Zoeklicht UvA

Introductie

Deze e-learning is ontwikkeld door de UvA Bibliotheek om studenten te ondersteunen op het gebied van informatievaardigheden. Je kunt deze gebruiken bij alle vragen rond het zoeken, vinden en gebruiken van wetenschappelijke informatie. Je leert achtereenvolgens:

  • een goede zoekvraag te formuleren;
  • manieren om tot goede zoektermen te komen;
  • er de juiste bronnen bij te zoeken;
  • zoektechnieken en zoekmethoden;
  • de gevonden informatie te beoordelen;
  • en deze informatie correct te verwerken.

Je kunt de e-learning per module volgen, of via deze A/Z-lijst direct naar een van de onderwerpen gaan.

_________

 

Deze e-learning is ook beschikbaar in het Engels. This e-learning is also available in English.

Definieer je probleem

Introductie

Het zoekproces

Als je informatie zoekt voor een opdracht of project weet je soms niet waar je moet beginnen. Er is zoveel informatie beschikbaar op zoveel verschillende plekken dat je eenvoudig kunt verdwalen. Ga daarom gestructureerd aan het werk volgens een vast stappenplan. Dit bespaart tijd en levert vaak betere zoekresultaten op.

Het zoekproces is hier onderverdeeld in de volgende stappen:

  1. Definieer informatieprobleem
  2. Bedenk zoektermen
  3. Kies informatiebronnen
  4. Zoek informatie
  5. Maak je selectie
  6. Verwerk resultaten

Definiëren van het informatieprobleem: de eerste stap

De eerste stap is misschien wel de belangrijkste. Je stelt vast wat je wilt weten en vertaalt dit in een onderzoeksvraag. Deze vraag is het uitgangspunt en fundament van je zoektocht. Bij een complexe onderzoeksvraag formuleer je deelvragen, die gaan over deelaspecten van je onderzoeksvraag. Vaak is het nodig om een deelvraag ook nog uit te splitsen in een aantal zoekvragen. Je leert in dit onderdeel hoe dat gaat en waar je op moet letten bij het stellen van een goede onderzoeksvraag.

Deze e-learning is ook beschikbaar in het Engels. This e-learning is also available in English.

Eenvoudige en complexe vragen

Je kunt te maken krijgen met verschillende soorten vragen, variërend van eenvoudige opzoekvragen tot complexe onderzoeksvragen. Grofweg kun je onderscheid maken in drie typen vragen.

Feitelijke (opzoek)vraag

Het gaat hier om een gerichte, eenvoudige vraag; je zoekt naar een eenduidig feitelijk antwoord. Eenvoudig wil niet altijd zeggen dat het antwoord makkelijk te vinden is. Het is belangrijk dat de feiten kloppen. De keuze van een goede betrouwbare informatiebron is daarom essentieel.

Voorbeeld: hoeveel procent van de Nederlandse bevolking is werkloos?

Vraag ter oriëntatie

Bij een vraag ter oriëntatie op je onderwerp zoek je juist niet heel gericht. Je verkent je onderwerp in de breedte om duidelijk te krijgen wat je nou echt wilt onderzoeken. Je wilt je een globaal beeld vormen, de vraag is algemeen van aard. Ook zul je in de praktijk wat deelaspecten gaan verkennen.

Voorbeeld:

Je wilt de invloed van media onderzoeken. Je voelt wel aan dat het onderwerp erg breed is. Je vragen ter oriëntatie zullen bijvoorbeeld zijn:

  • Wat is er bekend over invloed van media?
  • Wat is er bekend over verschillende soorten media?

Naarmate je beeld duidelijker wordt zullen ook je vragen ter oriëntatie wat specifieker worden.  

Onderzoeksvraag

Een onderzoeksvraag is complexer. Je doet diepgaander onderzoek  en de vraag is specifieker. Om de vraag goed te kunnen beantwoorden zul je deelvragen moeten stellen. Maak bij een onderzoeksvraag gebruik van een stappenplan, een gestructureerde aanpak is belangrijk om tot goede resultaten te komen.

Voorbeeld: Wat is de invloed van media op de socialisatie van jongeren?

Opdracht verhelderen

Je zoektocht naar informatie begint vaak met een opdracht. Het is belangrijk om die opdracht helder te maken voor jezelf: wat is precies de bedoeling en welk resultaat wordt verwacht?

Je bekijkt dus eerst waarvoor je informatie nodig hebt (informatiebehoefte) en wat de kaders zijn. Hierdoor kun je snel bepalen hoe globaal of diepgaand je gaat zoeken. Denk hierbij aan de volgende punten:

Wat is de context waarbinnen je informatie zoekt?

Werk je aan een groot onderzoeksproject of moet je iets opzoeken voor een stageopdracht?

Wat zijn de leerdoelen voor de opdracht?

Is het doel om een gedegen (literatuur)onderzoek te kunnen uitvoeren of gaat het om kennismaking met een onderwerp?

Waarop word je beoordeeld? Welke eisen worden er gesteld aan je onderzoek?

Hierbij kun je bijvoorbeeld denken aan eisen voor het gebruik van bronnen.

Wat is je doelgroep [als publicatie het doel is]?

Schrijf je voor academici of voor middelbare scholieren? Zijn het vakgenoten of juist niet?

Hoe uitgebreid moet je onderzoeksverslag zijn?

Voor een gedetailleerd rapport zal je diepgaander onderzoek doen dan voor een kort verslag.

Over hoeveel tijd en welke middelen beschik je?

Moet je binnen drie weken een verslag inleveren of heb je drie maanden de tijd? Tot welke bronnen heb je toegang?

Oriëntatie

Zijn de hoofdlijnen en kaders van je opdracht helder, verken dan de mogelijkheden van je onderwerp. Zoek in de breedte naar informatie over je onderwerp, laat je leiden door informatie die je vindt. Tijdens deze oriënterende zoekfase krijg je een steeds duidelijker beeld van je onderwerp. Dit helpt je om je onderwerp af te bakenen en uiteindelijk specifieke zoekvragen te formuleren.

Om je te oriënteren op je onderwerp kun je:

  • gebruik maken van een zoekmachine;
  • een encyclopedie raadplegen;
  • handboeken en inleidende studieboeken lezen;
  • nieuwsberichten lezen voor trends en actualiteiten;
  • gebruik maken van hyperlinks om gerelateerde websites te bekijken;
  • gebruik maken van citation tracking om gerelateerde documenten te bekijken;
  • deskundigen raadplegen.

Tijdens de oriëntatiefase stuit je vaak op vakterminologie en Engelse termen. Ook dit kan je helpen om goede zoektermen te vinden. Noteer deze termen vast. (Zie bedenk zoektermen). Bovendien vind je vaak literatuurverwijzingen die je verder kunnen helpen om nieuwe bronnen te vinden. Deze noteer je ook.

Nice to know: Mindmap

Het maken van een mindmap kan je helpen bij je oriëntatie op het onderwerp. Wanneer je een mindmap maakt, plaats je in het midden het onderwerp waarover je onderzoek moet gaan. Daaromheen zet je woorden die in je opkomen als je aan het onderwerp denkt.

 

Voorbeeld Mindmap

 

Een mindmap geeft een goed overzicht van allerlei aspecten van je onderwerp. Dit maakt de keuze voor je uiteindelijke invalshoek een stuk makkelijker. Wanneer je (voorlopig) onderwerp al wat specifieker is, dan kan een mindmap je helpen bij het vaststellen van hoofd-, deel- en zoekvragen.

Je kan een mindmap op papier uitwerken, of je kan er specialistische Software voor gebruiken.

Zoeklogboek

Om je deskresearch te structureren en systematisch uit te voeren is het goed om bij te houden hoe en waar je al gezocht hebt. Het is handig om te weten in welke bronnen en met welke woordencombinaties je zoekacties hebt gedaan. In een zoeklogboek kun je deze informatie op een overzichtelijke manier noteren.

Download een zoeklogboek voor eenvoudig probleem

Download een zoeklogboek voor uitgebreid zoekproces

Afbakenen onderwerp

Na je oriëntatie heb je een beter beeld van de mogelijkheden van je onderwerp. Stel vast welke aspecten van het onderwerp je wel en niet gaat behandelen. Hiermee voorkom je dat je onderwerp te breed wordt en dat je verdwaalt bij het zoeken naar informatie.

Je kunt je onderwerp ook afbakenen door te kiezen voor een bepaalde tijdsperiode of bijvoorbeeld een land of taal waarop je je richt.


Afbakenen in de sociale wetenschap

De volgende aspecten kunnen ook helpen om je onderzoeksvraag verder toe te spitsen:

  • In welke onderzoekspopulatie ben je geïnteresseerd? Of in geval van kwalitatief onderzoek; wie zijn de informanten?
  • Bij experimenteel onderzoek is er meestal sprake van een afhankelijke en een onafhankelijke variabele. Dus wat is het effect van variabele x op uitkomst y? Of wat is de correlatie tussen x en y?
  • In welke context is je onderzoeksvraag van toepassing? Ben je bijvoorbeeld geïnteresseerd in samenwerken binnen een bedrijf of samenwerken met vrijwilligers? Gaat het om een school of een ziekenhuis, of iets anders?

Hoofdvraag

De hoofdvraag is de centrale onderzoeksvraag en komt overeen met de probleemstelling of is direct hiervan afgeleid. Deze vraag is het uitgangspunt van je zoektocht. De hoofdvraag omschrijft exact wat je wilt weten en geeft richting aan je zoektocht. Het is dan ook belangrijk om je vraag goed te formuleren.

Een goede vraag herken je aan de volgende aspecten:

  • De vraag is duidelijk. Ook de begrippen in de vraag zijn helder. Met een vage vraag kun je juist alle kanten op.
  • De vraag is specifiek. Je wilt immers gericht kunnen zoeken. Bij een te algemene, brede, slecht afgebakende vraag zul je snel verdwalen in een brij aan informatie.
  • De vraag is relevant. Het antwoord op de vraag moet dan ook direct bijdragen aan de oplossing van je “informatieprobleem” en het behalen van je doelstelling.
  • De vraag is “open” gesteld. Het is dus geen vraag waarop alleen “ja” of “nee” het antwoord kan zijn.
  • Het is mogelijk om binnen de beschikbare tijd een antwoord te vinden.
  • De middelen om het antwoord te vinden zijn toereikend.

Pas wanneer je een specifieke vraag hebt geformuleerd die richting geeft aan het zoekproces en duidelijk maakt wat je precies wil weten, kun je gericht en effectief zoeken.

Voorbeeld:

Slechte vraag: Zijn er problemen in de kinderopvang?

  • hij is gesloten gesteld, er is alleen “ja” of “nee” mogelijk
  • hij is vaag en niet specifiek: met “problemen in de kinderopvang” kun je alle kanten op
  • de vraag (indien open geformuleerd) is te breed, niet gericht is en vermoedelijk niet binnen de beschikbare tijd te beantwoorden

Betere vraag: wat is het effect van feedback training op de interactievaardigheden van pedagogisch medewerkers in de kinderopvang?

  • hij is open gesteld
  • hij is vrij specifiek door te kiezen voor een type interventie, een onderzoekspopulatie en een uitkomstmaat
  • de vraag is te beantwoorden; uiteraard afhankelijk van je beschikbare tijd

Deel- en zoekvragen

Bij complexere problemen is het nodig om je hoofdvraag op te delen in een aantal deelvragen. Deze deelvragen hebben betrekking op aspecten van je hoofdvraag. Door in te zoomen op de deelaspecten wordt het beantwoorden van je hoofdvraag hanteerbaar. Alle deelvragen samen geven direct antwoord op je hoofdvraag.

Voorbeeld

Hoofdvraag:

Wat is het verband tussen slachtofferschap van seksuele kindermishandeling en middelenmisbruik in de vroege volwassenheid

Mogelijke deelvragen:

  1. Wat is het verband seksuele kindermishandeling en alcoholmisbruik?
  2. Wat is het verband seksuele kindermishandeling en marihuanamisbruik?

Je ziet dat een simpel ogende vraag veel deelvragen en zoekvragen kan opleveren. Het is al snel complexer dan je denkt. Als  je niet voldoende tijd of middelen hebt, probeer je vraag dan nog meer af te bakenen of overweeg een ander onderwerp.

Samenvatting

De voorbereiding is vaak het lastigste deel van je zoektocht naar informatie. Als je dit goed aanpakt, heb je daar in de rest van het zoekproces veel profijt van. Daarom is het belangrijk om duidelijk voor ogen te hebben wat je precies wilt weten voordat je met zoeken begint.

Je oriënteert je eerst op je onderwerp. Daarna formuleer je een duidelijke hoofdvraag en eventueel een aantal deelvragen. Om die te beantwoorden stel je zoekvragen op. Pas wanneer deze vragen helder zijn, kun je concrete zoektermen bedenken waarmee je sneller, efficiënter en doelgerichter kunt zoeken!

 

 

Bedenk zoektermen

Introductie

Na het definiëren van het informatieprobleem en het formuleren van zoekvragen ga je zoektermen bedenken. Het gebruik van de juiste zoektermen is heel belangrijk. Je bent misschien gewend om in de zoekbalk wat termen in te vullen. Als je op die manier niet meteen de informatie vindt die je zoekt kun je ten onrechte denken dat de informatie er niet is. Door op een gestructureerde manier zoektermen te bedenken voordat je gaat zoeken, zullen je zoekresultaten veel beter zijn.

N.B. Zoektermen maken deel uit van je zoekplan, het plan dat je maakt voordat je gaat zoeken. Een zoekplan bestaat uit: zoekvraag, zoektermen, informatiebronnen en zoekmethode.

Zoektermen bedenken

Tijdens de probleemanalyse heb je de hoofdvraag zo nodig opgedeeld in een aantal deelvragen en die vertaald naar zoekvragen.

Een effectieve manier van zoeken is de “bouwsteenmethode”. Je deelt je  (zoek)vraag eerst op in een aantal componenten. Op basis daarvan bedenk je specifieke zoektermen waarmee je gaat zoeken.

 

Voorbeeld:

Je zoekt literatuur over eten in bejaardentehuizen. Je vraag is: Wat is de invloed van voeding op het sociale welzijn van bejaarden in verzorgingstehuizen?

De belangrijkste componenten van deze vraag zijn:

  • Voeding
  • Bejaarden (in verzorgingstehuizen)
  • Sociaal welzijn

Voor elk van de componenten bedenk je verschillende zoektermen.

 

Voeding Bejaarden (in verzorginstehuizen) Sociaal welzijn
Food
Breakfast
Appetite
Eating
Menu
Vegetables etc.
Aged
Elderly
Dementia
Nursing home
etc.
Quality of life
Social
Well-being
Loneliness
Tasty
etc.

 

Bij het bedenken van zoektermen kun je denken aan:

 

Variant Voorbeeld
Samenstellingen Field work
Fieldwork
Specifieke deelbegrippen Food
Fruit
Vegetables
Spellingsvarianten 80 year old
Eighty year old
Behavior
Behaviour
(quasi) Synoniemen Aged
Elderly
Old Age
Vaktermen Geriatric
Mild cognitive impairment
Vervoegingen/verbuigingen Food
Feeding
Foods
Vertalingen Elderly
Bejaarden
Vieillesse
Alter
Uitschrijven van afkortingen End-of-Life
EoL
Antoniemen (woorden met een tegengestelde betekenis) Social
Loneliness
Tasty
Bland

Tips voor zoektermen

Wetenschappers en andere professionals maken in hun publicaties gebruik van vaktermen. Als je deze termen niet kent, kun je makkelijk belangrijke publicaties missen. Houd er ook rekening mee dat de voertaal in de wetenschappelijke wereld Engels is.

  • Bekijk een aantal wetenschappelijke publicaties of vakpublicaties over je onderwerp om achter specifieke vaktermen te komen.
  • Ga op zoek naar specifieke (vak)termen door een aantal zoektermen die je al hebt uit te proberen. Speur in de resultaten naar nieuwe zoektermen. Je kunt hierbij gebruik maken van de citation tracking.

Hulpmiddelen: woordenboeken en thesauri

Als je nog niet thuis bent in de terminologie van je onderwerp dan kun je een aantal hulpmiddelen gebruiken bij het bedenken van zoektermen:

Woordenboeken

  • Algemene woordenboeken
  • Vertaalwoordenboeken (als je in een andere taal zoekt)
    • algemene vertaalwoordenboeken zoals de Van Dale Dictionaries
    • de vertaalfunctie in Google of online woordenboeken
  • Wikipedia. Als je moeite hebt een passende vertaling te vinden, zoek dan de Nederlandstalige wikipedia pagina op over een onderwerp en wissel vervolgens van taal op die pagina

Thesauri

Een thesaurus wordt ook wel een synoniemenboek genoemd. Het is een publicatie die op een vergelijkbare manier gebruikt wordt als een woordenboek, maar dan voor het opzoeken van synoniemen. Tijdens je studie zijn de volgende twee digitale thesauri interessant:

  • Je kunt de thesaurusfunctie in MS Word gebruiken tijdens het schrijven van je verslag. Deze zit onder het tabblad 'Review'
  • Een thesaurus die hoort bij een database. Met name vakspecifieke databases zijn hiervoor interessant. Voor meer informatie zie thesaurus.

Samenvatting

In deze module heb je geleerd waarom goede zoektermen belangrijk zijn. Je weet nu hoe je je zoekvraag opdeelt in componenten en waar je op moet letten bij het bedenken van zoektermen.

Kies informatiebronnen

Introductie

Wat voor soorten informatie zijn er en waar kun je die informatie vinden? Niet alle informatie is geschikt voor alle doeleinden. De ene keer wil je weten wat de laatste ontwikkelingen op je vakgebied zijn, de andere keer heb je cijfers nodig om je verslag te onderbouwen.

Al deze informatie staat in verschillende bronnen. Er zijn informatiebronnen met alleen maar wetenschappelijke artikelen, maar ook bronnen met krantenartikelen of statistieken.

Voordat je gaat zoeken is het daarom goed een beeld te hebben van de verschillende soorten informatie en bijbehorende bronnen. Heb je een overzicht van het aanbod aan bronnen? Dan kun je voor jezelf een lijst maken van relevante bronnen voor jouw specifieke zoekvraag. Hiermee ga je uiteindelijk aan de slag. Om je op weg te helpen  is de informatie op drie manieren ingedeeld.

  • Type database
  • Niveau
  • Inhoud

Type database

Er zijn er verschillende soorten databases die geschikt zijn om te zoeken naar informatie in het kader van je opleiding. Hieronder een overzicht van de belangrijkste categorieën om je te helpen bij deze keuze

Catalogi

Een catalogus is eigenlijk een inventaris van het materiaal dat een bibliotheek bezit. Het voordeel een catalogus is dan ook dat je alles kunt lezen wat je vindt met de catalogus. Dat is namelijk niet altijd zo bij de vakspecifieke databases en de citatiedatabases.

De catalogus van de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam heet CatalogusPlus. Dit bevat naast boeken ook online tijdschriftartikelen, die afgestemd zijn op het onderwijs en onderzoek van de UvA. Deze bronnen zullen dus vaak wetenschappelijk zijn, maar houd er rekening mee dat dit niet altijd opgaat. Niet alles wat interessant is voor onderwijs en onderzoek, is altijd wetenschappelijk.

Vakspecifieke databases

Deze databases worden ook wel bibliografieën genoemd omdat ze een verzameling van literatuur over een bepaald onderwerp bevatten. Zo is PsycINFO een database die zich specialiseert op gebied van gedrag en bevat Sociological Abstracts vooral artikelen uit de sociologie en aanverwante wetenschappen zoals antropologie. In CatalogusPlus kan je zien welke databases er op jouw vakgebied zijn.

De kwaliteit van de literatuur in deze databases is over het algemeen goed. De databases voor sociale wetenschappen bevatten bijna alleen maar wetenschappelijke literatuur, en ze hebben bijna allemaal de mogelijkheid om alleen naar peer-reviewed publicaties te zoeken. Vakspecifieke databases zijn ook erg nuttig als je bezig bent je te oriënteren op een nieuw onderwerp, zeker als je bezig bent met het bedenken van zoektermen, omdat deze databases vakterminologie en vakspecifieke trefwoorden bevatten.

Citatiedatabases

De laatste categorie databases die interessant is om in te zoeken, zijn citatiedatabases zoals Web of Science, Scopus en Google Scholar. Als je een artikel opzoekt in deze databases kan je zien hoe vaak en door wie het artikel geciteerd wordt. Dit heet ook wel citation tracking. Ook is het bij Web of Science en Scopus mogelijk om te filteren op aantal citaties zodat je snel kan zie wie de meest invloedrijke auteurs zijn op een bepaald onderwerp.

Tijdschriften die in Web of Science en Scopus zitten, zijn altijd peer reviewed. Ze worden namelijk alleen opgenomen in deze databases als ze invloedrijk zijn (wat wil zeggen dat de artikelen uit deze tijdschriften gemiddeld genomen veel geciteerd worden). Dit is niet het geval bij Google Scholar, dus hier zal je nog beter op moeten letten of de bronnen die je vindt ook van voldoende kwaliteit zijn.

Niveau

Wetenschappelijke informatie

Wetenschappelijke informatie wordt gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften of boeken, vaak in het Engels. Wat wetenschappelijk informatie onderscheidt van andere vormen van informatie, is dat het door en voor wetenschappers gepubliceerd wordt.

Een artikel uit een wetenschappelijk tijdschrift is opgebouwd volgens eenzelfde indeling:

  • samenvatting
  • onderzoeksvraag
  • theoretisch kader
  • methode van onderzoek
  • resultaat
  • conclusie
  • literatuurlijst

Bij wetenschappelijke tijdschriften is er vaak sprake van peer review. Dit wil zeggen dat het artikel voorafgaand aan de publicatie beoordeeld is door twee of meer wetenschappers, die gespecialiseerd zijn in het onderwerp van het artikel. Zij beoordelen het artikel en het daarin beschreven onderzoek op kwaliteit, originaliteit, betrouwbaarheid en validiteit.

Bij boeken is het iets moeilijker om te beoordelen of je met een wetenschappelijk publicatie te maken hebt. Meestal kijken we dan naar de uitgever van het boek (bijvoorbeeld University presses) en of de auteur en de doelgroep wetenschappers zijn. Zie boeken beoordelen waar je nog meer op moet letten.

Ook bij boeken kan er ook sprake zijn van peer review. We hebben het dan over edited volumes of geredigeerde boeken. Een edited volume is een boek met hoofdstukken geschreven door verschillende wetenschappers. Een of meerdere wetenschappers verzorgen dan als editor de peer review.

Beroepsgerichte informatie

Beroepsgerichte informatie is specialistische informatie op een bepaald vakgebied. De inhoud richt zich op praktische toepassingen en is geschreven voor de beroepspraktijk. Het taalgebruik varieert van eenvoudig tot ingewikkeld, maar is altijd gericht op het vakgebied. Tijdschriften met beroepsgerichte informatie noemen we ook wel vakbladen. Voorbeelden van vakbladen zijn Didactief en Sociologie Magazine.

Publieksinformatie

Publieksinformatie is informatie over diverse onderwerpen en geschreven voor een groot publiek. Het taalgebruik is eenvoudiger en bronvermeldingen komen niet vaak voor. Denk hierbij aan een tijdschrift als de Quest of de Groene Amsterdammer. Deze tijdschriften kunnen artikelen bevatten die over wetenschappelijke onderwerpen gaan of door wetenschappers geschreven zijn, maar vanwege de doelgroep vallen ze onder publieksinformatie.

Inhoud

Actuele informatie

Actuele informatie gaat in op recente ontwikkelingen en is bedoeld om op de hoogte te blijven van wat er op dit moment op een bepaald vakgebied speelt. Deze informatie vind je in kranten, tijdschriftartikelen en op websites. Deze bronnen kunnen de laatste ontwikkelingen goed bijhouden en beschrijven. Het is belangrijk dat je let op de betrouwbaarheid.

Een goede bron voor nieuws is de database Nexis Uni. Je vindt hier internationale en nationale kranten en kunt zien of er nieuws is gepubliceerd over jouw onderwerp.

Achtergrondinformatie

Het is belangrijk te weten wat een vakgebied precies inhoudt en wat relevante begrippen en theorieën betekenen. Dit is achtergrondinformatie die te vinden is in (hand)boeken. Kennis van een onderwerp maakt het zoekproces makkelijker (zie oriëntatie).

Boeken zijn er steeds meer in digitale vorm. Deze vind je via CatalogusPlus, of je zoekt in een database met e-books.

Feitelijke informatie

Soms is het alleen maar nodig om feiten te weten, bijvoorbeeld als aanvulling op je verslag. Dit kunnen gegevens zijn over een bedrijf, statistische gegevens of concrete feiten. Je vindt deze informatie in databases, encyclopedieën en woordenboeken.
Een aantal databases bevat specifieke, feitelijke informatie. OECD iLibrary is van de Organisation for Economic Cooperation and Development (OECD), voor Europa, en bevat onder andere de statistieken voor het Programme for International Student Assessment (PISA). In Statline vind je de data van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en in Nexis Uni staat ook bedrijfsinformatie. Een encyclopedie kan ook een handige start zijn.

Onderzoeksresultaten

Onderzoeksresultaten kunnen resultaten van experimenten zijn, maar ook beschrijvingen, theoretische berekeningen, modellen en computersimulaties en rapportages van praktische toepassingen (Sieverts, 2011). Resultaten horen objectief en onafhankelijk te zijn.

Onderzoeksresultaten staan met name in wetenschappelijke tijdschriftartikelen maar ook in boeken, proefschriften en rapporten.

Samenvatting

Informatie is er in verschillende soorten en maten.

Zo kun je informatie indelen aan de hand van de doelgroep: sommige publicaties zijn bedoeld voor de wetenschap, andere richten zich juist op een groot publiek. Tijdens je studie zal met name de wetenschappelijke informatie belangrijk zijn. Voor deze wetenschappelijk informatie heeft de bibliotheek een selectie aan databases die verschillen op het vlak van beschikbaarheid, dekking en kwaliteit van de informatie. Tot slot is ook de inhoud van de informatie van belang voor je zoekproces. Zijn onderzoeksresultaten en achtergrondinformatie voldoende voor je verslag, of heb je ook nieuwsberichten en statistieken nodig?

Illustratie door Jurriaan Gorter, gepubliceerd onder een Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie

Zoek informatie

Introductie

Je hebt je zoekvragen en zoektermen op een rijtje en je hebt je informatiebronnen gekozen. Nu kun je echt gaan zoeken. In deze module leer je een aantal technieken om effectiever te zoeken:

  • Combineren & uitsluiten
  • Exact phrase
  • Trunkeren
  • Maskeren met wildcards
  • Trefwoorden gebruiken
  • Citation tracking

Tot slot krijg je een overzicht met tips om je zoekresultaten te verbeteren. Wat kun je doen als je te weinig goede resultaten hebt? Wat doe je als je juist teveel resultaten hebt?

Kijk goed naar de verschillende mogelijkheden voordat je gaat zoeken. De zoekmogelijkheden bepalen de manier waarop je gaat zoeken.

 

Eenvoudig of geavanceerd zoeken

De meeste databases en zoekmachines hebben op hun startpagina een eenvoudige zoekbalk. In deze zoekbalk kun je een enkele zoekterm invullen, maar je kunt ook zoektermen combineren, bijvoorbeeld:

school AND amsterdam

Meestal zijn er ook nog uitgebreidere mogelijkheden. Deze vind je bij geavanceerd zoeken. Dit wordt ook wel advanced search of multi-field search genoemd.

Met geavanceerd zoeken kun je je zoekopdracht veel preciezer formuleren, begrippen combineren of juist uitsluiten. Je kunt meer zoektermen tegelijk opgeven, in verschillende zoekvelden.


Voorbeeld: Geavanceerd zoeken in CatalogusPlus

Geavanceerd zoeken formulier CatalogusPlus

ZOEKTECHNIEKEN

 

Illustratie door Jurriaan Gorter, gepubliceerd onder een Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie

Als je met een zoekmachine of in een database gaat zoeken typ je vaak maar wat woorden in. Bij eenvoudige vragen zul je op die manier meestal ook het gezochte antwoord vinden. Vaak is dat echter niet voldoende.

Gebruik de extra mogelijkheden die zoekmachines en databases je bieden en je krijgt een veel beter resultaat.

Omdat een zoekmachine of database geen 'gewone mensentaal' begrijpt moet je de zoekvraag aanpassen.

Je leert in deze module een aantal technieken die je hiervoor kunt gebruiken.

... Woorden combineren

Relaties tussen zoektermen

Als je met meerdere termen tegelijk gaat zoeken, moet je precies aangeven wat de relatie tussen de zoektermen is..Er bestaan drie basisrelaties tussen zoektermen:

  • Beide termen moeten in het zoekresultaat voorkomen (AND), bijvoorbeeld soccer AND Amsterdam.
  • Ten minste een van de termen moet voorkomen (OR), bijvoorbeeld soccer OR tennis.
    Dit is ook handig bij synoniemen, bijvoorbeeld children OR kids
  • Een term moet worden uitgesloten (NOT), bijvoorbeeld reading NOT disorder.

Grafisch worden de relaties tussen zoektermen zo weergegeven:

 

Booleaanse operatoren

 

Soms moet je de relatie tussen zoektermen zelf aangeven door AND, OR en NOT tussen de zoektermen te typen. In Nederlandstalige databases kan het zijn dat je EN, OF en NIET moet gebruiken.

In de meeste databases en zoekmachines vind je bij geavanceerd zoeken een zoekformulier waarin je kunt kiezen voor een van deze opties. Vaak kun je de verschillende opties ook combineren.

Voorbeeld met Web of Science

Je zoekt informatie over de invloed van social media op jongeren. Je wil publicaties opzoeken waarin beide termen voorkomen.

 

Combineren AND

 

Opeens bedenk je dat adolescents een belangrijke alternatieve term voor teenagers is. Je past je zoekactie aan zodat de term social media in combinatie voorkomt met tenminste één van de termen teenagers of adolescents.

 

Combineren OR

 

Let op: Als je zowel met AND als OR combineert dan moet je de OR-combinatie bij de meeste geavanceerde zoekformulieren binnen één zoekveld plaatsen (bovenstaand plaatje). Doe je dat niet dan weet de zoekmachine niet welke zoektermen als eerste moeten worden gecombineerd en krijg je niet altijd de gewenste resultaten.

 

Op dit moment ben je niet geïnteresseerd in artikelen over marketing. Je wilt artikelen vinden over social media in combinatie met de termen teenagers of adolescents, maar zonder de termen marketing of advertising.

 

Combineren NOT

 

Ook kun je in veel databanken en sommige zoekmachines complexe zoekacties uitvoeren door zoektermen te nesten.

Nice to know: Termen nesten


In veel databases en sommige zoekmachines kun je ook complexere zoekopdrachten formuleren: door termen te nesten. Om aan te geven wat met AND en wat met OR gecombineerd moet worden en in welke volgorde kun je termen nesten. Dit doe je met behulp van ronde haakjes.


Voorbeeld:

Als je zoekt op

social media AND (teenagers OR adolescents)


vind je documenten over teenagers en/of adolescents en social media.

 

Als je de haakjes weghaalt

social media AND teenagers OR adolescents


krijg je niet alleen documenten over social media en teenagers, maar ook documenten over adolescents zonder dat daar social media in voorkomt.


Combineren sets

In bedenk zoektermen heb je gezien dat elke zoekvraag uit meer componenten bestaat. Voor elke component heb je een set geschikte zoektermen gemaakt.

De sets bestaan uit woordvarianten, zoals vertalingen en synoniemen. De termen binnen een set verbind je met OR, omdat je ten minste één van deze varianten wil vinden. De sets zelf verbind je met AND, omdat je die allemaal wilt vinden.

In dit voorbeeld combineren we varianten van de termen voor bejaarden met varianten van de termen voor voeding en de sociale aspecten daarvan. Dit is een schematische weergave van deze zoekvraag:

Combineren sets

Je zoekopdracht wordt dus:

Combineren van sets

... Exact phrase

Woorden combineren m.b.v. aanhalingstekens

Soms wil je zoeken naar een exacte woordcombinatie.

Woordcombinaties of hele zinnen kun je tussen aanhalingstekens zetten. Deze combinatie of zin moet dan precies zo in het gezochte document voorkomen. Dit is heel handig als je zoekt naar een naam of een samengesteld begrip.

Let op! Je kunt op deze manier artikelen mislopen die wel over je onderwerp gaan. Je zoekt bijvoorbeeld naar de exacte woordcombinatie

“online lecture”

Met deze gecombineerde vind je niet de artikelen met

“lecture in an online learning environment”

Die artikelen vind je wel met de zoekopdracht

online AND lecture
 

Je kunt ook aangeven dat zoektermen op een bepaalde afstand van elkaar moeten voorkomen. Dat kan enorm schelen in de ruis tussen je resultaten.

Nice to know: Proximity operators

Om te zorgen dat je alleen documenten vindt waar je zoektermen vlak bij elkaar staan, kan je gebruik maken van zogenaamde proximity of adjacency operators. Hoe dit werkt verschilt per database. Hieronder vind je de meest voorkomende:

NEAR/x

Voorbeeld online NEAR/3 lecture
Uitleg Er staan maximaal drie woorden tussen online en lecture. Je kan dit aantal aanpassen door het cijfer te veranderen
Databases Web of Science en alle databases van Proquest zoals Sociological Abstracts en Worldwide Political Science Abstracts
Woordvolgorde In Proquest databases gebruik je PRE/x als woordvolgorde van belang is.

ADJx

Voorbeeld online ADJ3 lecture
Uitleg Er staan maximaal twee woorden tussen ‘online’ en ‘lecture’ (het laatste woord wordt meegeteld, waardoor je uitkomt op ADJ3). Je kan dit aantal aanpassen door het cijfer te veranderen
Databases Ovid databases zoals PsycINFO, Medline en ERIC

 

Nx

Voorbeeld online N3 lecture
Uitleg Er staan maximaal drie woorden tussen ‘online’ en ‘lecture’. Je kan dit aantal aanpassen door het cijfer te veranderen
Databases EBSCO databases zoals Anthropology Plus, Academic Search Premier en CINAHL
Woordvolgorde Als woordvolgorde van belang is gebruik je Wx

 

Bekijk de handleiding van een database voor meer informatie.

... Trunkeren

Wil je woordvarianten vinden of zowel het enkelvoud als meervoud, dan kun je het eind van een zoekwoord vervangen door een teken. Dit heet trunkeren. De tekens die je daarvoor gebruikt heten wildcard of joker en zijn meestal een asterisk (*) of een vraagteken (?).

Het effect van trunkeren is afhankelijk van de plaats in het woord dat je trunkeert.

In het voorbeeld vind je met childbirth* veel minder publicaties dan met child*, maar ze zijn wel specifieker. Want als je onderwerp geboorte is, heb je vast geen interesse in artikelen over alle kinderen.

Trunceren

Het teken dat je gebruikt om te trunkeren kan per database verschillen. Soms verschilt ook het aantal tekens dat met één teken wordt vervangen. Meer informatie daarover kun je altijd bij de help van de betreffende database vinden.

Trunkeren binnen een woord noem je maskeren.

... Maskeren

Niet alleen aan het eind, maar ook binnen zoekwoorden kun je één of meer letters vervangen door een teken. Dit heet maskeren. De tekens die je daarvoor gebruikt heten wildcard of joker. Meestal is dit een vraagteken (?) of een hekje (#), maar dit kan per database verschillen. Ook kan het per database verschillen hoeveel tekens door één wildcard of joker worden vervangen. Kijk daarvoor in het helpbestand van de betreffende database.

Maskeren kan handig zijn als je twijfelt over de spelling van een woord of als de spelling kan variëren.

 

Voorbeelden

Engelse en Amerikaanse spelling

Globali?ation

 

 

Behavio?r

 

 

Col?r

Globalisation

Globalization

 

Behavior

Behaviour

 

Color

Colour

Oude en nieuwe spelling: c of k? A?tie

Actieonderzoek

Aktieonderzoek

Wel of geen tussen N? Panne?koek

Pannekoek

Pannenkoek

... Trefwoorden

In bibliotheekcatalogi en databases kom je vaak trefwoorden tegen. In het Engels worden deze meestal keywords of subject headings genoemd. Deze worden toegevoegd aan de omschrijving van een publicatie om de kans te vergroten dat jij deze publicatie vindt. Als de titel van een boek bijvoorbeeld niet goed omschrijft waar het over gaat, kan een trefwoord ervoor zorgen dat je het boek toch vindt.

Voorbeeld uit CatalogusPlus

Voorbeeld trefwoord

 

Andersom kan je deze kennis ook gebruiken als je op zoek bent naar synoniemen en gerelateerde zoektermen. Als je nog geen goede zoektermen hebt, maar wel al een publicatie die goed de lading dekt, neem dan eens een kijkje bij de trefwoorden van de publicatie in een database zodat je met die informatie je zoekopdracht kunt verbeteren. Veel databases hebben een trefwoordenlijst of index waarin je alle gebruikte trefwoorden kunt terugvinden.
Sommige databases hebben een thesaurus. Daarin kun je ook de onderlinge relaties tussen trefwoorden en onderwerpen zien.

 

... Verschillende zoekingangen

Alle informatie over publicaties in bibliotheekcatalogi en databases wordt opgeslagen in records. Elk record heeft afzonderlijke velden voor titel, auteur, trefwoorden, jaar van uitgave, etc. Op elk veld kun je afzonderlijk zoeken. De velden noem je daarom ook wel zoekingangen.

Meestal typ je je zoekopdracht in de eerste zoekbalk die je tegen komt (eenvoudig zoeken of basic search). Je zoekt daarmee in alle velden tegelijk. In full-text bestanden, zoals Nexis Uni, zoek je dan zelfs in de hele tekst van het document.

Dit kan handig zijn, maar geeft vaak veel irrelevante treffers. Je kunt dan beter een specifieke zoekingang kiezen. In databases en catalogi vind je bij een advanced of multifield search meestal een zoekformulier waarin je heel eenvoudig je zoekingang kunt kiezen.

 

Voorbeeld Sociological Abstracts

Stel je zoekt naar publicaties over de bekende antropoloog Malinowski:

  • in de titel ("Swindlers and Liars, the Studies of Malinowski")
  • als auteursnaam ("Bronislaw Malinowski", maar ook "Nicolas Malinowski")
  • in de samenvatting ("Malinowski’s functionalist theory was contrasted with structuralism")

Wat de beste optie is, hangt altijd samen met je onderzoeksvraag. In dit geval zal de titel-zoekingang waarschijnlijk de meest relevante resultaten opleveren, gevolgd door de samenvattings-zoekingang.

Bij vakspecifieke databases kan het de moeite zijn om te kijken of er extra zoekingangen zijn die relevant zijn voor je onderzoeksvraag. Zo heeft PsycINFO een veld voor psychologische tests en heeft Sociological Abstracts velden voor personen en lokaties.

... Begrenzingen

Zoek je naar een document in een specifieke taal, uit een bepaalde periode of in een bepaalde verschijningsvorm? Begrenzingen kunnen je daarbij helpen. Je kunt je zoekresultaat aan de hand van dit soort gegevens beperken, bijvoorbeeld op:

  • Wel of geen peer review
  • Taal
  • Publicatiedatum of -periode
  • Materiaalsoort, bijvoorbeeld: tijdschriftartikel, krantenartikel, boek of audiovisueel

Let op! De functie begrenzingen kan verschillende namen hebben. Veel voorkomend zijn: limits, refine my results, narrow by en filter. De volgende database specifieke begrenzingen zijn mogelijk ook interessant:

  • CatalogusPlus: beschikbaarheid van de publicatie. Dus online of bij een bibliotheek in de buurt
  • PsycINFO: leeftijdsgroepen, onderzoeksmethodologie. Zie ook de tutorial Zoekresultaat verfijnen
  • ERIC: onderwijsniveau. Dit werkt op dezelfde manier als bij PsycINFO
  • Web of Science en Scopus: filter op vakgebied nadat je een zoekopdracht gedaan hebt

 

... Thesaurus

Veel databases hebben een thesaurus waarin je alle gebruikte trefwoorden in die database kunt terugvinden (zie ook trefwoorden). Je kan hier zoeken naar zoektermen om je zoekopdracht mee aan te vullen. Zeker vakspecifieke databases hebben vaak een goede thesaurus om je te helpen met het vinden van zoektermen.

Voorbeeld

Stel je bent op zoek naar literatuur over Engelstalig onderwijs. Omdat de meeste resultaten die je vindt gaan over het leren van Engels in Engelstalige landen, besluit je de thesaurus van de onderwijskundige database ERIC te raadplegen. Die geeft je de volgende suggesties:

Voorbeeld Lesgeven in het Engels

 

Als je vervolgens doorklikt op een van de suggesties, krijg je meestal bredere, smallere en gerelateerde trefwoorden te zien. Deze functionaliteit is dan ook het belangrijkste verschil tussen een thesaurus en een gewone trefwoordenlijst; in een thesaurus hebben de trefwoorden een zogenaamde hierarchische relatie met elkaar. Als je nog in de orientatie fase zit of bezig bent met het bedenken van zoektermen, kan een thesaurus hierdoor extra handig zijn.

Voorbeeld Lesgeven in het Engels

Als je meer wilt weten over werken met de thesaurus, kijk dan in de help sectie van de database waar je mee wilt werken.

ZOEKMETHODEN

 

Illustratie door Jurriaan Gorter, gepubliceerd onder een Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie

Als je een zoekactie start, typ je misschien eerst enkele woorden om te kijken of je snel interessante informatie kunt vinden. Deze zoekmethode noemen we quick & dirty.

Vaak kom je hiermee een heel eind, maar er zijn nog andere manieren om informatie te zoeken.

In deze paragraaf leer je een aantal van deze methoden.

... Citation Tracking

Bij veel publicaties, zowel online als op papier, vind je achterin een literatuurlijst. Hierin geeft de auteur een overzicht van de gebruikte literatuur of doet hij aanbevelingen voor meer interessante literatuur over het onderwerp. Op deze manier kun je op het spoor komen van andere bruikbare boeken of artikelen. Deze methode noemen we ook wel backward citation tracking, omdat je hiermee literatuur vindt die ouder is dan het artikel.

In databases zoals Web of Science, Scopus en Google Scholar kan je ook bekijken wie er naar een artikel verwijst. Dit noemen we ook wel forward citation tracking of sneeuwballen omdat je hiermee nieuwere artikelen kunt vinden dan het artikel dat je voor je hebt. Dit is een handige zoekstrategie als je een bron gevonden hebt die wel relevant is, maar te oud.

Voorbeeld

 

 

De literatuurlijst van dit artikel uit Web of Science bevat 47 verwijzingen, en er zitten 147 nieuwere artikelen in Web of Science die dit artikel in hun literatuurlijst hebben.

... Uitbreiden en beperken

In bedenk zoektermen heb je gezien dat elke zoekvraag uit meer componenten bestaat, en heb je voor elke component een set geschikte zoektermen gemaakt.
Het toevoegen van componenten (met AND) zorgt er meestal voor dat je resultaten relevanter worden, terwijl het toevoegen van synoniemen en gerelateerde termen (met OR) ervoor zorgt dat je meer relevante resultaten vindt. Dit kan een groot effect hebben op je resultaten.

Voorbeeld uit Web of Science

Zoektermen Resultaten
food AND elderly 5.125
food AND elderly AND "well-being" 162
eating AND elderly AND social 172
(food OR eating) AND (elderly OR dementia) AND ("well being" OR "quality of life" OR social) 583

 

Zoals je ziet, zijn er heel veel combinaties mogelijk. Het zal in de praktijk altijd een kwestie van uitproberen zijn wat werkt en wat niet. Kijk daarom ook kritisch naar je resultaten en pas je zoekopdracht daarop aan.

Uitbreiden van zoektermen

Je begint simpelweg met het intikken van één zoekterm. De kans is groot dat je teveel resultaten krijgt waarvan er ook veel niet relevant zijn. Door een tweede zoekterm toe te voegen zoek je al specifieker. Ga hiermee door tot je op een punt komt dat de resultatenlijst er op het eerste gezicht goed uitziet. Als blijkt dat je vervolgens heel erg weinig artikelen hebt, kijk dan bij welke componenten het zinvol is om synoniemen en gerelateerde zoektermen toe te voegen.

Beperken van zoektermen

Deze zoekmethode werkt andersom. Je begint met een groot aantal zoektermen die volgens jou allemaal moeten voorkomen in je zoekresultaten. Je zet ze allemaal achter elkaar in het zoekvenster. Kijk vervolgens naar je resultaten om te zien of er woorden tussen zitten die voor veel ruis zorgen en haal die weg. Als je heel weinig resultaten hebt, kan je ook overwegen om niet alle componenten te gebruiken.

Zoekgeschiedenis

Een fijn hulpmiddel bij het uitbreiden en beperken van zoektermen is de zoekgeschiedenis. Met behulp van de zoekgeschiedenis kan je stapsgewijs een zoekvraag opbouwen door eerst de losse componenten uit te werken en vervolgens te gaan kijken wat combinaties opleveren.

Voorbeeld PsycINFO

Search History in PsycINFO

Als je geen zoekgeschiedenis functie ziet, kijk dan in het helpbestand van de betreffende database. Hou er rekening mee dat niet alle databases een zoekgeschiedenis hebben.

... Parelgroeien

Parelgroeien kun je goed gebruiken in de oriëntatiefase als je de juiste zoektermen niet weet. Je begint een zoekactie en kijkt vervolgens of de (lijst met) resultaten, de websites of documenten zelf, andere en misschien wel betere zoektermen bevatten.

 

Voorbeeld uit Web of Science:

Onderstaand artikel heb je gevonden tijdens je zoektocht naar literatuur over de sociale aspecten van voeding bij bejaarden. Zoals je kunt zien, bevat dit artikel veel mogelijke zoektermen waarmee je verder kunt zoeken

Voorbeeld Parelgroeien HvA Catalogus

 

In Web of Science en Scopus kan je ook je resultaten sorteren op aantal citaties. De meest geciteerde auteur op een onderwerp is waarschijnlijk ook een belangrijke auteur binnen het betreffende vakgebied. Gebruik de auteursnaam in het veld Auteur om verder te zoeken naar publicaties.

 

Zoekresultaat verbeteren

Te weinig zoekresultaten?

Als het resultaat van je zoekactie te beperkt is, kan dat verschillende oorzaken hebben.

Heb je de juiste bron gekozen?

Ligt het aan je zoekopdracht?

  • Controleer je zoekvraag en pas deze zonodig aan.
    • Formuleer je vraag anders.
    • Kijk of alle componenten wel nodig zijn.
    • Het zou ook kunnen zijn dat er weinig of geen informatie over jouw onderwerp bestaat en je een ander onderwerp moet kiezen.
  • Gebruik andere of minder specifieke zoektermen.
    • Controleer je zoektermen, heb je je termen bijvoorbeeld juist vertaald en heb je ook nagedacht over synoniemen en spellingsvarianten?
    • In een vakspecifieke database moet je soms met andere termen zoeken dan in een algemene database.
    • Let op! Door minder specifieke zoektermen te gebruiken wordt de hoeveelheid hits hoger, maar het aandeel relevante hits kan lager worden.
  • Geef minder begrenzingen aan.
    • Artikelen uit de laatste twee jaar zijn misschien het meest geschikt, maar misschien is er juist in de jaren daarvoor veel over je onderwerp gepubliceerd.
    • Beperk je niet tot Nederlandstalige publicaties. Er wordt veel meer Engelstalig gepubliceerd.

 

Teveel zoekresultaten?

Als je teveel niet-relevante informatie vindt, zijn er verschillende mogelijkheden om je zoekactie aan te passen:


Heb je de juiste bron gekozen?


Ligt het aan je zoekopdracht?

  • Controleer je zoekvraag en pas deze zonodig aan.
    • Is je onderzoeksvraag niet te breed?
    • Kijk of je nog componenten op een zinvolle manier kunt toevoegen
  • Gebruik andere of specifiekere zoektermen.
  • Perk je zoekopdracht in met behulp van exact phrase of een proximity operator
  • Geef begrenzingen aan.
    • begrenzingen op bepaalde publicatietypes of op publicatiedatum
    • een bepaalde zoekingang kiezen, bijvoorbeeld zoeken op auteur of titel

Samenvatting

In deze module heb je technieken geleerd waarmee je efficiënt in de gekozen informatiebronnen kunt zoeken.

Je weet nu hoe je zoekwoorden combineert met AND, OR en NOT en spellingsvarianten meeneemt door middel van trunkeren en maskeren. Je hebt geleerd hoe je met exacte uitdrukkingen kunt zoeken en je kunt slim gebruik maken van de verschillende zoekingangen in een database.
Ook heb je een aantal methoden geleerd om op basis van je zoekresultaat meer recente of betere literatuur op te zoeken. Dit doe je door gebruik te maken van literatuurverwijzingen en citaties en te variëren met het aantal zoekwoorden. Dit alles hangt natuurlijk af van de mogelijkheden van de verschillende databases.

Geavanceerd kunnen zoeken is in ieder geval belangrijk!

Illustratie door Jurriaan Gorter, gepubliceerd onder een Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie

Maak je selectie

Introductie

Tijdens je zoekactie vind je allerlei informatie. Hiervan wil je alleen relevante en betrouwbare bronnen gebruiken. Maar hoe bepaal je dit? In deze module geven we je richtlijnen om verschillende bronnen te beoordelen.

De belangrijkste criteria waarop je publicaties beoordeelt zijn:

 

Relevantie: De mate waarin de informatie bijdraagt aan de beantwoording van de (onderzoeks)vraag.

Bij de beoordeling let je op:

  • Inhoud en niveau
  • Vorm
  • Actualiteit

Betrouwbaarheid: de mate waarin je erop kunt vertrouwen dat de informatie klopt.

Bij de beoordeling let je op:

  • de bron (auteur/organisatie) en totstandkoming van het document
  • inhoud: het gaat hier om juistheid, objectiviteit, controleerbaarheid en kwaliteit informatiebron

Relevantie

Relevantie is de mate waarin de informatie bijdraagt aan de beantwoording van de onderzoeksvraag. Het gaat hier om zowel hoofd-, deel- als zoekvragen. Je beoordeelt de gevonden informatie en informatiebronnen aan de hand van inhoud, vorm en actualiteit.

Inhoud en niveau van de informatie

  • Aansluiting informatie bij vraag en doel
    • Beantwoordt de informatie je (onderzoeks)vraag?
    • Geeft de informatie het algemene beeld weer of gaat het om uitzonderingen of specifieke gebieden?
    • Sluit kwaliteit en niveau aan bij gestelde vraag en doel? Als je onderzoek doet naar depressies zal een artikel uit de Libelle of Quote niet het vereiste kwaliteitsniveau hebben. Artikelen uit vaktijdschriften of zelfs wetenschappelijke tijdschriften zijn dan beter geschikt (zie kies informatiebronnen).
  • Volledigheid: Heb je geen relevante informatie over het hoofd gezien en heb je alle geselecteerde meningen meegewogen? Helemaal volledig kan vaak niet en is meestal ook niet nodig

Vorm van de informatie

Past het type informatiebron (boek, artikel, proefschrift e.d.) bij je informatiebehoefte?

Als je zoekt naar achtergrondinformatie, kun je misschien beter een boek of een website raadplegen dan een diepgaand onderzoeksartikel lezen. Voor het schrijven van een luchtig artikel in Folia zul je niet zo snel proefschriften gaan bestuderen (zie kies informatiebronnen).

Actualiteit

Dit woord  wordt meestal gebruikt voor recente gebeurtenissen of ontwikkelingen. Om vast te stellen of informatie actueel is, kijk je of de informatie van een bepaald jaar nog klopt met de huidige situatie. Soms veranderen bepaalde gegevens niet. Een ouder boek of artikel kan nog steeds actueel zijn. Publicaties die hun waarde blijven houden noemen we wel kernpublicaties. Meestal is het belangrijk om actuele informatie te vinden, maar niet altijd. Een historicus zal vooral op zoek gaan naar oude, vaak niet actuele informatie. Het hangt dus af van (onderzoeks)vraag en doel.

Betrouwbaarheid

Het gaat hier om de mate waarop je erop kunt vertrouwen dat de informatie klopt.  In hoeverre is de informatie geloofwaardig? In hoeverre is de informatie objectief? De betrouwbaarheid van informatie kun je beoordelen aan de hand van:

Autoriteit van bron (auteur/organisatie) en totstandkoming document

  • Is de auteur een autoriteit? Is hij een erkende auteur in zijn vakgebied? Voor welke organisatie werkt hij? Wat is er bekend over de auteur?
  • Gaat het om een gerenommeerde organisatie? Wie is de websitebeheerder? Een document of website van een gerespecteerde bekende organisatie is over het algemeen betrouwbaarder dan die van een vage stichting met dubieuze of onduidelijke doelstellingen
  • Is er sprake van sponsoring van auteur of organisatie? Sponsoring hoeft geen probleem te zijn maar houd goed in de gaten dat er commerciële belangen mee kunnen spelen
  • Is er sprake van kwaliteitsbeoordeling? Zo ja, is er een redactie? Zijn artikelen 'ge-peer-reviewed'?  Zeker bij peer review is er sprake van een grote mate van betrouwbaarheid omdat verschillende deskundigen/wetenschappers zo’n artikel al kritisch hebben beoordeeld.

Inhoud

Juistheid

  • Kloppen de feiten? Ga na of ze bevestigd worden in een andere bron. Let op: zie je steeds de letterlijke tekst terug, dan is de informatie geknipt en geplakt en is het onwaarschijnlijk dat de makers van de website de informatie gecontroleerd hebben.
  • Worden meningen onderbouwd met feiten?
  • Komt de informatie uit een primaire bron of uit de tweede hand?

Objectiviteit

  • Wat is het doel van de informatie? Is het doel informeren, opinievorming, propaganda etc.?
  • Gaat het om (harde) feiten of meningen?
  • Wordt het onderwerp van meerdere kanten belicht?

Kwaliteit informatiebron

  • Ziet de informatiebron er professioneel uit?

Controleerbaarheid

  • Is er sprake van bronvermelding? Wat is de kwaliteit van die bronnen? Is na te gaan of informatie juist en volledig is?

 

Boeken beoordelen

Hoe bepaal je de waarde van een boek? Boeken op je boekenlijst zijn al beoordeeld door je opleiding. Waarschijnlijk is de auteur bekend en gewaardeerd en sluit dit boek perfect aan bij de lessen. Maar hoe beoordeel je nu zelf een boek? Zoals eerder genoemd let je op relevantie en betrouwbaarheid.

Relevantie

 

Aansluiting bij vraag en doel

  • Sluit de informatie aan bij de vragen die je hebt en/of bij de doelgroep waarvoor je schrijft?
  • Is een boek als informatiedrager geschikt voor je informatiebehoefte?
  • Geeft het boek een algemeen beeld weer?
  • Voldoet het niveau aan je eisen? Let hierbij ook op autoriteit.
Volledigheid
  • Geeft het boek een volledig beeld of zijn meer bronnen nodig?
Actualiteit
  • Is actuele informatie van belang voor jouw onderzoek?
  • Wat is het jaar van uitgave?
  • Is dit de meest recente druk?
  • Zou je kunnen verwachten dat er inmiddels recentere ontwikkelingen zijn?
  • Als er verwezen werd naar andere bronnen, hoe recent zijn deze?

 

Betrouwbaarheid

Autoriteit
  • Wie is de auteur en welke autoriteit heeft deze persoon?
  • Wat is de achtergrond van de auteur en deze al vaker iets gepubliceerd?
  • Is er sprake van een redactie of redacteur?
  • Met welke bedoeling heeft de auteur het boek geschreven?
Juistheid
  • Kloppen de feiten in het boek?
  • Worden meningen onderbouwd met feiten?
Objectiviteit
  • Wordt de informatie objectief weergegeven?
  • Bevat het boek vooral feiten of meningen?
  • Wat is het doel van het boek? Informatief, opiniërend, amusement...
Kwaliteit boek
  • Ziet het boek er professioneel uit? Wie heeft het uitgegeven?
  • Heeft de auteur gebruik gemaakt van wetenschappelijke bronnen? Een boek met een korte literatuurlijst zonder wetenschappelijke bronnen is waarschijnlijk niet geschikt
Controleerbaarheid
  • Zijn de feiten of gegevens controleerbaar?
  • Kloppen de bronvermeldingen? Wat zijn de bronnen?

 

Voorbeeld

introduction to the geography of tourism

Je schrijft een verslag over toerisme. Je hebt het boek An introduction to the geography of tourism van Velvet Nelson uit 2021 gevonden.

 

Relevantie

  • Dit overzichtsboek legt begrippen en theorieën uit. Verschillende hoofdstukken en paragrafen sluiten goed aan bij je vragen. Ook het niveau sluit goed aan.
  • De informatie in het boek lijkt vrij volledig en geeft veel achtergrondinformatie.

Betrouwbaarheid

  • De auteur is een wetenschapster die aangesteld is bij een universiteit. Ze heeft meerdere boeken en artikelen geschreven en wordt goed door anderen geciteerd. Het boek zelf is ook een aantal keer geciteerd.
  • Het is een leerboek, speciaal geschreven voor studenten. Dat is niet erg, maar zorg wel dat je in je verslag andere bronnen opneemt die meer gericht zijn op andere wetenschappers. De uitgever is geen hele bekende uitgever, maar het is wel een wetenschappelijke uitgever. Als je op hun website kijkt, zie je onder andere dat ze samenwerken met universiteiten, en ook de opmaak en indeling van het boek zien er professioneel uit.
  • De literatuurlijst ziet er grondig uit met boeken van wetenschappelijke uitgevers, en recente peer reviewed artikelen. In de tekst wordt verwezen naar deze lijst, controle van de tekst is dus mogelijk.

Conclusie

Het is op alle punten een goed boek om te gebruiken.

Artikelen beoordelen

Het beoordelen van een artikel lijkt erg op het beoordelen van een boek. Het belangrijkste verschil is dat de onderzoeksvragen die behandeld worden in een artikel, vaak specifieker dan bij een boek.

Relevantie

Aansluiting bij vraag en doel

  • Geeft de informatie antwoord op de vragen die je hebt?
  • Sluit de informatie aan bij de vragen die je hebt en/of bij de doelgroep waarvoor je schrijft?
  • Sluit een artikel als informatievorm aan op je informatiebehoefte?
Volledigheid
  • Geeft het artikel een volledig beeld. Zijn meer bronnen nodig?
Actualiteit
  • Hoe actueel moet de informatie zijn, gezien je onderzoek?
  • Wat is het jaar van uitgave?
  • Kun je verwachten dat er inmiddels recentere ontwikkelingen zijn?
  • Als er verwezen wordt naar andere bronnen; hoe recent zijn deze?

 

Betrouwbaarheid

Autoriteit
  • Wie is de auteur en welke autoriteit heeft deze?
  • Wat is de achtergrond van de auteur?
  • Heeft de auteur al vaker iets gepubliceerd?
  • Hoort de auteur bij een onderzoeksinstelling of organisatie?
  • Met welke bedoeling heeft de auteur het artikel geschreven?
  • Heeft het artikel peer review ondergaan?
  • Wordt het artikel door andere wetenschappers geciteerd?
Juistheid
  • Kloppen de feiten in het artikel?
  • Worden meningen onderbouwd?
Objectiviteit
  • Wordt de informatie objectief weergegeven
  • Bevat het artikel vooral feiten of meningen?
  • Wat is het doel van het artikel? Informatief, opiniërend, amusement, commercie...
Kwaliteit tijdschrift
  • Hoe ziet het eruit, door wie is het uitgegeven?
Controleerbaarheid
  • Zijn de feiten of gegevens controleerbaar?
  • Kloppen de bronvermeldingen? Wat zijn de bronnen?

 

Voorbeeld

Voorbeeld artikel Voorlichtingsmateriaal

Je schrijft een verslag over voorlichtingsmateriaal voor jongeren. Je hebt het artikel Gedrag veranderen? Verstop je boodschap met daarin een interview met een hoogleraar jongerencommunicatie gevonden in het tijdschrift Jeugd en Co uit April 2016 (Volume 10, Issue 2, pp 16–19).


Relevantie

  • Het artikel sluit goed aan bij je vraag, het geeft een interessante kijk op het onderwerp.
  • Voor een vollediger beeld van je onderwerp en andere invalshoeken ga je nog op zoek naar aanvullende informatie.
  • Het artikel komt 2016 en is dus recent.

Betrouwbaarheid

  • Dit tijdschrift is een vakblad, bedoeld voor mensen uit de praktijk. Het is waarschijnlijk beter om bronnen te gebruiken die bedoeld zijn voor andere wetenschappers, tenzij de praktijk relevant is voor je onderzoeksvraag.
  • Het artikel heeft geen literatuurlijst
  • De auteur is een journalist die gespecialiseerd is in onderwerpen als jeugdzorg en opvoeding
  • Aan de opmaak van het artikel kan je ook zien dat dit geen wetenschappelijke publicatie betreft

Conclusie

Als je voor je verslag gebruik moet maken van wetenschappelijke bronnen, dan voldoet dit artikel niet aan die eis. Het bevat wel interessante informatie dus als je er ideeën uit overneemt voor in je verslag, zorg dan wel dat je er netjes naar verwijst, anders is er sprake van plagiaat.

Websites beoordelen

Iedereen kan op internet publiceren. Dat betekent dat er veel betrouwbare maar ook veel onbetrouwbare informatie te vinden is. Er is vaak geen kwaliteitscontrole door een redactie of vakgenoten. Bij informatie die je van internet haalt, moet je dus extra kritisch zijn (zie kies informatiebronnen).
Op internet kunnen commerciële belangen een rol spelen. Daarom moet je goed letten op de onafhankelijkheid van websites.

Relevantie

Aansluiting bij vraag en doel

  • Geeft de informatie antwoord op de vragen die je hebt?
  • Sluit de informatie aan bij de vragen die je hebt en/of bij de doelgroep waarvoor je schrijft?
  • Geeft de informatie op de website een algemeen beeld weer?
  • Is een website of artikel op die site als bron geschikt voor jouw onderzoek?
Volledigheid
  • Geeft de gevonden informatie een volledig beeld. Zijn meer bronnen nodig?
Actualiteit
  • Hoe actueel moet de informatie zijn, gezien je onderzoek?
  • Wanneer is de tekst online geplaatst?
  • Wanneer is de site voor het laatst bijgewerkt?
  • Zou je kunnen verwachten dat er inmiddels recentere ontwikkelingen zijn?
  • Indien er verwezen werd naar andere bronnen, hoe recent zijn deze?

Hieronder bij Nice to know: Actualiteit websites vind je een trucje om te controleren wanneer een site voor het laatst is geüpdatet.

 

Betrouwbaarheid

Autoriteit
  • Is het duidelijk wie de informatie heeft geschreven? Welke autoriteit heeft deze persoon?
  • Wat is de achtergrond van de auteur en heeft deze al vaker iets gepubliceerd?
  • Is de website gemaakt door een persoon of in opdracht van een organisatie of bedrijf?
  • Staan er contactgegevens? Wordt er iets gezegd over doel en totstandkoming van de website?
Juistheid
  • Kloppen de feiten?
  • Worden meningen onderbouwd met feiten en/of verwijzingen?
Objectiviteit
  • Wordt de informatie objectief weergegeven?
  • Bevat de informatie vooral feiten of meningen?
  • Wat is het doel van de website? Informatief, opiniërend, amusement, commercie...

    Welke belangen hebben de auteurs?
    Als je dit wilt controleren, zoek dan op de website naar onderdelen zoals Over deze site, Disclaimer of Colofon.

    Ook uit het webadres kun je informatie halen:
    .org = non-profit organisatie
    .gov = government (overheid)
    .edu of .ac.uk = education (onderwijs, vaak een universiteit)
    .com = company (bedrijven, commercieel)
    .info = voor bedrijven (non-profit of commercieel)
    members.chello.nl/ ; geocities.com/users/ (persoonlijk)
Kwaliteit website
  • Ziet de website er professioneel uit, werken de hyperlinks, zitten er veel fouten in?
Controleerbaarheid
  • Zijn de feiten of gegevens controleerbaar?
  • Zijn er professionele organisaties / websites die verwijzen naar deze site? Veel zoekmachines hebben de mogelijkheid dit op te zoeken.
  • Kloppen de bronvermeldingen? Wat zijn de bronnen?

 

 

 

Samenvatting

Illustratie door Jurriaan Gorter, gepubliceerd onder een Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie

Kijk kritisch en systematisch naar de informatie die je vindt. Beoordeel niet alleen de individuele artikelen, boeken en websites die je vindt, maar probeer ook in te schatten of je zoekactie goed was.

Relevantie

Relevantie is de mate waarin de informatie toepasbaar is in jouw verslag.

  • Beantwoordt de informatie (een deel) van je vraag?
  • Is dit de beste vorm van informatie om de vraag te beantwoorden?
  • Sluit de informatie goed aan bij de doelgroep?

Betrouwbaarheid

De mate waarin je erop kunt vertrouwen dat de informatie klopt.
Als meerdere bronnen de informatie bevestigen is dit een teken dat de informatie waarschijnlijk klopt. Wanneer een bron niet betrouwbaar lijkt, kun je twee dingen doen:

  • Overweeg deze bron niet te gebruiken.
  • Plaats een kritische opmerking.

Actualiteit

Een actueel boek of artikel hoeft niet altijd recent te zijn. Kernpublicaties blijven door de jaren heen hun waarde houden.

Verwerk je resultaten

Introductie

Alle informatie die je vindt in andere publicaties mag je gebruiken voor je studie. Niet alleen informatie uit boeken en artikelen, maar ook informatie van websites. Als je dit doet, is het belangrijk dat je aan bronvermelding doet.

Bronvermelding

Wat is bronvermelding?

In de bronvermelding (ook literatuurverwijzing en referentie genoemd) geef je aan waar je de informatie gevonden hebt: in welk boek of tijdschriftartikel, of op welke website. Hierbij gebruik je altijd een notatiestijl (citation style) zoals bijvoorbeeld APA, Chicago of Vancouver.

Waarom bronvermelding?

  • Het moet duidelijk zijn wat je eigen ideeën zijn en wat je gelezen hebt van iemand anders. Zie ook plagiaat.
  • De lezer moet kunnen controleren waar je de informatie vandaan hebt gehaald.
  • Het gebruik van geschikte bronnen verhoogt de kwaliteit van je verslag en daarmee ook de geloofwaardigheid.

Hoe verwerk je een bron?

  • In je tekst neem je een korte verwijzing naar de bron op. Dit bestaat uit: auteursnaam, jaar van publicatie en soms paginanummer.
  • Het verwijzen in de tekst zelf kan op twee manieren: citeren of parafraseren. Citeren is een letterlijke overname van een tekst. Parafraseren is het in je eigen woorden weergeven van een tekst. Zie ook: citeren, parafraseren.
  • Aan het eind van je verslag neem je een lijst op met alle bronnen die je gebruikt hebt: de bibliografie, literatuurlijst of referentielijst.
    De bibliografie bevat per publicatie minimaal de volgende onderdelen: auteur + jaartal + titel. Zie verder Literatuurlijst.

 

 

Voorbeelden (APA-stijl):

 

Citaat:

“Sinds 2001 is er een toename te zien van het aantal meisjes dat een technische opleiding doet” (Jansen, 2004, p.32).

 

Parafrase:

Jansen (2004) geeft aan dat er sinds 2001 steeds meer meisjes een technische opleiding volgen.

 

In de literatuurlijst achterin je verslag staat de volledige bronvermelding:

Jansen, N. (2004). Trendanalyse gender in het technisch hoger onderwijs. Amsterdam: VHTO.

 

Copyright

Wat is copyright?

Een maker van een publicatie is de eigenaar van de ideeën die daarin staan. Hij bezit het intellectueel eigendom en het recht om die ideeën te verspreiden: het copyright. Een ander woord voor copyright is auteursrecht.

Auteursrecht is het recht van de maker van een werk van literatuur, wetenschap of kunst om te bepalen hoe, waar en wanneer zijn werk wordt openbaar gemaakt of verveelvoudigd.
(Bron: Wikipedia, 11 april 2011)

Wat mag wel? Wat mag niet?

Je moet de rechten van de maker respecteren. Als je de ideeën van iemand anders wilt gebruiken, moet je daar dus toestemming voor hebben.

Maar je hoeft niet altijd toestemming te vragen. Soms heb je automatisch toestemming als je duidelijk aangeeft van wie de gedachte of het idee is. Bijvoorbeeld:

  • je mag korte gedeeltes uit andere teksten gebruiken in je eigen tekst: citeren.  
  • je mag korte gedeeltes uit andere teksten in je eigen woorden navertellen en gebruiken in je eigen tekst: parafraseren
  • steeds meer auteurs stellen hun materiaal vrij beschikbaar: Zie Nice to know: Creative Commons.

Afbeeldingen

Let op! Copyright geldt ook voor afbeeldingen. Je mag afbeeldingen van anderen niet zomaar gebruiken. Voor het gebruik van afbeeldingen heb je ook de toestemming van de maker nodig. En je moet de bron vermelden.

Sancties

Als je het copyright van iemand anders schendt, bijvoorbeeld door geen bronnen te vermelden, loop je de kans dat je verslag afgekeurd wordt.

Als je net doet of je iets zelf bedacht hebt terwijl het een tekst van iemand anders is, dan pleeg je plagiaat. Dit is strafbaar. Ook hier kun je sancties verwachten.

Zie verder plagiaat.

Je eigen copyright?

Als je een eigen tekst gepubliceerd hebt, bezit jij het copyright. Anderen mogen jouw tekst gebruiken, maar alleen onder bepaalde voorwaarden.

Je bezit automatisch het copyright als je tekst gepubliceerd is. Je naam moet duidelijk in de tekst staan, maar het gebruik van het copyright-teken © is niet verplicht.

Rechten (en plichten) van auteurs

Een uitgebreide website met informatie over het copyright in het hoger onderwijs vind je hier: SURFdirect.

 

 

Nice to know: CC - Creative Commons

 

Veel auteurs kiezen ervoor om hun copyright vrij te geven: iedereen mag het materiaal gebruiken zonder toestemming te vragen. Deze vorm van informatie delen staat bekend als Creative Commons.

Er zijn meestal wel voorwaarden aan verbonden. Zo moet je in de meeste gevallen nog steeds de bron vermelden, afhankelijk van de licentie die de maker gekozen heeft.
Zie verder Creative Commons Nederland en Wikipedia: http://nl.wikipedia.org/wiki/Copyright

Portretrecht

Als je afbeeldingen gebruikt waarop mensen herkenbaar afgebeeld zijn, dan heb je te maken met het portretrecht:

“Het portretrecht geeft personen het recht zich te verzetten tegen publicatie van hun portret.”
(Bron: Wikipedia.nl, 13 april 2011)

Het gaat hierbij om afbeeldingen in allerlei vormen: foto’s, tekeningen, schilderijen, maar ook filmbeelden.
Je moet dus toestemming vragen aan de persoon die afgebeeld wordt voordat je het plaatje mag gebruiken.

Rechten (en plichten) van auteurs

Een uitgebreide website met informatie over het copyright in het hoger onderwijs vind je hier: SURFdirect.

Plagiaat

Wat is plagiaat?

Plagiaat is het gebruiken van materiaal van iemand anders en net doen of je het zelf gemaakt hebt.

Twee voorbeelden:

  • Je levert een verslag van iemand anders in en je doet net of jij de schrijver bent.
  • Je neemt de ideeën van iemand anders over in je eigen verslag, en je doet net of de ideeën van jou zijn.

Plagiaat kan ook per ongeluk gebeuren. Voorbeeld:

Je hebt een stukje tekst overgenomen uit een artikel of een krant en je vergeet de bron te vermelden. Hoewel dit per ongeluk gebeurt is, blijft het plagiaat. Je blijft hier dus verantwoordelijk voor.

Niet alles is plagiaat. Sommige zaken zijn algemeen bekend en het is niet (of niet meer) duidelijk wie de bedenker ervan is. Bijvoorbeeld: “De aarde draait in 24 uur om zijn eigen as.”

Deze kennis is zo algemeen dat je niet hoeft te vermelden wie ooit ontdekt heeft dat de aarde in 24 uur om zijn as draait.
Let op! Als je twijfelt of iets algemene kennis is, geef dan altijd de bron op waar je de informatie gevonden hebt.

Plagiaatscanner

De UvA gebruikt elektronische detectieprogramma's (Ephorus, Turnitin, Ouriginal) om te controleren welke informatie je zelf geschreven hebt en welke informatie geleend is van andere bronnen. Deze plagiaatscanners doorzoeken daarvoor websites, wetenschappelijke artikelen en papers van studenten.

Meestal mag je informatie van andere bronnen wel gebruiken, maar neem dan wel een bronvermelding op. Als je geen bronvermelding opneemt, dan pleeg je plagiaat.

Veel opleidingen hebben regels voor de verhouding tussen eigen tekst en gebruik van teksten van anderen, bijvoorbeeld: “Een verslag mag maar voor 10% uit citaten bestaan.” Houd deze verhouding goed in de gaten tijdens het schrijven. In de rapportage van de plagiaatscanner kan de docent de verhouding precies terugzien.

Sancties

De verslagen die je schrijft voor je studie moeten je eigen ideeën en opvattingen weergeven. Natuurlijk mag je  gebruik maken van de informatie van anderen. Voorwaarde is dat je duidelijk je bronnen vermeldt (zie bronvermelding) en dat het grootste deel van je verslag uit eigen tekst bestaat.
Als je de auteursrechten van iemand anders schendt, bijvoorbeeld door geen bronnen te vermelden, loop je de kans dat je verslag wordt afgekeurd. In ernstige gevallen kun je zelfs van de opleiding gestuurd worden.

Oplossingen

Je kan plagiaat voorkomen. Zorg dat je goed oplet en bedenk tijdens het schrijven goed welke ideeën van jezelf zijn, welke ideeën algemene kennis zijn, en welke ideeën je leent van iemand anders. Gebruik je materiaal van iemand anders? Vermeld dan altijd de bron.

Zie ook bronvermelding.

Illustratie door Jurriaan Gorter, gepubliceerd onder een Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie

Citeren

Wat is citeren?

Citeren is het letterlijk overnemen van een gedeelte van een tekst. Deze tekst is meestal door iemand anders geschreven, maar je mag ook citeren uit je eigen publicaties. Je moet altijd aangeven waar het citaat vandaan komt: de bronvermelding.

In de tekst maak je een korte verwijzing door auteursnaam, jaar van publicatie en paginanummer te noemen. De volledige bronvermelding plaats je in de literatuurlijst aan het einde van je verslag. Zie ook literatuurlijst.

Hoe bouw je een citaat op?

Je moet in je tekst duidelijk aangeven dat het om een citaat gaat: zet het citaat tussen aanhalingstekens.
Voor de APA-stijl geldt dat citaten langer dan 40 woorden, in een zogenaamd Quotation block moeten worden weergegeven, zonder de aanhalingstekens.

Neem het citaat altijd over in de oorspronkelijke taal. Je kunt eventueel een vertaling van het citaat erachter zetten. Je mag een citaat ook in eigen woorden weergeven: parafraseren.

 

Voorbeeld (APA-stijl):

Jansen zegt hierover: “De tevredenheid van studenten neemt toe als de bibliotheek ook op zondag open is” (Jansen, 2004, p.32).

Parafraseren

Wat is parafraseren?

Parafraseren is in je eigen woorden weergeven wat iemand anders gezegd of geschreven heeft. De parafrase moet altijd in de geest van de oorspronkelijke tekst zijn geformuleerd. Zie ook Citeren. Het moet duidelijk zijn wat je zelf zegt, wat de ideeën van anderen zijn en op welke tekst de parafrase gebaseerd is: de bronvermelding.

In de tekst maak je een korte verwijzing door auteursnaam en jaar van publicatie te noemen. In tegenstelling tot citeren is het bij parafraseren niet noodzakelijk om een paginanummer te vermelden. Het mág wel.

De volledige bronvermelding plaats je in de literatuurlijst aan het einde van je verslag. Zie ook Literatuurlijst.

 

Voorbeelden (APA-stijl):

Jansen (2004) zegt dat de tevredenheid van studenten toeneemt als de bibliotheek op zondag geopend is.

Volgens Jansen (2004) neemt de tevredenheid van studenten toe als bibliotheken op zondag geopend zijn.

De tevredenheid van studenten zou toenemen als bibliotheken op zondag geopend zijn (Jansen, 2004).

Wanneer parafraseren?

Je gebruikt een parafrase bijvoorbeeld:

  • Als de oorspronkelijke tekst te moeilijk of te lang is voor je lezers. Je geeft dan een eenvoudige weergave van de tekst.
  • Als de oorspronkelijke tekst in een andere taal is. Je geeft dan een vertaling van de tekst.

Referenties

Wat zijn referenties?

Referenties zijn verwijzingen naar bronnen, bijvoorbeeld een verwijzing naar een boek of artikel over een bepaald onderwerp. Andere woorden voor referentie zijn literatuurverwijzing en bronvermelding. Met behulp van een referentie kun je een publicatie gemakkelijk terugvinden.

Referenties verzamelen

Referenties kun je op verschillende manieren verzamelen. Je kunt zelf een referentie opstellen met behulp van de informatie die je hebt over de bron die je wil gebruiken, je kunt kant en klare referenties overnemen uit de literatuurlijst van een boek of artikel, en je kunt referenties creëren met behulp van databases en/of referentie managers.

Waar vind je gegevens die je kunt gebruiken voor je referenties?

  • in de bron waar je naar refereert
  • in de literatuurlijsten van boeken en artikelen die naar je bron verwijzen
  • in catalogi en databases

Let goed op en neem de gegevens foutloos over. Als er fouten in de referentie zitten, kan de lezer de juiste bron niet terugvinden.
Zorg ook dat je referenties eenvormig zijn. Gebruik steeds dezelfde volgorde, bijvoorbeeld:

Brinkman, J. (2011). Cijfers spreken : Overtuigen met onderzoek en statistiek. Groningen etc.: Noordhoff.

Referentie managers zijn programma's waarmee je referenties makkelijk kunt verzamelen om ze vervolgens snel te kunnen invoegen in je paper. De UvA heeft een abonnement op Refworks en biedt daar ook ondersteuning voor. Zie Nice to know: RefWorks.

Nice to know: RefWorks
 

Logo RefWorks


Met de referentiemanager RefWorks kun je:

  • Bijhouden welke literatuur je gelezen hebt
  • Heel eenvoudig bronvermeldingen voor je verslag maken in de juiste stijl, zoals APA, Chicago of Vancouver
  • Makkelijk wisselen van citatie stijl in je verslag

Op de website van de UvA Bibliotheek vind je meer informatie over RefWorks.

Literatuurlijst

Alle publicaties die je gebruikt moet je achterin je artikel of verslag vermelden in een literatuurlijst: deze wordt ook wel een bibliografie of referentielijst genoemd. Een literatuurlijst is een complete lijst van gebruikte publicaties. Bij de citaten en parafrases in je tekst verwijs je naar de bibliografie. Zie ook citeren en parafraseren. In een literatuurlijst worden de gebruikte referenties meestal op achternaam van de auteur (APA, Chicago) of op volgorde in de tekst gesorteerd (Vancouver).

Met het programma RefWorks kun je makkelijk een literatuurlijst genereren die je achterin je verslag kunt opnemen. Zie Nice to know: RefWorks.

Waarom een literatuurlijst?

Met behulp van de literatuurlijst kan een lezer van je verslag in één oogopslag zien welke publicaties je gebruikt hebt. De lezer kan met behulp van de literatuurlijst controleren wat je zelf bedacht hebt en wat je bij een andere schrijver geleend hebt. Zie ook: plagiaat.

Met een literatuurlijst kun je de lezer ook wijzen op andere publicaties over hetzelfde onderwerp.

Het omgekeerde geldt natuurlijk ook. Als je zelf informatie zoekt over een onderwerp, is het altijd handig om de literatuurlijst van een boek of artikel door te nemen.

Vormgeving van de literatuurlijst

Een literatuurlijst kan op verschillende manieren worden vormgegeven. Hiervoor zijn verschillende citatie stijlen. Binnen de sociale wetenschappen wordt vooral de APA-stijl gebruikt, en soms ook Chicago of Vancouver.

 

Twee voorbeelden:

1. Een literatuurlijst volgens APA normen:

References

Engelhardt, C. R., Mazurek, M. O., Hilgard, J., Rouder, J. N., & Bartholow, B. D. (2015). Effects of Violent-Video-game exposure on aggressive behavior, aggressive-thought accessibility, and aggressive affect among adults with and without autism spectrum disorder. Psychological Science, 26, 1187-1200. https://doi.org/10.1177/0956797615583038

Janssen, S., & Meer, M. van der. (2010). Professional playground : Alles over werken in de game-industrie. Den Haag: Boom Lemma.

Pijpers, R., & Haan, J. d. (2010). Contact!: Kinderen en nieuwe media. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

 

2. Een literatuurlijst volgens de Chicago (author-date) normen:

References

Engelhardt, Christopher R., Micah O. Mazurek, Joe Hilgard, Jeffrey N. Rouder, and Bruce D. Bartholow. 2015. “Effects of Violent-Video-Game Exposure on Aggressive Behavior, Aggressive-Thought Accessibility, and Aggressive Affect Among Adults With and Without Autism Spectrum Disorder.”Psychological Science" 26:1187-1200. doi:10.1177/0956797615583038.

Janssen, Skylla and Micha van der Meer. 2010. Professional Playground: Alles Over Werken in de Game-Industrie. Den Haag: Boom Lemma.

Pijpers, Remco and Jos de Haan. 2010. Contact!: Kinderen en Nieuwe Media. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

 

Voorbeelden van referenties in APA-stijl

Veel opleidingen bij de UvA maken gebruik van de APA-stijl. Hieronder daarom een aantal voorbeelden voor verschillende soorten publicaties.

 

Boeken:

Jansen, J. (2004). Cijfers spreken: Overtuigen met onderzoek en statistiek. Groningen: Noordhoff.

Wijnberg, J. (2012). Verbale intelligentie: De kracht van het woord. Schiedam: Scriptum.

Swaab, D. F. (2010). Wij zijn ons brein: Van baarmoeder tot alzheimer. Amsterdam: Contact.

Artikelen

McAndrew, F. T., & Jeong, H. S. (2012). Who does what on facebook? Age, sex, and relationship status as predictors of facebook use. Computers in Human Behavior, 28, 23592365. https://doi.org/10.1016/j.chb.2012.07.007

Bircher, J. & Wehkamp, K. (2011). Health care needs need to be focused on health. Health, 3, 378-382. https://doi.org/10.4236/health.2011.36064

Appel, M. (2012). Are heavy users of computer games and social media more computer literate? Computers & Education, 59, 1339-1349. https://doi.org/10.1016/j.compedu.2012.06.004

Websites:

Lubberts, J. (2013). Werk en studeer slimmer met deze geheugentechnieken [blog post]. Retrieved from: http://lifehacking.nl/persoonlijke-ontwikkeling/werk-en-studeer-slimmer-met-deze-geheugentechnieken

Meer Nederlanders slachtoffer identiteitsfraude (2013). Retrieved from: https://www.security.nl/artikel/45754/1/Meer_Nederlanders_slachtoffer_identiteitsfraude.html

Meer weten?

Hierboven hebben we slechts een paar voorbeelden genoemd. Wil je meer weten dan kan je bijvoorbeeld gebruik maken van deze bronnen:

APA-stijl

Publication manual of the American Psychological association (6th edition)

Voor online onformatie kan je ook terecht bij:

 

Chicago-stijl

Chicago Manual of Style (16th edition)

Voor online informatie kun je ook terecht bij:

Met de referentie manager RefWorks kun je je essays en werkstukken opstellen in citatie stijlen zoals de APA en Chicago stijl, maar ook vele anderen.

 

Samenvatting

Het zoeken en vinden van informatie die je nodig hebt voor je studie is belangrijk, maar je moet de gevonden informatie ook op een juiste manier gebruiken. In deze module heb je geleerd hoe je (wetenschappelijke) informatie correct kunt gebruiken.

Je hebt geleerd dat je moet letten op het copyright en hoe je plagiaat kunt voorkomen. Daarnaast weet je nu hoe en wanneer je informatie uit andere bronnen kunt citeren en parafraseren. En je hebt geleerd hoe je hoe je literatuurverwijzingen kunt verzamelen en gebruiken.

Illustratie door Jurriaan Gorter, gepubliceerd onder een Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie

A/Z

A
B
C
D
E
F
G
H
I
J
L
M

N

O

P

R

S

T

U

V

W

Z



*