Voor HVX heb je leerkracht nodig! Hoe je daaraan bouwt leer je in deze quest.
Deze quest past heel goed bij jouw start bij HVX
Building Learning Power: vooral Veerkracht, Vindingrijkheid en Reflectie komen aan bod
Als resultaat maak je een presentatie over hoe jij leert en hoe hersenen werken (in jouw eigen vorm; film, poster, etc.)
Waarom Gaaf voor de Start?
Bij HVX kun je leren wat je zelf wilt. Maar hoe werkt leren eigenlijk in je brein? Als je snapt hoe de hersenen werken, leer je makkelijker.
En dat je (ook ongemerkt) veel leert weet je natuurlijk eigenlijk wel. Denk maar even terug aan toen je een baby was en waar je nu staat.
In deze quest ga je ontdekken hoe jouw brein leert.
Waar gaan we doen?
De Gaaf voor de Start periode bestaat uit drie grote onderdelen:
1) Kennismaken met elkaar en met HVX
2) Leren over leren
3) Met vakcoaches werken aan mini quests
Welke producten ga je leveren?
Voor deze quest ga je de volgende producten leveren:
een presentatie over hoe jij leert (bijv. via een poster, een fimpje, een podcast enz.)
een verwerking van alle mini quests (bijv. naar een kunstwerk, een poster, filmpje, toneelstuk enz.)
eXplore miles
Bij HVX levert iedere quest eXplore miles (XM) op. Daarmee laat je de leerafstand zien die jij aflegt. Een eXplore mile komt overeen met 1 leer/werkuur. Deze Gaaf voor de Start quest bestaat uit 7 bijeenkomsten van 2 uur en 6 voorbereidingsuren thuis. Dus voor deze quest krijg je 20 XM.
Routeplanner
Geef hier een inschatting van hoeveel tijd elk onderdeel kost, of een voorbeeld-planning voor de quest om het over een (deel van de) periode te verspreiden
Jij begint
... aan een nieuwe start
Komende weken ga je op allerlei manieren kennismaken met HVX.
Het centrale idee van Gaaf voor de Start is:
"Het einde van een proces is vaak ook het begin van iets nieuws."
Voortrekkers van verandering nemen een actieve rol voor de toekomst, om onze levens en die van anderen te verbeteren.
Aanpassingsvermogen is het vermogen je aan te passen aan nieuwe omstandigheden.
Veranderingen doen ertoe en tegelijkertijd respecteren we de dingen die we al bereikt hebben.
Motivatiemotor
➜ Beschrijf daarin waarom je Gaaf voor de Start tot een goed einde zou willen brengen.
Passie uitoefenen
Naar een doel streven
Nieuwsgierigheid
Iets totaal nieuws leren
"Leren is echt mijn ding."
"Ik wil goed starten."
"HVX, wat is dat eigenlijk?"
"Ik wil weten hoe mijn hersenen werken."
Waarom start iedere quest met een motivatiemotor?
Om voor jezelf op te schrijven waaróm je deze quest wilt doen. Als steun in de rug als het even lastiger wordt dan je gehoopt had. Welke persoonlijke 'motor' gaat er dan voor zorgen dat je de taken toch (met plezier) kunt volbrengen.
Verderkijker
Het doel met building learning power bij HVX is, dat jij:
o een betere “learner” wordt
o moeilijkheden in het leren durft aan te pakken, begrijpt waarom 'moeilijk doen als het makkelijk kan' ook voordelen heeft
o ook kleine stappen in jouw leren van waarde vindt
o zelfvertrouwen ontwikkelt bij jouw leren
o weet dat BLP niet iets extra’s is, maar een voorwaade om te kúnnen leren
o vaardigheden ontwikkelt om met je mee te nemen en toe te passen in jouw verdere leven
o voorbereid bent op een leven lang leren.
➜ Waar ben jij al goed in?
➜ En waar wil jij echt nog aan werken?
➜ Geef zo volledig mogelijk antwoord op deze twee vragen.
Quest onderdeel Leren over leren
1. Leren over leren
Leren over leren
a) Leren over het brein en verschillende zaken die daarbij belangrijk zijn voor leren (aandacht, planning, impulsiviteit, geheugen),
b) Vaardigheden om Learning Power te ontwikkelen (BLP). Bijvoorbeeld leren omgaan met afleidingen, relfecteren op jouw eigen (leer)gedrag en verdere breinvaardigheden,
c) Ontdekken en leren over leerstrategieen om jouw brein optimaal te gebruiken.
Wat doen je hersenen als je leert?
1a. Onderzoek naar jouw brein
Onderzoek
HET BREIN IS NEUROPLASTISCH
Neuro..wat?... Dit betekent dat de structuur van onze hersenen zich aan kan passen. Dit kunnen we doen door bewust dingen wel of juist niet te doen, te leren of te ervaren. Alleen.. dan moeten we dus wel precies weten wat een positief en wat juist een negatief effect kan hebben op onze hersenen.
Wetenschappers ontdekken steeds meer ‘geheimen’ van ons brein en hoe we daar ‘slim’ mee om kunnen gaan. En dat is goed nieuws, zeker voor ons. Als jij weet hoe je het beste kunt leren of hoe je bijvoorbeeld je concentratie kunt verhogen of wat juist goed is voor je hersenen en wat niet, dan kun je daar rekening mee houden.
Hoe leren je hersenen?
Opdracht:
➜ Wat weet jij over leren? Gebruik wat je gelezen hebt en gehoord hebt in het filmpje.
Als je meer wilt weten kijken dan bij de bronnen!
➜ Laat zien wat jij nu weet in een mindmap, infographic, poster (kies jouw vorm).
➜ Plaats jouw product weer in Seesaw met een link naar de tegel in Egodact die bij deze Quest hoort.
1b. Hoe werkt jouw brein?
Verwerking
Hier ga je verder ontdekken hoe de hersenen in elkaar zitten
Als je het antwoord op vragen niet weet, ga dan naar het antwoord op zoek
Dat kan op veel verschillende manieren, bijvoorbeeld door te vragen, te googelen, in de bronnen te kijken of een manier die jijzelf bedenkt.
Jouw hersenen hebben heel veel kleine neuronen. Zij zijn de bouwstenen van jouw brein.
Zie ze als aliens met 3 benen en 1 arm. De benen heten dendriten en de arm heet een axon. Het 'oog' is het centrale deel van de neuron (de nucleus). Echte neuronen kunnen meer dan 3 'benen' hebben.
Ze zijn er in alle soorten en maten. Die kleine knobbels zijn dendritische stekels. Die zitten overal over de 'benen'. Deze dendritische stekels zijn heel belangrijk, ze helpen de neuronen om signalen te ontvangen van andere neuronen.
Voor connectie geeft de arm van de neuron een schok naar een van de dendritische stekels. Deze schok springt over via een kleine ruimte in de dendritische stekel; die stekel heet 'synaps'. Deze lijn van 'schokken' kan door blijven gaan. Deze stromende signalen zijn jouw gedachten. Ze maken een spoor zoals een bal in een flipperkast een spoor maakt. In je hersenen zitten 10 tot de macht 13 neuronen. Dat is een getal van een 1 met 13 nullen: 10 000 000 000 000!
Hoe vaker de neuronen met elkaar verbinding maken des te sterker wordt de synaps connectie. Net als vrienden die elkaar vaker spreken en elkaar steeds beter leren kennen. Zo ontstaan verbindingen in je hersenen. Leren betekent het creeren van nieuwe, of sterkere, brain-links.
Als je iets nieuws leert is er nog nauwelijks verbinding. Naarmate je meer oefent wordt de link steeds sterker. De 'vonken' worden groter. Hoe meer je de link gebruikt hoe makkelijker het wordt.
Opdracht
➜ Zet de antwoorden op de onderstaande vragen 1 t/m 9 in een Pages document.
➜ Plaats dit document in Seesaw met een link naar de bijbehorende tegel in Egodact.
1c. Reflective journal: Je kunt alles leren wat jij wilt!
Reflective journal
➜ Werk je reflective journal bij door in je logboek in Egodact antwoord te geven op de volgende vragen:
Noem een vaardigheid die jij nu kent en makkelijk kunt doen maar wat je niet kon toen je net geboren was.
Schrijf het meest belangrijke op dat jij over leren en hersenen in dit deel geleerd hebt. Waarom is dit belangrijk voor jou?
Welk deel van het filmpje hierboven spreekt jou het meest aan? Waarom juist dat onderdeel?
Wat zou jij nog graag willen leren?
Hoe zou het leren van een nieuwe vaardigheid jouw leven verbeteren?
2. Regie over jouw leren
2a. Onderzoek naar jouw leren
Onderzoek
Building Learning Power
Om te kunnen leren heb je allerlei vaardigheden nodig. Bij HVX werk je daarom heel hard aan jouw leerspieren. Je bouwt aan leerkracht (building learning power). Maar om open te staan voor leren heb je ook een bepaalde mindset nodig. Je moet zelf geloven en vertrouwen dat jij (alles wat je wilt) kunt leren. Heb jij zo'n mindset? Of een andere?
Jouw mindset quiz
1. Omcirkel het nummer dat het beste bij jou past (bij iedere vraag)
2. Tel alle punten van jouw antwoorden bij elkaar op
3. Plaats jouw totaalscore in je log in Egodact
Vraag
Zeer sterk mee een
Mee eens
Mee oneens
Zeer sterk mee oneens
Jouw intelligentie is wat het is, je kunt dit niet veranderen
0
1
2
3
Hoe intelligent je ook bent, je kunt het altijd nog behoorlijk veranderen
3
2
1
0
Maar enkele mensen zullen echt goed zijn in sport, je moet daarvoor aanleg hebben
0
1
2
3
Hoe harder je werkt aan iets, hoet beter je erin zult worden
3
2
1
0
Ik word van boos als ik feedback krijg op mijn prestatie
0
1
2
3
Ik vind het fijn als ik van mijn ouders, coaches en leraren feedback krijg op mijn prestatie
3
2
1
0
Echt slimme mensen hoeven niet zo hard te leren
0
1
2
3
Je kunt altijd veranderen hoe intelligent je bent
3
2
1
0
Je bent een bepaald iemand en daar is niet zoveel aan te veranderen
0
1
2
3
Een belangrijke reden waarom ik mijn quests en challenges maak is dat ik plezier heb in nieuwe dingen leren
3
2
1
0
Totaal score: ...
Manieren van leren
Het meeste leren gebeurt met vallen en opstaan, door het gewoon te proberen. Zo heb je misschien ook leren fietsen, eerst op een loopfiets of driewieler en later op een echte fiets. Als je hebt leren fietsen, kun je het nu zonder moeite en zonder dat je erbij nadenkt. Dan heb je dus een soort snelweg gemaakt in je hersenen. Leren heeft te maken met het opbouwen van heel veel verbindingen, snelwegen in je hersenen. Als je over heel veel verbindingen beschikt, heb je al best veel geleerd. Waar ben jij goed in? Weet je al wat jouw talenten zijn?
Je brein is speciaal. Hoe meer je traint hoe meer je kunt leren. Je leert je brein om steeds meer en steeds moeilijker leerstof te verwerken. Hoe doe je dat dan, het trainen van je brein?
Hiervoor wordt vaak de metafoor ‘van geitenpaadjes naar neurale snelwegen’ gebruikt. Stel je voor dat je als eerste door een wild begroeid veld met hoog gras wandelt. Als je dan terug kijkt zie je nog net een klein paadje waar jij gelopen hebt, het geitenpaadje. Het geitenpaadje is kwetsbaar en kan door wind en regen weer vervagen en verdwijnen. Wanneer je dit geitenpaadje keer op keer gebruikt wordt het geleidelijk aan een groter pad en uiteindelijk een snelweg. Je oorspronkelijke geitenpaadje is nu een neurale snelweg met veel verkeer!
Wat dit te maken heeft met je brein? Het geitenpaadje staat voor je hersenen voor alles wat nieuw is: lesstof, gedragingen of dat wat je voor het eerst hoort of ziet. Je hersencellen, ook wel neuronen genoemd, maken contact met elkaar doormiddel van het doorgeven van een signaal, en creëren een klein paadje. Hersencellen hebben zich dan verbonden met elkaar. Als deze verbinding vaker gemaakt wordt en het patroon zich herhaalt, verandert er iets in je brein. De verbindingen worden sterker en contact tussen de hersencellen gaat makkelijker. Je hersencellen kunnen de signalen sneller doorgeven. Uiteindelijk ontstaat er uit dat geitenpaadje een neurale snelweg in je brein. Vanaf dat moment veranderen deze signalen in iets sterkers, namelijk een herinnering, een vaardigheid, een geleerd feit. Vanaf dat moment heb je geleerd.
Vanuit het brein gezien is leren dus het uitbreiden en 'asfalteren' van deze wegen. Op deze manier zorg je ervoor dat wanneer de ene snelweg niet gevonden wordt, je brein nog meer routes voor je in petto heeft om toch bij de kennis en informatie te komen die jij op dat moment nodig hebt.
Leren is dus het vormen van nieuwe, sterke en uitgebreide neurale netwerken.
Dat doe je door training.
Wist je dat we een linker en rechter hersenhelft hebben? Deze twee helften zijn met elkaar verbonden door een hersenbalk. Via deze hersenbalk werken beide hersenhelften samen. Om iets nieuws te kunnen leren is het nodig dat beide hersenhelften goed samenwerken. Je linker hersenhelft bestuurt alles in de rechterkant van je lichaam en de rechter hersenhelft alles in de linkerkant van je lichaam. Als je veel oefeningen doet met allebei de kanten van je lichaam kun je beter leren. Het is dan ook belangrijk om zo nu en dan even uit het ‘leren’ te stappen en te gaan bewegen! Zo krijg je weer meer zuurstof in je hersenen door het bewegen en dat is goed voor de werking van de hersenen. Zo kan je bijvoorbeeld de kruisloop oefenen, gewoon op de plaats of lopend door de ruimte. Veel plezier!
Opdracht
➜ Vertel jouw coach dat je met deze quest bezig bent en bespreek tijdens jouw eerst volgende coachgesprek jouw score. Laat jouw coach uitleggen wat dit cijfer betekent. Herken je jezelf daarin?
2b. Leren; wat komt daar allemaal bij kijken?
Verwerking
Denk jij weleens na als je fietst wat je precies doet? Al die handelingen gaan inmiddels automatisch. Maar zo was het natuurlijk niet altijd! Zo werkt het ook met leren, allemaal verschillende handelingen/vaardigheden komen daar samen. Als dit goed samenwerkt in jouw brein leg je een succesvolle leerroute af. Deze vaardigheden worden executieve funties genoemd. Ze helpen je om te organiseren, plannen, kiezen, concentreren en niet impulsief te reageren. Je bent nu nog volop in ontwikkeling en dat zijn jouw executieve functies ook! Maar je kunt deze versterken waardoor leren steeds makkelijker gaat, net als fietsen.
Lees hieronder over de executieve functies.
Zelfregulatie, Orde & netheid, Aandacht houden en Impuls controle horen bij VEERKRACHT.
Initiatief, flexibilteit & geheugen horen bij VINDINGRIJKHEID
Planning & time management, Doelenstellen & Zelfinzicht horen bij REFLECTIE.
BLP kijkt ook nog naar INTERACTIE: hoe werk jij samen en welke vaardigheden gebruik jij daarbij.
Maak een post in Egodact:
mijn sterke kanten zijn volgens mij (Leerspier & executieve functies):
mijn verbeterpunten zijn (Leerspier & executieve functies):
Opdracht 2
Hieronder staan per executieve functie 7 beweringen.
Omcirkel eens als de bewering op jou van toepassing is, of best in de buurt komt. Kies tussen eens en oneens. Gebruik twijfel bij voorkeur niet! Alleen als je heel, heel erg aarzelt.
Heb je 4 keer eens omcirkeld, kleur dan van binnenuit de spin 4 ringen in de kleur van deze executieve funtie in. Zelfregulatie = rood, Ordelijkheid & netheid = donkerblauw enz.
Als twijfel toch hebt gebruikt, telt dat voor een halve ring, bij 2 keer twijfel is dat dus een hele ring.
De executieve functies spin vind je helemaal aan eind.
Tel per functie het aantal ringen dat je ingekleurd hebt. Rangschik de functies van de meeste naar de minste ringen.
Komt deze uitkomst overeen met jouw inschatting uit opdracht 1?
Als er verschillen zijn, hoe komt dit dan denk jij?
Plaats jouw ingekleurde spin en deze analyse in Seesaw en link deze naar Egodact
Bespreek jouw spin in je volgende coachgesprek!
2c. Reflective Journal
Reflective journal
➜ Werk je reflective journal bij door in je logboek in Egodact antwoord te geven op de volgende vragen:
Noem een vaardigheid die jij nu kent en makkelijk kunt doen maar wat je niet kon toen je net geboren was.
Schrijf het meest belangrijke op dat jij over leren en hersenen in dit deel geleerd hebt. Waarom is dit belangrijk voor jou?
Wat zou jij nog graag willen leren?
Hoe zou het leren van een nieuwe vaardigheid jouw leven verbeteren?
3. Leerstrategieen
3a. Onderzoek naar jouw leerstrategieen
Onderzoek
Leerstrategie uitgelegd
Opdracht:
Wat weet jij over leerstrategieen? Gebruik het filmpje en de bronnen uit de quest om antwoord te geven.
Plaats jouw antwoord in Seesaw en link het naar Egodact.
3b. Verwerking
Verwerking
Bij succesvolle leerstrategieën gaat het om ‘actief leren’ stimuleren.
Top 6 leerstrategieen
Opdracht:
Welke van de leerstrategieen pas jij al toe?
Welke zou jij willen gaan uitproberen?
Maak hier een afspraak met je coach over!
LEER GESPREID
WISSEL VAN ONDERWERP
GEBRUIK VOORBEELDEN
GEBRUIK WOORD EN BEELD
LEG UIT EN CHECK
OVERHOOR JEZELF
4c. Reflectie
Reflective journal
➜ Werk je reflective journal bij door in je logboek in Egodact antwoord te geven op de volgende vragen:
Wat zou jij nog graag willen leren?
Hoe zou het leren van een nieuwe leerstrategie jouw leven verbeteren?
Quest onderdeel 1. Changes in the Royal Family
Thuis opdracht
Voor Engels krijg je je opdrachten ook in het Engels. Kom je soms een lastig Engels woord tegen? Gebruik dan een woordenboek om de woorden op te zoeken en hou in je schrift een lijstje bij van de nieuwe woorden die je zo geleerd hebt. Succes!
Preparation Assignment
In this preparation assignment, you’re going to learn two things: who is who in the British Royal Family, and English vocabulary to talk about family relationships. Follow the step-by-step plan below to find out more.
Read the introduction text to the interactive guide on this website.
Click on the pictures and names in the interactive guide to get an idea of the different people in the UK Royal Family.
Fill in the blanks in the family tree below.
Now we're going to have a look at words we can use to talk about our family members. You might know a lot of them already...
5. Download the worksheet in the PDF below and do the exercises.
In our class session, we will discuss your Home Assignments and watch a summary of the coronation of King Charles III which took place a few weeks ago on May 6th.
Then you can choose from three assignments:
Choice 1 - for royalty fans
Study the CBBC Newsround's round-up of coronation news here and use the Hello Magazine souvenir edition to get an idea of what went on on Coronation Day.
Write a blog article fit for a school paper about what you found most interesting about the coronation.
Choice 2 - for geneaology geeks
Remember the family tree from the preparation assignment? Now it's your turn to make your own family tree! Obviously, you'll use the English words you've learned, and you'll make sure it's interesting and pleasing to look at. Browse Google Images for inspiration or use your own imagination.
Choice 3 - for majestic know-it-alls
Imagine you were the next King or Queen. What would you do? What would your coronation outfit look like? What promises would you make in your oath?
Draw a self-portrait of you on your coronation day and write an oath in which you tell your people what kind of king/queen you will be to them.
Quest onderdeel 2. Voortrekkers van Verandering (M&M)
Werkdag opdracht
Verlicht absolutisme
Het verlicht absolutisme is een mengelmoes van een manier van denken en een manier van besturen. De Verlichting en het absolutisme zijn twee losse manieren van denken en doen die samen zijn gekomen. Je gaat als eerst ontdekken wat absolutisme betekend, daarna wat de Verlichting precies is en vervolgens gaan we deze twee samenvoegen.
Absolutisme
Kort gezegd betekend het absolutisme het volgende: "een regeringsvorm waarbij er één persoon aan de macht is, diegene hoeft bij niemand hun verantwoording af te leggen." Met het afleggen van verantwoording wordt bedoelt dat de vorst niet aan het volk of aan het parlement (een groep mensen die voor de vorst/het land werken) hoeft uit te leggen waarom hij bepaalde keuzes heeft gemaakt. Denk bijvoorbeeld aan een nieuwe wet, dan hoeft de vorst niet uit te leggen waarom deze wet moet worden ingevoerd.
Lodewijk XIV (14de) was hier een voorbeeld van. Toen hij koning was hield hij zich vooral aan droit divin. Dat houdt in dat hij alleen verantwoording af hoefde te leggen aan God, want hij was door God naar de aarde gestuurd om zijn rijk (Frankrijk) te besturen.
De Verlichting
De Verlichting is een naam van een nieuwe stroming in de 18de eeuw. Bij deze stroming horen een aantal nieuwe manieren van denken over bijvoorbeeld de wetenschap, het leven en het bestuur van een land. Vooraan staat optimistisch denken, hiermee wordt bedoeld dat mensen op een positieve manier naar verschillende zaken kijken. Ook het rationeel denken was een belangrijk onderdeel van de Verlichting. Als we spreken over rationeel denken wordt vaak gezegd dat het gaat over: 'logisch nadenken en het verstand gebruiken'.
Verlicht absolutisme
Tijdens de Verlichting waren er vorsten die mee gingen met deze stroming. Zij konden zich wel vinden in dat rationeel en optimistisch denken! Deze vorsten wilden dus met verlichte ideeën het land gaan besturen, maar daarbij wel zelf de macht willen behouden.
Lodewijk XVI
Ontmoet de vorsten!
Jullie gaan nu onze vorsten ontmoeten. Zij laten een ontmoetingsprofiel zien van zichzelf. Ze vertellen jullie wat over hun gezin, de manier waarop zij hebben geregeerd en hoe ze aan hun einde zijn gekomen. Deze teksten heb je als voorbereiding nodig voor de eindopdracht. Maak dus aantekeningen als je dat handig vindt.
Lodewijk XVI
Naam: Lodewijk XVI
Land: Frankrijk
Aan de macht: 1774-1789
Gezinsleven: getrouwd met Marie Antionette (Maria Antonia van Habsburg-Lotharingen). Zij hebben samen vier kinderen gekregen: Marie Thérèse Charlotte (Madame Royale), Lodewijk Anton van Bourbon (dauphin (prins) van Frankrijk), Lodewijk Karel (werd na de dood van Lodewijk Anton van Bourban de dauphin) en Sophie Beatrix Hélène.
Moderniseringagenda van zijn vader: Lodewijk streefde naar rationalisering van het bestuur, de economie op te laten leven en de rechtspraak menselijk te maken. Om de staatsschuld te verminderen werden de gilden (vakbond) afgeschaft. Daarnaast werd de graanhandel losgemaakt van de staat, helaas kwam dit op een ongelukkig moment. In 1774 kwam er een misoogst en er ontstond schaarste.
De Franse Revolutie: De minister van Financiën (Jacques Necker) spreekt in de Staten-Generaal uit dat hij vindt dat de burgerlijke stand (de derde stand, de burgers) dubbel vertegenwoordigd moeten worden in het bestuur van Frankrijk. De Staten-Generaal reageert hier woedend op en besluiten de minister te ontslaan. De burgers reageren hier op. Zij bestormen de Bastille in Parijs op 14 juli 1789. Naast dat de burgers niet passend werden vertegenwoordigd in het bestuur van Frankrijk voelden ze zich niet gehoord door het bestuur in de tijd van schaarste. De burgers leden honger in de periode voor de bestorming van de Bastille. De mythe die rond gaat over deze revolutie is de uitspraak van Marie Antionette: "als ze geen brood hebben, waarom eten ze dan geen cake?". Dit laat zien dat veel mensen denken dat het koningspaar erg ver weg stonden van het volk en weinig sympatie hadden voor hun lijden.
Verlicht Absolutisme?: in Frankrijk werd tijdens het bestuur van Lodewijk XVI gestuurd door verschillende bestuurlijke organen die hem advies gaven. Denk hierbij aan de Staten-Generaal. Deze Staten-Generaal bestond uit vertegenwoordigers van de drie standen: de adel, de geestelijke en de burgerij. Je moet bedenken dat de burgers de grootste groep waren binnen Frankrijk, maar met dezelfde hoeveelheid mensen werd vertegenwoordigd als de adel en de geestelijken. De geestelijke en adel steunde elkaar vaak bij het stemmen op nieuwe wetten, hierdoor kregen de burgers niet vaak de meerderheid en de steun die zij nodig hadden.
Het einde: Lodewijk XVI werd samen met zijn gezin opgepakt een half jaar na de start van de Franse Revolutie. Ze hebben geprobeerd incognito te vluchten en te leven. Ze zijn uiteindelijke verraden. Ze hebben zo een twee jaar met huisarrest opgesloten gezeten. Uiteindelijk zijn drie van de vier kinderen omgebracht. Ook Lodewijk en Marie zijn omgebracht, zij zijn onthoofd op een plein
Frederik de Grote
Frederik de Grote
Naam: Frederik II (oftewel de Grote)
Land: Pruisen
Aan de macht: 1772-1786
Gezinsleven: Frederik was getrouwd met Elisabeth Christine van Brunswijk-Bevern. Zij hebben geen kinderen gekregen, ze leefde gescheiden van elkaar.
Oorlog: Frederik was een kundige veldheer en hij kon het goed vinden met de minister van Buitenlandse Zaken. In eerste instantie sloot Frederik zich aan bij Frankrijk tijdens de oorlog tegen de Engelse. Helaas besloot Frederik zich daarna aan bij de Engelse. Dit heeft er toe geleid dat Pruisen in oorlog kwam met Frankrijk, Rusland en Oostenrijk. Frederik had veel minder manschappen en geld om deze oorlog te kunnen winnen. De oorlog werd niet gewonnen, maar Rusland sloot na de dood van tsarina Elisabeth I de Vrede van Sint-Petersburg. Pruisen was niet meer bankroet en had haar machtspositie verzekerd.
Verlicht Absolutisme?: Frederik was erg cultureel ingesteld. Hij was een dichter, muzikant en filosoof. Hij was een bewonderaar van de Verlichting en dit was terug te zien in zijn Binnenlandse politiek. Na een grote hongersnood in Pruisen bevorderde Frederik de aardappelteelt in zijn land, hierdoor was er weer genoeg te eten voor het volk. Daarnaast ontwikkelde hij het onderwijs verder en paste hij de landrechten en de grondrechten aan. Een belangrijke daad was dat hij de rechtspraak gelijktrok voor alle burgers van Pruisen.
George III
George III
Naam: George III
Land: Verenigd Koninkrijk
Aan de macht: 1760-1820
Gezinsleven: Getrouwd met Charlotte van Mecklenburg-Strelitz. Zij leerden elkaar pas kennen op hun huwelijksdag. Ze hadden een gelukkig huwelijk. Ze kregen wel 15 kinderen, 9 zoons en 6 dochters.
Oorlog: Tijdens het koningsschap van George werden er meerdere oorlogen uitgevochten. De 70-jarige oorlog tegen Frankrijk werd gewonnen in deze periode, maar het had grote gevolgen. Naast dat het Verenigd Koninkrijk de Franse koloniën in Noord-Amerika verkreeg, hadden ze ook hele hoge schulden overgehouden aan de oorlog. Om hier bovenop te komen werden er torenhoge belastingen gevraagd in de koloniën van Noord-Amerika. Dit leidde uit eindelijk tot de Onafhankelijkheidsrevolutie in Amerika, die het Verenigd Koninkrijk verloor.
Verlicht Absolutisme?: In het Verenigd Koninkrijk bestaat het parlement uit het Hoger en het Lager huis. Zij stemmen over de wetten die worden ingevoerd. Vaak staan hier maar twee partijen tegenover elkaar, deze twee partijen vertegenwoordigen het volk. De koning staat buitengesteld van het parlement en heeft hierin niks bij te dragen. George III was het hier niet mee eens en wilde alle macht in eigen handen hebben. Dit is hem niet gelukt.
De opdracht
Nu jullie de vorsten hebt ontmoet is het tijd om je keuze te maken. Je gaat voor jezelf bedenken welke vorst je wilt vervangen (hij mag wel in het land blijven, maar niet meer regeren), je wilt behouden (hij mag blijven regeren) of afzetten (hij mag niet regeren niet in het land blijven).
Dit doe je door een poster te maken. Je print een plaatje uit van elke vorst en verdeelt de poster in 3 delen. Onder elke vorst zet je welke keuze je hebt gemaakt. Je legt je keuze uit aan de hand van het Verlicht Absolutisme en de aantekeningen die je hebt gemaakt bij de filmpjes.
Je toelichting moet bestaan uit 150 woorden.
Thuisopdracht
Een leider van een land kan op verschillende manieren het land besturen. Veel verschillende bestuursvormen bestaan en hebben bestaan in de wereld. In deze quest ga je leren over (verlichte) absolute vorsten. De vorsten waar we onze aandacht op gaan richten komen uit de 18e eeuw (1700-1800). Hoeveel respect had het volk voor de drie vorsten die we bespreken? En hoeveel respect hadden de vorsten voor hun volk? Deze vragen worden beantwoord aan de hand van een opdracht waarbij jij kiest welke vorst jij zou vervangen, behouden of afzetten.
Voor je meer gaat leren over de vorsten ga je een profiel maken voor jouw ideale vorst.
➜ De vraag is dus: hoe ziet de perfecte vorst er volgens jou uit. In het profiel voor deze vorst beschrijf je:
1. Zijn/haar sterke kwaliteiten.
2. Wat hij/zij moet doen voor het volk?
3. Hoe vaak luistert jouw ideale vorst naar de bevolking?
4. In hoeverre wordt jouw vorst gerespecteerd door andere vorsten?
Je mag een tekening van jouw vorst toevoegen.
Quest onderdeel 3: Voedselverspilling (M&M)
Thuisopdracht
Als voorbereiding op de volgende bijeenkomst ga je je verdiepen in het verminderen van voedselverspilling. Je zult je bewust worden van de hoeveelheid voedsel die jaarlijks wereldwijd wordt verspild, wat de oorzaken hiervan zijn en wat wij eraan kunnen doen.
Bekijk deze video en beantwoord onderstaande vragen:
Vraag 1. Hoeveel procent van het wereldwijd geproduceerde voedsel eten wij mensen niet op?
Vraag 2. Hoeveel mensen (in aantal) lijden wereldwijd honger?
Vraag 3. Is er daadwerkelijk een voedseltekort of een voedseloverschot in de wereld? Leg je antwoord uit.
Vraag 4. Bij minuut 1.10 in het filmpje wordt er gesproken over de 'ecologische voetafdruk'. Leg uit wat hiermee bedoeld wordt.
Vraag 5. Doe via deze website zelf de test om jouw ecologische voetafdruk te meten. Wat komt hier uit?
Vraag 6. In het filmpje wordt een hele lange definitie gegeven van 'voedselverspilling'. Hoe zou jij dit begrip zelf kort omschrijven?
Ongeveer 1/3e van de uitstoot van broeikasgassen in de wereld is gekoppeld aan ons voedselsysteem. Eerder leerde je al dat ongeveer 1/3e van het voedsel dat geproduceerd wordt niet gegeten wordt door mensen.
Vraag 7. Welke twee oplossingen zie jij voor dit probleem? Leg in je antwoord ook uit wat een 'broeikasgas' is.
Vraag 8. Welke top drie oplossingen geeft Toine Timmermans voor het probleem van de klimaatopwarming?
Vraag 9. In het filmpje zie je ook een aantal oplossingen voor het tegen gaan van voedselverspilling. Welke acties zou jij zelf kunnen nemen om voedselverspilling tegen te gaan?
Vraag 10. Wat zijn de twee redenen dat er zo'n groot verschil in de cijfers over voedselverspilling zit tussen Eurostat en Nederland?
Vraag 11. Leg uit wat een ciculaire economie is. Wat vind jij hiervan?
Vraag 12. In de aanpak van voedselverspilling zijn 'reststromen' erg belangrijk. Leg uit wat er met dit begrip bedoeld wordt.
Vraag 13. Leg in je eigen woorden uit hoe 'de ladder van Moerman' werkt.
Vraag 14. Na het zien van dit filmpje, wat zou jij zelf anders willen en kunnen doen met betrekking tot voedselverspilling?
Werkdag opdracht
Tijdens de blox zul je leren over de verschillende landbouwmethodes die er zijn. Je zult gaan kijken naar de voor- en nadelen van deze methodes en of ze wel of niet duurzaam zijn.
Quest onderdeel 4: Aanpassen in de natuur (M&N)
De grootste verandering die we kennen in de biologie is evolutie. Kortgezegd is evolutie de aanpassing van soorten aan hun omgeving. Doordat soorten zich blijven aanpassen en omgevingen blijven veranderen ontstaan er steeds weer nieuwe soorten. Dit leidt soms tot bizarre organismen.
In deze miniquest ga de meest bijzondere soorten onderzoeken en bedenk je uiteindelijk zelf een dier.
Leerdoelen:
Je verwondering wordt gewekt over de mogelijkheden in de natuur
Je leert hoe bijzondere eigenschappen kunnen ontstaan in de natuur
Thuisopdracht
Hieronder staan allerlei bijzondere organismen afgebeeld. Welke vind jij het meest bijzonder? Kies er één uit.
Je gaat nu een aantal dingen opzoeken over het organisme dat jij gekozen hebt.
Is het een plant of een dier?
Waar leeft het? In welk land? En hoe ziet de omgeving eruit waar het in leeft?
Wat eet het?
Wie zijn de vijanden van dit organisme?
Bonus: Waarom ziet dit organisme er zo bizar uit?
Neem de antwoorden op deze vragen mee naar de les.
Giraffekever
Redlip Batfish
Beerdiertje
Blobfish
Rafflesia
Naakte Molrat
Venezuelian Poodle Moth
Goblin shark
Stermol
Sri Lanka Frogmouth
Saiga Antiloop
Roze zeeveer
Maanvis
Mantisshrimp
Werkdag opdracht
Introductie Evolutie:
Zoals je in de thuisopdracht al gezien hebt kan evolutie ervoor zorgen dat er de meest bizarre organismen ontstaan. Maar wat bepaald nou of een organisme kan ontstaan door evolutie?
Eigenlijk spelen er twee dingen een rol: 1. De omgeving waar een soort in leeft en 2. De soort zelf, kan deze soort zich aanpassen.
De omgeving bepaald wat een soort moet kunnen om er te overleven, in de zee is het bijvoorbeeld nodig om onder water adem te kunnen halen (op een manier). Terwijl in de woestijn het weer heel belangrijk is om water vast te houden. En zonder vleugels kan je natuurlijk niet vliegen. Zo zie je maar, elke omgeving vereist aanpassingen.
Maar hoe past een soort zich dan aan? Er zijn drie vereisten waar een soort aan moet voldoen om zich aan te kunnen passen.
variatie: er zijn verschillen in uiterlijk, gedrag en DNA tussen individuen van dezelfde soort;
erfelijkheid: eigenschappen van individuen worden doorgeven aan de volgende generatie (via genen);
overproductie: in elke generatie worden meer nakomelingen geboren dan kunnen overleven.
Door natuurlijke selectie overleven individuen met eigenschappen die het best passen bij hun omgeving, de zwakste individuen gaan dood en verdwijnen. Hierdoor verdwijnen dus de ‘zwakkere’ eigenschappen uit een populatie, terwijl de sterke eigenschappen juist blijven bestaan.
Opdracht: Leg in je eigen woorden uit waarom variatie, erfelijkheid en overproductie alle drie essentieel zijn voor een soort om zich aan te kunnen passen. En leg wat natuurlijke selectie daar nu precies mee te maken heeft. Als je klaar bent kan je even met degene naast je overleggen, hebben jullie dezelfde conclusie? Zo niet, waar zitten de verschillen?
Uitwerking
Je hebt nu geleerd hoe evolutie werkt en hoe nieuwe soorten ontstaan. Je weet dat zowel het vermogen van een soort om zich aan te passen, als de omgeving waar de soort zich in bevind erg belangrijk is.
Als afsluitende opdracht ga je zelf een dier bedenken. Maar dat ga je wel in stapjes doen.
Stap 1: Waar komt jou dier voor? Bedenk in details waar jou soort voorkomt. Beschrijf de omgeving zo precies mogelijk.
Daarbij kan het helpen om na te denken over de volgende vragen: is het warm of koud? Is het boven of onder water? Zijn er veel bossen of juist niet?
Stap 2: Wat eet jou dier? Is je dier een planteneter? Of een vleeseter?
Als het een planteneter is, wat voor planten eet het dan? Komen die wel voor in je omgeving? Of als je dier een vleeseter is, welke dieren eet je dier dan? En hoe vangt die ze?
Stap 3: Wat zijn jou dier zijn vijanden? En hoe beschermt je dier zich tegen die vijanden?
Er zijn natuurlijk allerlei manieren om aan vijanden te ontkomen, denk aan: wegrennen, verstoppen, ‘s nachts leven (omdat je vijand overdag leeft) of een schild. Je mag helemaal zelf weten hoe jou dier dit aanpakt.
Stap 4: Hoe ziet je dier eruit? Beschrijf hoe je dier eruit ziet, hou daarbij in je achterhoofd welke dingen je dier moet kunnen doen. Een heel langzame vleeseter bijvoorbeeld is erg onpraktisch, want hoe moet die dan zijn prooi te pakken krijgen?
Stap 5: Maak een poster waarop je duidelijk laat zien hoe je dier eruit ziet. Zorg er ook voor dat de omgeving waar je dier leeft duidelijk wordt uit je poster.
Metamorfosen oftewel gedaanteverwisselingen komen veel voor in de Griekse mythologie. In zo’n geval verandert een mens permanent in een dier, in een natuurelement zoals een plant, boom, rots, of rivier of in een sterrenbeeld. In sommige gevallen blijkt uit deze mythen dat de persoon qua uiterlijk geheel verandert, maar qua innerlijk menselijke eigenschappen behoudt. Dit wordt pijnlijk duidelijk in de mythe van de jager Aktaion, die op een ongelukkige dag de maagdelijke godin Artemis naakt ziet baden – expres of per ongeluk, daar verschillen de meningen over. In elk geval is Artemis woedend en zij straft Aktaion door hem in een hert te veranderen. Zo wordt hij door zijn eigen jachthonden gegrepen en verscheurd. Wat deze mythe extra gruwelijk maakt is dat Aktaion maar al te goed doorheeft wat er met hem aan de hand is en dat hij zijn eigen honden tot de orde probeert te roepen. Vergeefs, want uit zijn mond komt alleen hertengebrabbel.
De mythe van Aktaion maakt ook een ander aspect van metamorfosen duidelijk: altijd is er een boze of jaloerse god of godin in het spel. Vaak wordt die woede of jaloezie opgewekt door hybris (spreek uit ‘huubris’) van de mens in kwestie. Hybris is een belangrijk begrip in de klassiek Griekse cultuur en staat voor overmoedig en arrogant gedrag. Wanneer een mens durft te beweren even goed of zelfs beter te zijn dan een bepaalde god is er sprake van hybris en moet die persoon op zijn of haar plek worden gezet. Zo durfde het meisje Arachne Athena, de godin van de nijverheid, uit te dagen tot een weefwedstrijd en werd voor straf in een spin veranderd. De naam van dit overmoedige meisje vinden we tegenwoordig terug in woorden als arachnofobie (angst voor spinnen).
Natuurlijk kan iemand van het lot van Arachne leren dat men de goden moet eren. Maar mythen als deze geven ook verklaringen voor het bestaan van verschillende fenomenen in de natuur. Het bestaan van spinnen, laurierbomen en de seizoenen wordt allemaal verklaard in verschillende mythen. Zulke mythen noem je aitiologische mythen, van het Griekse woord aitia, dat ‘oorzaak’ betekent. Ook bepaalde topografische namen worden verklaard in mythen. Zo heet het eiland waar Ikaros in zee stortte tijdens zijn poging om te vliegen ‘Ikaria’ en is op de plek waar Perseus de held Atlas versteende het ‘Atlasgebergte’ te vinden
De vele mythen die de Griekse mythologie rijk is zijn door de Romeinse schrijver Ovidius in de eerste eeuw verwerkt in zijn Metamorphoses. Hij heeft daarvoor een groot aantal Griekse mythen verzameld, bewerkt en opgeschreven. Dit werk wordt algemeen geaccepteerd als één van de hoogtepunten van de Europese literatuur en is voor veel kunstenaars tot in de moderne tijd een bron van inspiratie geweest.
Vertel dat kunstenaars zichzelf vaak vernieuwen. Ze stoppen dan met wat ze tot dan toe hadden gedaan en proberen iets totaal anders. Introduceer nu het werk van Escher: https://www.youtube.com/watch?v=g4VAxilTRGs (Engels) Documentaire van Jan Bosdriesz (1998) over Escher met als titel ‘Metamorfose’. Als je tijd hebt, kijk dan de hele film samen. Zo niet, geef het dan op als huiswerk en laat de leerlingen aantekeningen maken. Je kunt ook de meest relevante stukken voor jouw leerlingen laten zien. Nederlandstalig alternatief: de documentaire ‘M.C. Escher – Het oneindige’ zoeken. Deze is te vinden op NPO.nl. * * (Om een YouTube-video veilig te bekijken klik je onder op de pagina op ‘Veilige modus Uit’ en kies dan de ‘Aan’-optie) https://www.mcescher.nl/ Website over M.C. Escher. Geef de leerlingen genoeg tijd om de bovenstaande informatie over Escher te lezen en om bekend te worden met zijn werk. Het is de bedoeling dat ze ook de korte video op de pagina ‘M.C. Escher aan het werk’ bekijken, waar hij geïnterviewd wordt over zijn techniek en invloeden.
http://www.youtube.com/watch?v=Kcc56fRtrKU (Engels) Een stukje van vijf minuten uit de documentaire The Mathematical Art of M.C. Escher, BBC 4, UK (2005). Hier worden de twee fases van Eschers latere werk besproken. Door de Engelse ondertitel te selecteren wordt het Engels een stuk beter verstaanbaar. * * (Om een YouTube-video veilig te bekijken klik je onder op de pagina op ‘Veilige modus Uit’ en kies dan de ‘Aan’-optie) De leerlingen bespreken klassikaal: • Wie of wat waren de grootste invloeden van Escher tijdens zijn leven? • Welke levensgebeurtenissen en -ervaringen hadden een grote impact op zijn werk? Waarom en hoe? (Bijvoorbeeld: ‘Tijdens zijn reizen door Italië raakte hij erg geïnteresseerd in Italiaanse architectuur, landschappen en stadsaanzichten. Zijn werk ging vanaf dat moment vooral over het afbeelden van complexe architec tuur en niet meer de eenvoudige dierlijke/menselijke vormen waar hij zich eerst op had gericht”) • Op de website wordt het werk van Escher in vijf chronologische periodes onderverdeeld. Wat is het verschil tussen deze periodes (met betrekking tot het werk)? Hoe zou je elke periode karakteriseren? • Op welke manier is elke periode het begin van iets nieuws voor Escher? • Op welke manier is elke periode gerelateerd aan de vorige?
eXpo dag
5a. Assessment
Voor deze quest moet je de volgende producten leveren:
een presentatie over hersenen en hoe jij leert. Gebruik hierbij welke leerspieren, vaardigheden en leerstrategieen.
een presentatie over de opbrengsten van alle onderdelen (Engels, M&M geschiedenis, M&M aardrijkskunde, M&N biologie).
de show mag naar jouw eigen smaak vormgegeven worden bijv. via een poster, een fimpje, een podcast enz.
5b. Terugkijker
Bronnen
Aanvullende bronnen, links enz. horend bij het onderwerp worden hier op een volgende pagina geplaatst
Hoe werkt het brein van slimmerikken?
Je geweldige brein!
Breinweetje
Het brein kan NIET multitasken!
Doe één ding tegelijk waar je je aandacht echt bij nodig hebt!
Wat blijkt: Wij denken dat we kunnen multitasken, maar dat kan het brein niet. Ons brein kan wel snel schakelen van het één naar het ander, maar dat maakt ons MINDER effectief.
We doen gecombineerde taken minder goed en we doen we er langer over dan wanneer we ze achter elkaar doen. Dus je huiswerk maken, mail bijhouden en op je telefoon kijken, is niet handig! De kans is groot dat je meer fouten in je huiswerk maakt of er véél langer over doet! Je brein heeft namelijk meerdere minuten nodig om weer optimaal te kunnen focussen op de taak die je eigenlijk aan het doen was! Lopen en tegelijkertijd je boodschappenlijstje verzinnen kan dan weer wel (mits het niet te druk is met verkeer uiteraard!), want lopen is een automatisme en heeft je aandacht niet echt nodig….
Breinweetje
LACH NOG VAKER
Lachen zorgt ervoor dat het stresshormoon in ons bloed daalt! Het voordeel daarvan is dat ons lijf ontspant, we beter bestand zijn tegen ziektes en minder snel angst ervaren.
Dus een klein grapje om vast een beetje te ontspannen:
Het is blauw en niet zwaar:
Lichtblauw!
Breinweetje
BEWEGEN IS GOED VOOR JE HERSENEN
Bewegen zorgt ervoor dat er meer zenuwverbindingen en hersencellen aangemaakt worden in je brein! Dat gebeurt vooral in het deel van je hersenen die je helpt bij het verwerken en het opslaan van nieuwe informatie. Dat is wel heel handig bij het leren natuurlijk! Daarbij komt dat wanneer je beweegt je hart extra bloed naar je hersenen pompt en er dus meer zuurstof bij je hersenen komt. Wanneer je dit met regelmaat doet, worden de bloedvaten in je hersenen wat groter en is de doorbloeding van je hersenen (en dus de werking ervan) beter!
Breinweetje
HET BREIN HOUDT VAN (SLAAP)REGELMAAT
Al eerder hebben we vertelt dat breinrust heel belangrijk is. Nu blijkt ook dat een vast patroon (dus steeds op dezelfde tijd naar bed) je brein ook beter laat werken! Bij een vast avondpatroon, zoals nog even een boek (voor)lezen in bed, begrijpt het brein dat het slaapmoment nadert. Vermijd beeldschermen van computers, telefoons en tv het laatste half uur voordat je gaat slapen, want het kunstmatige licht daarvan houdt je hersenen langer ‘wakker’ en dat komt de breinrust dan weer niet ten goede. Maar… na (gemiddeld) hoeveel uur is het brein en het lijf van een schoolgaand kind weer uitgerust? Hieronder een handig overzicht!
Slaap lekker vanavond!
Leeftijd
Gemiddelde slaapbehoefte
10 tot 12 jaar
10 uur per nacht
13 - 16 jaar
9 uur per nacht
En nu doen!
Strategie 1 - Overzien
De strategie Overzien gaat over het inzetten van kennis over leren en hoe je dat het best kunt doen. Dit houdt in dat je weet welke leerstrategieën je kunt inzetten bij een leertaak en wanneer het handig is om ze te gebruiken. Een leerling die deze strategie inzet, kan…
Uitleggen welke verschillende manieren er zijn om iets te leren.
Uitleggen welke stappen je moet nemen om iets te onthouden.
Uitleggen hoe je een best een bepaalde taak kunt uitvoeren of een bepaald probleem kunt oplossen.
Een medeleerling advies geven hoe hij het beste een taak kan aanpakken.
Strategie 2 – Jezelf kennen
De strategie Jezelf kennen gaat om het inzicht in je zwakke en sterke punten als het gaat om schoolwerk. En je weet hoe je het best leert. Deze kennis gebruik je tijdens het leren. Een leerling die deze strategie inzet, kan…
Aangeven wat hij makkelijk of lastig vindt aan een taak, en waarom hij dat vindt.
Vertellen wat hij over een bepaald onderwerp al weet en wat nog niet.
Uitleggen hoe hij een opdracht goed afgerond heeft.
Uitleggen wat voor hem de beste / snelste manier is om een taak te doen en hoe hij dingen het best onthoudt.
Strategie 3 – Vooruitkijken
De strategie Vooruitkijken gaat om het plannen en voorspellen van leerwerk, wat betreft taken, tijd en prioriteiten. Een leerling die deze strategie inzet, kan…
Gestructureerd werken: een nette werkplek en een zorgvuldig bijgehouden agenda.
Is op tijd; op school en met opdrachten.
Leerwerk spreiden voor een toets; in plaats van op het laatst aan laten komen.
Inschatten hoeveel tijd een taak kost.
Strategie 4 – Bijhouden
De strategie Bijhouden gaat om het controleren en bijhouden van de voortgang bij het leren tijdens een leertaak. Hierbij gaat het niet alleen om de resultaten, maar ook over concentratie en inzet. Een leerling die deze strategie inzet, kan…
Zichzelf tijdens het leren vragen stellen, bijvoorbeeld of hij het nog begrijpt.
Om hulp vragen als hij vastloopt.
Zijn werkwijze vergelijken met die van andere leerlingen.
Zijn planning uitvoeren.
Strategie 5 – Terugkijken
De strategie Terugkijken gaat over het evalueren van de leertaak en het leerproces. Een leerling die deze strategie inzet…
Controleert zijn (toets) antwoorden voordat hij ze inlevert.
Heeft na een toets een redelijk beeld van hoe hij een toets heeft gemaakt.
Denkt na een taak / beoordeling na over wat hij een volgende keer weer zo gaat doen, wat er beter had gekund en wat hij anders wil aanpakken.
Strategie 6 – Herhalen
De strategie Herhalen gaat om het letterlijk herhalen van de leerstof. Een leerling die deze strategie inzet…
Leest voor een toets de stof verschillende keren door.
Onderstreept kernwoorden of -zinnen in een tekst.
Schrijft stukjes tekst letterlijk over.
‘Stampt’ woordjes.
Herhaalt voor zichzelf de regels of ezelsbruggetjes tijdens de uitvoering van een taak.
Strategie 7 – Verdiepen
De strategie Verdiepen gaat om het dieper verwerken van de leerstof door er actief iets mee te doen en erover na te denken. Een leerling die deze strategie inzet…
Maakt in eigen woorden een samenvatting van de leerstof.
Stelt zichzelf inhoudelijke vragen over de leerstof.
Bedenkt voorbeelden en verklaringen.
Gebruikt ezelsbruggetjes.
Maakt aantekeningen als er iets wordt verteld.
Legt verbanden tussen de stof en wat hij eerder heeft geleerd.
Strategie 8 – Structureren
De strategie Structureren gaat om het inperken en organiseren van leerstof in de vorm van tekst of visuele weergaven. Een leerling die deze strategie inzet…
Kan een samenvatting van de leerstof maken.
Kan de kern in een grafiek / tabel / tekening / mindmap vatten.
Kan kernachtig vertellen wat de rode draad in de stof is.
Strategie 9 – Jezelf organiseren
De strategie Jezelf organiseren gaat om het in goede banen leiden van je eigen inspanningen bij het leren. Een leerling die deze strategie inzet…
Probeert iets wat mislukt is, nog een keer.
Werkt gericht naar een doel, ook al is de weg ernaartoe lastig of saai.
Doet zijn best, ook als hij lesstof of een taak niet zo leuk vindt.
Zet door, ook als het lastig is.
Laat zich niet afleiden door medeleerlingen.
Strategie 10 – Omgeving organiseren
De strategie Omgeving organiseren gaat om het creëren van een leeromgeving waarin je optimaal kunt leren. Een leerling die deze strategie inzet…
Zoekt actief naar informatie; bijvoorbeeld bij anderen of bij de bibliotheek.
Zorgt actief voor de materialen die nodig zijn voor zijn taak.
Strategie 11 – Anderen organiseren
De strategie Anderen organiseren gaat om het beïnvloeden van anderen zodat je van hen krijgt wat je nodig hebt om goed te kunnen leren. Een leerling die deze strategie inzet…
Vraagt een medeleerling om samen te werken.
Komt voor zichzelf op als anderen hem afleiden, hij vraagt bijvoorbeeld een medeleerling of het wat stiller kan zijn.
Strategie 12 – Jezelf vertrouwen
De strategie Jezelf vertrouwen gaat over het hebben of krijgen van zelfvertrouwen om een leertaak tot een succes te brengen en dat vertrouwen gebruiken om jezelf te motiveren. Een leerling die deze strategie inzet…
Begint opgewekt en energiek aan een taak.
Vraagt om een moeilijkere taak.
Legt een medeleerling uit hoe iets zit.
Is niet (erg) zenuwachtig voor een toets.
Heeft positieve verwachtingen van zijn prestaties.
Strategie 13 – Het nut zien
De strategie Het nut zien gaat om het krijgen van inzicht in de waarde van leerstof of een leertaak en dat gebruiken om jezelf te motiveren. Een leerling die deze strategie inzet…
Legt uit waarom het belangrijk en nuttig is om de taak goed te kunnen. Hij kan hier voorbeelden bij bedenken.
Kan negatieve gevolgen bedenken van het niet beheersen van een vaardigheid.
Strategie 14 – Jezelf motiveren
De strategie Jezelf motiveren gaat om het aanboren van de intrinsieke motivatie voor het leren en deze inzetten tijdens het leren. Een leerling die deze strategie inzet…
Investeert tijd en energie in schoolwerk.
Maakt een taak af, ook als het moeilijk wordt.
Wil een goede prestatie neerzetten; een zesje is niet genoeg.
Wil zichzelf verbeteren.
Heeft weinig aanmoediging nodig om aan de slag te gaan.
Wist je dat
wanneer je je laat afleiden tijdens het leren/concentreren, je brein ongeveer 6 minuten nodig heeft voordat het zich weer volledig kan concentreren? Als je dus om de paar minuten op je telefoon kijkt, of naar de tv kijkt tijdens het leren, of je snel reageert op allerlei ‘prikkels’, is de kans groot dat er niet veel van de leerstof blijft hangen en je alleen maar langer doet over het leren of maken van iets. Het is dus van groot belang dat je je concentratie traint zodat je je ook niet snel af LAAT leiden.
ZORG VOOR BREINRUST
Wat blijkt: hard, lang, snel en intensief leren of werken maakt ons niet effectiever! Breinwetenschappers hebben aangetoond dat het brein hersteltijd nodig heeft om beter te kunnen functioneren. Eén van de belangrijkste voorwaarden om een effectieve dag op school te hebben is dus om uitgerust zijn. Uitgerust zijn blijft een basisvoorwaarde voor fitheid samen met voldoende lichamelijke beweging. Voor de rust van het brein en het verwerken van informatie betekent dit: op tijd naar bed en beter slapen!
Belangrijk: stop op tijd met schermactiviteiten op een computer, tablet of telefoon, tv, omdat het licht van het scherm je brein prikkelt. Daardoor denkt je brein dat de dag langer duurt en komt je brein te laat in de avond in de ruststand. Het kan dan pas later beginnen met het verwerken van alle indrukken van die dag. De dag rustig eindigen en op tijd naar bed gaan, is een voorwaarde voor een goede nachtrust en zorgt vervolgens weer voor een effectieve schooldag.
STRESS BLOKKEERT HET LEERVERMOGEN
Wetenschappers hebben ontdekt dat wanneer je veel stress ervaart, je veel moeilijker kunt leren. Stress blokkeert dan letterlijk het vermogen om te kunnen leren doordat de verbinding met een bepaald deel van je hersenen tijdelijk even moeilijk of niet tot stand komt. Stress kan komen omdat je je heel veel zorgen maakt om iets van thuis of om een ruzie in de klas. Het kan komen omdat je je druk maakt om een toets die gaat komen. Het is belangrijk dat je leert herkennen wanneer jij stress ervaart en hoe dat voelt, om vervolgens iets in te zetten wat ontspanning geeft. Want… wanneer je ontspant (en dat kan al door een paar keer rustig en diep in – en uit te ademen) komt de verbinding met je ‘hogere denken’ weer tot stand en kan je weer makkelijker informatie opnemen of uit je geheugen vissen bij een toets! Dus… relax…
Breinleren
Brain Lessons GMT
The brain contains many highly-connected cells that communicate with each other
• The brain consists of several parts
• Your senses (eyes, ears, nose, tongue and skin) send information about your environment to your brain
• The brain continues to develop throughout adolescence
• There are individual differences in the rate of brain development
• In general, the brain of a boy develops more slowly than a girl’s brain
• The environment plays an important role in brain development
• The rate of development is not indicative of what you can achieve
• Goal Management Training: STOP! means: take time to focus again
Acties:
• Choosing a personal catchphrase
• Find a place for the ‘STOP’ sign
• Formulate a goal-directed action
Goal Management Training
Stap 1: STOP! Stop and focus, by using a personal catchphrase
Stap 2: STEL een doel! Set a goal, think what you need to do. Ask yourself: ‘What is my goal? Am I working towards my goal?’
Stap 3: SPLITS de taken! If goals are large and complex, a task needs to be split into smaller subtasks. Subgoals need to be defined, which have to be prioritized. It is important to check whether the main goal (stap 2) is covered by all subgoals.
Stap 4 CHECK! Check your work after task completion. Go back to step 1 to focus your attention. Next, go to step 2 and compare your work to the goal. Did you reach your goal?
Attention
*The brain filters incoming information
• Attention can be compared with a torch
• Your brain selects information based on its importance
• There are different types of attention: focused attention, sustained attention and divided attention
• Everybody gets distracted once in a while
• You can get distracted by something around you (external influences) or your own thoughts (internal processes)
• Try the tips for good concentration
Planning: Why?
Planning involves looking ahead
• Planning involves decision-making
• You need experience to plan difficult tasks, so practice is needed
• The brain areas which are responsible for planning are still developing at age 20
• Planning is necessary because: it gives you an overview, your work will be finished on time, you will experience feelings of control
You need planning in daily life, for instance when you have a busy schedule
• GMT: STATE! means: you need to consider your goal before you start a task. What do you have to do? What do you have to achieve?
Planning: How?
GMT: Split the task
Try the tips for making a planning
• GMT: Sometimes, tasks are too big to do it all in one time. Then,
you should SPLIT! the goal. For instance, ‘doing homework’ is a large goal. Subgoals would be: ‘math homework: exercise 1-4’ and ‘English homework: read p. 16’. Make the tasks explicit. And then prioritize them.
External influences on learning
There are several external factors that influence your learning performance:
• Sleep: there is a delay in the adolescent’s biological clock
• Good nutrition is important for the development of the brain
• Exercise has positive influences on the brain
• Hormones influence your mood
• A supportive homesituation is positive for learning
• Feelings of stress have a negative effect on learning
Memory
Your memory can be compared with a library in your brain
• There are different types of memory: to remember something very
short (working memory, like a notice board), and to remember
something for a long time (long term memory)
• If you learn, you build connections between cells in your brain • The stronger the connection, the more easy to remember
• If your brain develops, new connections are build, important
connections are strengthened and useless connections are
removed
• Motivation, mood, attention and time available determine the
strength of the connections
• If you forget something, it was deleted from the ‘notice board’ in
your brain
• Recognition is more easy than active memory search
• In some situations, it is more easy to forget something. Can you
think of such situations?
• Try the tips for a better memory
Implusivity
GMT: Check!
Being impulsive means: act before you have thought about the consequences of your act. Impulsive people do what comes in their mind. The ‘brake’ for their behavior is less strong.
• Impulsivity is also: having difficulty to suppress distracting thoughts • Impulsivity can result in errors. This can have negative
consequences. Yet, impulsive behavior can also result in funny
situations.
• As the brain develops, children become less impulsive. With age,
you learn to think before you act.
• The ability to inhibit impulsive behavior takes more time to
develop in boys
• The strategy from this intervention can help to act less impulsively • There are individual differences in impulsivity: also in adults!
• GMT: If you finish your work, you have to CHECK! it with your
goals. Did you do what you had to do? This can help you to prevent
sloppy errors.
Overview psycho-education
Overview GMT
Your senses (eyes, ears, nose, tongue and skin) send information about your environment to your brain
• Your working memory can be compared with a notice board
• Information in your long-term memory will stay there for a long time
• Attention, time, motivation, mood and stress influence your memory
• Attention can be compared with a torch
• There are different types of attention and distraction
• Brain development continues after 20 years of age
• The rate of brain development is different for everyone
• Your environment (parent, school, home) are important for the development of your brain
• GMT: STOP-STATE-SPLIT-CHECK! means: take your time and focus, think what you need to do and how you plan to do this, and check your work when you are finished
Onderzoekers hebben uitgevonden dat wij mensen op twee heel verschillende manieren kunnen denken. Ze noemen dit de Focus modus en de Diffuse modus.
De Focus modus is als je heel geconcentreerd iets probeert te begrijpen of te leren. Dit is als reizen over een bekende weg.
In de Diffuse modus bekijk je zaken van allerlei kanten, het 'big picture' perspectief. Als we nieuwe ideeen of aanpakken nodig hebben is deze modus heel handig. Het creeert nieuwe paden in je hersenen.
Je kunt niet tegelijk is beide modus zijn. Het is of de een of de ander.
Het arrangement Gaaf voor de Start is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.