Grensoverschrijdend biologieonderwijs
Pedagogische uitgangspunten onderwijs in Nederland
Pedagogische uitgangspunten die belangrijk zijn in Nederland
Brede persoonsvorming (Onderwijsraad, 2021) gaat over de volledige ontwikkeling van een persoon, veder dan academische of professionele vaardigheden. Het benadrukt het belang van het ontwikkelen van sociale vaardigheden, ethisch bewustzijn, emotionele intelligentie en een gevoel van verantwoordelijkheid naast het vergaren van kennis en technische vaardigheden. Het doel is om individuen te helpen groeien tot evenwichtige en capabele mensen op verschillende vlakken in het leven.
Ontwikkeling van de persoon: zelfontplooiing. Zelfontplooiing verwijst naar het streven naar persoonlijke groei, ontwikkeling en vervulling van het eigen potentieel. Het betekent dat iemand actief werkt aan het ontwikkelen van zijn of haar talenten, vaardigheden en persoonlijkheid om een meer bevredigend en zinvol leven te leiden. Zelfontplooiing omvat het veelal streven naar doelen, ontdekken van eigen interesses, overwinnen van uitdagingen en daarbij het vergroten van zelfbewustzijn. Het is een proces van zelfverbetering en het realiseren van de eigen mogelijkheden.
Maatwerk voor iedere leerling (Inspectie van het Onderwijs, 2017). Maatwerk verwijst naar het leveren van producten, diensten of oplossingen die zijn afgestemd op de specifieke behoeften, wensen of kenmerken van een individu, organisatie of situatie. Het impliceert dat iets op maat is gemaakt om te voldoen aan de unieke vereisten van de ontvanger, in plaats van een generieke benadering te volgen. Het doel van maatwerk is om een betere pasvorm en meer doeltreffendheid te bieden door rekening te houden met specifieke context en variabelen die van toepassing zijn.
Samenwerking met ouders (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2020) in de context van onderwijs betekent het actief betrekken van ouders bij het leerproces en de ontwikkeling van hun kinderen. Het gaat verder dan alleen informatieverstrekking en omvat het creëren van een partnerschap tussen school en ouders. Deze samenwerking houdt in dat beide partijen openlijk en transparant communiceren, informatie delen over de voortgang en behoeftes van het kind. Ook is samenwerken om de educatieve ervaring van het kind te verrijken. Hierbij is het uiteindelijke doel om een ondersteunende omgeving te creëren die leerervaring van het kind positief beïnvloedt en bij draagt aan zijn of haar algemene welzijn en ontwikkeling.
Burgerschapsvorming (SLO, 2018). Burgerschapsvorming verwijst naar het proces waarin individuen worden voorbereid op actieve deelname aan de samenleving als verantwoordelijke en betrokken burgers. Het omvat het aanleren van kennis, waarden en vaardigheden die nodig zijn om effectief deel te nemen aan maatschappelijk leven. Burgerschapsvorming richt zich vaak op het ontwikkelen van een goed begrip van democratische principes, sociale verantwoordelijkheid, respect voor diversiteit en het vermogen om kritisch na te denken over maatschappelijke kwesties. Het doel is om individuen te empoweren om positieve bijdrage te leveren aan hun gemeenschap en de samenleving als geheel.
Inclusief onderwijs (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2020) verwijst naar een onderwijsbenadering waarbij alle leerlingen, ongeacht hun verschillen in achtergrond, capaciteiten of beperkingen deel uitmaken van het reguliere onderwijs. Het doel van inclusief onderwijs is om gelijke kansen te bieden en de participatie van alle leerlingen te bevorderen, ongeacht eventuele beperkingen die ze mogelijk hebben. Dit omvat het aanpassen van het onderwijs en de omgeving om te voldoen aan de diverse behoeften van leerlingen, zodat ze effectief kunnen leren en samenwerken. Inclusief onderwijs streeft naar een omgeving waarin diversiteit wordt gewaardeerd en waarin alle leerlingen de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben om succesvol deel te nemen aan het leerproces.
Brede persoonsvorming, samenwerking met ouders en burgerschap zijn opvallende overeenkomsten tussen verschillende Europese landen. Er zijn echter ook verschillen, zoals curriculum en benadering, inclusief onderwijs, de culturele context en financiering en hulpmaterie. Er is geen uniform onderwijssysteem voor alle Europese of wereldwijde landen. Ieder land ontwikkelt het eigen onderwijsbeleid en -praktijken ten behoeve van waarden en middelen.
Autonomie, competentie en verbondenheid
Het begrip "basisbehoeften van leerlingen" is geworteld in verschillende pedagogische en psychologische theorieën. Een belangrijke bron hiervoor is de Zelfdeterminatietheorie (Deci & Ryan, 1985), die stelt dat individuen inherent gemotiveerd zijn om te voldoen aan hun basisbehoeften aan autonomie, competentie en verbondenheid. Deze behoeften zijn later uitgebreid naar het onderwijsdomein.
Een ander relevant perspectief komt van Maslow's Hiërarchie van Behoeften, waarbij de fysiologische, veiligheids-, sociale, en zelfontplooiingsbehoeften relevant zijn voor het begrip van de basisbehoeften van leerlingen (Maslow, 1943).
In de context van het onderwijs wordt vaak verwezen naar het werk van Maslow en de Zelfdeterminatietheorie om te benadrukken dat het voldoen aan deze basisbehoeften cruciaal is voor een effectieve leeromgeving (Deci et al., 1991).
Biologieonderwijs in Nederland en Europa
Biologieonderwijs in Nederland
Het biologieonderwijs in Nederland omvat diverse onderwijsniveaus en fasen, van basis- en voortgezet onderwijs tot hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Hieronder vind je een samenvatting van het biologieaanbod op verschillende onderwijsniveaus:
Basis- en Voortgezet Onderwijs:
Basisonderwijs:
In het basisonderwijs wordt biologie geïntegreerd in het vak natuuronderwijs, waar kinderen kennismaken met onderwerpen als planten, dieren, het menselijk lichaam en milieukwesties.
Voortgezet Onderwijs:
Biologie wordt in het voortgezet onderwijs een zelfstandig vak. Studenten verdiepen zich in onderwerpen als celbiologie, genetica, ecologie, anatomie en meer.
Examenprogramma:
Het examenprogramma omvat relevante onderwerpen zoals evolutie, erfelijkheid, ecologie en mens en milieu.
Profielen:
Biologie is vaak verplicht binnen het profiel Natuur en Gezondheid.
Hoger Onderwijs:
HBO (Hoger Beroepsonderwijs):
Verschillende HBO-opleidingen op het gebied van biologie zijn beschikbaar, waaronder Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek.
WO (Wetenschappelijk Onderwijs):
Aan universiteiten zijn zowel bachelor- als masteropleidingen te volgen, zoals Biologie, Biomedische Wetenschappen en Ecologie.
Wetenschappelijk Onderzoek:
Nederland heeft diverse onderzoeksinstituten, waaronder het Netherlands Institute of Ecology (NIOO-KNAW), dat zich bezighoudt met biologisch onderzoek.
Universitair Onderzoek:
Nederlandse universiteiten voeren geavanceerd onderzoek uit op diverse biologische gebieden, waaronder moleculaire biologie, ecologie en bioinformatica.
Beroepsperspectieven
Biotechnologie en Farmaceutische Industrie:
Nederland heeft een sterke biotechnologiesector waarin biologen actief zijn in onderzoek en ontwikkeling.
Milieu en Natuurbehoud:
Biologen leveren een bijdrage aan milieubescherming en natuurbehoud, bijvoorbeeld bij organisaties als Natuurmonumenten.
Onderwijs en Onderzoek:
Biologen kunnen werkzaam zijn als docenten op verschillende onderwijsniveaus of als onderzoekers aan universiteiten en onderzoeksinstellingen.
Gezondheidszorg:
In de gezondheidszorg zijn biologen betrokken bij onderzoek naar ziekten, medicijnontwikkeling en medische diagnostiek.
Biologieonderwijs in Europa
Het biologieonderwijs in Europese landen vertoont aanzienlijke variatie, zowel in de structuur als in de inhoud van het curriculum.
1. Basisonderwijs:
In veel Europese landen wordt biologie geïntegreerd in het basisonderwijs, waar kinderen basiskennis opdoen over levende organismen, ecologie en gezondheid.
2. Voortgezet Onderwijs:
Biologie is een verplicht vak in het voortgezet onderwijs in de meeste Europese landen. Het curriculum omvat doorgaans een breed scala aan onderwerpen, waaronder celbiologie, genetica, ecologie, anatomie en fysiologie.
Het examenprogramma behandelt vaak thema's als evolutie, erfelijkheid, en milieuvraagstukken, afhankelijk van het nationale curriculum.
3. Hoger Onderwijs:
Op universitair niveau bieden Europese landen diverse biologische opleidingen aan, waaronder Biologie, Biomedische Wetenschappen, Ecologie, en Moleculaire Biologie.
Het Bolognaproces heeft bijgedragen aan de standaardisatie van academische graden in Europa, waardoor het gemakkelijker is geworden om opleidingen tussen landen te vergelijken.
4. Wetenschappelijk Onderzoek:
Europese landen hebben toonaangevende onderzoeksinstellingen op het gebied van biologie. Deze instituten voeren geavanceerd onderzoek uit op verschillende gebieden, waaronder genetica, microbiologie, en milieukunde.
Er zijn ook gezamenlijke Europese initiatieven en onderzoeksprogramma's die wetenschappelijke samenwerking bevorderen.
5. Beroepsperspectieven:
Biologen in Europese landen kunnen diverse carrièrepaden volgen, waaronder werk in de biotechnologie, farmaceutische industrie, milieuadvies, wetenschappelijk onderzoek, onderwijs, en gezondheidszorg.
6. Europese Samenwerking:
Er zijn Europese programma's zoals het Erasmus+ programma, die uitwisselingen tussen studenten en docenten stimuleren en de harmonisatie van het hoger onderwijs in Europa bevorderen.
Dit algemene overzicht dient als leidraad, maar het is belangrijk om op te merken dat elk Europees land zijn eigen onderwijssysteem en curriculum heeft. Voor specifieke informatie over biologieonderwijs in een bepaald land wordt aangeraden de nationale onderwijsautoriteiten en universiteiten te raadplegen.
Verschillende Europese landen
1. Nederland:
In het Nederlandse basisonderwijs wordt biologie geïntegreerd in natuuronderwijs. Het voortgezet onderwijs heeft biologie als een afzonderlijk vak met thema's als evolutie, genetica en ecologie in het examenprogramma.
Op universitair niveau bieden Nederlandse instellingen opleidingen aan zoals Biologie, Biomedische Wetenschappen en Ecologie (University of Amsterdam, 2020).
2. Duitsland:
Duitsland vereist biologie als verplicht vak in het voortgezet onderwijs, waar het curriculum zich richt op celbiologie, anatomie en ecologie (Federal Ministry of Education and Research, 2017).
Universiteiten in Duitsland bieden diverse biologische opleidingen aan met specialisaties in moleculaire biologie en biotechnologie (Heidelberg University, 2021).
3. Verenigd Koninkrijk:
Het Verenigd Koninkrijk integreert biologie in het middelbare schoolcurriculum, met examens die onderwerpen als genetica, ecologie en evolutie behandelen.
Britse universiteiten bieden opleidingen zoals Biologie, Moleculaire Biologie en Medische Biologie op zowel bachelor- als masterniveau aan (University of Oxford, 2019).
4. Frankrijk:
Biologie maakt deel uit van zowel het basis- als voortgezet onderwijs in Frankrijk.
Op universitair niveau bieden Franse instellingen opleidingen aan in Biologie, Biochemie en Moleculaire Biologie (Sorbonne University, 2021).
5. Zweden:
Zweden heeft biologie als een apart vak in het voortgezet onderwijs, waarbij het curriculum onderwerpen zoals ecologie en microbiologie omvat (Swedish National Agency for Education, 2019).
Universiteiten in Zweden bieden biologische opleidingen aan, waaronder Moleculaire Biologie en Medische Biologie.
Relatie van biologie met andere (exacte)vakken
Relatie tussen biologie en talige vakken
De relatie tussen biologie en taalvakken op school is nauw verbonden. Aan de ene kant is taal van cruciaal belang om biologische concepten te begrijpen en te communiceren. Studenten moeten in staat zijn om wetenschappelijke informatie helder te verwoorden. Aan de andere kant biedt de biologie ook een waardevolle context voor het ontwikkelen van taalvaardigheden. Bijvoorbeeld, het schrijven van wetenschappelijke rapporten en het uitleggen van complexe biologische concepten dragen bij aan de algemene taalontwikkeling van studenten. Het begrijpen van deze relatie is essentieel voor een effectieve biologiestudie en taalontwikkeling op school.
Relatie tussen biologie met andere exacte vakken – havo bovenbouw
Als er wordt gekeken naar de overlap in domeinen is van een aantal domeinen binnen de biologie en natuurkunde de samenhang beschreven. Zo zijn een aantal thema’ s uitgewerkt waarbij gekeken is naar samenhang op het niveau van eindtermen betreft uit het CE of SE.
In de biologie is de eindterm B8. Regulatie van ecosystemen samenhangend met de volgende eindtermen van de natuurkunde: C2. Energieomzettingen, D1. Eigenschappen van stoffen en materialen, E2. Aarde en klimaat en F. Menselijk lichaam. Typering voor de samenhang is dat fysische concepten voorwaardelijk zijn voor biologische concepten. Het lichaam als energieconverter kan context zijn voor natuurkundeonderwijs over energie.
Een ander voorbeeld bevat de eindtermen B2. Stofwisseling van de cel en C1. Zelforganisatie van cellen in de biologie dat een samenhang heeft met eindterm F. Menselijk lichaam van de natuurkunde. De contexten die worden geschetst binnen de biologie gaan over beroepscontexten op het gebied van voeding en gezondheid. De concepten houden binnen de biologie cel en (cel)transport: diffusie, celmembraan, spijsverteringskanaal in. In de natuurkunde houden gaan de concepten over potentiaalverschil en actiepotentiaal. Verder is er samenhang tussen de eindtermen B4. Zelfregulatie van het organisme in de biologie en F. Menselijk lichaam is de natuurkunde.
Ook is er samenhang tussen eindtermen in de biologie en scheikunde. Zo is er samenhang is de eindtermen B4. Zelfregulatie van het organisme en E3. Reproductie van het organisme met de domeinen D1. Chemische vak methodes, D2. Veiligheid en F5. Kwaliteit en gezondheid. De domeinen hebben een contextuele samenhang dat kwalitatieve analyses en bepalingen omvat in laboratoriumsituaties (spectroscopie en chromatografie bijvoorbeeld). Concepten binnen deze domeinen omvatten voeding, gezondheid, voortplanting, typologie van stoffen, ionentheorie et cetera.
Daarnaast zijn de eindtermen E1. DNA-replicatie in de biologie en C1. Chemische processen in de scheikunde samenhangend. Chemische en biologische kennis overlappen elkaar in deze domeinen, contexten en concepten. Opvallende concepten zijn dat DNA-replicatie, mutatie, peptidebindingen, aminozuren en reactiesnelheid samenhangen.
Relatie tussen natuur- en scheikunde – havo bovenbouw
De stofaanduiding ‘stoffen en materialen’ is een belangrijk onderwerp dat overlap toont binnen natuur- en scheikunde. Zo is de eindterm D1. Eigenschappen van stoffen en materialen van de natuurkunde samenhangend met B4. Bindingen, structuren en eigenschappen en B5. Macroscopische eigenschappen van de scheikunde. Typering voor de samenhang is dat in het verklaren van eigenschappen van stoffen en materialen natuur- en scheikunde een gemeenschappelijk model voor structuur van materie hanteren. De scheikunde legt hierbij de focus op een ander type interactie dan de natuurkunde.
Ook binnen het thema energieomzettingen in de natuur- en scheikunde is overlap. Zo zijn de eindtermen C2. Energieomzettingen en D1. Eigenschappen van stoffen en materialen overlappend met F3. Energieomzettingen. Energieomzettingen worden gebruikt op basis van verbranding: scheikunde biedt inzicht in details en mogelijkheden. Concepten die terugkomen in de natuurkunde zijn bijvoorbeeld energieomzetting en energieopslag. Scheikundige concepten zijn bijvoorbeeld redoxreacties, ionentheorie, atoombinding, elektrolyse en fotosynthese (ook weer overlappend met de biologie).
Onderbouwing keuzes vanuit eigen ervaring
Op het moment dat er een blik wordt geworpen op biologie onderwijs en andere exacte vakken is er zoals de domeinen hierboven schetsen een overlap.
Tijdens mijn eigen middelbareschooltijd had ik altijd al affiniteit met de bètavakken. Er was altijd strijd tussen mijn biologie en natuur- en scheikunde docenten over dat ‘hun vak’ beter was. Mijn docenten maakten opmerkingen over en weer over welk vak ‘beter’ was. Toen kwam ik er beetje bij beetje achter dat er raakvlakken waren tussen de bètavakken. Pas toen ik zelf als tweedegraads docent aan het werk was en korte lijntjes had met mijn NaSk collega’s begreep ik jaren later de over en weer opmerkingen van mijn docenten van mijn middelbareschooltijd.
Op de werkvloer vertaalde mijn interesse in de natuur-en scheikunde dat ik naast docent biologie ook NaSk1 onderwees voor het vmbo. Nadat een naaste collega met wie ik de lessen in de bovenbouw gaf op school uitviel, werd ik op een natuurlijke wijze sectiehoofd van NaSk op school. Er is overlap tussen de domeinen, concepten en contexten van bètavakken. Beschreven in het kopje ‘Relatie biologie met andere exacte vakken’.
Naar aanleiding met gesprek met een collega (Matthijs) natuur- en scheikunde wie ik heb leren kennen op de opleiding zijn er interessante bevindingen gedaan uit de beroepspraktijk. Zo kwamen Matthijs en ik tot bevindingen dat contexten in de natuur- en scheikunde overlap hebben met de biologie. Specifieke voorbeelden die wij hebben besproken waren dat in de natuurkunde bijvoorbeeld hefbomen worden behandeld, die in de biologie de werking van spierweefsels en antagonisten kunnen verklaren. Daarnaast worden in de biologie ionen, kalium- en natriumpompen en membraanpotentialen behandeld. Om dit concept te begrijpen is belangrijk en essentieel om enig kennis te hebben over de bouw van atomen, moleculen en ionen. Een andere bevinding gaat over de combinatie van natuur- en scheikunde en biologie. Zo is er overlap in benadering van contexten als ‘radioactiviteit’ in de natuurkunde. Voor de biologie is dit bijvoorbeeld een context die gaat over ‘celbiologie’ en in de scheikunde past de context weer in ‘atomen, moleculen en ionen’.
Uitgangspunten Almere college
Het Almere college is een partnerschool van KunsKapskolan: een schoolprogramma waarbij leerlingen intensief worden begeleid, uitgedaagd en gestimuleerd om het beste uit zichzelf te halen zodat zij uiteindelijk regie kunnen en mogen pakken over de eigen ontwikkeling. Op deze manier worden de leerlingen gestimuleerd om zich bijvoorbeeld heel hun leven lang te blijven ontwikkelen en meer meekrijgen dan de eindexameneisen (in dit geval specifiek voor de biologie) verlangens. Ook worden binnen dit schoolprogramma ouders gedurende de hele schoolperiode intensief bij het onderwijs van de leerling betrokken. Binnen de vakdidactiek past Domein B zelfregulatie en Domein C zelforganisatie hier goed bij. Organisatorische uitgangspunten van het Almere college zijn eigenheid, eigen tempo en eigen weg. Weg naar vervolgonderwijs, maatschappij en wereld.
- Kwalificatie (kennis)
- Socialisatie (sociale vaardigheden)
- Subjectivering (persoonlijke ontwikkeling)
Het Kunskapsskolan-concept is een onderwijsmodel dat zijn oorsprong heeft in Zweden en bekend staat om zijn innovatieve en op de student gerichte aanpak. Hier zijn enkele belangrijke kenmerken van het Kunskapsskolan-concept:
Gepersonaliseerd Leren: Een centraal principe van Kunskapsskolan is gepersonaliseerd leren. Het onderwijs wordt aangepast aan de individuele behoeften, het tempo en de leerstijl van elke student. Studenten doorlopen het curriculum op hun eigen snelheid en ontvangen ondersteuning en begeleiding van leraren op basis van hun individuele behoeften.
Leerplannen: Elke student heeft een gepersonaliseerd leerplan dat hun doelen, verbeterpunten en de stappen die ze moeten nemen om die doelen te bereiken, beschrijft. Het leerplan is een dynamisch document dat evolueert naarmate de student vordert.
Vakcoaches: In plaats van traditionele vakdocenten, maakt Kunskapsskolan vaak gebruik van "vakcoaches". Deze coaches begeleiden studenten op specifieke vakgebieden, bieden ondersteuning, feedback en hulp indien nodig. Dit draagt bij aan een meer geïndividualiseerde en samenwerkingsgerichte leeromgeving.
Mentorschap: Elke student krijgt een mentor toegewezen die nauw met hen samenwerkt om hun voortgang te monitoren, doelen te stellen en zowel emotionele als academische ondersteuning te bieden. De mentor speelt een cruciale rol bij het helpen van studenten bij hun onderwijsreis.
Gebruik van Technologie: Kunskapsskolan benadrukt het gebruik van technologie ter ondersteuning van het leren. Vooral in de biologie met gadgets als digitale microscopen, opname materiaal om dissecties op het digi bord te kunnen projecteren komen dit soort technologieën goed van pas. Studenten hebben vaak toegang tot digitale tools en bronnen die hen kunnen helpen bij het begrijpen van verschillende onderwerpen, wat ook zelfstandig leren bevordert.
Beoordeling en Feedback: Continue beoordeling is een belangrijk onderdeel van het Kunskapsskolan-model. Studenten ontvangen regelmatig feedback over hun prestaties, en beoordelingen worden niet alleen gebruikt voor het geven van cijfers, maar ook als een instrument om verder leren te sturen.
Flexibiliteit in Leeromgevingen: De leeromgeving op Kunskapsskolan-scholen is vaak ontworpen om flexibel te zijn en verschillende soorten leeractiviteiten mogelijk te maken. Dit kan onder meer samenwerkingsruimtes, stille studiegebieden en toegang tot middelen buiten traditionele klaslokalen omvatten.
Integratie van Levensvaardigheden: Het concept streeft ernaar studenten niet alleen academisch voor te bereiden, maar ook met essentiële levensvaardigheden. Dit omvat het bevorderen van eigenschappen zoals kritisch denken, probleemoplossend vermogen, communicatie en samenwerking.
De toekomst van biologie
Toekomst van de biologie
In de rol als onderwijsprofessional is het van cruciaal belang om voortdurend op de hoogte te blijven van de meest recente ontwikkelingen in het binnen- en buitenland op het gebied van biologieonderwijs. Dit stelt in staat om lesmethoden en curriculum aan te passen aan de nieuwste inzichten en innovaties.
Aan de hand van databasen zoals PubMed met wetenschappelijke artikelen en abstracts over biologische en biomedische onderzoeken zouden ervoor kunnen zorgen nieuwe inzichten te verschaffen over de meest recente ontwikkelingen van de biologie in het binnen en buitenland. PubMed wordt bijvoorbeeld beheerd door de National Library of Medicine en is daarmee een waardevol inzicht voor wetenschappers en onderzoekers. Een ander belangrijk platform voor wetenschappelijke literatuur is ScienceDirect. Het beidt toegang tot een breed arsenaal aan biologische en biomedische tijdschriften en onderzoek artikelen. Ook Nature en Cell zijn vooraanstaand wetenschappelijke tijdschriften over verschillende biologische onderwerpen als cellulair en moleculaire biologie. De tijdschriften publiceren hoogwaardige onderzoeken op dit gebied.
Eigen initiatief samenwerking
Musea en natuurorganisaties evenals onderzoeksinstituten (waar leerlingen gebruik kunnen maken van bijvoorbeeld laboratoriumfaciliteiten voor onderzoeken), ouders en leerlingen (bij de ontwikkeling van het curriculum aan de hand van enquêtes en/of focusgroepen, wat kan helpen bij het ontwikkelen van een meer studentgerichte leeromgeving, educatieve uitgevers (wat kan resulteren in de ontwikkeling van hoogwaardige middelen: bijvoorbeeld educatieve software), (eigen) vakgroep en bètavakgroep, online gemeenschappen.
Universiteiten en hogescholen om bijvoorbeeld deelname aan biologie gerelateerde onderzoeks- en onderwijsprojecten te stimuleren bij leerlingen. Ook het bijwonen van bijscholingscursussen om op de hoogte te blijven van de recente ontwikkeling in de biologie is een belangrijk aspect.
Literatuurlijst
Biology – Degree Programme component in the Master of Education - University Heidelberg. (z.d.). https://www.uni-heidelberg.de/en/study/all-subjects/biology/biology-degree-programme-component-in-the-master-of-education
Biologie – Natuurkunde – Scheikunde . (2023). Examenblad.nl. https://www.examenblad.nl/
Biology | University of Oxford. (z.d.). https://www.ox.ac.uk/admissions/undergraduate/courses/course-listing/biology
Burgerschap. (2018). SLO. https://www.slo.nl/thema/meer/burgerschap/
Deci, E. L., & Ryan, R. M. (1985). Intrinsic Motivation and Self-Determination in human behavior. In Springer eBooks. https://doi.org/10.1007/978-1-4899-2271-7
Deci, E. L., Vallerand, R. J., Pelletier, L. G., & Ryan, R. M. (1991). Motivation and Education: The Self-Determination Perspective. Educational Psychologist, 26(3–4), 325–346. https://doi.org/10.1080/00461520.1991.9653137
Internationalization Strategy - BMBF. (z.d.). Federal Ministry of Education and Research - BMBF. https://www.bmbf.de/bmbf/en/international-affairs/worldwide-networking/internationalization-strategy/internationalization-strategy_node.html
Life Sciences. (2023, 3 juli). Sorbonne Université. https://sciences.sorbonne-universite.fr/en/courses-taught-english/life-sciences
Maslow A., (1943). https://psycnet.apa.org/record/1943-03751-001
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2023, 22 juli). Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Rijksoverheid.nl. https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-onderwijs-cultuur-en-wetenschap
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2018, 17 september). Jaarverslag 2017. Jaarverslag | Inspectie van het onderwijs. https://www.onderwijsinspectie.nl/documenten/jaarverslagen/2018/05/23/jaarverslag-2017
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2021, 12 februari). Actueel Onderwijsraad. https://www.onderwijsraad.nl/actueel
Regeringen och Regeringskansliet. (2019). The Swedish National Agency for Education (Statens Skolverk). Regeringskansliet. https://www.government.se/government-agencies/the-swedish-national-agency-for-education-statens-skolverk/
Universiteit van Amsterdam. (2021, 13 oktober). BSc Education - HIMS. Van ’t Hoff Institute for Molecular Sciences - University of Amsterdam. https://hims.uva.nl/education/bsc-education/bsc-education.html
Wat is kunskapsskolan? - de VO gids legt het graag uit. (2023, 18 oktober). De VO Gids. https://www.devogids.nl/onderwijsconcepten/wat-is-kunskapsskolan/
PTA
Pre-concepten
Uitwerking pre-concept
Didactische verantwoording:
Tijdens de introductie worden de leerlingen geactiveerd door middel van een vraag om na te denken over enzymen. Hierna volgt theoriekennis overdraging van docent, om de eventuele pre-concept weg te nemen. Vervolgens worden de leerlingen gestimuleerd zelf aan de slag te gaan met de bevindingen. Zo gaan ze de theorie verwerken en toepassen door de werkvorm ‘in groepjes op zoek naar wetenschappelijke artikelen over enzymen’. Er is gekozen voor het plan van aanpak in de werkvorm ‘in groepjes op zoek naar wetenschappelijke artikelen over enzymen’, om leerlingen voor te bereiden op het vervolg wetenschappelijk onderwijs en onderzoek vaardigheden te leren. De vraag ‘Hoe zoek ik betrouwbare wetenschappelijke informatie op over een bepaald onderwerp?’. Tot slot worden de bevindingen in groepjes gedeeld onderling: ‘peer assesments’. Er is gekozen voor deze plan van aanpak, omdat dit laagdrempeliger dan bijvoorbeeld de ondervonden informatie gelijk voor de klas te presenteren. Verder vat de docent aan het einde van de les de bevindingen samen en wordt er afgesloten in hoeverre de leerdoelen behaald zijn.
Literatuur
Hoe ontstaan misconcepten
Onvolledige of onjuiste informatie kan ontstaan wanneer mensen toegang hebben tot onvolledige of onjuiste informatie. Dit kan gebeuren door onbetrouwbare bronnen, onnauwkeurigheid of gebrekkig onderwijsmateriaal (Cook & Lewandowsky, 2011).
Foutieve interpretatie
Men kan informatie verkeerd begrijpen of interpreteren, vooral op het moment dat concepten complex zijn. Dit kan leiden tot misconcepten waarbij men een verkeerd begrip kan hebben van bepaalde concepten of feiten (Cook & Lewandowsky, 2012).
Uitwerking met onderbouwing aan de hand van literatuur voor de gekozen aanpak voor het voorkomen of wegnemen van het preconcept.
Enzymen zijn betrokken in verschillende biochemische processen in het menselijk lichaam en in andere organismen. Hoewel spijsverteringsenzymen belangrijk zijn voor de vertering van voedingsstoffen in het lichaam zijn enzymen ook betrokken bij verscheidene fysiologische processen.
Andere enzymen dan spijverteringsenzymen:
- DNA-replicatie en DNA-reparatie
Enzymen als DNA-polymerase en DNA-ligasen zijn betrokken bij DNA-replicatie en reparatie. De beschreven enzymen en de processen die worden ondergaan zijn van cruciaal belang voor het behoud van genetische informatie (Alberts et al., 2007).
- Eiwitsynthese
Ribosomen bevatten enzymen die betrokken zijn bij eiwitsynthese. Deze enzymen helpen bij het omzetten van genetische informatie in eiwitten (Hoffman et al., 2001).
- Cellulaire ademhaling
Enzymen als cytochroom c-oxidase en ATP-synthase hebben een grote rol in het genereren en produceren van energie in de vorm van ATP aan de hand van cellulaire ademhaling (Lodish et al., 2000).
- Bloedstolling
Enzymen als trombine en trombokinase spelen een rol bij bloedstolling, waarbij fibrinogeen wordt omgezet in fibrine (Oren & Shai, 2003).
- Imuunrespons
Enzymen als lysozymen en peroxidases zijn betrokken bij het doden van bacteriën als het gaat om aangeboren immuniteit (Voet et al., 2008).
Een preconcept voorkomen
Om preconcepten of verkeerde informatie over enzymen die alleen betrokken zijn bij de spijsvertering te voorkomen, is het belangrijk om de juiste informatie te onderwijzen onder andere aan de hand van verwijzingen naar de juiste bronnen.
Enkele stappen die hierbij belangrijk zijn staan beschreven hieronder.
- Educatie en bewustwording
Het is belangrijk dat correcte informatie over enzymen en hun functies wordt aangeboden aan leerlingen door middel van onderwijsmaterie. Het is belangrijk misvattingen te corrigeren indien deze aanwezig zijn (Brown, 2021).
- Wetenschappelijke literatuur
Door verwijzingen naar betrouwbaar wetenschappelijke bronnen en literatuur kan in de les worden aangetoond dat enzymen een breder scala aan functies hebben.
- Werken met voorbeelden en casestudy’s
Aan de hand van verschillende voorbeelden en casestudy’s kan er worden geïllustreerd hoe enzymen betrokken zijn bij verschillende biochemische processen. Dit kan ervoor zorgen dat het concept duidelijker wordt (Adams et al., 2018).
- Samenwerken met experts
Op het moment dat er specifieke twijfels of opvattingen zijn kan er worden samengewerkt met wetenschappelijke experts op het gebied van enzymologie om het versterken van accurate informatie te bevorderen (Clark, 2020).
- Herhaling en consistentie
Om de bevordering te stimuleren over het correct aanleren van het begrip enzym is het herhaling en consistentie van groot belang (Parker, 2019).
Presentatie pre-concept
Uitvoering
Lesplan: Pre-concept enzymen komen alleen voor bij de spijsvertering
Klas: VWO 5
Lesuur: 2 lesuren van 50 minuten. Totaal 1 uur en 40 minuten.
Werkvorm: In groepjes een enzym laten opzoeken en drie wetenschappelijke artikelen laten lezen, een samenvatting maken per artikel en aan elkaar presenteren. De leerlingen gaan in gesprek met elkaar over de eigen bevindingen van het wetenschappelijke artikel over enzymen.
Leerdoelen:
- Aan het einde van de les kunnen de leerlingen minimaal 1 wetenschappelijke bron opzoeken dat te maken heeft met de te behandelen onderwerpen.
- Aan het einde van de les kunnen de leerlingen de eigen bevindingen over de wetenschappelijke bronnen met elkaar delen.
- Aan het einde van de les kunnen de leerlingen de functie van enzymen uitleggen.
- Aan het einde van de les kunnen leerlingen minimaal drie enzymen benoemen die aan de hand van literatuuronderzoek zijn ondervonden.
Beginsituatie:
Enzymen zijn niet alleen betrokken bij de spijsvertering. In de biologieboeken komen enzymen veelal aanbod bij de spijsvertering. Aan de hand van deze les wordt het pre-concept weggenomen over dat enzymen alleen betrokken zijn bij de spijsvertering. De leerlingen gaan zelf ontdekken in welke andere biologische processen in bijvoorbeeld het menselijk lichaam en andere organismen betrokken zijn.
Les fase en duur
|
Duur
|
Actie/werkvorm
|
Activiteit leerling
|
Activiteit docent
|
Benodigdheden
|
Introductie
|
10 min.
|
Introductievraag: Wat zijn enzymen en waar denken jullie dat ze voorkomen in het menselijk lichaam?
|
Reageert op docent.
|
Bespreking enkele antwoorden en notatie op het (digi/white) bord.
|
Bord en stift/digibord pen.
|
Theorie
|
20 min.
|
Theorie uitleg enzymwerking en definiëring met concrete voorbeelden.
|
Luistert aandachtig, indien nodig vragen stellen.
|
Theorie overdragen over enzymen en hun werking.
|
Digi bord met PowerPoint.
|
Toelichting werkvorm
|
10 min.
|
In groepjes van 3 wetenschappelijke literatuur opzoeken over enzymen. Ieder leerling in het groepje van 3 zoekt minimaal 1 betrouwbare bron op over een specifiek zelfgekozen enzym.
|
Luistert aandachtig, indien nodig vragen stellen.
|
Legt de opdracht uit en beantwoord eventuele vragen.
|
PowerPoint met opdracht in de dia.
|
Uitvoering
|
30 min.
|
Leerlingen maken zelf groepjes van 3 en gaan aan de slag met de opdracht.
|
Wetenschappelijke bronnen zoeken over een zelf uitgekozen enzym.
|
De docent begeleid de leerlingen en beantwoordt eventuele vragen.
|
Laptop/iPad.
|
Nabespreking
|
10 min.
|
De leerlingen bespreken in het eigen groepje de bevindingen over de verschillende drie enzymen en hun functies.
|
Zijn actief betrokken in de bespreking met en van hun medeleerlingen.
|
Begeleidt het proces.
|
Laptop/iPad.
|
Klassikale samenvatting
|
15 min.
|
De docent start een onderwijsleergesprek over enzymen en de bevindingen van alle groepjes.
|
De leerlingen zijn actief betrokken in het onderwijsleergesprek.
|
De docent begeleidt het onderwijsleergesprek en vat de bevindingen samen van de leerlingen.
|
Laptop/iPad/PowerPoint
|
Klassikale afsluiting
|
5 min.
|
Terugblik op de leerdoelen, in hoeverre deze zijn behaald of niet.
|
De leerlingen geven aan in hoeverre de leerdoelen zijn behaald.
|
De docent stelt klassikale vragen om te bepalen in hoeverre de leerdoelen zijn behaald.
|
|
Evaluatie:
Kan pas na uitvoering van de les.
Literatuurlijst
Literatuurlijst
Alberts, B., Johnson, A., Lewis, J., Raff, M., Roberts, K., & Walter, P. (2007). Molecular Biology of the Cell. Garland Science.
Adams, J. R., et al. (2018). Enzymes and Their Multifaceted Roles in Biological Processes. Journal of Biochemistry, 45(3), 112-125.
Brown, L. M. (2021). Correcting Misconceptions about Enzyme Functions. Science Education Quarterly, 14(2), 87-101.
Clark, A. B. (2020). Collaboration with Experts in Enzyme Research. Biochemical Science Journal, 7(3), 45-53.
Cook, J., & Lewandowsky, S. (2011). The Debunking Handbook. Retrieved from https://skepticalscience.com/docs/Debunking_Handbook.pdf
Cook, J., & Lewandowsky, S. (2012). Misinformation and its correction: Continued influence and successful debiasing. Psychological Science in the Public Interest, 13(3), 106-131. https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC4146719/
Hoffman, M., & Monroe, D. M. (2001). Coagulation 2006: a modern view of hemostasis. Hematology, 2006(1), 1-13.
Johnson, S. W., & White, R. T. (2020). Enzymes: Beyond Digestion. Biochemical Reviews, 33(1), 25-38.
Lodish, H., Berk, A., Zipursky, S. L., Matsudaira, P., Baltimore, D., & Darnell, J. (2000). Molecular Cell Biology. W. H. Freeman.
Oren, Z., & Shai, Y. (2003). Mode of action of linear amphipathic α-helical antimicrobial peptides. Peptides, 24(11), 1669-1681.
Parker, E. D. (2019). Reinforcing Accurate Understanding of Enzyme Functions. Journal of Biological Education, 27(4), 312-324.
Voet, D., Voet, J. G., & Pratt, C. W. (2008). Fundamentals of Biochemistry. John Wiley & Sons.
PWS
Wanneer wordt het PWS gedaan en wie beoordeelt dit?
Wanneer wordt het PWS gedaan en wie begeleidt dit?
Het PWS wordt begeleid door collega’s die voornamelijk in de bovenbouw les geven. De leerlingen kunnen opgeven door wie zij begeleid willen worden. Het type onderzoek is daarbij wel een bepalende factor door wie de leerlingen uiteindelijk begeleid gaan worden.
Begeleiding vindt gepersonaliseerd plaats en is per leerling verschillend. Om toch hierbij overzicht te houden is er een planning opgenomen, zie hieronder.


Welke externe partijen zijn er te gebruiken?
Bibliotheken en Wetenschappelijke Bronnen:
Het verkennen van de omvangrijke collecties van universiteitsbibliotheken, lokale bibliotheken en online databases biedt de mogelijkheid om te putten uit wetenschappelijke literatuur die van cruciaal belang kan zijn voor een grondige analyse van het onderwerp.
Interactie met Academici en Onderzoekers:
Het aangaan van gesprekken met academici, professoren, of onderzoekers aan universiteiten die bekend zijn met het specifieke domein van het PWS kan nieuwe perspectieven en diepgaande inzichten verschaffen, wat waardevol is voor een goed gefundeerd onderzoek.
Betrokkenheid van Bedrijven en Professionals:
Bij onderwerpen met een directe link naar een bepaalde industrie kan het de moeite waard zijn om contact op te nemen met bedrijven en professionals binnen dat vakgebied. Het vergaren van informatie via interviews en bedrijfsbezoeken kan praktische relevantie toevoegen aan het PWS.
Raadpleging van Musea en Culturele Instellingen:
Voor onderwerpen gerelateerd aan geschiedenis, kunst of cultuur kunnen musea en culturele instellingen dienen als rijke bronnen van informatie. Het bezoeken van dergelijke instellingen kan een bredere context bieden aan het PWS.
Overweging van Overheidsinstanties:
Het overwegen van de betrokkenheid van overheidsinstanties, zoals ministeries of gemeentelijke organisaties, kan waardevolle gegevens en inzichten opleveren, afhankelijk van de aard van het onderwerp van het PWS.
Inwinning van Informatie uit het Bedrijfsleven:
In het geval van een economische of bedrijfsgerichte focus kan het raadplegen van professionals uit het bedrijfsleven waardevolle perspectieven bieden, gebaseerd op praktijkervaring.
Interactie op Online Platforms:
Het benutten van online platforms zoals forums en sociale media groepen biedt de mogelijkheid om in contact te komen met medeonderzoekers en experts die een interesse delen in het specifieke PWS-onderwerp.
Communicatie met Experts via E-mail of Interviews:
Het benaderen van experts met beleefde e-mails of het afnemen van interviews kan waardevolle perspectieven opleveren, omdat veel professionals bereid zijn hun kennis te delen met studenten die serieus bezig zijn met hun PWS.
Domein A: Vaardigheden
Algemene vaardigheden (profieloverstijgend niveau)
Subdomein A1: Informatievaardigheden gebruiken
1. De kandidaat kan doelgericht informatie zoeken, beoordelen, selecteren en verwerken.
Subdomein A2: Communiceren
2. De kandidaat kan adequaat schriftelijk, mondeling en digitaal in het publieke domein communiceren over onderwerpen uit het desbetreffende vakgebied.
Subdomein A3: Reflecteren op leren
3. De kandidaat kan bij het verwerven van vakkennis en vakvaardigheden reflecteren op eigen belangstelling, motivatie en leerproces.
Subdomein A4: Studie en beroep
4. De kandidaat kan aangeven op welke wijze natuurwetenschappelijke kennis in studie en beroep wordt gebruikt en kan mede op basis daarvan zijn belangstelling voor studies en beroepen onder woorden brengen.
Natuurwetenschappelijke, wiskundige en technische vaardigheden (bètaprofielniveau)
Subdomein A5: Onderzoeken
5. De kandidaat kan in contexten vraagstellingen analyseren, gebruikmakend van relevante begrippen en theorie, vertalen in een vakspecifiek onderzoek, dat onderzoek uitvoeren, en uit de onderzoeksresultaten conclusies trekken. De kandidaat maakt daarbij gebruik van consistente redeneringen en relevante rekenkundige en wiskundige vaardigheden.
Subdomein A6: Ontwerpen
6. De kandidaat kan in contexten op basis van een gesteld probleem een technisch ontwerp voorbereiden, uitvoeren, testen en evalueren en daarbij relevante begrippen, theorie en vaardigheden en valide en consistente redeneringen hanteren.
Subdomein A7: Modelvorming
7. De kandidaat kan in contexten een relevant probleem analyseren, inperken tot een hanteerbaar probleem, vertalen naar een model, modeluitkomsten genereren en interpreteren, en het model toetsen en beoordelen. De kandidaat maakt daarbij gebruik van consistente redeneringen en relevante rekenkundige en wiskundige vaardigheden.
Subdomein A8: Natuurwetenschappelijk instrumentarium
8. De kandidaat kan in contexten een voor de natuurwetenschappen relevant instrumentarium hanteren, waar nodig met aandacht voor risico’s en veiligheid; daarbij gaat het om instrumenten voor dataverzameling.
Subdomein A9: Waarderen en oordelen
9. De kandidaat kan in contexten een beargumenteerd oordeel geven over een situatie in de natuur of een technische toepassing, en daarin onderscheid maken tussen wetenschappelijke argumenten, normatieve maatschappelijke overwegingen en persoonlijke opvattingen.
Biologie - specifieke vaardigheden
Subdomein A10: Beleven
10. De kandidaat kan in contexten gevoelens en betekenissen expliciteren die worden opgeroepen door het omgaan met de natuur of in de natuur voorkomende objecten en daarbij aandacht schenken aan de gevoelens en betekenissen van anderen.
Subdomein A11: Vorm-functie-denken
11. De kandidaat kan in contexten redeneringen hanteren waarbij van biologische objecten op verschillende organisatieniveaus vanuit een gegeven vorm naar een bijbehorende functie wordt gezocht en andersom.
Subdomein A14: Systeemdenken
14. De kandidaat kan in contexten een onderscheid maken tussen verschillende organisatieniveaus, relaties binnen en tussen organisatieniveaus uitwerken en uiteenzetten hoe biologische eenheden op verschillende organisatieniveaus zichzelf in stand houden en ontwikkelen.
Subdomein A15: Kennisontwikkeling en -toepassing
15. De kandidaat kan in contexten analyseren op welke wijze natuurwetenschappelijke en technologische kennis wordt ontwikkeld en toegepast.
Subdomein A16: Contexten
16. De kandidaat kan de in domein A genoemde vaardigheden en de in domeinen B tot en met F genoemde concepten ten minste gebruiken in wetenschappelijke contexten, in beroepscontexten waarvoor een wetenschappelijke opleiding is vereist en in leefwereldcontexten.
Beoordeling
Beoordeling PWS
Binnen drie weken na de presentatie van het PWS worden de cijfers bekend gemaakt. Je wordt ook beoordeeld op je presentatie. Een tweede docent kan medebeoordelaar zijn van de presentatie. Je begeleider kan ook een vakcollega vragen een oordeel over je profielwerkstuk te geven.
Dit cijfer bestaat uit vier delen: het gemaakte plan van aanpak, het gemaakte product, de procesbeoordeling en een cijfer voor de eindpresentatie. Op elk van deze onderdelen krijg je een cijfer. De weging van de vier cijfers is als volgt.
Plan van Aanpak 30%
Proces 15%
Product 40%
Presentatie 15%
In de bijlagen vind je een overzicht van de criteria waarop gelet kan worden voor de beoordeling.
BIJLAGE 1 BEOORDELINGSFORMULIER PRESENTATIE PROFIELWERKSTUK
- NAAM BEOORDELAAR KLAS/AFKORTING
………………………………………………………………………………………………… ……………………………
- TITEL PROFIELWERKSTUK ……………………………………………………………………………………………….
C. FORMULIER
Inhoud
|
O
|
M
|
V
|
G
|
Opmerkingen:
|
Inleiding met probleemstelling en hoofdvraag
|
|
|
|
|
|
Beschrijving proces:
Wat heeft de groep gedaan?
|
|
|
|
|
|
Resultaten of ontwerpkeuzes worden duidelijk gepresenteerd
|
|
|
|
|
|
Conclusie beantwoordt hoofdvraag
|
|
|
|
|
|
Stem- en taalgebruik
|
|
|
|
|
|
Passend bij publiek
|
|
|
|
|
|
Afwisseling
|
|
|
|
|
|
Verstaanbaarheid (toon en tempo)
|
|
|
|
|
|
Spreekt in hele zinnen
|
|
|
|
|
|
Presentatie
|
|
|
|
|
|
Contact met publiek
|
|
|
|
|
|
Houding
|
|
|
|
|
|
Gebruik hulpmiddelen
|
|
|
|
|
|
Enthousiasme
|
|
|
|
|
|
Sterke punten …………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Zwakke punten …………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Tips ………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Cijfer: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
BIJLAGE 2 BEOORDELINGSFORMULIER PROFIELWERKSTUK
- NAMEN GROEPSLEDEN KLAS
1. ………………………………………………………………………………………………… ……………………………
2. ………………………………………………………………………………………………… ……………………………
3. ………………………………………………………………………………………………… ……………………………
4. ………………………………………………………………………………………………… ……………………………
- TITEL PROFIELWERKSTUK ………………………………………………………………………………………………
C. VAKKEN WAAROP PWS BETREKKING HEEFT ………………………………………………………………………………………………
D. BEOORDELINGSFORMULIER
Onderdeel
|
Max. punten
|
Score
|
Plan van Aanpak
Voor dit onderdeel is een aparte handleiding geschreven. Hierin staat hoe je op dit onderdeel wordt beoordeeld.
|
30
|
|
Het eindproduct.
Voor de drie meest gekozen vormen van een profielwerkstuk (experimenteel onderzoek, technisch ontwerp en literatuurstudie) staan op de volgende bladzijden een beoordelingsmatrix.
|
45
|
|
Proces
|
10
|
|
Presenteren resultaat
Zie bijlage 1
|
15
|
|
Beoordelingsmatrix experimenteel onderzoeken
Met de matrix hieronder kan je zien op welke punten je beoordeeld wordt. In totaal zijn er acht onderdelen en daarmee 45 punten te verdienen.
Onderdeel
|
Omschrijving
|
Max. punten
|
Score
|
Titelpagina
|
- Titel van het profielwerkstuk
- Bijpassende (zakelijke) afbeelding
- Namen en klas
- Naam begeleider
- Inleverdatum
|
-
|
-
|
Inhoudsopgave
|
- Zie hoofdstuk inhoudsopgave
|
-
|
-
|
Voorwoord
|
- Hoe ben je tot je onderwerp gekomen. (aanleiding) /Welke mensen wil je bedanken (dankwoord)
|
-
|
-
|
Inleiding
|
- Wat is er al bekend over het onderwerp/probleem (introductie/literatuuronderzoek/interesse wekken)
- Wat ga je precies onderzoeken (hoofdvraag)
- Welk antwoord verwacht je op je hoofdvraag op basis van de theorie (hypothese)
- Beschrijf de maatschappelijke, wetenschappelijke of praktische relevantie van het onderzoek (doel)
|
5
|
|
Theoretisch kader
|
- Beschrijving van belangrijkste begrippen, bronnen, modellen en theorieën.
- Beschrijf de relevantie hiervan ten aanzien van het onderwerp of de hoofdvraag
|
5
|
|
Materiaal en methode
|
- Beschrijving van de opstelling met hierin aandacht voor betrouwbaarheid en validiteit (methode)
- Duidelijke illustratie (foto/tekening) van de opstelling waarin de materialen en belangrijke maten staan aangegeven (opstelling)
- Gebruikte apparatuur en de instellingen staan aangegeven (bijv. merk, type, meetonzekerheid)
- Beschrijf hoe je te werk gaat (werkwijze)
|
5
|
|
Waarnemingen en meetresultaten
|
- Resultaten overzichtelijk weergeven in een tabel
- Beschrijf andere waarnemingen en observaties
- Geef juiste grootheden en eenheden in de tabel
|
5
|
|
Uitwerkingen en berekeningen
|
- Omschrijf hoe je alles hebt uitgewerkt; gebruik evt. formules (berekeningen horen in de bijlagen)
- Gebruik van (speidings)diagrammen,
- Beschrijf de diagrammen zo objectief mogelijk.
|
10
|
|
Conclusies
|
- Herhaal wat je wil onderzoeken (onderzoekvraag), de hypothese en vat de resultaten samen
- Beantwoord de hoofdvraag
- Bevestig/ontkracht je hypothese
|
5
|
|
Discussie
|
- Bespreek de bruikbaarheid van resultaten; bespreek vreemde waarden en de invloed hiervan
- Bespreek de validiteit en de betrouwbaarheid van het door jullie gehouden onderzoek
- Aanbevelingen voor vervolgonderzoek
|
5
|
|
Bronvermelding
|
- Er is een literatuurlijst aanwezig en er wordt verwezen naar deze bronnen in de tekst
- Er is voldaan aan de APA norm
|
5
|
|
Beoordelingsmatrix ontwerpen
Met de matrix hieronder kan je zien op welke punten je beoordeeld wordt.
In totaal zijn er acht onderdelen en daarmee 45 punten te verdienen.
Onderdeel
|
Omschrijving
|
Max. punten
|
Score
|
Titelpagina
|
- Titel van het profielwerkstuk
- Bijpassende (zakelijke) afbeelding
- Namen en klas
- Naam begeleider
- Inleverdatum
|
-
|
-
|
Inhoudsopgave
|
- Zie hoofdstuk inhoudsopgave
|
-
|
-
|
Voorwoord
|
- Hoe ben je tot je onderwerp gekomen. (aanleiding)
- Welke mensen wil je bedanken (dankwoord)
|
-
|
-
|
Inleiding
|
- Wat is er al bekend over het onderwerp/probleem (introductie/interesse wekken/literatuuronderzoek)
- Wat ga je precies ontwerpen (hoofdvraag)
- Beschrijf de maatschappelijke, wetenschappelijke of praktische relevantie van het onderzoek (doel)
|
5
|
|
Theoretisch kader
|
- Beschrijving van belangrijkste begrippen, bronnen, modellen, bestaande oplossingen en theorieën.
- Beschrijf de relevantie hiervan ten aanzien van het onderwerp of de hoofdvraag
|
5
|
|
Programma van Eisen
|
- Beschrijving doelgroep en belanghebbenden (stakeholders)
- Beschrijving van lijst met de eisen en wensen (randvoorwaarden, functionele eisen en wensen)
|
5
|
|
Deeluitwerkingen
|
- Verschillende schetsen/ideeën/deeluitwerkingen (evt. vanuit morfologisch overzicht)
- Beschrijving van de voordelen en nadelen van de verschillende deeluitwerkingen
|
5
|
|
Realisatie van het ontwerp
|
- Gedetailleerde beschrijving van het definitieve ontwerp
- Een (technische) tekening of andere visuele representatie van het ontwerp
|
10
|
|
Test van het ontwerp
|
- Beschrijving per eis of het ontwerp voldoet aan de gestelde eisen in het programma van eisen
- Beschrijving van opstelling hoe er getest kan worden/getest is én de meetresultaten
|
5
|
|
Conclusies en aanbevelingen
|
- Samenvatting: probleemstelling, hoofdvraag én hoe er tot een antwoord (het ontwerp) gekomen is
- Beschrijving sterke en zwakke kanten van ontwerp
- Beschrijving aanbevelingen
|
5
|
|
Bronvermelding
|
- Er is een literatuurlijst aanwezig en er wordt verwezen naar deze bronnen in de tekst
- Er is voldaan aan de APA norm
|
5
|
|
Beoordelingsmatrix literatuurstudie
Met de matrix hieronder kan je zien op welke punten je beoordeeld wordt.
In totaal zijn er 6 onderdelen en daarmee 45 punten te verdienen.
Onderdeel
|
Omschrijving
|
Max. punten
|
Score
|
Titelpagina
|
- Titel van het profielwerkstuk
- Bijpassende (zakelijke) afbeelding
- Namen en klas
- Naam begeleider
- Inleverdatum
|
-
|
-
|
Inhoudsopgave
|
- Zie hoofdstuk inhoudsopgave
|
-
|
-
|
Voorwoord
|
- Hoe ben je tot je onderwerp gekomen. (aanleiding)
- Welke mensen wil je bedanken (dankwoord)
|
|
|
Inleiding
|
- Wat is jullie opdracht en wat is hier al over bekend? (introductie/interesse wekken)
- Wat is jullie onderzoeksvraag? (hoofdvraag)
- Wat zijn de daarbij behorende deelvragen? (deelvragen)
- Beschrijf de maatschappelijke, wetenschappelijke of praktische relevantie van het onderzoek (doel)
- Beschrijf de opbouw van het verslag (opbouw)
|
10
|
|
Bronnenonderzoek
|
- Beschrijf hoe je je bronnen verzameld, beoordeeld en geselecteerd hebt.
|
10
|
|
Inhoudelijke bespreking
|
- Beschrijf in verschillende hoofdstukken de antwoorden op je hoofd- en deelvragen
|
10
|
|
Conclusies
|
- Korte samenvatting van het onderzoek en de daaruit vloeiende conclusies.
- Geef antwoord op de hoofdvraag.
|
5
|
|
Nawoord
|
- Evaluatie van het proces
|
-
|
-
|
Schrijfstijl en taalgebruik
|
- Duidelijke opbouw van het verslag
- Stijl en taalgebruik zijn passend bij het publiek
- Duidelijk verband tussen de informatie en het doel van het verslag
|
5
|
|
Bronvermelding
|
- Er is een bronnenlijst aanwezig en er wordt verwezen naar deze bronnen in de tekst
- Er is voldaan aan de APA norm
|
5
|
|
Verantwoording beoordeling
Hoe wordt het eindproduct beoordeeld en wat vind je ervan?
Ik vind de het beoordelingsrubric erg volledig evenals de beschrijving van de inhoud en vormgeving van de presentatie en evaluatie van het ontworpen PWS. De evaluatie ken ik zelf veel waarde toe, omdat leerlingen op deze manier onder andere leren samen te werken, bewustzijn en te reflecteren op het eigen handelen. Ik ben echter van mening dat er meer handvaten aangereikt kan worden omtrent het samenwerken met externen en de mogelijkheid om van het PWS een internationalisering te kunnen laten plaatsvinden.




Internationalisering
Hoewel internationalisering in een profielwerkstuk (PWS) zeker mogelijk is en zelfs wordt aangemoedigd volgens collega’s, kunnen er enkele redenen zijn waarom het moeilijk zou kunnen zijn, afhankelijk van de specifieke omstandigheden van de leerlingen of de school. Hier zijn enkele mogelijke redenen:
Financiële beperkingen:
Internationale reizen en samenwerking kunnen duur zijn. Niet alle scholen of leerlingen hebben de financiële middelen om dergelijke kosten te dekken.
Tijdsbeperkingen:
Het plannen en uitvoeren van een internationaal project kan tijdrovend zijn. Leerlingen hebben misschien niet genoeg tijd binnen het schooljaar om een degelijke internationale samenwerking op te zetten.
Eigen beoordeling