fenotype

Van een pasgeboren baby wordt weleens gezegd: ‘Ik vind dat hij op zijn moeder lijkt’, of ‘Zij heeft de ogen van haar vader’. Je kunt dan aan het kind zien dat het eigenschappen heeft van de moeder en de vader. Je hebt duizenden eigenschappen. Bijvoorbeeld de vorm van je oren en de kleur van je ogen. Veel van die eigenschappen zijn erfelijk. Je hebt ze geërfd van je ouders.

Alle eigenschappen van een organisme samen noem je het fenotype. Bij het fenotype horen de eigenschappen van het uiterlijk. Bijvoorbeeld de vorm van de neus en de kleur van het haar. Maar bij het fenotype horen ook onzichtbare eigenschappen. Bijvoorbeeld je bloeddruk en of je wel of niet kleurenblind bent.

Het fenotype wordt dus niet alleen bepaald door het genotype. Het wordt ook bepaald door invloed uit de omgeving, ook wel invloed door het milieu genoemd. Bijvoorbeeld door haarverf. Daardoor verandert het fenotype. Het genotype verandert niet. Het fenotype van een organisme ontstaat dus door het genotype en door invloeden uit de omgeving.