Je gaat in deze module oefenen met verschillende vraagvormen van het eindexamen. Maar voor je aan de vragen begint krijg je nog een aantal tips hoe je de verschillende vraagvormen aan kunt pakken.
De module 'Examentraining' bestaat uit de volgende onderdelen:
intro
Vraagvormen
Meerkeuzevragen
Gatenvragen
Beweringen/stellingen beantwoorden
Open vragen
Functievragen
Citeervragen
Tips
Vraagvormen
Meerkeuzevragen
Je krijgt een vraag met een aantal (meestal 4) antwoordmogelijkheden waaruit je het juiste antwoord moet kiezen. Je vindt hier een voorbeeld van een meerkeuzevraag (zonder de tekst) en info over hoe je deze vragen aanpakt en wat je moet doen bij eventuele twijfel.
Voorbeeld 1 (een concrete vraag)
Wie viel Zeit haben die Filmarbeiten für "Typisch" gekostet? (Absatz 2)
45 Minuten
einen Monat
mehrere Wochenenden
Aanpak
1. Lees alleen de vraag. (dek de antwoordmogelijkheden af)
2. Zorg ervoor dat je de vraag goed begrijpt. Gebruik (als het echt niet anders kan) een woordenboek.
3. Zoek de plek in de tekst waar je moet lezen om het antwoord te vinden. (hier dus in alinea 2).
4. Lees dan het tekstgedeelte en formuleer zelf het antwoord op de vraag.
5. Kijk met welk antwoord jouw antwoord (min of meer) overeenkomt en kies dat antwoord.
Twijfel je?
6. Streep de antwoorden die het zeker niet zijn door.
(Vaak zijn er één of twee onzinantwoorden.)
7. Lees de vraag en de overgebleven antwoorden nog eens goed.
8. Kijk weer in de tekst.
9. Markeer woorden die zowel in de antwoordmogelijkheden als ook in de tekst staan.
(Het juiste antwoord is altijd terug te vinden in de tekst, alleen vaak met andere woorden.)
10. Kies het antwoord waarvoor je de meeste aanwijzingen in de tekst hebt gevonden.
Meerkeuze oefeningen
Maak nu de volgende meerkeuzevragen en gebruik de aanpak die je hiervoor geleerd hebt.
Gatenvragen
Gatenvragen zijn eigenlijk ook meerkeuzevragen, maar ze werken iets anders. In de tekst is een woord of woordengroep weggelaten en vaak gaat het hierbij om een signaalwoord.Jij moet uit de gegeven antwoorden het woord/de woordengroep kiezen die op de open plek in de tekst past.
Signaalwoorden
Bekijk de video over signaalwoorden
Je vindt hier een voorbeeld (zonder tekst) van een gatenvraag.
Je leest hoe je de vraag aanpakt en wat je moet doen bij eventuele twijfel.
Voorbeeld 1 (signaalwoord)
Welches Wort passt im Sinne des Textes in die Lücke im 3. Absatz?
Aber
Auch
Denn
Aanpak
Lees de tekst/alinea globaal zodat je weet waar het over gaat.
Lees de zin met de open plek en de zin ervoor en de zin erna.
Bedenk welk verband tussen de zinnen bestaat en welk (Nederlands) signaalwoord dit verband aangeeft.
Kijk naar de antwoordmogelijkheden of dat signaalwoord ertussen staat (in het Duits).
Lees de zin met het ingevulde woord om te controleren of die wat betreft betekenis en woordvolgorde goed loopt.
Twijfel je?
Schrijf de betekenis van de signaalwoorden achter het woord en noteer ook de functie.
Vertaal de drie aaneengesloten zinnen naar het Nederlands en vul telkens één antwoordmogelijkheid op de open plek in.
Kies de zin die wat betreft betekenis en woordvolgorde het beste loopt.
Maak nu de volgende gatenvragen en gebruik de aanpak die je hiervoor geleerd hebt.
Beweringen/stellingen
Met een vraag uit deze groep kun je meestal meer dan 1 punt scoren. Je moet per bewering/stelling aangeven of die juist/onjuist is of wel/niet overeenkomt met de tekst.
Je vindt hier een voorbeeld van een vraag uit de groep beweringen/stellingen.
Je leest ook hoe je de vraag aanpakt en je krijgt ook tips en trucs.
Voorbeeld
Geef van elk van de onderstaande beweringen aan of deze wel of niet overeenkomt met de tekst. Kruis aan 'wel' of 'niet' in de uitwerkbijlage.
Je krijgt korting als je een fiets voor een hele week huurt.
Als je een fiets huurt, dan mag je bagage gratis in een kluisje.
Het dragen van een fietshelm wordt sterk aangeraden.
Bij de huurprijs zitten diverse fietskaarten en water inbegrepen.
Aanpak:
Lees alle beweringen en onderstreep kernwoorden.
Check per bewering of die klopt met de tekst.
Lees de tekst en zoek naar de kernwoorden of synoniemen daarvan.
Onderstreep in de tekst het bewijs voor goede beweringen en het tegenbewijs voor foute beweringen (verschillend) en zet het nummer van de bewering erbij.
Geef per bewering antwoord. Gebruik daarbij de woorden uit de vraag (juist/onjuist; ja/nee; wel/niet) als je geen antwoordblad hebt waarop je de woorden kunt omcirkelen.
Wat zijn kernwoorden?
Kernwoorden zijn belangrijke woorden of woordgroepen in een tekst die de hoofdgedachte of het onderwerp van de tekst weergeven. Je kunt ze herkennen door te letten op woorden die vaak terugkomen of die extra benadrukt worden, en door te kijken naar de titel, tussenkopjes, inleiding en slot van de tekst. Kernwoorden zijn belangrijk omdat ze je helpen om de inhoud en structuur van de tekst te begrijpen en de belangrijkste informatie eruit te halen. Dit kan bijvoorbeeld handig zijn bij het beantwoorden van vragen over de tekst.
Let op:
Een bewering is pas juist als ALLE elementen uit die bewering juist zijn. Knip de bewering dus in stukjes en check elk element of het klopt.
Tips:
'Sterke' woorden als immer (altijd), nie (nooit), alles (alles), nur (alleen maar) staan vaak in foute beweringen.
'Zwakke' woorden als manchmal (soms), ab und zu (af en toe), hin und wieder (af en toe) staan vaak in goede beweringen.
Een stelling die logisch klinkt maar niet in de tekst staat, is fout.
Als de beweringen niet op alfabetische volgorde staan, dan staan ze op volgorde van de tekst.
Het is mogelijk dat alle beweringen bij een vraag goed zijn. Het is ook mogelijk dat alle beweringen bij een vraag fout zijn. Laat je daardoor dus niet onzeker maken!
Bij een open vraag kun je niet kiezen uit meerdere antwoorden, maar moet je zelf een antwoord formuleren. Dat doe je in het Nederlands. Alleen als je gevraagd wordt om te citeren of het antwoord in het Duits op te schrijven, doe je dat in het Duits.
Je vindt hier voorbeelden (zonder tekst) van open vragen.
Voorbeelden open vragen
Noem drie eisen die de politie aan sollicitanten stelt. (alinea 2)
Noem twee redenen uit de tekst.
Noem een ander Duits woord dat in alinea 3 voor 'Schürfer' wordt gebruikt.
Aanpak
Zorg dat je de vraag goed begrijpt en kijk goed hoe je het antwoord moet opschrijven.
(bijvoorbeeld: het aantal redenen, Duits of Nederlands, een hele zin noteren).
Lees het tekstgedeelte waar de vraag over gaat intensief zodat je alles begrijpt.
Gebruik eventueel een woordenboek.
Markeer het stukje waar volgens jou het antwoord staat.
Formuleer het antwoord.
Lees de vraag en het antwoord achter elkaar om te controleren of het antwoord goed aansluit.
Let op:
Maak een goed lopende, correcte Nederlandse zin.
Maak een duidelijke zin.
Gebruik geen halve zinnen.
Gebruik geen verwijswoorden maar schrijf precies op wie of wat je bedoelt.
(Bv. niet 'zij' maar 'de vrienden'; niet 'omdat het leuk was' maar 'omdat het feestje leuk was').
Vertaal de zin uit de tekst niet letterlijk als je dat met eigen woorden moet doen.
Antwoord ook echt maar met één zin als dat gevraagd wordt.
Vergeet niet 'ja' of 'nee' voor je antwoord als dat gevraagd wordt.
Open vragen oefeningen
Maak nu de volgende open vragen en gebruik de aanpak die je hiervoor geleerd hebt.
Functievragen
Een functievraag is een examenvraag waarbij gevraagd wordt naar de functie van een alinea in een tekst. De functie van een alinea geeft informatie over het verband tussen de alinea's en kan bijvoorbeeld uitleggen, voorbeelden geven of iets tegenspreken. Alinea's komen vaak in vaste 'paren' voor, zoals een probleem in de ene alinea en een oplossing in de volgende alinea. Bij het beantwoorden van een functievraag moet je dus nadenken over wat de functie is van een bepaalde alinea en hoe deze past binnen de tekst als geheel.
Aanpak
Voorbeeld :
Lees de examenvraag en bekijk de antwoordmogelijkheden.
━━ Wie fängt der 1. Absatz an? A mit einem Beispiel zur Einleitung B mit einem Gegensatz zur Einleitung C mit einer Erklärung der Einleitung
Het is belangrijk dat je bij dit soort vragen de betekenis van Beispiel,Gegensatzen Erklärungweet. Schrijf die er eventueel achter.
Signaalwoorden geven verbanden aan in de tekst. Leer veelvoorkomende signaalwoorden hier, want als ze in de tekst voorkomen kunnen ze je helpen het goede antwoord sneller te vinden. Markeer ze dus in de teksten die je krijgt op het examen.
Citeervragen zijn een vorm van open vragen, je moet zelf naar een antwoord op zoek. Bij een citeervraag moet je als antwoord één of meerdere woorden letterlijk uit de tekst overschrijven, in het Duits. Bijvoorbeeld een naam of begrip of de eerste twee woorden van de zin waarin het goede antwoord staat. Citeervragen worden vaak als lastig ervaren!
Aanpak
Lees de alinea eerst globaal. Markeer het citaat uit de vraag en bedenk je wat dit precies betekent. Zoek eventueel woorden op. Bedenk hoe je dit in het Nederlands op een andere manier zou kunnen zeggen.Ga dan op zoek naar een passage, waar ongeveer hetzelfde wordt uitgedrukt.
Markeer dit stuk tekst. Dit hoeft geen hele zin te zijn.
Controleer op het einde altijd je antwoord. Dat doe je zo: Lees de vraag nog een keer en zorg dat je precies zo hebt geantwoord als er gevraagd wordt. Je moet de eerste twee Duitse woorden van de zin opschrijven. Begin in dit geval je citaat dus niet halverwege een zin en omschrijf niet in het Nederlands wat er staat. Dan heb je de tekst weliswaar begrepen, maar krijg je toch geen punten.
Als je bijvoorbeeld drie redenen moet geven en je schrijft er vier op dan worden alleen de eerste drie antwoorden beoordeeld. Dus als je derde reden fout is, maar je vierde wel goed, krijg je er toch geen punten voor. Houd je dus goed aan de gevraagde aantallen.
Voorbeeld:
Der 16-jährige Leonard Perret wird für ein Jahr nach Brasilien gehen.
[3] „Leonards Gastfamilie in Recife hat sich mit einem Brief vorgestellt – da hat Brasilien für uns ein Gesicht bekommen“, so Christa Perret, „die Familie hat uns auch einen Link geschickt, damit wir sehen können, wo die Schule ist. Es ist jetzt alles nicht mehr so fremd für uns.“ Und: „Wir stehen schon in den Startlöchern und bereiten alles vor; ich finde es klasse, dass er das macht. Ich hätte mich das in dem Alter nicht getraut. Ich freue mich für ihn! Dank der modernen Medien ist es ja auch nicht mehr so schwierig, den Kontakt zu halten.“
Beantwoord de examenvraag.
━━ “hat ... für uns ein Gesicht bekommen” (alinea 3)
Hoe wordt dit in deze alinea nog op een andere manier geformuleerd?
Schrijf de eerste twee Duitse woorden op van de betreffende zin.
Lees het hele citaat en stel vast dat je de zin begrijpt.
´da hat Brasilien für uns ein Gesicht bekommen“ = toen heeft Brazilië voor ons een gezicht gekregen.M.a.w. ze konden zich iets bij het land voorstellen.
Lees vervolgens de hele alinea goed door. Welke zin lijkt op de bovenstaande zin?
Goede antwoord: ¨Es ist¨ = eerste twee woorden van de zin.
De hele zin: Es ist jetzt alles nicht mehr so fremd für uns.“ = Het (Brazilië) is nu niet meer zo vreemd voor ons.
Deze zin heeft inprincipe dezelfde inhoud als het citaat.
Citeervragen oefeningen
Maak nu de volgende citeervragen en gebruik de aanpak.
Tips
Tips voor het eindexamen
Het eindexamen nadert, want dan moet je laten zien wat je in de afgelopen jaren hebt geleerd. Als je serieus aan de oefeningen van deze module hebt gewerkt, kun je met zelfvertrouwen aan het examen beginnen. Hier krijg je nog enkele afsluitende tips.
Tips voor het eindexamen
Bekijk nog eens deze video met algemene tips.
Neue Kontakte
We hebben in deze module veel vraagsoorten geoefend, maar er zijn er meer. Je kunt alle vraagsoorten oefenen in Neue Kontakte Online ¨Abschlusstraining Lesen¨ of als je wilt in het boek. Daarnaast kun je zowel uit je boek als online de naslag bestuderen met leestrategieën en woordsoorten.
Maak via Examensprint online examens en bereid jezelf goed voor!
Quizlet: Binnen Quizlet zijn tal van woordenlijsten beschikbaar om me te oefenen.
De website van mevrouw Duits is een aanrader en bevat extra uitleg en tips.
Tips bij het maken van het eindexamen Duits
Bekijk het examen
Bekijk het aantal teksten en vragen. Deel je tijd in.
Zet je naam en examennummer op alle antwoordbladen.
Maak het examen
Bedenk bij elke tekst hoe je die moet lezen (leesstrategie).
Pas alles toe wat je hebt geleerd om de vragen te beantwoorden.
Werk netjes, schrijf duidelijk.
Problemen
Raak niet in paniek als je iets niet weet! Leg je pen even neer en adem diep in en uit.
Schrijf op een kladblaadje het nummer van de tekst en/of de vraag.
Sla de tekst of de vraag voorlopig over.
Halverwege
Kijk hoever je bent en verdeel de tijd tot het einde van het examen.
Aan het einde
Probeer minimaal 15 minuten over te houden.
Probeer de vragen die je hebt overgeslagen alsnog te beantwoorden. Als het niet lukt,
doe je een gok.
Controleer of je alles hebt ingevuld en alles duidelijk is.
Algemene tips
Hang thuis je examenrooster op.
Zet je spullen al 's avonds klaar. Denk aan je woordenboek.
Zet meerdere wekkers.
Ga op tijd naar bed en Sta op tijd op.
Ontbijt voldoende en neem eventueel (als dat bij jou op school mag) iets te drinken en een tussendoortje mee.
Neem je spullen mee en denk aan je woordenboek.
Wees op tijd (15 minuten van tevoren).
Zet je spullen netjes en handig neer zodat er niets valt of je dingen moet zoeken.
Het arrangement Examentraining LC 2023-2024 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Helma van Nieuwenhoven
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2024-04-15 14:32:15
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
De module 'Lesen' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.
Fair Use
In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use
Mocht u vragen/opmerkingen hebben over de module over het gebruikte materiaal, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.
Aanvullende informatie over dit lesmateriaal
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
In deze training ga je - ter voorbereiding op het CE Duits - aan de slag met verschillende soorten examenvragen.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.