Als zorgverlener is communicatie een heel belangrijk onderdeel van goede zorg. Je bent altijd aan het communiceren, met de zorgvrager, je collega’s, de familie en mantelzorgers.
Communicatie is het uitwisselen van informatie met een ander doormiddel van gesproken (verbale communicatie) of geschreven woorden en gezichtsuitdrukkingen en gebaren (non verbale communicatie). Communicatie is dus een krachtig instrument met een sociale functie.
In deze lessenserie krijg je een herhaling van de basisprincipes van communicatie. Ook leer je gesprekken voeren, door te oefenen. Er wordt aandacht besteed aan lastige gesprekken, interculturele communicatie en het geven en ontvangen van feedback.
In leerjaar 3 krijg je ook het vak communicatie vaardigheden waarop je dieper in gaat op onderwerpen en vaardigheden.
CanMEDS-rollen die gekoppeld zijn aan deze lessenserie:
Communicator
Werkproces
Tijdens stage dit jaar werk je aan onderstaande opdrachten en examen:
B1-K1-W5 Communiceert met de zorgvrager en het sociale netwerk.
Leermateriaal
Je hebt geen boeken of expertcollege nodig voor deze lessenserie.
Les 1 - Communicatie een krachtig instrument
Lesdoelen
Aan het eind van de les:
Heb je alle behandelende theorie van leerjaar 1 herhaald.
Kan je in eigen woorden vertellen wat het communicatieproces inhoudt.
Kan je in eigen woorden uitleggen wat de begrippen ruis, coderen/decoderen en referentiekader zijn.
Kan je vertellen hoe miscommunicatie kan ontstaan.
Kennisactivering
Communicatie is een belangrijk onderdeel van de zorgverlening. Wij zouden ons werk nooit kunnen uitvoeren zonder communicatie. Communicatie is een doorlopend proces van informatie uitwisselen: de een reageert steeds op de ander.
In leerjaar 1 heb je ook al les gehad over het communicatieproces. Even terug graven. Maak de volgende studie activiteit en neem deze mee naar de les:
1) Op welke manieren kun je een boodschap overbrengen? (Het medium)
2) Wanneer ontstaat er ruis? Noem een voorbeeld van interne ruis en externe ruis.
Opdracht 2: Miscommunicatie
Beschrijf een situatie waarin jij verkeerd werd begrepen door een ontvanger en er sprake was van miscommunicatie.
De docent kiest 2 studenten om een situatie.
In welke fase van het communicatieproces lag naar jou idee de oorzaak van dit onbegrip. Waarom?
Wat had er moeten gebeuren, volgens jou, om dit onbegrip te voorkomen? Waarom?
Opdracht 3: Non-verbale communicatie
Met non-verbale communicatie breng je een boodschap over zonder woorden te gebruiken. Denk hierbij aan gebaren, lichaamshouding en mimiek/ gezichtsuitdrukkingen.
De docent kiest een vrijwilliger uit de groep om 6handelingen te verrichten en/of emoties en/of gedachten uit te beelden. Bijvoorbeeld: Geschrokken, boos, blij, gehaast, verlegen, verdrietig, geen zin, geïrriteerd, ongeïnteresseerd.
Opdracht:
Schrijf van elke handeling, emotie en gedachten op hoe je de non-verbale communicatie interpreteert
Vraag: Wie weet wat een interpretatie is? Hoe zou je dit in eigen woorden uitleggen?
De docent vraagt nu aan de groep wat ze gezien hebben. De docent schrijft alles op het bord.* Wanneer de studenten alles hebben benoemd, vraagt de docent of er een verschil is tussen het linker en rechter bord. Wat valt er op?
*Op het linkerbord schrijft de docent alle feitelijke observaties (objectief), op het rechterbord schrijft de docent alle interpretaties (subjectief).
Evalueren en afsluiten
Evaluatie:
Heb je alle behandelende theorie van leerjaar 1 herhaald?
Kan je in eigen woorden vertellen wat het communicatieproces inhoudt?
Kan je in eigen woorden uitleggen wat de begrippen ruis, coderen/decoderen en referentiekader zijn?
Kan je vertellen hoe miscommunicatie kan ontstaan?
Les 2 - Cultuur en communicatie
Lesdoelen
Aan het einde van de les kan je:
In eigen woorden uitleggen wat cultuur is.
Uitleggen wat interculturele communicatie is
Factoren benoemen die bij interculturele communicatie kunnen zorgen voor ruis.
Kennisactivering
Klassikaal wordt er een mindmap gemaakt over cultuur.
De mindmap komt op het bord.
Onderwijsleergesprek
Nederland heeft inwoners met veel verschillende culturele achtergronden. Ditzie je ook terug in de gezondheidszorg.
Als zorgverleners wordt er van je verwacht dat je kan omgaan met mensen met verschillende culturele achtergronden. Echter kunnen cultuurverschillen zorgen voor knelpunten in de zorg. Denk hierbij aan miscommunicatie, voor onbegrip en frustratie.
De docent bespreekt cultuur en communicatie met jullie. Dit aan de hand van de PowerPoint in de bijlage.
De lesdoelen, kennisactivering, onderwijsleergesprek en opdrachten zijn hierin verwerkt.
Vraag 1) Met welke drie aandachtspunten heb jij, denk je, de minste moeite om deze in de praktijk te brengen? Licht je antwoord toe.
Vraag 2)Noem ook drie aandachtspunten waarmee jij, denk je, de meeste moeite hebt om ze in de praktijk te brengen. Licht ook nu je antwoord toe.
Vervolgens wordt het klassikaal met elkaar besproken.
Evalueren en afsluiten
Kan je:
In eigen woorden uitleggen wat cultuur is?
Uitleggen wat interculturele communicatie is?
Factoren benoemen die bij interculturele communicatie kunnen zorgen voor ruis?
Les 3 - Assertiviteit
Tijdens gespreksvormen zoals stagegesprekken en vergaderingen is het nodig dat er evenwicht is de verhouding tussen zenders en ontvangers. Dat evenwicht vind je door niet alleen voor je eigen belangen op te komen en aan je eigen gevoel te denken, maar ook rekening te houden met de belangen en gevoelens van de ander. Dat is niet voor iedereen even gemakkelijk.
Tijdens deze les leer je wat assertief, subassertief en agressief communiceren is. Daarnaast krijg je handvatten aangereikt om assertief te communiceren.
De lesdoelen, kennisactivering, onderwijsleergesprek en opdrachten zijn hierin verwerkt.
Lesdoelen
Aan het einde van de les weet je:
Wat assertief, subassertief en agressief gedrag is.
Of je assertief, subassertief en agressief bent en weet je hoe dit tot uiting komt.
Kennisactivering
Tijdens stage laat je de beroepshouding checklist invullen door je werkbegeleider. Met deze checklist wordt vastgesteld of je beroepshouding voldoende is ontwikkeld. Assertiviteit is een onderdeel hiervan.
Deze les gaan we het hebben over assertiviteit.
Maar wat is assertiviteit?
Onderwijsleergesprek
Voor de een is het makkelijker om assertief te reageren dan de ander. Daarnaast kan het ook per situatie verschillen hoe makkelijk het voor je is om assertief te reageren.
Hoe assertief je bent, heeft veel te maken met je opvoeding en achtergrond. Daarnaast heeft het ook te maken met jouw persoonlijkheid en jouw eigen opvattingen. Assertief reageren kan bijvoorbeeld moeilijk zijn wanneer je erg verlegen bent.
Naast assertief, kun je ook sub-assertief of agressief reageren.
De docent geeft de les aan de hand van de volgende PowerPoint.
De uitslagen van de assertiveitstest worden klassikaal nabesproken.
Ben je subassertief assertief of agressief?
Herken je jezelf hierin?
Ben je tevreden dat je subassertief/assertief of agressief bent? Of zie dit liever anders?
Opdracht 2: Assertiviteit
Assertiviteit hangt af van de situatie. Hoe assertief ben jij…
Thuis
Bij je bijbaan
Bij je vrienden
Op school
Op stage
Welke situatie ben jij het meest – minst assertief?
Zet deze 5 situaties op volgorde:
0% 100%
Subassertief Agressief
Klassikaal wordt het nabesproken.
Opdracht 3: Wat doe ik dan?
Hieronder staan 2 casussen beschreven. Klassikaal worden de casussen behandeld. Hoe reageer/ ga je om in deze situaties?
Casus 1:
Vandaag is het vanwege ziek verplegend personeel erg druk.
Je bent sinds 07:30 uur aan het rennen en sprinten. Het is 11:00 uur en je kan eindelijk een koffiepauze houden. Je pakt een kopje koffie en gaat zitten in de zusterpost. Tijdens je eerste wel verdiende slokje, komt een collega binnen stormen en zegt; Het is nu geen tijd om koffie te drinken, mw. Glom moet nog uit bed.. doe jij dat ff!? En ze loopt weg.
Wat doe je ?
Wat denk je en hoe voel je, je?
Casus 2:
Je hebt katheteriseren op school gehad en de vaardigheid en theorietoets behaald. Je wil de handeling uitvoeren bij mw. Glom. Je bent goed voorbereid en heb alle benodigdheden verzameld. Je voert met gezonde spanning de handeling uit en voor jou gevoel ging het prima.
Na de handeling ga je het met je werkbegeleider evalueren. Je werkbegeleider geeft aan dat je twee linker handen hebt en de handeling niet volgens protocol hebt uitgevoerd.
Wat doe je ?
Wat denk je en hoe voel je je?
De docent vraag vervolgens naar stage-ervaringen (casussen) m.b.t. assertiviteit.
Opdracht 4: Nee zeggen
In welke situaties is 'nee' durven zeggen belangrijk?
Kun je voorbeelden geven?
In welke situaties wil of durf je geen 'nee' te zeggen?
Hoe komt dat?
Zou je dit willen veranderen?
zo ja, hoe kun je dit veranderen? Wat is daarvoor nodig?
Evalueren en afsluiten
Evaluatie:
Weet je wat assertief, subassertief en agressief communiceren is?
Weet je of je assertief, subassertief en agressief bent en weet je hoe dit tot uiting komt?
Les 4 - Lastige gesprekken 1
Lesdoelen
Aan het einde van de les ben je in staat:
Te benoemen wat voor moeilijkheden of valkuilen zich kunnen voordoen in een gesprek, zoals weerstand en verdriet.
Weet je hoe te begrenzen in een gesprek.
Heb je zelf geoefend met het toepassen van deze vaardigheden.
Studieactiviteit
Deze les gaat over lastige (situaties) gesprekken.
Heb jij wel eens een lastig gesprek gevoerd?
Beschrijf 1 situatie (korte casus) van een lastige gesprek en neem deze mee als voorbereiding naar de les.
Lastige gesprekken ga je oefenen, door te doen!
Kennisactivering
Niet alle gesprekken lopen soepel. Dit doordat emoties of weerstand meespelen. Denk aan een gesprek met een boze dochter of je “strenge” stagebegeleider. Dit voel je van tevoren aan of kan spontaan gebeuren. Je kan dan opzien tegen zo een gesprek.
Deze les gaat over ‘lastige’ (situaties in) gesprekken.
Heb jij wel eens een of lastig gesprek gevoerd?
Of wat lijken jou lastige situaties in ge gesprekken?
Je hebt ter voorbereiding op deze les 1 situatie (korte casus) van een lastig gesprek meegenomen:
De docent vraagt in de klas naar een aantal voorbeelden. Een aantal daarvan worden uitgekozen om deze les of de volgende les behandelt te worden.
Onderwijsleergesprek
Hoe ga je om met lastige situaties?
Als zorgverlener wordt van jouw verwacht dat je ook bij lastige gesprekken de regie hebt en behoudt.
De docent bespreekt de verschillende manieren hoe je kunt omgaan met lastige gesprekken zoals weerstand en verdriet. Dit aan de hand van de PowerPoint in de bijlage.
"De spanning is om te snijden. Je voelt het al; emoties hangen in de lucht. Dit vind je spannend.
En ja hoor, mevrouw barst in huilen uit. Ohnee, en nu?"
Lastige gesprekken m.b.t. verdriet ga je oefenen, door te doen!
Neem dit serieus; dit is op school de enige manier om de geleerde theorie en vaardigheden leren toe te passen. De kracht zit hem juist door situaties letterlijk uit te spelen en te ervaren.
Een gesprek kan als “lastig” worden ervaren, omdat de ander weerstand heeft. De ander laat verbaal en non-verbaal merken dat hij/zij het niet eens is met je advies, wens of argument.
Het is belangrijk om te weten dat weerstand jouw beleving is van het gedrag van de ander. De anders ziet zijn gedrag niet als weerstand. Weerstand is een manier van de ander om duidelijk te maken dat hi/zij betrokken is en dat hij/zij opkomt voor zijn eigen belangen.
Lastige gesprekken m.b.t. weerstand ga je oefenen, door te doen!
Neem dit serieus; dit is op school de enige manier om de geleerde theorie en vaardigheden leren toe te passen. De kracht zit hem juist door situaties letterlijk uit te spelen en te ervaren.
Evalueren en afsluiten
Ben je in staat:
Te benoemen wat voor moeilijkheden of valkuilen zich kunnen voordoen in een gesprek?
Te begrenzen in een gesprek?
Vaardigheden toe te passen in een lastig gesprek?
Les 5 - Lastige gesprekken 2
Lesdoelen
Aan het einde van de les ben je in staat:
Te benoemen wat voor moeilijkheden of valkuilen zich kunnen voordoen in een gesprek, zoals weerstand en verdriet.
Weet je hoe te begrenzen in een gesprek.
Heb je zelf geoefend met het toepassen van deze vaardigheden.
Kennisactivering
Niet alle gesprekken lopen soepel. Dit doordat emoties of weerstand meespelen. Denk aan een gesprek met een boze dochter of je “strenge” stagebegeleider.
Dit voel je van tevoren aan of kan spontaan gebeuren. Je kan dan opzien tegen zo een gesprek.
Deze les gaat over ‘lastige’ (situaties in) gesprekken.
Heb jij wel eens een of lastig gesprek gevoerd?
Of wat lijken jou lastige situaties in ge gesprekken?
Je hebt ter voorbereiding op deze les 1 situatie (korte casus) van een lastig gesprek meegenomen:
De docent vraagt in de klas naar een aantal voorbeelden. Één daarvan wordt uitgekozen om deze les ook behandelt te worden.
Onderwijsleergesprek
Hoe ga je om met onverwacht en lastige gesprekken?
Als zorgverlener wordt van jouw verwacht dat je ook bij lastige gesprekken de regie hebt en houdt.
De docent bespreekt de verschillende manieren en geeft tips hoe je kunt omgaan met lastige gesprekken zoals claimend gedrag en boosheid. Dit aan de hand van de PowerPoint in de bijlage
De lesdoelen, kennisactivering, onderwijsleergesprek en opdrachten zijn hierin verwerkt.
In de zorgverlening is het normaal dat mensen beroep op je doen en je aandacht vragen. Maar als dat overmatig gebeurt, is dat moeilijk en belastend. We spreken dan van claimend gedrag. Dit gedrag wordt meestal als zeer negatief ervaren vanwege het dwingende karakter en het feit dat het nooit genoeg lijkt te zijn.
Lastige gesprekken m.b.t. claimend gedrag ga je oefenen, door te doen!
Neem dit serieus; dit is op school de enige manier om de geleerde theorie en vaardigheden leren toe te passen. De kracht zit hem juist door situaties letterlijk uit te spelen en te ervaren.
In leerjaar 3 krijg je les over conflicthantering.
Maar voor nu is het ook alvast goed om het hier over te hebben.
Boosheid kan zich op meerdere manieren uiten en kan leiden tot een erg lastig gesprek.
Boosheid is een belangrijke emotie. Boosheid heeft als functie om een doel bereikt te krijgen of om spanning te uiten uit het lichaam. Meestal is boosheid een teken van hoop: Iemand is boos wanneer hij of zij nog hoop of ruimte ervaart bij een situatie (onderhandelbaar), zodra deze ruimte/hoop oid is weggenomen zal de boosheid afnemen of overgaan in een andere emotie.
Weet dat boosheid vaak niet perse met jou persoonlijk te maken heeft. Maar met de situatie of met de persoon in kwestie.
Boosheid kan ook een uiting van onmacht betekenen. Boosheid is bij rouwverwerking zelfs een bekende fase waar mensen in kunnen verkeren.
Lastige gesprekken m.b.t. boosheid ga je oefenen, door te doen!
Neem dit serieus; dit is op school de enige manier om de geleerde theorie en vaardigheden leren toe te passen. De kracht zit hem juist door situaties letterlijk uit te spelen en te ervaren.
Evalueren en afsluiten
Ben je in staat:
Te benoemen wat voor moeilijkheden of valkuilen zich kunnen voordoen in een gesprek?
Te begrenzen in een gesprek?
Vaardigheden toe te passen in een lastig gesprek?
Les 6 - Casuïstiek
Lesdoelen
Aan het eind van de les:
Heb je jouw communicatieve vaardigheden kunnen toepassen in rollenspellen.
Onderwijsleergesprek
Het gesprek
Maar voor jullie aan de slag gaan..
In leerjaar 1 heb je les gehad over de opbouw van een gesprek. De docent herhaalt met jullie samen in vogelvlucht de opbouw van een gesprek door.
Een gesprek bestaat uit 3 fasen:
Voorbereiding (aanvang)
Je bereid het gesprek vooraf voor.
Wat kun je verwachten? Wat moet je vooraf weten van de zorgvrager?
Wat is het doel van het gesprek?
Opening
Indien nodig; ontvang de zorgvrager
Stel jezelf voor
Stel de zorgvrager op zijn/haar gemak.
Benoem altijd het doel van het gesprek.
Kern
De kern is datgene waar het gesprek om gaat. Je wilt bijvoorbeeld onderzoeken welke zorg de zorgvrager nodig heeft, voorlichting geven of een klacht bespreken.
Afsluiting
Je sluit het gesprek professioneel af.
Je vat kort samen wat er besproken is in het gesprek
Je checkt of alles duidelijk is, geeft ruimte voor het stellen van vragen
Je herhaalt eventuele gemaakte afspraken
Je zorgt voor een vervolg (indien nodig)
Je bedankt de zorgvrager voor het gesprek en sluit vriendelijk af.
Casus uitspelen
Neem het serieus en speel realistisch; het gaat om het voeren van het gesprek.
Maak groepjes van 3 personen
De docent geeft jullie een casus. Jullie hebben 10 minuten de tijd om je in te lezen in de casus.
Jullie gaan de situatie nu uitspelen.
Verdeel de rollen:
De zorgverlener
De (familie van de) zorgvrager (afhankelijk van de casus)
Observator: Schrijft feedback op.
Een gesprek duurr 6 a 8 minuten (tweegesprek).
Na het gesprek geeft de observator feedback aan de hand van de sandwich methode.
Het arrangement Communicatie 2 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Chamaira Menig
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2023-09-04 10:36:12
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.