Grammatica

Grammatica

Mentimeter

Mentimeter

Redekundig ontleden 2 havo/vwo

In deze les ga je aan de slag met grammatica. In het komende uur herhaal je het onderwerp de persoonsvorm en het werkwoordelijk gezegde in een zin. Daarna herhaal en oefen je met  met lijdend & meewerkend voorwerp. Tot slot oefen je met het voorzetsel voorwerp en de bijwoordelijke bepaling. 

  1. Je begint eerst met een instaptoets.
  2. Daarna ga lees je de uitleg over elk zinsdeel en ga je aan de slag met opdrachten.
  3. Tot slot maak je een toets en ga je alle zinsdelen ontleden in één zin.

Veel succes!!

 

Lesdoelen:

Aan het eind van de les kan je het onderwerp, de persoonsvorm en het werkwoordelijk gezegde in een zin ontleden.

Aan het eind van de les kan je het lijdend en meewerkend voorwerp in een zin ontleden.

Aan het eind van de les kan je voorzetselvoorwerp en de bijwoordelijke bepaling in een zin vinden.

Instaptoets

Grammatica theorie en uitleg

Persoonsvorm en onderwerp

Onderwerp en persoonsvorm

In dit gedeelte komt het onderwerp en persoonsvorm naar voren.


Persoonsvorm: de werkwoordsvorm die hoort bij het onderwerp. Vertelt wat het onderwerp 'doet'.

De persoonsvorm kan je vinden op verschillende manieren:

  1. De zin vragend maken.
  2. Meervoud of enkelvoud maken

Onderwerp: het zinsdeel waarin staat wie of wat dat is.

 

Werkwoordelijk gezegde

In dit onderdeel ga je aan de slag met het werkwoordelijk gezegde.

Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp doet. Het bestaat uit de persoonsvorm en alle andere werkwoorden in de zin.

Om het werkwoordelijk gezegde in een zin te bepalen, stel je eerst de persoonsvorm vast in een zin.

 

De kerstman geeft alle studenten dit jaar een heerlijke kerststol.

Stappen

  1. zin vragend maken: 'Geeft de kerstman alle studenten dit jaar een heerlijk kerststol?'
  2. Pv: geeft
  3. Zijn er nog andere werkwoorden? Nee.
  4. Werkwoordelijk gezegde= geeft

Lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp

Lijdend en meewerkend voorwerp

In dit onderdeel ga je aan de slag met het lijdend voorwerp

Het lijdend voorwerp (lv): is iets of iemand die de werking van het gezegde ondergaat.

Om het lijdend voorwerp te vinden stel je jezelf de volgende vraag: Wie/wat+onderwerp+ werkwoordelijk gezegde?

Voorbeeld:

De kerstman geeft alle studenten dit jaar een heerlijke kerststol.

Stappenplan:

  1. Persoonsvorm: 'Geeft de kerstman...'. Geeft is de pv.
  2. Onderwerp: Wie/wat geeft? De kerstman is het onderwerp
  3. Lijdend voorwerp: Wie/wat geeft de kerstman? Een heerlijke kerststol is het lijdend voorwerp.

Het meewerkend voorwerp

Het meewerkend voorwerp: is iemand die iets krijgt of iemand voor wie iets gedaan wordt. Dit zinsdeel werkt mee aan wat het onderwerp doet.

De vraag die je stelt om het meewerkend voorwerp te vinden is: Aan wie of voor wie+ persoonsvorm+onderwerp+werkwoordelijk gezegde+lijdend voorwerp= meewerkend voorwerp.

Voorbeeld:

De kerstman geeft alle studenten dit jaar een heerlijke kerststol.

  1. Persoonsvorm: geeft
  2. Onderwerp: Wie/wat geeft? De kerstman
  3. Werkwoordelijk gezegde: geeft (er zijn geen andere werkwoorden te vinden)
  4. Lijdend voorwerp: Wie/ wat geeft+ de kerstman? Een heerlijke kerststol.
  5. Meewerkend voorwerp: Aan wie of voor wie geeft + de kerstman + een heerlijke kerststol? Alle studenten is het meewerkend voorwerp.

Voorzetselvoorwerp

Voorzetselvoorwerp

In dit onderdeel ga je aan de slag met het voorzetselvoorwerp (VV):

Het voorzetselvoorwerp is het zinsdeel dat begint met een voorzetsel dat een sterke band heeft met het werkwoord in de zin.

Belangrijk! Als er een voorzetselvoorwerp in de zin staat, dan kan er nooit een meewerkend voorwerp in de zin staan.

Voorbeeld een: Hij ergerde zich aan haar Valetijns-appje. Aan haar Valentijns-appje is het VV.

Hoe vind je het VV?

Houd de vaste volgorde aan, dus eerst de pv dan ow en wwg. Bekijk daarna het werkwoord die een sterke verbinding heeft met een voorzetsel. .

Voorbeeld 2: Karin kwam terug op haar beslissing.

Pv: kwam

Ow: Wie/wat kwam? Karin

Wwg: kwam terug. Hele werkwoord is terugkomen op.

VV: op haar beslissing.

 

 

Bijwoordelijke bepaling

Uitleg bijwoordelijke bepaling

Hierna nog een onderdeel en dan ben je klaar! Maar eerst ga je aan het werk met de bijwoordelijke bepaling.

De bijwoordelijke bepaling geeft extra informatie bij het gezegde. Voor de toets moet je drie soorten bijwoordelijke bepalingen kennen: van tijd, plaats en reden. 

Om de bijwoordelijke bepaling te vinden stel je deze vragen:

Tijd: Wanneer+ onderwerp+ gezegde?

Plaats: Waar(heen)+ onderwerp+ gezegde?

Reden:Waarom+ onderwerp+ gezegde? of Met wie/wat+ onderwerp+ gezegde?

Let op! Het vraagwoord zoals wanneer kan ook een bijwoordelijke bepaling zijn.

Quizlet over zinsdelen

https://quizlet.com/790014959/match

Oefenopdrachten

In dit onderdeel ga je opdrachten maken die je voorbereiden op de eindtoets van deze les en de proef.

Je kan kiezen voor drie niveaus beginner/gemiddeld/moeilijk.

De eindtoets

Diagnostische toets

Bronvermelding

Bronvermelding

Afbeeldingen kennisclip

Vectortoons. (2018, 7 juni). File:Cartoon Grandpa Receiving A Package.svg. Wikipedia Commons. https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/b/ba/Cartoon_Grandpa_Receiving_A_Package.svg

Video's

Leonardo de Vries. (2023, 5 april). Uitleg lijdend en meewerkend voorwerp [Video]. YouTube. https://www.youtube.com/watch?v=5QPWbrzuS3E

TaalTransfer.eu. (2014). voorzetselvoorwerp. In YouTube. https://www.youtube.com/watch?v=VPOmU1evkXk

TaalTransfer.eu. (2014c, oktober 7). de bijwoordelijke bepaling - TaalTransfer.eu [Video]. YouTube. https://www.youtube.com/watch?v=XgpeW_CHwRs

Literatuur

Boom Voortgezet onderwijs (Red.). (2018). KERN Nederlands: Havo/vwo leerjaar 2 (2de editie). Boom.

Boom Voortgezet onderwijs (Red.). (2017). KERN Nederlands: Onderbouw gymnasium/vwo+ academische leerroute (3de editie). Boomvoortgezetonderwijs.