0. Info startweek
1. Jij begint
Motivatiemotor
Jij als coachleerling moet voor jezelf bedenken WAAROM je deze quest tot een goed einde wilt brengen en schrijf dat in je periodeplan in Egodact.
Maak een tegeltje voor deze quest in Egodact en schrijf je antwoord bij 'WAT wil ik weten' en 'WAAROM wil ik dit doen'.
Bij deze quest gaan we in op het vak biologie als geheel. Biologie is namelijk een vak met heel veel verschillende onderdelen. Zo kijken we naar hele kleine levende dingen (organismen), zoals bacteriën en schimmels, maar ook naar hele grote, zoals een heel (natuur)gebied.
Je krijgt van de volgende onderdelen steeds een korte intro, gevolgd door een kort proefje (let op: niet alle proefjes kun je thuis doen-> schrijf je op tijd in voor de BloX of maak een afspraak met de coach):
-
Evolutie
-
Menselijk lichaam
-
Ecologie
-
Gedrag
Let op: Je gaat dus vijf practica uitvoeren, het is daarom verstandig om er één per week te doen
A) Je kan in je eigen woorden uitleggen wat de volgende begrippen zijn:
-
Bacteriën & schimmels
-
Evolutie
-
Menselijk lichaam
B) Je kan een kort, natuurwetenschappelijk verslag schrijven.
C) Je kan een dier objectief (met feiten, zonder mening) bestuderen met behulp van een protocol en een ethogram.
|
|
|
|
A (begrippen = moeilijke woorden die bij het vak horen)
|
Ik heb nog veel moeite met de begrippen. Ik snap teksten waarin ze voorkomen dan ook vaak niet.
|
Ik ken al een paar begrippen en ik kan teksten waarin ze voorkomen ook redelijk begrijpen.
|
Ik ken (bijna) alle begrippen en ik heb er dan ook geen moeite mee als ze in de tekst staan. Ik gebruik ze soms zelf ook in mijn eigen werk.
|
|
Ik kan nog niet vertellen welke onderdelen er precies bij een biologieverslag horen en/of ik begrijp nog niet wat ik bij de meeste onderdelen moet schrijven.
|
Ik kan vertellen welke onderdelen er bij een biologieverslag horen, maar ik begrijp nog niet wat ik bij de enkele (1 of 2) onderdelen moet schrijven.
|
Ik kan vertellen welke onderdelen er bij een biologieverslag horen en wat ik bij deze onderdelen moet schrijven.
|
|
Ik weet nog niet hoe ik dit goed moet doen (objectief met een protocol + ethogram).
|
Ik kan je vertellen wat hoe ik het moet doen, maar ik vind het nog lastig om het objectief te doen en/of om een protocol en ethogram te maken.
|
Ik kan vertellen hoe ik het aan moet pakken en kan zonder veel moeite een protocol en ethogram maken om mijn dier objectief te bestuderen.
|
2. Introductie
In deze quest ga je vijf practica uitvoeren. Die kan je in de klas uitvoeren of je kan het op een moment doen dat je zelf wilt.
Algemene instructie voor deze quest:
-
Maak de voorbereidende opdracht
-
Voer 1 practicum per onderdeel uit. Bij “Bio in het klein” kun je bijvoorbeeld kiezen om of “Bedorven broodjes” uit te voeren of “Koel de boel”. Je hoeft ze dus niet allebei te doen.
Je voert dus uiteindelijk 5 practica in totaal uit. Let op: het practicum “Ecologie” & sommige van de keuzes bij "Menselijk lichaam” zijn niet thuis uit te voeren!
-
Vraag om feedback (& verbeter je quest als dat nodig is).
-
Krijg je introductiebadge :).
Beantwoord de volgende vragen:
-
Heb je al eens eerder iets gedaan dat te maken heeft met biologie/mens&natuur/etc.? Zo ja, wat dan? Schrijf zo veel mogelijk op dat je al weet.
-
Wat denk je te gaan vinden van deze quest (dus lijkt je dit een leuke/interessante/stomme/etc. quest om te doen)? Licht je antwoord kort toe.
-
Werk je alleen of samen aan deze quest? Als je samenwerkt-> hoe heet je partner & wat hebben jullie afgesproken met de docent over jullie samenwerking?
-
Beschrijf kort hoe je deze quest gaat aanpakken, zodat je aan het eind van deze periode hem succesvol hebt afgerond (antwoorden als “Ik ga mijn best doen” zijn te vaag-> beschrijf hoe je het gaat verdelen over de weken (maak dus een planning), wat je gaat doen als je vastloopt, etc.).
-
Scoor jezelf op de rubric van deze quest (geef per onderdeel aan of je jezelf een beginner, gevorderde of al een expert vindt).
3. Practicum 1 Bio in het klein
In dit practicum ga je focussen op bacteriën en schimmels. Je gaat kijken of het je gaat lukken om deze minuscule organismen (zijn het dieren?) zichtbaar te maken met het blote oog.
Kies één van de hieronderstaande keuzes en voer de stappen uit. Maak er daarna ook een kort verslagje van.
Keuze a: bedorven broodje
-
Was je handen goed met zeep.
-
Pak 2 stukjes van hetzelfde voedingsmiddel (een stukje brood is bijvoorbeeld heel geschikt voor dit experiment; tip: kies geen vlees, zuivel of eieren, dat gaat heel erg stinken).
-
Doe 1 stukje in een schoon (boterham-/diepvries)zakje of in een bakje.
-
Sluit het bakje/zakje goed af.
-
Leg het andere stukje op een bordje (dek het niet af, er moet lucht bij kunnen komen!).
-
Maak een foto van de stukjes. Herhaal deze stap iedere dag voor 14 dagen (of totdat het er echt heel smerig uitziet/heel erg begint te stinken).
-
Was je handen goed met zeep.
-
Pak 2 stukjes van hetzelfde voedingsmiddel (een stukje brood is bijvoorbeeld heel geschikt voor dit experiment; tip: kies geen vlees, zuivel of eieren, dat gaat heel erg stinken).
-
Leg 1 stukje op een bordje op je aanrecht en leg 1 stukje op een bordje in je koelkast (optionele bonus: leg er ook 1 in je vriezer als je nog een extra stukje hebt).
-
Maak een foto van de stukjes. Herhaal deze stap iedere dag voor 14 dagen (of totdat het er echt heel smerig uitziet/heel erg begint te stinken).
-
Wat is je onderzoeksvraag (de vraag die je hebt geprobeerd te beantwoorden bij dit experiment)?
-
Wat is je hypothese (wat dacht je dat het antwoord op je onderzoek ging zijn voordat je het uitvoerde)?
-
Wat heb je gedaan/gebruikt? Maak een korte beschrijving hiervan op zo'n manier dat iemand anders het na zou kunnen doen (dus een lopende tekst en geen stappenplan, etc.).
-
Wat waren je resultaten?
4. Practicum 2 Je eigen lichaam
Kies 1 van de hieronderstaande keuzes en voer de stappen uit. Maak er daarna ook een kort verslagje van.
Keuze a: Beweeg je rot - ademhaling
- Lees de tekst op https://wikikids.nl/Ademhaling
- Meet je ademhalingsfrequentie in rust
- Ga rustig zitten (als je veel hebt bewogen voordat je ging zitten, wacht dan een paar minuutjes totdat je ademhaling weer normaal is)
- Zet een timer op 60 seconden.
- Start de timer en tel hoe vaak je ademhaalt (als je dit moeilijk vindt, kun je ook iemand anders vragen om dit voor je bij te houden).
- Als de timer afgaat, moet je stoppen met tellen. Je hebt nu je ademhalingsfrequentie-> het aantal keer dat je ademhaalt per minuut.
- Doe nu 15 seconden knieheffen, 15 seconden hakkebillen, en 30 seconden jumping jacks (je bent dus 60 seconden non-stop aan het bewegen). Als je een van de oefeningen niet kan/mag doen, kan je deze vervangen door een andere oefening: mits je maar een minuutje even lekker actief bezig bent.
- Meet nu je ademhalingsfrequentie direct na je inspanning.
- Zet een timer op 60 seconden.
- Start de timer en tel hoe vaak je ademhaalt (als je dit moeilijk vindt, kun je ook iemand anders vragen om dit voor je bij te houden).
- Als de timer afgaat, moet je stoppen met tellen. Je hebt nu je ademhalingsfrequentie-> het aantal keer dat je ademhaalt per minuut.
- Herhaal stap 2, 3 en 4, alleen meet je nu niet jezelf, maar iemand anders (je vriend/vriendin/broer/zus/ouders/coaches/etc.). Zorg ervoor dat je in totaal van minimaal 3 mensen de ademhalingsfrequentie in rust en na inspanning hebt.
- Maak je verslag over de proef.
Keuze b: Beweeg je rot - hartslag
- Lees de tekst op https://wikikids.nl/Ademhaling en https://wikikids.nl/Hart
- Meet je hartslagfrequentie in rust:
- Ga rustig zitten (als je veel hebt bewogen voordat je ging zitten, wacht dan een paar minuutjes totdat je hartslag weer normaal is)
- Zet een timer op 60 seconden.
- Zoek een punt op van je lichaam waar je je hartslag kan voelen: leg bijvoorbeeld 2 vingers op je pols of op de zijkant van je hals (kijk een youtubefilmpje of vraag een coach/medeleerling om hulp als het niet lukt).
- Start de timer en tel hoe vaak je je hartslag kan voelen (als je dit moeilijk vindt, kun je ook iemand anders vragen om dit voor je bij te houden).
- Als de timer afgaat, moet je stoppen met tellen. Je hebt nu je hartslagfrequentie-> het aantal keer dat je hart samentrekt per minuut.
- Doe nu 15 seconden knieheffen, 15 seconden hakkebillen, en 30 seconden jumping jacks (je bent dus 60 seconden non-stop aan het bewegen). Als je een van de oefeningen niet kan/mag doen, kan je deze vervangen door een andere oefening: mits je maar een minuutje even lekker actief bezig bent.
- Meet nu je hartslagfrequentie direct na je inspanning.
- Zet een timer op 60 seconden.
- Zoek weer een plek op waar je je hartslag kan voelen.
- Start de timer en tel hoe vaak je je hartslag voelt (als je dit moeilijk vindt, kun je ook iemand anders vragen om dit voor je bij te houden).
- Als de timer afgaat, moet je stoppen met tellen. Je hebt nu je hartslagfrequentie-> het aantal keer dat je hart samentrekt per minuut.
- Herhaal stap 2, 3 en 4, alleen meet je nu niet jezelf, maar iemand anders (je vriend/vriendin/broer/zus/ouders/coaches/etc.). Zorg ervoor dat je in totaal van minimaal 3 mensen de hartslagfrequentie in rust en na inspanning hebt.
- Maak je verslag over de proef.
Keuze c: Strong person competition
- Lees de tekst op https://wikikids.nl/Spieren
- Bedenk een opdracht waarmee je kan meten hoe sterk iemand is (maak het niet te ingewikkeld en zorg ervoor dat niemand gewond raakt-> ga bijvoorbeeld dus niet veel te zware gewichten boven je hoofd tillen).
- Bedenk 2 groepen mensen waarvan je het verschil in kracht kan meten: bijvoorbeeld tussen jongens en meisjes, of tussen jongeren en ouderen, etc.
- Zoek minimaal 4 proefkonijnen uit (je mag jezelf ook gebruiken). Zorg ervoor dat ongeveer de helft in de ene groep valt en de andere helft in de andere groep: bijvoorbeeld 2 jongens en 2 meisjes, etc.
- Laat iedereen de opdracht uitvoeren en noteer je resultaten.
- Maak je verslag van de proef.
Keuze d: eigen idee
Je kan heel veel proefjes bedenken voor het menselijk lichaam & het internet (zoals scholieren.nl) staat er dan ook vol mee. Je mag bij dit practicum daarom ook zelf een proefje bedenken, mits je dit maar in overleg met een van de biologiecoaches doet. Vergeet natuurlijk niet om een verslag te maken van je proef.
Verslag bij practicum 3:
- Wat is je onderzoeksvraag (de vraag die je hebt geprobeerd te beantwoorden bij dit experiment)?
- Wat is je hypothese (wat dacht je dat het antwoord op je onderzoek ging zijn voordat je het uitvoerde)?
- Wat heb je gedaan/gebruikt? Maak een korte beschrijving hiervan op zo'n manier dat iemand anders het na zou kunnen doen (dus een lopende tekst en geen stappenplan, etc.).
- Wat waren je resultaten?
- Geef een korte beschrijving van wat je hebt gezien.
- Een tabel met je metingen.
- Optionele bonus: maak een grafiekje van je resultaten
- Wat is je conclusie (wat is op basis van je resultaten het antwoord op de onderzoeksvraag)?
- Wat is je discussie
- Verklaar waarom je deze resultaten zag-> wat is er gebeurd? Gebruik hiervoor minstens 1 (MAVO) / 2 (HAVO) / 3 (VWO) bronnen.
- Zijn er nog dingen geweest die je resultaten beïnvloed kunnen hebben of verliep alles volgens plan?
- Wat zou een leuk vervolgexperiment zijn?
5. Practicum 3 Evolutie
Weet jij al wat evolutie is? In dit onderdeel van de quest ga je zelf uitzoeken hoe het zit. Daarna doe je een practicum met een groepje. Omdat evolutie een proces is dat erg lang duurt kunnen we het niet ‘in het echt’ zien namelijk.
Kijk eerst dit filmpje, zodat je weet wat evolutie inhoudt.
Darwin evolutietheorie - YouTube
Evolutie op het eiland HVX
Je gaat dit practicum in een groepje uitvoeren, je hebt vier of vijf mensen nodig. Bespreek voordat je begint met je groepje even het filmpje. Wat is evolutie volgens jullie? Wat is ‘survival of the fittest’? Wat is de evolutietheorie? Als jullie die vragen beantwoord hebben zijn jullie klaar om te beginnen.
Benodigdheden:
- Gekleurde kraaltjes
- Een grote poster
In dit practicum ga je een simulatie uitvoeren, je gaat dus eigenlijk een situatie naspelen. Maar wat gaan jullie simuleren? Jullie gaan evolutie simuleren op een eiland. Dit eiland heet Herbi Vissaro X en ligt op een geheime locatie. Op dit eiland wonen dieren die elk jaar drie nakomelingen krijgen. Daarnaast leven er ook roofdieren op het eiland, die eten per jaar drie prooien. Dus er blijven elk jaar evenveel dieren op het eiland.
Voer nu de volgende stappen uit:
- Creëer je eiland: Versier eventueel je poster en leg hem in het midden van een tafel zodat jullie er allemaal makkelijk bij kunnen
- Leg jullie dieren verspreid op het eiland (de dieren zijn de kraaltjes). Zorg ervoor dat er in totaal 20 kraaltjes per persoon liggen. Let op: er moeten minstens 5 verschillende kleuren kraaltjes op je poster liggen.
- De roofdieren komen. Ga allemaal met je rug naar de poster staan. Eén iemand telt af en dan draait iedereen zich om en pakt het eerste kraaltje dat die ziet.
- Herhaal stap 3 (15x) totdat er nog maar 5 kraaltjes per persoon over zijn.
- Voorplanting: Elk kraaltje krijgt drie nakomelingen. Leg per kraaltje 3 kraaltjes van dezelfde kleur op je poster.
- Noteer in de tabel hoeveel kraaltjes er van elke kleur zijn.
- Verspreid de kraaltjes weer over je eiland.
- Herhaal stap 3 t/m 6 drie keer.
Je hebt nu gesimuleerd dat er verschillende generaties van jullie dier op het eiland leefden. Elke generatie was iets anders van samenstelling, je hebt dus evolutie in het echt gezien!
|
start
populatie
|
1e generatie
|
2e generatie
|
3e generatie
|
4e generatie
|
WIT
|
|
|
|
|
|
GEEL
|
|
|
|
|
|
LICHTGROEN
|
|
|
|
|
|
DONKERGROEN
|
|
|
|
|
|
LICHTBLAUW
|
|
|
|
|
|
PAARS
|
|
|
|
|
|
ROZE
|
|
|
|
|
|
ZALMROZE
|
|
|
|
|
|
ROOD
|
|
|
|
|
|
ZWART
|
|
|
|
|
|
Verslag bij practicum 2:
- Wat is je onderzoeksvraag (de vraag die je hebt geprobeerd te beantwoorden bij dit experiment)?
- Wat is je hypothese (wat dacht je dat het antwoord op je onderzoek ging zijn voordat je het uitvoerde)?
- Wat heb je gedaan/gebruikt? Maak een korte beschrijving hiervan op zo'n manier dat iemand anders het na zou kunnen doen (dus een lopende tekst en geen stappenplan, etc.).
- Wat waren je resultaten?
- Geef een korte beschrijving van wat je hebt gezien.
- Een tabel met je metingen.
- Optionele bonus: maak een grafiekje van je resultaten
- Wat is je conclusie (wat is op basis van je resultaten het antwoord op de onderzoeksvraag)?
- Wat is je discussie
- Verklaar waarom je deze resultaten zag-> wat is er gebeurd? Gebruik hiervoor minstens 1 (MAVO) / 2 (HAVO) / 3 (VWO) bronnen.
- Zijn er nog dingen geweest die je resultaten beïnvloed kunnen hebben of verliep alles volgens plan?
- Wat zou een leuk vervolgexperiment zijn?
6. Practicum 4 Ecologie
Ecologen zijn biologen die naar systemen kijken. Maar, wat zijn systemen dan? In systemen spelen verschillende dier- en plantensoorten allemaal een rol. Zo hebben koeien bijvoorbeeld gras nodig om te kunnen overleven. Maar wat heeft gras dan weer nodig om te overleven? En hebben de koeien nog meer nodig dan alleen maar gras? Dat zijn vragen die ecologen zich stellen. Systemen kunnen van allerlei formaten zijn, de aarde in zijn geheel is het grootste ecosysteem dat we kennen. We kunnen ook kijken naar bijvoorbeeld de stoep, dat is ook een systeem. Omdat het woord systeem voor allerlei dingen wordt gebruikt zeggen biologen liever ‘ecosysteem’. Dan klinkt de naam ecoloog ineens best wel logisch, namelijk iemand die een ecosysteem bestudeerd.
Voor dit onderdeel heb je twee practica om uit te kiezen.
Keuze a:
In dit practicum ga je meer leren over insecten. Je voert het buiten uit
- Bedenk waar je je onderzoekje gaat doen
- Bedenk welke insecten je verwacht daar te vinden. Schrijf op waarom
- Ga naar de locatie van je onderzoek en fotografeer de locatie
- Nu ga je insecten zoeken, schrijf op en maak foto’s van alle diertjes die je vind.
- Klopte je verwachting?
- Maak een kort verslagje van wat je gevonden hebt.
In je verslagje komen minstens de volgende onderdelen voor: Een beschrijving van welke insecten je verwachtte, een toelichting over waarom je die insecten verwachtte, welke insecten je gevonden hebt en een verklaring waarom er verschillen zijn tussen je verwachting en je gevonden insecten.
Keuze b:
In dit practicum ga je onderzoeken waarom planten groeien waar ze groeien.
- Kies een plant uit deze lijst: weegbree, mos, zuring, braam of hagewinde
- Zoek op internet op waar jou plant graag groeit. Beschrijf minstens drie eigenschappen die de omgeving moet hebben zodat de door jou gekozen plant daar kan groeien.
- Ga op zoek naar de plant, waar verwacht jij de eigenschappen aan te treffen die je beschreven hebt? (Let op: de plant mag niet in een tuin staan, want dan is die hoogstwaarschijnlijk aangeplant)
- Maak een foto van de plant en van de plant in zijn omgeving
- Ga nu na of eigenschappen die de omgeving heeft klopt met de eigenschappen die jij had opgeschreven in stap 2.
- Maak een kort verslagje van wat je gevonden hebt.
In je verslagje komen minstens de volgende onderdelen voor: Welke plant je hebt gekozen, welke eigenschappen jou plant nodig heeft om in te leven, een foto van jou plant in zijn omgeving, een beschrijving van de omgeving en een vergelijking tussen de omgeving die je hebt gevonden en die je had verwacht.
7. Practicum 5 Gedraag je!
Deze keer kies je niet wat je gaat onderzoeken, maar welk dier je gaat onderzoeken. Dit mag natuurlijk je eigen huisdier zijn, maar ook een wild dier (mits je het dier maar niet verstoord en je geen gevaar loopt).
- Bekijk de video op: Gedrag bestuderen - handeling, ethogram en protocol - YouTube
- Kies een dier uit om te observeren.
- Maak een ethogram voor dit dier.
- Maak nu een protocol van het dier waarin je de volgorde en de tijd laat zien. Het moet in totaal 5 minuten lang zijn.
- Observeer het dier nu 5 minuten, terwijl je je protocol invult.
- Maak een poster met daarop je resultaten.
Eisen poster
Onderdeel poster
|
Minimale grootte als je MAVO doet
|
Minimale grootte als je HAVO doet
|
Minimale grootte als je VWO doet
|
Beschrijving van je dier
|
100 woorden
|
150 woorden
|
200 woorden
|
Je ethogram
|
3 verschillende handelingen
|
4 verschillende handelingen
|
5 verschillende handelingen
|
Je protocol
|
5 minuten
|
5 minuten
|
5 minuten
|
Beschrijving van je belangrijkste waarnemingen
|
30 woorden
|
30 woorden
|
30 woorden
|
Toelichting van je belangrijkste waarnemingen-> wat betekende het gedrag?
|
30 woorden
|
40 woorden
|
50 woorden
|
8. Afronding
Reflectie
- Klopte de inhoud van deze quest met wat je verwacht had? Licht je antwoord kort toe.
- Heb je dingen geleerd die je in het dagelijkse leven kan toepassen? Zo ja, wat?
- Scoor jezelf nogmaals op de rubric (zie begin van deze quest). Geef per onderdeel aan of je gegroeid bent en licht dit steeds kort toe.
- Ben je nog tegen problemen aangelopen bij het maken van deze quest/liep iets niet helemaal volgens de planning?
-Zo ja, hoe heb je dat opgelost?
-Zo nee, wat heb je gedaan om dat te voorkomen?
- Had je nog opmerkingen over deze quest/feedback voor de coach?