Lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp

Lijdend en meewerkend voorwerp https://www.youtube.com/watch?v=5QPWbrzuS3E

In dit onderdeel ga je aan de slag met het lijdend voorwerp

Het lijdend voorwerp (lv): is iets of iemand die de werking van het gezegde ondergaat.

Om het lijdend voorwerp te vinden stel je jezelf de volgende vraag: Wie/wat+onderwerp+ werkwoordelijk gezegde?

Voorbeeld:

De kerstman geeft alle studenten dit jaar een heerlijke kerststol.

Stappenplan:

  1. Persoonsvorm: 'Geeft de kerstman...'. Geeft is de pv.
  2. Onderwerp: Wie/wat geeft? De kerstman is het onderwerp
  3. Lijdend voorwerp: Wie/wat geeft de kerstman? Een heerlijke kerststol is het lijdend voorwerp.

Het meewerkend voorwerp

Het meewerkend voorwerp: is iemand die iets krijgt of iemand voor wie iets gedaan wordt. Dit zinsdeel werkt mee aan wat het onderwerp doet.

De vraag die je stelt om het meewerkend voorwerp te vinden is: Aan wie of voor wie+ persoonsvorm+onderwerp+werkwoordelijk gezegde+lijdend voorwerp= meewerkend voorwerp.

Voorbeeld:

De kerstman geeft alle studenten dit jaar een heerlijke kerststol.

  1. Persoonsvorm: geeft
  2. Onderwerp: Wie/wat geeft? De kerstman
  3. Werkwoordelijk gezegde: geeft (er zijn geen andere werkwoorden te vinden)
  4. Lijdend voorwerp: Wie/ wat geeft+ de kerstman? Een heerlijke kerststol.
  5. Meewerkend voorwerp: Aan wie of voor wie geeft + de kerstman + een heerlijke kerststol? Alle studenten is het meewerkend voorwerp.