Present Simple

De tegenwoordige tijd noemen we in de Engelse taal de present simple.

In deze theorie gaan we drie dingen behandelen: wanneer gebruik je de present simple, hoe maak je de present simple en hoe ziet de present simple eruit bij onregelmatige werkwoorden zijn (to be) en hebben (to have)?

Methode

Wanneer gebruik je de present simple?

We gebruiken de present simple als we het hebben over:

- feiten,
- gewoonten,
- en dingen die we met regelmaat doen.

- This book has a red color. (feit)
- Bart always bites his nails. (gewoonten)
- These kids often play with each other. (regelmatigheid)

Vaak staan er in een zin signaalwoorden. Dat zijn woorden die het signaal afgeven dat de zin in de present simple, oftewel in de tegenwoordige tijd staat, bijvoorbeeld: always, never, frequently, often, sometimes, seldom, on Saturdays, in the weekend, during the week.

 

Hoe maak je de present simple?

In het Nederlands kennen we bijvoorbeeld bij het werkwoord rennen de volgende vervoeging: Ik ren, jij rent, wij rennen. Maar hoe ziet de vervoeging van werkwoorden in de tegenwoordige tijd in het Engels eruit?

I run home.                   Ik ren naar huis.
You run home.             Jij rent naar huis.
He runs home.             Hij rent naar huis.
She runs home.            Zij rent naar huis.
It runs home.                Het rent naar huis.

We run home.               Wij rennen naar huis.
You run home.              Jullie rennen naar huis.
They run home.            Zij rennen naar huis.

Zoals je hier ziet, voegen we een -s toe indien je een werkwoord gebruikt in de 3e persoon enkelvoud: He swims, My sister plays hockey, My brother loves his son. Je kunt dit onthouden met de shit-regel. In het woord shit zit namelijk She, He en IT, alles binnen de 3e persoon enkelvoud:

- she --> she swims fast.
- he --> he swims fast.
- it --> it swims fast.

In alle andere gevallen gebruik je gewoon het hele werkwoord (ook wel de stam genoemd):

- to run --> They run across the street.
- to speak --> You speak very well.
- to see --> I see him over there.

Hieronder zie je nog een keer duidelijk het verschil:

- I love our dog.
- He loves our dog.

- I sing my favourite song every day.
- Susan sings her favourite song every day.

 

Hoe ziet de present simple eruit bij onregelmatige werkwoorden zijn (to be)?

Zijn/worden = TO BE             

I am               ik ben                   
you are          jij bent                 
he is               hij is                     
she is             zij is                       
it is                 het is                     

we are           wij zijn                 
you are          jullie zijn             
they are         zij zijn       

Ontkenningen: 

Voor de meeste onderwerpen kun je een ontkenning formuleren door “do not” (of de samentrekking “don’t”) tussen het onderwerp en het werkwoord te plaatsen. Voor de derde persoon enkelvoud gebruik je “does not” of “doesn’t”.

Voorbeelden: Ontkennende present simple

We don’t watch TV while we eat dinner.

 

Abby doesn’t like traveling.

Let op

Voor ontkennende constructies in de present simple gebruik je de infinitief, ongeacht het onderwerp. Zo krijgt de derde persoon enkelvoud ook geen “s” meer, omdat de “do” of “does” van de ontkenning de persoonsvorm is.

 

Het werkwoord “be” wordt ontkennend gemaakt door het bijwoord “not” na het werkwoord te plaatsen. Dit werkt hetzelfde voor alle onderwerpen.

Voorbeelden: Ontkennende vorm van “be”

I am not prepared for the presentation.

 

Even though he didn’t sleep much last night, Andrew is not tired.

Let op

Voor andere werkwoorden kun je geen ontkennende vorm maken door “not” achter het werkwoord te plaatsen. Dit geldt echt alleen voor het werkwoord “be”. Voor andere werkwoorden gebruik je “do not” of “does not”, zoals hierboven werd beschreven.

 

Vraagzinnen in de present simple

Om een ja/nee-vraag te formuleren in de present simple voeg je “do” toe voorafgaand aan het onderwerp en de infinitiefvorm van het werkwoord. De uitzondering hierop is wederom de derde persoon enkelvoud. In dat geval gebruik je “does” in plaats van “do”.

Voorbeelden: Vraagzinnen in de present simple

Do you want some advice?

 

Does Clarke work on Fridays?

Om een vraag te stellen met een wh-woord (zoals “what” of “when) zet je het voornaamwoord of bijwoord voor “do” (of “does” voor de derde persoon enkelvoud).

Voorbeelden: Vraagzinnen met wh-woorden

Where do you work?

What do you want?

Why does Gary never answer his phone?

           

Hier onder zie je een video waarin de Present Simple helemaal wordt uitgelegd. 

Uitleg video Presen Simple https://www.youtube.com/watch?v=_CTlCkHMt7c