Present Continuous: ontkennende en vragende zinnen
Bevestigende zinnen (Affirmative):
De basisvorm van de tegenwoordige tijd in de present continuous is als volgt: [onderwerp] + [am/is/are] + [werkwoord met -ing].
Voorbeelden:
I amreading a book. -- Ik ben een boek aan het lezen.
They areplaying football. -- Zij zijn aan het voetballen.
Ontkennende zinnen (Negative):
Om een ontkennende zin te vormen, plaats je "not" na de vorm van "am," "is," of "are."
Voorbeelden:
I am notreading a book. -- Ik ben niet een boek aan het lezen.
They are notplaying voetbal. (Je kunt ook "aren't" gebruiken als een verkorte vorm van "are not.") -- Zij zijn niet aan het voetballen.
Vragende zinnen (Interrogative):
Om een vragende zin te vormen, wissel je de plaats van het werkwoord "am," "is," of "are" en het onderwerp.
Voorbeelden:
Am I reading a book?
Are they playing football?
Om de vorm van het werkwoord "to be" in de tegenwoordige tijd correct te kiezen, let je op het onderwerp van de zin:
"I" wordt gevolgd door "am."
"He," "She," "It," en enkele enkelvoudige naamwoorden worden gevolgd door "is."
"We," "You," "They," en meervoudige naamwoorden worden gevolgd door "are."
Bij het stellen van vragen kun je ook vraagwoorden toevoegen, zoals "what," "where," "when," "why," en "how," voor het werkwoord, om meer informatie te verkrijgen:
What is he eating for breakfast?
Where are they going on vacation this year?
Dit is de basisstructuur van de present continuous tense in bevestigende, ontkennende en vragende zinnen. Je kan deze structuur gebruiken om acties en gebeurtenissen in het heden te beschrijven.
uitleg video deel 2 https://www.youtube.com/watch?v=U6MtWL6H9eM