erfelijkheid
Met deze Wikiwijs kan je testen of je dit onderwerp goed beheerst. Wanneer je dit hebt afgerond beheers je de volgende leerdoelen.
- Je kunt benoemen dat alle cellen van je lichaam dezelfde erfelijke informatie bevatten.
- Je kunt benoemen wat het genotype en het fenotype zijn.
- Je kunt benoemen dat elk van de ouders 50% van de chromosomen levert.
Je kan er voor kiezen om filmpjes over het onderwerp te kijken of je kiest er voor om de tekst en afbeeldingen te bestuderen. Je kan er ook voor kiezen om zowel de filmpjes als de tekst en afbeeldingen te gebruiken. Helaas zijn er niet van elk nderwerp geschikte filmpjes te vinden. Tot slot maak je een diagnostische toets om te zien of je de leerdoelen hebt behaald. Succes!
De dik gedrukte woorden kun je terug vinden in het kopje begrippenlijst.
erfelijke informatie
Organismen bestaan uit heel veel cellen met in elke cel een celkern. De cellen waaruit je lichaam is opgebouwd, heten lichaamscellen. In de celkern liggen chromosomen. Chromosomen zijn lange, dunne draden. Ze bestaan voor een groot deel uit de stof DNA. In het DNA staat al jouw erfelijke informatie opgeslagen. Deze eigenschappen heb je geërfd van je ouders. Op de afbeelding is een lichaamscel te zien waarin de onderdelen terug te zien zijn.
lichaamscel
genotype en fenotype
In de volgende kopjes worden de begrippen fenotype en genotype uitgelegd. Je kunt er ook voor kiezen om het filmpje hieronder te bekijken.
fenotype
Van een pasgeboren baby wordt weleens gezegd: ‘Ik vind dat hij op zijn moeder lijkt’, of ‘Zij heeft de ogen van haar vader’. Je kunt dan aan het kind zien dat het eigenschappen heeft van de moeder en de vader. Je hebt duizenden eigenschappen. Bijvoorbeeld de vorm van je oren en de kleur van je ogen. Veel van die eigenschappen zijn erfelijk. Je hebt ze geërfd van je ouders.
Alle eigenschappen van een organisme samen noem je het fenotype. Bij het fenotype horen de eigenschappen van het uiterlijk. Bijvoorbeeld de vorm van de neus en de kleur van het haar. Maar bij het fenotype horen ook onzichtbare eigenschappen. Bijvoorbeeld je bloeddruk en of je wel of niet kleurenblind bent.
Het fenotype wordt dus niet alleen bepaald door het genotype. Het wordt ook bepaald door invloed uit de omgeving, ook wel invloed door het milieu genoemd. Bijvoorbeeld door haarverf. Daardoor verandert het fenotype. Het genotype verandert niet. Het fenotype van een organisme ontstaat dus door het genotype en door invloeden uit de omgeving.
genotype
Het DNA van de chromosomen bevat alle informatie voor je erfelijke eigenschappen.Dit geldt voor alle cellen van je lichaam. De informatie voor je oogkleur zit dus niet alleen in de cellen van je ogen, maar ook in de cellen van je voeten.
De informatie voor alle erfelijke eigenschappen samen noem je het genotype van een organisme.
Het genotype is de informatie op het DNA voor alle erfelijke eigenschappen van een organisme.
Op de afbeelding heironder is te zien dat een vrouw bij de kapper veel verschillende haar kleuren en vormen kan kiezen. Op de afbeelding is ook terug te zien dat bij het veranderen van het fenotype van deze vrouw het genotype niet verandert.
Onder aan de afbeeldingen is nog een filmpje terug te vinden over het aanpassen van het genotype.
verschillende haarstijlen
geen verandering in genotype
chromosomen in lichaamscellen
In de afbeelding hieronder zie je de chromosomen uit één lichaamscel van een vrouw. Deze chromosomen zijn netjes in rijen gelegd en met een computer ingekleurd. Het zijn 46 chromosomen. Elke cel van een mens heeft 46 chromosomen.
Je ziet dat er telkens twee chromosomen bij elkaar liggen. Deze twee chromosomen zijn aan elkaar gelijk. Ze horen bij elkaar. Dat noem je een chromosomenpaar. Chromosomen komen dus in paren voor. Eén paar chromosomen bestaat uit twee gelijke chromosomen. Een mens heeft 23 chromosomenparen in een celkern.
chromosoomparen
genen
Ieder mens heeft duizenden erfelijke eigenschappen. De chromosomen van elke cel bevatten de informatie voor al deze erfelijke eigenschappen. Een cel van je lichaam heeft 46 chromosomen. Eén chromosoom bevat dus informatie voor veel verschillende eigenschappen.
Een gen is een deel van een chromosoom met de informatie voor een erfelijke eigenschap. Alle genen in een celkern vormen samen het genotype van een organisme.
In de afbeelding hieronder zie je chromosomen en genen in een lichaamscel. De blauwe lijnen zijn de chromosomen. De genen zijn weergegeven met verschillende gekleurde vormen. Elke vorm geeft een gen voor een bepaalde eigenschap weer. Je ziet dat er telkens twee chromosomen aan elkaar gelijk zijn. Ze vormen een chromosomenpaar. Daardoor komen ook de genen in paren voor: de genenparen.
De twee chromosomen van een paar bestaan uit dezelfde genen. Ze bevatten informatie voor dezelfde erfelijke eigenschappen. Voor elke eigenschap komen steeds twee dezelfde genen voor. Bijvoorbeeld twee genen voor de oogkleur vormen samen een genenpaar. De oogkleur wordt net als veel andere eigenschappen bepaald door meerdere genen. Samen bepalen deze genen welke oogkleur je hebt.
Chromosomen in geslachtscellen
Eicellen en zaadcellen zijn geslachtscellen. In de kernen van geslachtscellen komen de chromosomen niet in paren voor, maar enkelvoudig. In een geslachtscel zit van elk chromosomenpaar één chromosoom. Een geslachtscel van een mens bevat dus 23 chromosomen (de helft van 46).
De kern van de zaadcel bevat 23 chromosomen van de vader. De kern van de eicel bevat 23 chromosomen van de moeder. De kern van de bevruchte eicel bevat 46 chromosomen. Van elk chromosomenpaar is één chromosoom afkomstig van de vader en één van de moeder.
Alle cellen van je lichaam zijn ontstaan uit één enkele bevruchte eicel. In de baarmoeder groeit de bevruchte eicel uit tot een kind. Tijdens deze groei worden miljoenen nieuwe lichaamscellen gemaakt. De vorming van nieuwe cellen vindt plaats door celdeling. Hierbij ontstaan uit een moedercel twee dochtercellen.
De chromosomen in één celkern bevatten alle informatie voor alle erfelijke eigenschappen. Bij elke celdeling worden de chromosomen gekopieerd. Elke nieuwe cel krijgt dus dezelfde chromosomen. Daardoor bevat elke lichaamscel dezelfde erfelijke informatie.
afsluiting
Test: heb je de leerdoelen behaald?
begrippenlijst
erfelijk :eigenschappen die je meekrijgt van je ouders, bijvoorbeeld de kleur van je ogen
fenotype : alle eigenschappen van een organisme lichaamscellen cellen waaruit je lichaam is opgebouwd
chromosomen : lange dunne draden in de celkern
DNA : stof die informatie bevat voor erfelijke eigenschappen
genotype : informatie voor de erfelijke eigenschappen van een organisme
chromosomenpaar : twee chromosomen die aan elkaar gelijk zijn gen deel van een chromosoom dat informatie voor een erfelijke eigenschap bevat
genenparen :twee genen die aan elkaar gelijk zijn geslachtscellen cellen waarin chromosomen enkelvoudig voorkomen
celdeling : vorming van nieuwe cellen