Introductie
Wist je dat?
- Je skelet blijft groeien tot je ongeveer 35 jaar bent!
- Het menselijk lichaam uit 206 botten bestaat!
- Het bot leeft? De cellen worden steeds vernieuwd!
In deze opdracht staat het thema Stevigheid en Beweging centraal.
Wat ga ik doen?
In deze les ga je zelf oefenvragen maken over het hoofdstuk. Dit voer je in tweetallen uit, waar je in de volgende les deze oefenvragen met heel de klas gaat maken. Een goede voorbereiding op de toets dus!
Tijd
Voor de opdracht heb je één lesuur de tijd. Ben je klaar met de opdracht? Stuur de gemaakte vragen door naar: r.bierhoff@curio.nl.
Opdracht
Onderwerp 1: Skelet

Open het boek op bladzijde 8 over het skelet.
Bedenkt 6 vragen over het skelet. Bedenk vragen over:
- Bouw van het skelet (afbeelding 2)
- De romp en de schedel (afbeelding 3)
- De functies van het skelet.
De vragen:
- 4 vragen zijn meerkeuze. Je bedenkt een stelling en bedenkt hierbij 3 antwoordopties (A,B,C). Één hiervan is het goede antwoord en de andere twee antwoorden zijn onjuist.
Bijvoorbeeld: Aan welke ruggenwervels zitten de ribben vast? A. Borstwervels B. Halswervels C. Lendenwervels.
- 2 vragen zijn open vragen. Je bedenkt een vraag en er zijn geen antwoordopties. De leerlingen moeten dit antwoord zelf opschrijven.
Bijvoorbeeld: Wat zijn ledematen precies?
Zorg er ook voor dat je een antwoordmodel maakt met de juiste antwoorden op de vragen!
Wees creatief in het stellen van vragen en maak ook zeker gebruik van afbeeldingen.
Onderwerp 2: Botten
Open het boek op bladzijde 16 over botten.
Bedenkt 6 vragen over botten. Bedenk vragen over:
- Bot en kraakbeen (afbeelding 1)
- De samenstelling van botten en veroudering (afbeelding 2 en 3)
De vragen:
- 4 vragen zijn meerkeuze. Je bedenkt een stelling en bedenkt hierbij 3 antwoordopties (A,B,C). Één hiervan is het goede antwoord en de andere twee antwoorden zijn onjuist.
Bijvoorbeeld: Wat verandert er aan de botten bij het ouder worden? A. Niets B. De hoeveelheid lijmstof neemt af C. De hoeveelheid lijmstof neemt toe.
- 2 vragen zijn open vragen. Je bedenkt een vraag en er zijn geen antwoordopties. De leerlingen moeten dit antwoord zelf opschrijven.
Bijvoorbeeld: Wat is de functie van kraakbeen?
Zorg er ook voor dat je een antwoordmodel maakt met de juiste antwoorden op de vragen!
Wees creatief in het stellen van vragen en maak ook zeker gebruik van afbeeldingen.
Onderwerp 3: Beenverbindingen
Open het boek op bladzijde 21 over beenverbindingen.
Bedenk 6 vragen over beenverbindingen. Bedenk vragen over:
- 4 typen beenverbindingen (vergroeid, naad, kraakbeen en gewricht) (afbeelding 1 en 2)
- De bouw van een gewricht (afbeelding 5 en 7)
- De twee typen gewrichten (kogel en scharnier)
De vragen:
- 4 vragen zijn meerkeuze. Je bedenkt een stelling en bedenkt hierbij 3 antwoordopties (A,B,C). Één hiervan is het goede antwoord en de andere twee antwoorden zijn onjuist.
Bijvoorbeeld: Welke beenverbinding heeft de knie? A. Vergroeid B. Kraakbeen C. Gewricht
- 2 vragen zijn open vragen. Je bedenkt een stelling en er zijn geen antwoordopties. De leerlingen moeten dit antwoord zelf opschrijven.
Bijvoorbeeld: Wat zijn de kapsels die om de gewrichtskogel zitten?
Zorg er ook voor dat je een antwoordmodel maakt met de juiste antwoorden op de vragen!
Wees creatief in het stellen van vragen en maak ook zeker gebruik van afbeeldingen.
Onderwerp 4: Spieren
Open het boek op bladzijde 29 over spieren.
Bedenk 6 vragen over spieren. Bedenk vragen over:
- De functie van spieren (afbeelding 1)
- De werking van spieren (pezen) (afbeelding 2)
- De antagonisten (afbeelding 3)
De vragen:
- 4 vragen zijn meerkeuze. Je bedenkt een stelling en bedenkt hierbij 3 antwoordopties (A,B,C). Één hiervan is het goede antwoord en de andere twee antwoorden zijn onjuist.
Bijvoorbeeld: Wat gebeurt er als een spier samentrekt? A. Niets B. De spier wordt langer C. De spier wordt korter.
- 2 vragen zijn open vragen. Je bedenkt een stelling en er zijn geen antwoordopties. De leerlingen moeten dit antwoord zelf opschrijven.
Bijvoorbeeld: Wat zijn voorbeelden van antagonistische spieren?
Zorg er ook voor dat je een antwoordmodel maakt met de juiste antwoorden op de vragen!
Wees creatief in het stellen van vragen en maak ook zeker gebruik van afbeeldingen.
Onderwerp 5: Gezond bewegen
Open het boek op bladzijde 36 over gezond bewegen.
Bedenk 6 vragen over spieren. Bedenk vragen over:
- De invloed van sporten op spieren
- Spierpijn
- Spier-en gewrichtsklachten (RSI)
De vragen:
- 4 vragen zijn meerkeuze. Je bedenkt een stelling en bedenkt hierbij 3 antwoordopties (A,B,C). Één hiervan is het goede antwoord en de andere twee antwoorden zijn onjuist.
Bijvoorbeeld: Wat gebeurt er als je een spier vaak traint in de sportschool? A. Niets B. De spier wordt dikker en sterker C. De spier wordt dunner en sterker.
- 2 vragen zijn open vragen. Je bedenkt een stelling en er zijn geen antwoordopties. De leerlingen moeten dit antwoord zelf opschrijven.
Bijvoorbeeld: Wat zijn voordelen van bewegen?
Zorg er ook voor dat je een antwoordmodel maakt met de juiste antwoorden op de vragen!
Wees creatief in het stellen van vragen en maak ook zeker gebruik van afbeeldingen.