Welkom bij het examenonderdeel cultuur en socialisatie. In dit onderdeel leer je hoe wij als mensen onderdeel worden van een samenleving. Wij worden geboren, wij leren, we horen bij groepen en we worden soms buitengesloten. Over dit hele proces leer je in dit examenonderdeel.
Bij het examenonderdeel sociale verschillen horen de volgende leerdoelen:
1. De leerling kan beschrijven hoe een mens zich ontwikkelt tot lid van de samenleving (socialisatieproces);
2. De leerling kan uitleggen dat mensen bij een subcultuur horen en waarom ze daarbij (willen) horen;
3. De leerling kan uitleggen hoe onderwijs een rol heeft in de ontwikkeling van een mens als lid van de samenleving.
Gedurende de periode maak je de opdrachten in de quest. Deze lever je in via Egodact. In de SE-week sluit je dit onderdeel af met een toets.
Succes!
1. Hoe leren wij?
Lezen
Nature-nurture, aangeboren of aangeleerd?
Wij worden als mensen allemaal op dezelfde manier op de wereld gebracht. Vanaf de geboorte is de levensloop van mensen uniek en ontstaan er grote verschillen tussen mensen. Sommige van deze zaken staan al vast, zoals een groot talent hebben voor piano spelen. Je talenten zijn je aangeboren eigenschappen. Ook bepaalde karakter eigenschappen vallen hieronder zoals bijvoorbeeld hoe snel je boos wordt of hoe flexibel je bent (qua gedrag). Naast aangeboren gedrag is er ook veel gedrag aangeleerd.
We weten bijvoorbeeld allemaal dat we tijdens een sollicitatiegesprek iemand met u aanspreken, dit hebben we ergens in ons leven zo geleerd. Ook kan iemand met heel veel talent voor piano spelen niet meteen goed piano spelen, hiervoor moet hij of zij wel oefenen en de beschikking hebben over een piano. Wetenschappers zijn het ook niet altijd eens over welke eigenschappen nu aangeboren zijn (nature) en welke eigenschappen vooral aangeleerd zijn (nurture). De neurologie doet onderzoek naar de hersenen. Deze wetenschappers zien vaak veel biologische verklaringen in de hersenen voor gedrag, zij zijn er dan ook vaak van overtuigd dat veel van ons handelen vastligt en maar moeilijk te veranderen is. Een socioloog die onderzoek doet naar de sociale relaties tussen mensen zal veel gedrag juist nurture noemen, mensen leren van elkaar bepaalde gedragingen aan.
We kunnen dus wel stellen dat de mens een ingewikkeld wezen is die handelt op basis van aangeboren gedragingen en aangeleerde gedragingen.
Oefening: Aangeboren of aangeleerd?
Oefening: Aangeboren of aangeleerd?
0%
We doen een korte oefening om het verschil tussen aangeboren en aangeleerd gedrag inzichtelijk te maken.
Manieren van leren
Wanneer wij als baby geboren worden begint direct het socialisatieproces. Socialisatie is het aanleren van gedrag. Dit gedrag bestaat uit gewoontes, normen en waarden. In het begin van ons leven leren wij het snelst en het meest. Socialisatie komt voor op verschillende manieren. Wij bespreken er 4:
Imitatie: Dit zie je vooral veel bij kinderen, maar ook volwassenen imiteren nog volop. Imitatie betekent nadoen. Denk hier bijvoorbeeld aan een kind dat in een speelgoedtelefoon praat, omdat ze haar ouders dat met een telefoon zien doen.
Informatie en aanwijzingen: Een ouder corrigeert een kind dat met zijn handen eet. Het kind leert door de aanwijzingen van zijn ouders hoe hij netjes moet eten. Ook op school komt dit veel voor, denk bijvoorbeeld aan een docent die vraagt aan een leerling in het vervolg haar vinger op te steken.
Ervaringen: Wanneer wij dingen meemaken in ons leven zullen we daar later ook naar handelen. Zo zal iemand die is aangereden voorzichtiger zijn in het verkeer, omdat hij een vervelende situatie heeft meegemaakt.
Experimenten: Door zaken uit te proberen kunnen we goed ontdekken wat goed is wat niet. Denk bijvoorbeeld aan een eerste liefde. Niemand kan jou vertellen hoe het is totdat je zo’n eerste relatie hebt gehad. Het experimenteren maakt je wijzer en zorgt ervoor dat je volgende keer een relatie misschien anders in gaat.
Het socialisatieproces
Socialisatie is dus het aanleren van gedrag in de vorm van normen, waarden en gewoontes. Dit socialiseren is een constant proces. Sommige zaken leren wij aan en blijven ons altijd bij zoals bijvoorbeeld eten met mes en vork of dat je niet zomaar iemand uitscheldt als je het niet met diegene eens bent. Andere zaken veranderen constant, bijvoorbeeld; hoe wij tegen anderen aankijken of ons politieke voorkeur, ook dit verandert door socialisatie.
Het aanleren van verwacht gedrag werkt meestal alleen maar als er ook wordt toegezien op de naleving van dit gedrag. Een kind leert bijvoorbeeld dat hij of zij afval niet op de grond hoort te gooien. Wanneer een kind afval op de grond gooit zal het vaak door andere mensen hierop worden aangesproken. Een kind krijgt soms zelfs een straf of beloning voor het vertoonde gedrag, dit noemen we een sanctie. De controle van de omgeving op het gedrag van mensen noemen we sociale controle. Na verloop van tijd denkt een kind niet meer na, maar gooit het afval direct in de prullenbak. Het gedrag is dan geinternaliseerd. We spreken van internalisatie wanneer aangeleerd gedrag vanzelfsprekend is geworden. Het proces van socialisatie naar internalisatie met behulp van sociale controle en sancties noemen we het socialisatieproces.
Opdracht
Opdracht A - Jouw socialisatie
Maak een overzicht waarin duidelijk wordt welk gedrag jij hebt aangeleerd in je leven tot nu toe. Dit doe je aan de hand van de 4 manieren van leren (bij het kopje Manieren van leren).
Per manier van leren kies je twee voorbeelden met twee plaatjes of foto's die laten zien wat jij geleerd hebt.
Schrijf bij de foto of het plaatje een korte zin welke manier van leren je hier ziet
Zorg dat het plaatje duidelijk aansluit bij de manier van leren en dat de uitleg erbij ook klopt
Probeer verschillende fases in je leven te gebruiken
Voorbeeld (deze gebruik je dus niet in jouw opdracht):
Als kind heb ik geleerd om met bestek te eten. Ik heb dit vooral geleerd door informatie en aanwijzigen, omdat mijn ouders mij vertelden dat ik dat zo moest doen.
2. Cultuur
Lezen
Cultuur
Nederland is een land van veel verschillende culturen. Cultuurverschillen zie je overal in de samenleving terug. Denk bijvoorbeeld aan mensen met een niet Nederlandse achtergrond, maar ook aan cultuurverschillen tussen dorpen en steden of zelfs tussen bepaalde wijken in dezelfde plaats. Cultuur noemen we alle normen, waarden en gewoonten van een groep mensen. Het proces van aanleren van culturele normen, waarden en gewoontes noemen we socialisatie. Wij leren dus het gedrag aan wat bij onze cultuur past. Zo leren wij in Nederland dat het beleefd is om iemand de hand te schudden terwijl ze in Japan leren dat een buiging maken beleefd is. Wat ‘normaal’ gevonden wordt verschilt dus per cultuur.
De normen, waarden en gewoonten van de meeste mensen in een land is de dominante cultuur van een land. Zo is het in Nederland bij de meeste mensen gebruikelijk om met mes en vork te eten of ouderen met u aan te spreken, dit zijn dus zaken die bij de dominante cultuur horen. Een ander woord voor dominant is overheersend. Volgens de Chinese dominante cultuur is het juist gebruikelijk om met stokjes te eten. Wanneer iemand in Nederland besluit om met stokjes te eten dan hoort dat juist bij een subcultuur. Een subcultuur is de cultuur van een kleine(re) groep mensen binnen de samenleving. Er leeft bijvoorbeeld een behoorlijke groep Chinezen in Nederland. Zij houden een aantal van hun eigen gewoonten aan zoals bijvoorbeeld: eten met stokjes of je ouders niet tegenspreken. Deze gewoonten horen bij de subcultuur van Chinezen in Nederland, maar daarnaast maken ze ook onderdeel uit van de dominante cultuur in Nederland, zo gaan ze naar school, werken ze en nemen ze gewoonten over van de Nederlandse dominante cultuur. Daarnaast is het zelfs zo dat subculturen de dominante cultuur ook veranderen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het geven van een box of eten met stokjes, de meeste Nederlanders doen dit weleens. Ook straattaal komt vooral via de muziek en series in het vocabulaire van doorsnee Nederlanders. Subculturen kunnen ontstaan op basis van allerlei zaken, soms overlappen verschillende subculturen ook. Mensen kunnen ook heel goed een onderdeel van de subcultuur aanhangen, maar andere zaken niet doen. Een aantal voorbeelden op basis waarvan groepen subculturen vormen zijn:
Etnische achtergrond: deze subculturen worden gevormd op basis van afkomst. Voorbeelden zijn Marokkanen in Nederland of Surinamers in Nederland.
Geloof: deze subculturen zijn gevormd op basis van een godsdienst die deze groep mensen aanhangt. Denk bijvoorbeeld aan moslims, christenen of boeddhisten.
Muziek: deze subculturen zijn gevormd op basis van een bepaalde muziekstijl. Denk bijvoorbeeld aan k-pop, rap of hardcore. Hier horen vaak naast het luisteren naar de muziek ook bepaalde uiterlijke kenmerken bij.
Hobby: deze subculturen delen een bepaalde hobby. Bijvoorbeeld skaters, maar ook straatvoetballers of gamers (van bepaalde games) kan je hieronder scharen.
Lifestyle: mensen die een subcultuur aanhangen op basis van lifestyle delen vaak een groot deel van hun leven in op basis van deze lifestyle. Denk bijvoorbeeld aan minimalisten (mensen die met zo min mogelijk spullen willen leven) of fitgirls en fitboys.
Cultuur is dus niet iets dat vaststaat, maar iets dat constant. Culturen verschillen van elkaar op drie verschillende manieren, namelijk: in plaats, in groep en in tijd. Voorbeeld van het verschil in plaats is bijvoorbeeld de eetgewoonten die verschillen tussen Nederlanders en Chinezen. Voorbeeld van het verschil in groep is bijvoorbeeld in Amsterdam het verschil tussen mensen met veel geld en mensen met weinig geld. De Amsterdammers met weinig geld zijn meer op straat te vinden en bezig met bijvoorbeeld voetballen of muziek maken dan de Amsterdammers met veel geld. Als laatste verschillen culturen dus in tijd. Vroeger (voor 2001) was het homohuwelijk bijvoorbeeld verboden in Nederland en werd er anders tegen homoseksualiteit aangekeken dan tegenwoordig. Normen, waarden en gewoonten veranderen dus met de tijd.
Opdracht
Opdracht B - Cultuur
Zelf ben je ook onderdeel van allerlei culturen. Sowieso de Nederlandse dominante cultuur, maar ook allerlei subculturen. Vaak zijn we ons hier niet van bewust, omdat het allemaal, vanzelf gaat. In deze opdracht probeer je je bewust te worden van je eigen culturele achtergrond en de gewoonten die jij hebt. Dit doe je aan de hand van een aantal stappen.
Je onderzoekt de dominante cultuur waar jij onderdeel van uitmaakt. Noem minimaal 3 zaken die jij doet die horen bij jouw dominante cultuur.
Iedereen maakt op de één of andere manier onderdeel uit van een subcultuur. Je onderzoekt minimaal 2 subculturen waar jij bij hoort en benoemd per subcultuur 3 gewoonten, waarden en normen die daarbij horen en die in jouw leven een rol spelen.
Je bespreekt met een ouder familielid (vader, moeder, opa, oma, tante of oom) van welke subcultuur zij onderdeel uitmaken. Bespreek welke 3 gewoonten, waarden en normen zij hebben die horen bij deze subcultuur.
Maak een woordweb/fotocollage rondom jouw cultuur. Hierin moeten foto's zitten die duidelijk maken hoe jouw culturele achtergrond eruit ziet.
3. Socialiserende instituties
Lezen
Socialiserende instituties
Als mensen worden wij dus onderdeel van een cultuur, door het bij die cultuur passende gedrag aan te leren. Dat gedrag leren wij op verschillende manieren en op verschillende momenten aan. Dit socialiseren gebeurt in ons gezin, op school, op de sportclub en door de media. Al deze groepen of organisaties noemen wij socialiserende instituties. Samen bepalen socialiserende instituties hoe onze cultuur eruit ziet en hoe mensen zich gedragen. We bespreken er een aantal.
Familie en vrienden: als kind leer je veel van je ouders, maar ook van je broertjes of zusjes. Het gezin is de plek waar vooral in de eerste levensjaren het grootste deel van de socialisatie plaatsvindt. Later in je leven komen daar ook je vrienden steeds meer bij. Je leert van vrienden soms zaken anders dan je ze gewend bent te doen van huis uit. Onderwijs: op het moment dat je als kind naar de kinderopvang gaat begint deze vorm van socialisatie. Kinderen leren hier bijvoorbeeld om te delen (dat hoeft thuis vaak minder), maar ze leren ook beter samenwerken. Op de basisschool leer je bijvoorbeeld om te vragen of je naar het toilet mag of dat je je vinger op moet steken. Ook leer je belangrijke vaardigheden waarmee je later in de samenleving een baan kan krijgen. Denk daarbij aan lezen, schrijven, Engels, geschiedenis, rekenen enzovoort. Op school wordt echt een basis gelegd voor de rest van het leven. Je leert je goed in groepen gedragen, je leert omgaan met hiërarchie (je spreekt anders tegen een docent dan tegen je ouders of medeleerlingen) en je leert vaardigheden aan die je op de arbeidsmarkt verder kunnen helpen. De rol van onderwijs, als socialiserende instantie, is steeds verder toegenomen sinds de jaren ’60 van de vorige eeuw. In de jaren ’60 van de vorige eeuw nam de traditioneel sterke socialiserende rol van de kerk in veel gemeenschappen sterk af. Normen en waarden komen sindsdien steeds meer terug in het onderwijs. Sportclub: ook op de sportclub leren mensen veel gedrag aan. Per sport verschilt het heel erg wat mensen precies leren: maar er wordt bijvoorbeeld aangeleerd hoe om te gaan met winst en verlies, respect te tonen voor de tegenstander en om je aan de voor de sport geldende regels te houden. Mensen die lang een sport beoefenen nemen gewoonten van discipline of respect ook over in hun dagelijks leven. Media: de rol van de media is afgelopen 25 jaar sterk veranderd. Waar er tot voor kort nog vooral traditionele media waren zoals de krant en het televisiejournaal zijn het nu de social media die een grote rol spelen. De socialiserende rol van apps als Instragram, YouTube en TikTok is enorm. De normen, waarden en gewoonten die in de vlogs van populaire kanalen naar voren komen worden door kijkers overgenomen. Ook de traditionele media spelen in de socialisatie nog steeds een aanzienlijke rol. Hoe wij bijvoorbeeld omgaan met milieuproblematiek of ons stemgedrag wordt sterk beïnvloed door de media. Het is dan ook geen verrassing dat de opkomst van nepnieuws een groot gevaar is. Denk bijvoorbeeld aan nepnieuws over coronavaccinaties. Wij veranderen ons gedrag bewust of onbewust door het gebruik van media, het is dus echt van belang dat de informatie die wij tot ons krijgen niet bewust onwaar is. Overheid: als laatste is de overheid een belangrijke socialiserende instantie. Wij passen ons gedrag constant aan door regels die door de overheid zijn gesteld. Door de adviezen rondom corona van de overheid houden mensen meer afstand van elkaar, een duidelijkere gedragsverandering is niet denkbaar. Ook probeert de overheid door reclamespotjes op televisie mensen bewust te maken van bijvoorbeeld asociaal gedrag in het verkeer of proberen ze mensen op te roepen om te stemmen tijdens verkiezingen.
Al deze organisaties samen bepalen ons gedrag, wat wij normaal vinden en wat wij niet normaal vinden. Soms bewust maar ook vaak onbewust nemen wij gedrag over van allerlei socialiserende instituties, die ons en onze samenleving vormen tot wie wij zijn.
Opdracht
Opdracht 3 - Jouw cirkel van socialisatie
Je hebt nu geleerd over socialiserende instituties. Waarschijnlijk heb je tijdens het lezen al eens zaken herkend uit je eigen leven. In deze opdracht ga je de socialiserende instituties uit je eigen leven inzichtelijk maken. Dit doe je aan de hand van verschillende cirkels. In het midden van de cirkel sta jij.
Maak een cirkel met daaromheen nog 5 cirkels van alle socialiserende instituties.
Je schrijft per cirkel de socialiserende institutie en wat die jou geleerd heeft. Wees specifiek, het moet gaan over jouw situatie en het moet gaan over gedrag (normen, waarden, gewoonten) wat je geleerd hebt.
Alle socialiserende instituties moeten in jouw opdracht terugkomen
4. Samenvatting
Opdracht 4 - Samenvatting voor de toets
In de laatste opdracht van het examenonderdeel cultuur en socialisatie ga je je voorbereiden op de toets. Dit doe je door een samenvatting te maken van de onderwerpen die tot nu toe behandeld zijn. Alle onderstaande onderwerpen kan je dus terugvinden in de ‘lezen’ onderdelen van de quest. Een goede samenvatting is een handige manier om te leren voor de toets, ga dus zorgvuldig te werk.
Let op: de samenvatting telt ook mee voor het eindresultaat.
De volgende zaken moet je kennen en kunnen op je toets. Deze moeten dus ook in de samenvatting terug te vinden zijn.
Je moet weten wat het verschil is tussen aangeboren en aangeleerd gedrag.
Je moet voorbeelden kunnen noemen van aangeleerd en aangeboren gedrag.
Je moet de 4 manieren van leren kennen.
Je moet de 4 manieren van leren kunnen herkennen en hier voorbeelden van kunnen noemen.
Je moet weten hoe het socialisatieproces werkt en de daarbij horende termen (socialisatie, sociale controle, sanctie, internalisatie) kennen en kunnen uitleggen. Zorg dat je in je samenvatting een schematisch overzicht maakt van het socialisatieproces
Je moet weten wat cultuur is en hier voorbeelden bij kunnen noemen.
Je moet weten wat dominante cultuur en subcultuur betekenen en wat ze met elkaar te maken hebben.
Je moet voorbeelden kunnen noemen van subculturen en op welke basis deze gevormd zijn.
Je moet weten op welke 3 manieren culturen van elkaar kunnen verschillen. Je moet hiervan voorbeelden kunnen noemen en herkennen.
Je moet weten wat socialiserende instituties zijn en hoe deze van invloed zijn op ons leven.
Je moet weten welke socialiserende instituties van invloed zijn op ons leven.
Zorg ervoor dat je samenvatting overzichtelijk is (werk bv. met peilen, lijstjes, en dikgedrukte woorden). Lever de samenvatting als PDF in en check of deze er netjes en verzorgd uitziet.
Het arrangement SE1 - Cultuur en socialisatie is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Aangeboren of aangeleerd?
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.