In deze wikiwijs gaan we alle stof van Trede 2 herhalen en oefenen, daarvoor heb ik allerlei verschillende soorten oefeningen voor jullie gemaakt, zoals Quizlet, Blooket en nog veel meer.
Hoe werkt het:
Aan de linkerkant van deze pagina zie je meerdere koppen. Klik op de eerste kop en gebruik de pijl rechtsonder om verder te gaan. De beste manier om door dit arrangement te gaan, is van boven naar beneden. Je kunt ook de onderdelen in willekeurige volgorde doen. Bijvoorbeeld, als je een niveau al goed beheerst en naar het volgende wilt gaan. Je hebt de volgende tabbladen:
- Grammar: Hier oefen je de grammatica: Present Simple, Do & Does questions en de Present Continuous. Je hebt een uitleg, video uitleg en oefening die je kunt maken. Je kunt je antwooren controleren en de oefening resetten, zodat je het nog een keer kunt oefenen als je het nog lastig vind.
- Vocabulary: Hier kan je de woordjes leren en jezelf overhoren.
- WH-questions: De vraagwoorden: Who, what, when, where, which en how kan je hier oefenen
- Reading: hier staan twee linkjes waar je je leesvaardigheid kan oefenen.
- Listening: Hier staan twee linkjes naar luister oefeningen.
- Extra oefenmateriaal: hier kun je grammatica nog extra oefenen.
- Extra uitdaging: Heb jij zin in een extra uitdaging? Hier kan je de grammatica van Trede 3 alvast leren en oefenen als dat je leuk lijkt, kost jou minder leerwerk voor de volgende eindpresentatie ;).
- Let's test it!: hier maak je de eindtoets van alles wat je in deze les hebt geleerd. Dit is verplicht.
Als je vragen hebt, wees dan niet bang om ze te stellen.
Let's learn and have fun!
Grammar
Present Simple
De tegenwoordigetijd noemen we in de Engelse taal de presentsimple.
In deze theorie gaan we drie dingen behandelen: wanneer gebruik je de present simple, hoe maak je de present simple en hoe ziet de present simple eruit bij onregelmatige werkwoorden zijn (to be) en hebben (to have)?
Methode
Wanneer gebruik je de present simple?
We gebruiken de present simple als we het hebben over:
- feiten,
- gewoonten,
- en dingen die we met regelmaat doen.
- This book has a red color. (feit)
- Bart always bites his nails. (gewoonten)
- These kids often play with each other. (regelmatigheid)
Vaak staan er in een zin signaalwoorden. Dat zijn woorden die het signaal afgeven dat de zin in de present simple, oftewel in de tegenwoordige tijd staat, bijvoorbeeld: always, never, frequently, often, sometimes, seldom, on Saturdays, in the weekend, during the week.
Hoe maak je de present simple?
In het Nederlands kennen we bijvoorbeeld bij het werkwoord rennen de volgende vervoeging: Ik ren, jij rent, wij rennen. Maar hoe ziet de vervoeging van werkwoorden in de tegenwoordige tijd in het Engels eruit?
I run home. Ik ren naar huis.
You run home. Jij rent naar huis.
He runs home. Hij rent naar huis.
She runs home. Zij rent naar huis.
It runs home. Het rent naar huis.
We run home. Wij rennen naar huis.
You run home. Jullie rennen naar huis.
They run home. Zij rennen naar huis.
Zoals je hier ziet, voegen we een -s toe indien je een werkwoord gebruikt in de 3e persoon enkelvoud: He swims, My sister plays hockey, My brother loves his son. Je kunt dit onthouden met de shit-regel. In het woord shit zit namelijk She, He en IT, alles binnen de 3e persoon enkelvoud:
- she --> she swims fast.
- he --> he swims fast.
- it --> it swims fast.
In alle andere gevallen gebruik je gewoon het helewerkwoord (ook wel de stam genoemd):
- to run --> They run across the street.
- to speak --> You speak very well.
- to see --> I see him over there.
Hieronder zie je nog een keer duidelijk het verschil:
- I love our dog.
- He loves our dog.
- I sing my favourite song every day.
- Susan sings her favourite song every day.
Hoe ziet de present simple eruit bij onregelmatige werkwoorden zijn (to be)?
Zijn/worden = TO BE
I am ik ben
you are jij bent
he is hij is
she is zij is
it is het is
we are wij zijn
you are jullie zijn
they are zij zijn
Ontkenningen:
Voor de meeste onderwerpen kun je een ontkenning formuleren door “do not” (of de samentrekking “don’t”) tussen het onderwerp en het werkwoord te plaatsen. Voor de derde persoon enkelvoud gebruik je “does not” of “doesn’t”.
Voorbeelden: Ontkennende present simple
We don’t watch TV while we eat dinner.
Abby doesn’t like traveling.
Let op
Voor ontkennende constructies in de present simple gebruik je de infinitief, ongeacht het onderwerp. Zo krijgt de derde persoon enkelvoud ook geen “s” meer, omdat de “do” of “does” van de ontkenning de persoonsvorm is.
The clock doesn’t works.
The clock doesn’t work.
Het werkwoord “be” wordt ontkennend gemaakt door het bijwoord “not” na het werkwoord te plaatsen. Dit werkt hetzelfde voor alle onderwerpen.
Voorbeelden: Ontkennende vorm van “be”
I am not prepared for the presentation.
Even though he didn’t sleep much last night, Andrew is not tired.
Let op
Voor andere werkwoorden kun je geen ontkennende vorm maken door “not” achter het werkwoord te plaatsen. Dit geldt echt alleen voor het werkwoord “be”. Voor andere werkwoorden gebruik je “do not” of “does not”, zoals hierboven werd beschreven.
Jamie exercises not much.
Jamie doesn’t exercise much.
Vraagzinnen in de present simple
Om een ja/nee-vraag te formuleren in de present simple voeg je “do” toe voorafgaand aan het onderwerp en de infinitiefvorm van het werkwoord. De uitzondering hierop is wederom de derde persoon enkelvoud. In dat geval gebruik je “does” in plaats van “do”.
Om een vraag te stellen met een wh-woord (zoals “what” of “when) zet je het voornaamwoord of bijwoord voor “do” (of “does” voor de derde persoon enkelvoud).
Voorbeelden: Vraagzinnen met wh-woorden
Where do you work?
What do you want?
Why does Gary never answer his phone?
Hier onder zie je een video waarin de Present Simple helemaal wordt uitgelegd.
Uitleg video Presen Simple
Present Simple: do & does questions
In de Present Simple gebruik je 'do' of 'does' voor vragende zinnen of ontkennende zinnen.
Do: Gebruik "do" in vragen en ontkenningen als het onderwerp van de zin "I," "we," of "you" is, of als het onderwerp meerdere mensen of dingen betreft.
Vraag: Do you like ice cream? (Hou jij van ijs?)
Ontkenning: I don't like broccoli. (Ik hou niet van broccoli.)
Does: Gebruik "does" in vragen en ontkenningen als het onderwerp van de zin "he," "she," of "it" is, of als het over een enkel ding of dier gaat.
Vraag: Does she play soccer? (Speelt zij voetbal?)
Ontkenning: He doesn't like spiders. (Hij houdt niet van spinnen.)
Dus, kijk naar het onderwerp van je zin (wie of wat de actie doet), en gebruik "do" voor "I," "we," "you," en meervoudige onderwerpen, en "does" voor "he," "she," "it," of enkelvoudige onderwerpen in vragen en ontkenningen. In bevestigende zinnen gebruik je het gewone werkwoord zonder "do" of "does." Bijvoorbeeld: "I eat breakfast every day" (Ik eet elke dag ontbijt).
Uitleg video Present simple vragen & ontkenningen
Present Continuous
De duurvorm in detegenwoordigetijd noemen we in de Engelse taal de presentcontinuous. Kijk bijvoorbeeld naar de volgende zinnen: Ik ben aan het sporten. We zijn aan het zingen. Ik sta te schreeuwen. Bram zit te gamen. Deze zinnen staan allemaal in de duurvorm tegenwoordige tijd. Het vindt allemaal NU plaats.
In deze theorie gaan we drie dingen behandelen: wat is de present continuous, hoe maak je de present continuous en hoe herken je de present continuous?
Methode
De duurvorm in detegenwoordigetijd noemen we in de Engelse taal de presentcontinuous. Kijk bijvoorbeeld naar de volgende zinnen:
- Ik ben aan het sporten.
- We zijn aan het zingen.
- Ik sta te schreeuwen.
- Bram zit te gamen.
Deze zinnen staan allemaal in de duurvorm tegenwoordige tijd. Het vindt allemaal NU plaats.
In het Engels zijn er woordjes (signaalwoorden) waarmee je herkent dat het om het NU gaat. Kijk bijvoorbeeld naar de volgende zinnen. De present continuous is schuingedrukt en de signaalwoorden zijn dikgedrukt:
- I amreading the newspaper rightnow.
- He islaughing at me at the moment.
- Do your hear that as well? She iswakingup!
- Cynthia iscurrentlycycling to school.
Om de present continuous te maken heb je altijd 2 werkwoorden nodig. Namelijk een vervoeging van to be+werkwoord met -ing erachter.
to be werkwoord-ing
Ik... I am playing
Jij... You are walking
Hij... He is studying
Zij... She is eating
Het... It is hurting
Wij... We are swimming
Jullie... You are driving
Zij... They are travelling
Wat zijn belangrijke uitzonderingen?
Werkwoorden die eindigen op een -e:
- to have: He is having dinner.
- to give: Our father is giving us many compliments.
--> de -e verdwijnt en je plakt -ing erachter.
Werkwoorden die eindigen op -c:
- to panic: She is panicking.
--> krijgen een k erbij voor -ing
Werkwoorden die kort zijn, één klinker in zich hebben en waarbij maar één klemtoon mogelijk is:
- to swap: They are swapping their Ipods, while they are listening each others music.
- to cut: The barber is cutting her hair.
- to stop: Look! The police is stopping that criminal.
--> je verdubbelt de medeklinkers voor -ing.
Let op, dit geldt niet voor werkwoorden die eindigen op één klinker en een -y.
- We are playing some nice games.
- She is enjoying the sunny day.
- They are buying new clothes.
--> je gebruikt gewoon het werkwoord en plakt er -ing achter.
Werkwoorden die eindigen op een l, met één klinker ervoor:
- to travel: Mark is travelling to Canada as we speak.
--> je verdubbelt de l.
Present Continuous: ontkennende en vragende zinnen
Bevestigende zinnen (Affirmative):
De basisvorm van de tegenwoordige tijd in de present continuous is als volgt: [onderwerp] + [am/is/are] + [werkwoord met -ing].
Voorbeelden:
I amreading a book. -- Ik ben een boek aan het lezen.
They areplaying football. -- Zij zijn aan het voetballen.
Ontkennende zinnen (Negative):
Om een ontkennende zin te vormen, plaats je "not" na de vorm van "am," "is," of "are."
Voorbeelden:
I am notreading a book. -- Ik ben niet een boek aan het lezen.
They are notplaying voetbal. (Je kunt ook "aren't" gebruiken als een verkorte vorm van "are not.") -- Zij zijn niet aan het voetballen.
Vragende zinnen (Interrogative):
Om een vragende zin te vormen, wissel je de plaats van het werkwoord "am," "is," of "are" en het onderwerp.
Voorbeelden:
Am I reading a book?
Are they playing football?
Om de vorm van het werkwoord "to be" in de tegenwoordige tijd correct te kiezen, let je op het onderwerp van de zin:
"I" wordt gevolgd door "am."
"He," "She," "It," en enkele enkelvoudige naamwoorden worden gevolgd door "is."
"We," "You," "They," en meervoudige naamwoorden worden gevolgd door "are."
Bij het stellen van vragen kun je ook vraagwoorden toevoegen, zoals "what," "where," "when," "why," en "how," voor het werkwoord, om meer informatie te verkrijgen:
What is he eating for breakfast?
Where are they going on vacation this year?
Dit is de basisstructuur van de present continuous tense in bevestigende, ontkennende en vragende zinnen. Je kan deze structuur gebruiken om acties en gebeurtenissen in het heden te beschrijven.
De vragendevoornaamwoorden of vraagwoorden (interrogative pronouns) gebruik je om iets te vragen. In de Engelse taal kennen we de volgende vragende voornaamwoorden: what, where, when, who, which, why en how.
Maar wanneer gebruik je welk vragend voornaamwoord?
Methode
De vragendevoornaamwoorden of vraagwoorden (interrogative pronouns) gebruik je om een vraag te stellen. In de Engelse taal kennen we de volgende vragende voornaamwoorden:
- what wat?
- where waar?
- when wanneer?
- who wie?
- which welke?
- why waarom?
- how hoe?
Hieronder zie je een voorbeeld van iedere vraagwoord in een zin:
VoorbeeldzinBetekenis vraagwoord?Verwijst naar?
- What: What is going on? wat iets
- Where: Where is my bike? waar plaats
- When: When do we arrive? wanneer tijd
- Who: Who is that man? wie iemand
- Which: Which one is green? welke keuze
- Why: Why do you like that? waarom reden/uitleg
- How: How do you know him? hoe manier
Wat opvalt is dat vraagwoorden altijd vóóraan de zin staan. Daarnaast is het niet mogelijk een vraagwoord (what, who, why, when, where, which, how) te beantwoorden met ja of nee. Het is namelijk altijd een open vraag.
Met Slimleren kun je op een leuke manier thuis extra oefenen met de vakken waar jij moeite mee hebt. Zo ben je beter voorbereid en heb je nooit meer stress voor toetsen.
Vuistregels
VoorbeeldzinBetekenis vraagwoord?Verwijst naar?
- What: What is going on? wat iets
- Where: Where is my bike? waar plaats
- When: When do we arrive? wanneer tijd
- Who: Who is that man? wie iemand
- Which: Which one is green? welke keuze
- Why: Why do you like that? waarom reden/uitleg
- How: How do you know him? hoe manier
Voorbeeldvraag
Vul het juiste vragendvoornaamwoord in in de zin.
1. ..... jacket do you want to buy? This one over here, or that one over there?
2. ..... did find out that you have to retake this exam? Last week?
3. ..... is everybody screaming so loud?
Heb jij zin in een extra uitdaging? Hieronder vind je de uitleg en een bijbehorende oefening van de Articles, Adjectives en de numbers. Dit hoef je niet voor de eindpresentatie te weten, deze grammar komt pas in Trede 3. Maar dan hoef je het de volgende keer er niet meer zo hard ervoor te leren ;)
Articles
Lidwoorden (articles) zijn in de Nederlandse taal de meest gebruikte woorden. We kennen ze allemaal wel: de, het en een. In het Engels komen uiteraard ook lidwoorden voor, namelijk: a, an & the.
Maar wanneer gebruik je a, wanneer an en wanneer the? Deze vragen komen aan bod in dit onderwerp.
Methode
Als je in het Nederlands de lidwoorden de of het voor een zelfstandig naamwoord zet, dan gebruik je in het Engels het lidwoord the. Dit lidwoord is het bepaaldelidwoord, dat altijd naar iets specifieks verwijst (the bike = de fiets).
Wij zijn naar de fabriek gegaan om alle veiligheidsvoorzieningen te controleren.
We went to the factory to check all safety devices.
Het gebouw aan de overkant van de straat staat al jaren leeg.
The building across the street has been empty for years.
Als je in het Nederlands het lidwoord een voor een zelfstandig naamwoord zet, dan gebruik je in het Engels de lidwoorden a of an. Deze lidwoorden zijn de onbepaaldelidwoorden, die altijd naar iets algemeens verwijzen (a bike = een fiets). Maar wanneer gebruik je welke?
Het lidwoord a gebruik je voor woorden die beginnen met een medeklinkerklank. Het gaat dus volledig om de klank waarmee het woord begint als je het uitspreekt:
I am sitting at a table.
This is going to be a great day!
Do you have a drivers licence?
That is a once in a lifetime opportunity! ('once' spreek je uit als 'wans' en begint dus met een w-klank, oftewel een medeklinkerklank)
This is a useful suggestion. ('joesful' begint met een j-klank)
Het lidwoord a wordt an als het volgende woord met een klinkerklank begint.
He gave me an offer I can't refuse.
I just witnessed an accident at the crossing.
The detective started an investigation.
Would you like to have an apple?
She was an hour late at work. ('hour' spreek je uit als 'our', dus een klinkerklank)
Bij een afkorting die als letters wordt uitgesproken die begint met een A, E, I, O, of met een F, H, L, M, N, R, S of X, gebruik je an, omdat deze afkortingen met een klinkerklank beginnen ('ef', 'eetsj', 'el', 'em', 'en', 'ar', 'es', 'ex'):
I lost my money! Is there an ATM close by?
He asked me to show him an ID-card.
Can you save an MP3 file on that usb-key?
My brother works as an FBI agent.
Jonathan bought an HD television with his friends.
I was interviewed by an NBC reporter.
Uitzonderingen
Bij instellingen als hospital, school, prison, college, university, church gebruik je geen 'the' als je denkt aan het gebruik van de gebouwen, en niet aan de gebouwen zelf. Ook bij straatnamen, jaargetijden en maaltijden wordt het lidwoord meestal weggelaten:
We go to school every week.
He is in hospital now.
I live on Sloterkade 167 in Amsterdam.
Spring is my favourite season.
I am going for lunch now.
Je gebruikt wel "the" als je echt het gebouw bedoelt:
She had been wandering around the hospital all night.
Vuistregels
Het lidwoord a gebruik je voor woorden die beginnen met een medeklinkerklank.
Het lidwoord a wordt an als het volgende woord met een klinkerklank begint.
Bij een afkorting die als letters wordt uitgesproken die begint met een A, E, I, O, of met een F, H, L, M, N, R, S of X, gebruik je an, omdat deze afkortingen met een klinkerklank beginnen.
In de Engelse taal kennen we ook het bijvoeglijknaamwoord. Dit is een woord die iets zegt over een ander woord. Denk maar aan de volgende zinnen:
He has a beautiful voice.
He played that game very slowly.
Methode
Een bijvoeglijknaamwoord (adjective) gebruiken we om iemand of iets te omschrijven. Met een bijwoord (adverb) kan dat ook. Maar wat is dan het verschil tussen een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord? Kijk maar naar de volgende zinnen:
- He is a quick runner.
--> quick is een bijvoeglijk naamwoord, het zegt iets over runner (een zelfstandig naamwoord)
Een bijvoeglijknaamwoord zegt iets over een zelfstandignaamwoord:
- His blue jacket got lost at that boring party.
LET OP!!!
De video uitleg verteld ook over het bijwoord, dit hoef je nog niet te kennen!
Om dingen of mensen te beschrijven gebruik je bijvoeglijke naamwoorden, zoals small, clever, beautiful,nice en tall.
Je kunt er vergelijkingen mee maken door ze in de vergrotende en overtreffendetrap te zetten, net als in het Nederlands groot - groter - grootst.
Hoe dit in het Engels precies werkt leggen we je uit in dit onderwerp.
Methode
Eén lettergreep
Bijvoeglijk naamwoorden met één lettergreep krijgen -er in de vergrotende trap en -est in de overtreffende trap:
Stellende trap
Vergrotende trap
Overtreffende trap
small
smaller
smallest
rich
richer
richest
cool
cooler
coolest
Bij bijvoeglijke naamwoorden van één lettergreep die eindigen op a/e/i/o/u + een medeklinker wordt de laatste letter verdubbeld + -er en -est:
big
bigger
biggest
Bijvoeglijke naamwoorden van één lettergreep die eindigen op -e, krijgen -r en -st:
large
larger
largest
Twee lettergrepen
Bijvoeglijke naamwoorden van twee lettergrepen die eindigen op -er, -ow en -y, krijgen -er en -est óf more ... en most ... :
clever
cleverer /
cleverest /
more clever
most clever
Dit geldt ook voor woorden van twee lettergrepen waarvan de klemtoon op de laatste lettergreep valt:
polite
politer /
politest /
more polite
most polite
Bijvoeglijke naamwoorden van twee lettergrepen die eindigen op -e, krijgen -r en -st of more ... en most ... :
simple
simpler /
simplest /
more simple
most simple
Bijvoeglijke naamwoorden van twee lettergrepen die eindigen op -y, krijgen -ier en -iest maar soms mag ook more ... en most ... :
happy
happier /
happiest /
(more happy)
(most happy)
Ook de volgende woorden kunnen zowel -er / -est krijgen als more ... / most ...
common
commoner /
commonest /
more common
most common
quiet
quieter /
quietest /
more quiet
most quiet
stupid
stupider /
stupidest /
more stupid
most stupid
Drie of meer lettergrepen en overige
De overige bijvoeglijke naamwoorden van twee lettergrepen en die van drie of meer lettergrepen, krijgen more en most ervoor:
boring (saai)
more boring
most boring
famous (beroemd)
more famous
most famous
beautiful (mooi)
more beautiful
most beautiful
exceptional (uitzonderlijk)
more exceptional
most exceptional
Onregelmatige bijvoeglijke naamwoorden
Het Engels kent een aantal onregelmatige bijvoeglijke naamwoorden:
bad (slecht)
worse
worst
far (ver*)
further
furthest
far (ver*)
farther
farthest
good (goed)
better
best
ill (ziek)
worse
worst
little (weinig)
less
least
many (veel**)
more
most
much (veel**)
more
most
old (oud***)
elder
eldest
* farther/further en farthest/furthest:
farther - farthest gebruik je als het om een echte afstand gaat (Australia is farther than Turkey) & further - furthest gebruik je in figuurlijke afstanden (This problem needs further investigation).
** many / much: many gebruik je voor telbare zaken (many children, many books), much gebruik je voor niet-telbare zaken (much water, much hope)
*** het regelmatige old - older - oldest bestaat ook, maar vooral bij personen gebruik je het onregelmatige old-elder-eldest. Elder en eldest kun je alléén gebruiken als bijvoeglijk naamwoord voor een zelfstandig naamwoord, bijv.: he is my elder brother (hij is mijn oudere broer). Je kunt dus niet zeggen: "He is elder than Jim", maar wel: "He is older than Jim."
Vuistregels
Bijvoeglijk naamwoorden met één lettergreep krijgen -er in de vergrotende trap en -est in de overtreffende trap
Bij bijvoeglijke naamwoorden van één lettergreep die eindigen op a/e/i/o/u + een medeklinker wordt de laatste letter verdubbeld + -er en -est
Bijvoeglijke naamwoorden van één lettergreep die eindigen op -e, krijgen -r en -st
Bijvoeglijke naamwoorden van twee lettergrepen die eindigen op -er, -ow en -y, krijgen -er en -est óf more ... en most ...
Dit geldt ook voor woorden van twee lettergrepen waarvan de klemtoon op de laatste lettergreep valt
Bijvoeglijke naamwoorden van twee lettergrepen die eindigen op -e, krijgen -r en -st of more ... en most ...
Bijvoeglijke naamwoorden van twee lettergrepen die eindigen op -y, krijgen -ier en -iest maar soms mag ook more ... en most ...
De overige bijvoeglijke naamwoorden van twee lettergrepen en die van drie of meer lettergrepen, krijgen more en most ervoor.
Het arrangement Trede 2 Herhaling is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Souhaila Essaidi
Laatst gewijzigd
2023-10-09 16:44:19
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0
Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of
bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
In deze wikiwijs gaan we alle stoffen van Trede 2 herhalen en oefenen zodat je optimaal voorbreid bent voor de eindpresentatie voor na de herfstvakantie.
In deze wikiwijs gaan we alle stoffen van Trede 2 herhalen en oefenen zodat je optimaal voorbreid bent voor de eindpresentatie voor na de herfstvakantie.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.