ernstig letsel dat over het algemeen niet meer kan genezen.
Een dwarslaesie kan ontstaan door bijvoorbeeld een ongeval, een ontsteking of bloeding. Daardoor wordt de verbinding tussen hersenen en ruggenmerg onderbroken en zullen bepaalde delen van het lichaam niet meer met de hersenen kunnen communiceren. Het hoeft niet te betekenen dat het ruggenmerg geheel is doorgesneden. Ook kleinere beschadigingen van het ruggenmerg kunnen er voor zorgen dat boodschappen niet meer goed kunnen worden doorgegeven.
Omdat ieder deel van het ruggenmerg met een specifiek deel van het lichaam in verbinding staat, is het precieze effect van de dwarslaesie afhankelijk van de plaats waar het ruggenmerg beschadigd is.
De oorzaken van een dwarslaesie kunnen zowel ontstaan door oorzaken van buitenaf (traumatische oorzaken) als door oorzaken van binnenuit (niet-traumatisch).
Traumatische oorzaken
Traumatische oorzaken ontstaan door een oorzaak van buitenaf. Bijvoorbeeld:
te ver buigen of draaien van de wervelkolom (bijvoorbeeld door sport, verkeersongelukken, bedrijfsongevallen)
beschadiging van de wervelkolom van buitenaf (bijvoorbeeld door mes- en kogelwonden)
druk op de wervelkolom (bijvoorbeeld door een breuk in een of meerdere wervels)
Niet-traumatische oorzaken
Niet-traumatische oorzaken ontstaan door een oorzaak van binnenuit. Bijvoorbeeld:
congenitaal zoals spina bifida of syringo myelie bij Arnold Chiari-malformatie
andere oorzaken zoals multipe sclerose, een uitstulping van een tussenwervelschijf (hernia) of wervelkanaalstenose
Symptomen
Verdrukking door slijtage
Slijtage (artrose) is een verouderingsverschijnsel dat bij iedereen voorkomt, vooral op latere leeftijd. Door de artrose gaat het wervelbot woekeren, waardoor dikke richels ontstaan. Meestal gebeurt deze woekering op meerdere wervels op meerdere niveaus, van de nek tot aan de borstwervel. De richels vernauwen het wervelkanaal (wervelkanaalstenose) en verdrukken daardoor het ruggenmerg (myelophatie). Ook kunnen ze de openingen vernauwen waar de zenuwwortels het wervelkanaal verlaten (wortelkanaalstenose of foramenstenose). Omdat deze openingen bij de halswervelkolom smal zijn ontstaat een beknelling van de zenuwwortels.
Klachten
Bij verdrukking van het ruggenmerg treden de volgende klachten op:
krachtvermindering in de benen en/of armen
verminderd gevoel in de benen en/of armen
verlies van controle over de bewegingen van de benen
incontinentie voor urine
een gevoel alsof er elektrische stroom door uw ruggengraat gaat bij buigen van de nek
Bron: UMC Utrecht
Vragen oorzaken en symptomen
Klik op onderstaande link om de quiz over de oorzaken en symptomen m.b.t. dwarslaesie te maken.
Om een dwarsleasie oftewel, kanaalstenose vast te stellen, moeten er een lichamelijk onderzoek plaatsvinden. Daarbij wordt er gekeken hoeveel kracht en gevoel er in de ledenmaten zijn. Ook word er aanvullend beeldonderzoek uitgevoerd.
De neuroloog doet altijd een neurologisch onderzoek en bijvoorbeeld een bloedonderzoek. Welke onderzoeken u verder krijgt, hangt af van uw situatie. Mogelijke onderzoeken zijn:
MRI-scan - De eerste keuze is een MRI-scan van de halswervelkolom. Via een MRI-scan kan er worden vastgesteld of er sprake is van een kanaalstenose.
CT-scan - Met een CT-scan zijn de botveranderingen aan de wervels te zien.
röntgenfoto - een röntgenfoto om de stand van uw halswervelkolom en eventuele botrichels te zie
Daarnaast kunnen ook de volgende onderzoeken eventueel worden afgenomen:
Bloedonderzoek
Genetisch onderzoek
Klinisch neurofysiologisch onderzoek
Vragen diagnose
3.3 Ziekteverloop
Soorten dwarslaesies
Er wordt onderscheid gemaakt tussen meerdere soorten dwarslaesies op basis van:
De grootte van de beschadiging:
Complete dwarslaesie
Incomplete (of partiële) dwarslaesie
De plaats van de beschadiging:
Hoge dwarslaesie
Lage dwarslaesie
Deze soorten kunnen in combinaties voorkomen. Je kunt bijvoorbeeld een complete, lage dwarslaesie hebben of een incomplete, hoge dwarslaesie. De verschillende soorten dwarslaesies worden hieronder toegelicht.
Complete en incomplete dwarslaesies
Bij een complete dwarslaesie zijn de zenuwen in het ruggenmerg geheel beschadigd en niet meer te genezen. Vanaf het punt van de dwarslaesie in het ruggenmerg naar beneden is in het lichaam geen gevoel en beweging meer mogelijk.
Als je een incomplete dwarslaesie hebt (ook wel partiële dwarslaesie genoemd), is het ruggenmerg gedeeltelijk beschadigd. Je kunt dan nog wel bepaalde functies gebruiken. De kans op een gedeeltelijk herstel bij een incomplete of partiële dwarslaesie is groter dan bij een complete dwarslaesie. Zenuwen die kapot zijn bij een incomplete dwarslaesie, zijn echter niet meer te herstellen. Van een incomplete dwarslaesie kun je dus ook niet volledig genezen.
Hoge en lage dwarslaesie
Er wordt ook onderscheid gemaakt tussen een hoge dwarslaesie en een lage dwarslaesie. Als je een hoge dwarslaesie hebt, zit de beschadiging bijvoorbeeld in je nek of boven in je rug. Bij een lage dwarslaesie zit de beschadiging onder in je rug. Hoe hoger de dwarslaesie, hoe meer zenuwen uitvallen, dus hoe meer beperkingen je hebt.
De locatie van de dwarslaesie kan binnen de aanduidingen hoog of laag nog verder worden toegespitst, afhankelijk van de precieze plek van de beschadiging:
Cervicaal, waarbij het hoofd, de nek, schouders en armen zijn aangedaan.
Thoracaal, waarbij het gedeelte van je lichaam ter hoogte van je borst en buik is aangedaan.
Lumbaal, waarbij de heupen en benen zijn aangedaan. Sacraal, waarbij de achterkant van de benen en het gedeelte bij de geslachtsorganen zijn aangedaan.
Een cervicale dwarslaesie is de ernstigste vorm omdat deze het hoogst in het ruggenmerg zit. Bij een cervicale dwarslaesie zul je dus ook de meeste beperkingen ervaren.
Wanneer er sprake is van verlamming van de benen en een deel van de romp dan wordt ook wel de medische term ‘paraplegie’ gebruikt.
Verschillende dwarslaesies
Vragen ziekteverloop
3.4 Behandeling, complicaties en prognose
Er zijn twee manieren om te behandelen bij een dwarsleasie.
Conservatieve therapie De behandeling van een dwarslaesie bestaat uit intensieve revalidatie – zowel lichamelijk als geestelijk – en fysiotherapie. Denk bijvoorbeeld aan het oefenen van loopbewegingen. Deze behandelingen zullen je spieren versterken en je hoe je je lichaam na een dwarslaesie het best kunt gebruiken. (bijvoorbeeld fysiotherapie of pijnmedicatie)
Operatie (wervelkolomchirurgie)
Als de conservatieve therapie niet of onvoldoende gewerkt heeft, besluit de neurochirurg of hij u opereert. Slijtage van de wervelkolom is op zich geen reden om een operatie te doen. Niet alle klachten zijn altijd een reden om te opereren. Er moet wel uitzicht zijn op verbetering of het moet nodig zijn om verdere achteruitgang te voorkomen.
Druk op het ruggenmerg met progressieve klachten is een goede reden om te opereren. Tijdens de operatie creëert de chirurg meer ruimte voor het ruggenmerg en de uiteindes van de zenuwwortels. Dat heet een decompressie. De chirurg kan dit zowel via uw rug als via uw buik doen. De operatietechniek, de risico’s en mogelijke complicaties legt de chirurg aan u uit.
Onderstaande video laat zien hoe een operatie in zijn werk gaat. (Dit is extra materiaal.)
Hulpmiddelen bij een dwarslaesie
Een dwarslaesie kan grote gevolgen hebben voor het dagelijkse leven en niet alleen op lichamelijk, maar ook op sociaal gebied. Gelukkig bestaan er veel medische hulpmiddelen die kunnen helpen om de dagelijkse routine weer op te pakken. Denk hierbij aan:
Woningaanpassingen, zoals een elektrische deuropener, drempelhulpen of trap- en plateauliften.
Oplossingen buitenshuis, bijvoorbeeld een ligfiets, elektrische rolstoel of een scootmobiel.
Autoaanpassingen, zoals instapbeugels, draai- en comfortstoelen of een oprijplaat.
Katheters, darmspoelen of incontinentiemateriaal. Veel mensen met een dwarslaesie hebben last van incontinentie en/of retentie van urine en/of ontlasting. Er zijn diverse behandelingen en/of producten beschikbaar om je te helpen bij je blaas- en darmprobleem.
Bij urine-incontinentie. Vaak worden incontinentieverbanden voorgeschreven, maar afvoerende materialen biedt voor mannen voor een comfortabelere oplossing.
Bij urineretentie. Zelfkatheterisatie kan een oplossing zijn als je je blaas niet meer zelf kan legen. Dat is het legen van je blaas met behulp van een katheter. Je arts of verpleegkundige bepaalt of zelfkatheteriseren voor jou geschikt is.
Bij obstipatie. In eerste instantie wordt aanpassing van de voeding geadviseerd, en indien mogelijk meer lichaamsbeweging. Mocht dit niet helpen dan zou je arts laxantia kunnen voorschrijven of je doorverwijzen naar een gespecialiseerd centrum.
Bij ontlastingsincontinentie. Overmatig gebruik van laxeermiddelen, maar ook obstipatie kan een reden zijn van ongewild verlies van ontlasting. Darmspoelen is een oplossing die kan helpen. Bij darmspoelen wordt via een katheter water in je darmen gebracht. De darm wordt hierdoor zoveel mogelijk schoongespoeld.
De prognose van een dwarslaesie is over het algemeen niet goed; je kunt er namelijk niet van genezen. Als zenuwen zijn beschadigd, kunnen deze niet meer worden hersteld. Het komt in zeldzame gevallen voor dat er een gedeelte van de uitgevallen functies terugkeert, maar het overblijvende functieverlies is definitief. Het zal moeilijk zijn om dat te accepteren. Je moet leren op een andere manier te bewegen, bijvoorbeeld met behulp van een rolstoel of mensen in je omgeving.
Vragen behandeling, complicaties en prognose
4. Cerebrale parese
Wat is een Cerebrale parese nu eigenlijk?
Cerebrale parese (CP) is een houding- en bewegingsstoornis die veroorzaakt wordt door een beschadiging van de hersenen. Die beschadiging ontstaat voor of tijdens de geboorte of in het eerste levensjaar. Bij mensen met CP functioneert een deel van de hersenen niet of anders. Het kan invloed hebben op de manier waarop mensen bewegen, communiceren, kijken, eten en leren. Bij ongeveer 1 op de 400 baby’s in Nederland is er sprake van CP. Daarmee is het de meest voorkomende oorzaak van (motorische) beperkingen bij kinderen.
In dit hoofdstuk leer je over de oorzaken en symptomen die bij Cerebrale parese horen.
Symptomen
De hersenschade zorgen voor problemen in het bewegen. Niet alleen van armen en benen, maar ook mondmotoriek kan een probleem zijn waardoor spraak kan achterblijven. Daarnaast kan ook de verwerking van informatie trager verlopen. De problemen en de ernst ervan kunnen enorm verschillen tussen kinderen.
Op basis van motorische problemen worden verschillende soorten CP onderscheiden:
Spastisch, dan voelen de spieren stijf en strak. Ongeveer 85% van de kinderen heeft deze vorm.
Dyskinetisch, dan bewegen de spieren onwillekeurig. Ongeveer 10% van de kinderen heeft deze vorm.
Atactisch, dan maakt de persoon schokkerige bewegingen. Ongeveer 5% van de kinderen heeft deze vorm.
Daarnaast wordt vaak een indeling gemaakt op basis van de zijde(n) van het lichaam waar de beperking zit; unilateraal betekent dat iemand aan één zijde beperkt is en bij bilateraal zijn beide zijden van het lichaam aangedaan.
Op basis de spontane bewegingen kunnen kinderen met CP al op jonge leeftijd worden ingedeeld in een categorie. Ook wordt er gekeken naar de bewegingen en de motoriek gerelateerd aan hun leeftijd, zoals omrollen, zitten, kruipen en staan. Deze indeling gebeurt volgens het Grof Motorisch Functionerings Classificatie Systeem (GMFCS). Het GMFCS heeft 5 niveaus, van 1 (minst aangetast) tot 5 (meest aangetast).
Oorzaken
CP is een complexe aandoening met motorische, en vaak ook cognitieve problemen. Maar de hersenbeschadiging kan ook gevolgen hebben voor de spraak, gezichtsvermogen en gedrag. De aandoening heeft daardoor invloed op de ontwikkeling van het kind, het dagelijks functioneren en participatie in het maatschappelijk leven.
Er is tussen kinderen met CP een grote variatie in ernst van de beperkingen; van zelfstandig lopend tot afhankelijk van elektrische rolstoel, en van volledig zelfstandig participerend in de maatschappij, tot volledig verzorgd in bijvoorbeeld een woonvoorziening vanwege ernstig meervoudige beperkingen
CP kan meerdere oorzaken hebben. Er is altijd sprake van een beschadiging van de hersenen voor, tijdens, of kort na de geboorte.
Voor de geboorte kan er sprake zijn van een vroege beschadiging tijdens de zwangerschap door een aanlegstoornis. Die kan veroorzaakt worden door een erfelijke aandoening, een infectie of intoxicaties van de moeder.
Bij vroeggeboorte is er een groot risico door een hogere kans op het ontwikkelen van infecties, hersenbloedingen en op zuurstofgebrek in de hersenen.
Rond de laatste weken van de zwangerschap kan er schade ontstaan door acuut zuurstoftekort door bijvoorbeeld een loslating van de placenta, scheuring van de baarmoeder of een knoop in de navelstreng.
In het eerste levensjaar kan schade ontstaan door meerdere oorzaken, zoals infecties, trauma, een infarct of bloeding.
CP is geen ziekte, maar een aandoening. Dat wil zeggen dat je er niet van kunt genezen. Dat er mogelijk sprake is van CP kan binnen de eerste twee levensjaren vastgesteld worden. Meestal stelt de kinderneuroloog of neonatoloog de diagnose, soms samen met de kinderrevalidatieartsen. Om de diagnose vast te stellen kijkt de specialist naar:
uiterlijke kenmerken van het kind, zoals de motoriek en de spierspanning.
de voorgeschiedenis, zoals zwangerschap en de geboorte.
afbeeldingen die van de hersenen worden gemaakt met echografie, een CT-scan of een MRI-scan.
de intelligentie van een kind om een eventuele achterstand in de verstandelijke ontwikkeling te beoordelen.
Als je baby CP heeft, dan kun je merken dat de spieren stijf of gespannen voelen. Bijvoorbeeld wanneer de baby aankleedt wordt of iemand de luier verschoont. Ook kun je merken dat het kindje zich langzamer ontwikkelt en laat leert zitten, kruipen en lopen.
Soms merkt een arts van het consultatiebureau dit op. Deze arts kan het kind dan doorverwijzen naar een kinderfysiotherapeut. Daarna krijgt het kindje vaak een doorverwijzing naar een specialist in het ziekenhuis. Zoals een kinderneuroloog of revalidatiearts.
Het kan ook zijn dat je eerst bij de huisarts komt. Als die denkt dat er sprake kan zijn van CP, dan krijg je meestal meteen een doorverwijzing naar een kinderneuroloog of revalidatiearts.
Deze arts zal onderzoeken hoe de baby beweegt en vragen stellen over de zwangerschap en geboorte. Hierna maakt de arts een MRI-scan om te zien of er hersenschade is. Daarna kan de arts de diagnose CP stellen.
Om te bepalen hoe ernstig de problemen met bewegen zijn, zal de arts vragen stellen over hoe het met het kind gaat en de ouders een vragenlijst laten invullen.
Daarna beoordeelt de arts met een bepaald systeem hoe groot de lichamelijke handicap is. Dit systeem heet het Gross Motor Function Classification System (GMFCS).
Vragen diagnose
4.3 Ziekteverloop
Er zijn verschillende vormen cerebrale parese:
Spastisch, dan voelen de spieren stijf en strak. 70-80% van de kinderen heeft deze vorm van CP.
Dyskinetisch, dan bewegen de spieren onwillekeurig. 6% van de kinderen heeft deze vorm.
Atactisch, dan maakt de persoon schokkerige bewegingen. 6% van de kinderen heeft deze vorm.
Cerebrale parese heeft vaak effect op beide benen. Of op alle spieren aan één kant van het lichaam.
Soms doet alleen een arm of been niet goed mee. Zie schema:
Er is een classificiatiesysteem voor de grof motorische functionele mogelijkheden van het kind om het zich te verplaatsen. Dit heet het Grof Motorisch Functionerings Classificatie Systeem (GMFCS). De GMFCS heeft 5 klassen, van I (minst aangedaan) tot V (meest aangedaan). Zie onderstaand schema.
Ouders kunnen zelf met behulp van een vragenlijst de GMFCS van hun kind classificeren. Bekijk de vragenlijst
Klachten en verloop
Problemen met bewegen (van minder goed lopen tot helemaal niet zelf kunnen bewegen)
Problemen met eten, praten, horen en zien
Emotionele problemen en gedragsproblemen
Problemen met leren (van een enkel leerprobleem op school tot niets kunnen leren)
Daarnaast kan het zijn dat ze vergroeiingen in hun gewrichten en botstructuur krijgt. Dat heeft te maken met het ouder worden en de groei. Door deze vergroeiingen kun je de volgende klachten krijgen:
Verslechtering bij bewegen (zitten en liggen, arm-handvaardigheden)
We willen mensen met CP helpen om de gevolgen van de aandoening zo te behandelen dat ze ondanks hun beperkingen zo goed mogelijk kunnen functioneren.
Afhankelijk van de individuele problemen en doelen wordt bekeken welke behandeling of therapie het beste is. Voorbeelden hiervan zijn:
Spasticiteitsbehandeling
Spalken en schoenen
Therapie
Vooruitzichten
De levensverwachting van mensen met een milde CP is normaal. Wanneer er sprake is van een ernstige CP (met een ernstige motorische beperking en een verhoogd risico op luchtweginfecties of ernstige epilepsie) is de levensverwachting korter.
In de eerste levensjaren is het over het algemeen nog niet duidelijk hoe een kind met CP zich uiteindelijk gaat ontwikkelen. Een kind kan zich langzamer of anders ontwikkelen als het gaat om bewegen, spreken, sociale ontwikkeling en gedrag. Specifieke vooruitzichten zijn sterk afhankelijk van de ernst en type van CP en zijn dus voor ieder kind verschillend.
Complicaties
Tijdens het opgroeien kunnen complicaties optreden zoals stijfheid (spasticiteit) en/of vervorming van de spieren en gewrichten en daardoor ontstaan weer vergroeiingen. Het is belangrijk om bij deze kinderen al heel vroeg te starten met behandelingen, bijvoorbeeld in de vorm van fysiotherapie, spalken en/of medicijnen.
Het arrangement MZA2324Neurologische aandoeningen is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteurs
hiske
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2024-01-17 19:25:08
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Diagnostische toets neurologische aandoeningen
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.