Frans - 2e klas

Frans - 2e klas

Inleiding

Bienvenue, op deze site ga je aan de slag met het vak Frans.

Hoe ga je te werk?

 

Er komen zometeen 6 onderwerpen aan bod:

- Het leren van woordjes/zinnen

- Grammatica

- Zinsvolgorde

- Leesvaardigheid

- Luistervaardigheid

- De ledematen in het Frans

 

Ga bij jezelf na welke onderwerpen je het moeilijkst vindt. Je begint met de moeilijkste onderwerpen en eindigt bij de makkelijkere onderwerpen.

Heb je een vraag? Stel ze!

 

BONNE CHANCE!

 

 

 

Hoe leer je Frans?

Tips woordjes leren

  • Begin 4 weken van te voren met leren

  • Begin met 3x de woorden op te schrijven

  • Overhoor daarna jezelf of laat jezelf door iets/iemand overhoren

  • Onderstreep de woorden de je nog niet goed kent

  • Schrijf die woorden weer 3 keer op

  • Ga zo door totdat je alle woorden helemaal kent

Pas deze strategie ook toe op de zinnen

 

Tips grammatica leren

  • Op classroom staat onder het stukje

‘grammaire’ de grammatica uitleg. Hierin staat beschreven wat de regels zijn en kun je eventuele links naar video’s terugvinden

  • Dek antwoorden van gemaakte opdrachten af en maak deze opnieuw. Controleer de antwoorden.

  • www.verbuga.eu → Hier kun je werkwoorden oefenen.

Stamp de onregelmatige werkwoorden in je hoofd! 

Zorg ervoor dat je être en avoir helemaal uit je hoofd kent

Zorg ervoor dat je de uitgangen van regelmatige werkwoorden helemaal uit je hoofd kent.

Grammatica

Het persoonlijk voornaamwoord

Het persoonlijk voornaamwoord

Frans Nederlands
Je / J' Ik
Tu Jij
Il Hij
Elle Zij
On Men / Wij
Nous Wij
Vous U / Jullie
Ils Zij (mannelijk, meervoud)
Elles Zij (vrouwelijk, meervoud)

 

Wij kun je vertalen met nous en on. In spreektaal gebruik je meestal on. On kan ook men betekenen.

Het werkwoord Avoir

Avoir = hebben

Avoir is een onregelmatig werkwoord. Dat houdt in dat je geen stappenplan kunt volgen om dit werkwoord te vervoegen. Dit betekent dat je de onregelmatige werkwoorden volledig uit je hoofd moet leren.

Avoir komt in alle proefwerken die je zult hebben bij het vak Frans naar voren. Het is namelijk een heel belangrijk werkwoord in de Franse taal. Net zoals dat hebben ook heel vaak wordt gebruikt in Nederlandse zinnen.

 

Avoir   Nederlands
J' ai Ik heb
Tu as Jij hebt
Il / Elle a Hij/zij heeft
On a Wij hebben / Men heeft
Nous avons Wij hebben
Vous avez U heeft / jullie hebben
Ils / Elles ont Zij hebben

 

 

Het voltooid deelwoord van avoir = eu

Ik heb gehad --> J'ai eu

 

Uitleg video avoir

Regelmatige werkwoorden eindigend op -er

Regelmatige werkwoorden eindigend op -er

 

Voorbeelden: Marcher (lopen), Danser (dansen), Chanter (zingen), Demander (vragen)

 

C'est quoi?

 

Regelmatige werkwoorden zijn werkwoorden die op een zelfde manier worden vervoegd. Als je weet wat het stappenplan is, dan kun je dus alle regelmatige werkwoorden eindigend op -er vervoegen. Je hoeft dus niet elk werkwoord uit je hoofd te stampen, zoals bij avoir en être wel het geval is. 

 

Stappenplan

 

1. Je haalt -er van het werkwoord af. Nu heb je de stam.

2. Je plakt de uitgang dat bij het onderwerp hoort achter de stam. 

  Uitgang Donner Nederlands
Je -e donne Ik geef
Tu -es donnes Jij geeft
Il/elle -e donne Hij/Zij geeft
On  -e donne Wij geven
       
Nous -ons donnons Wij geven
Vous -ez donnez Jullie geven / u geeft
Ils/Elles -ent donnent Zij geven

 

Uitleg video werkwoorden eindigend op -er

De ontkenning

Partie 1:

 

C'est quoi?

 

Als een zin ontkennend is, dan wil dat dus zeggen dat het niet zo is. In het Nederlands kun je gebruik maken van twee woorden: niet en geen.

In het Frans maak je altijd gebruik van twee woorden: ne en pas. Als de ne voor een klinker of stomme h komt, dan veranderd ne in n'.

 

Waar komt de ontkenning?

De ontkenning komt voor de persoonsvoorm en na de persoonsvorm. De persoonsvorm is het eerste werkwoord dat in de zin naar voren komt. Vaak is het ook het tweede woordje in een zin.

 

Exemples

 

J'aime la musique = Ik hou van muziek

Je n'aime pas la musique = ik hou niet van muziek.

Let op: Ne wordt in dit geval n', want het staat voor een klinker.

 

Nous regardons le foot = Wij kijken naar het voetbal

Nous ne regardons pas le foot = Wij kijken niet naar het voetbal

C'est

C'est betekent het is. Als je hier het is niet van wilt maken en dus een ontkennende zin, dan krijg je:

Ce n'est pas ....

 

Partie 2: 

Je hebt, net zoals in het Nederlands, niet alleen maar het woordje niet en geen om een zin ontkennend te maken. De volgende woorden maken een zin ook ontkennend. Je gebruikt deze woorden op precies dezelfde manier als ne en pas

Nederlands Frans
Nooit Ne .. jamais
Niet meer Ne .. plus
Niets Ne .. rien
Nog niet Ne .. pas encore

 

Uitleg video ontkenning Frans

Het werkwoord être

C'est quoi?

 

être betekent zijn. Net zoals avoir kunnen we être niet vervoegen volgens een stappenplan. Dat kan niet, vanwege het feit dat dit een onregelmatig werkwoord is. Ook dit werkwoord moet je dus uit je hoofd stampen. Doe dit dan ook, want être is net als avoir een heel belangrijk werkwoord en ook dit werkwoord zal in elk toekomstig Frans toets terugkomen. 

 

  être Nederlands
Je suis Ik ben
Tu  es Jij bent
Il/Elle est Hij/Zij is
On  est Wij zijn
Nous sommes Wij zijn
Vous êtes U bent / Jullie zijn
Ils/Elles sont Zij zijn

 

Het is = C'est

 

Uitleg video être

Het bezittelijk voornaamwoord

  1. Het bezittelijk voornaamwoord

 

Een bezittelijk voornaamwoord betekent dat je iets in je bezit hebt. Na een bezittelijk voornaamwoord volgt altijd een zelfstandig naamwoord. De vorm van het bezittelijk voornaamwoord hangt in het Frans af van of een woord mannelijk/vrouwelijk is en of dit enkelvoud of meervoud is.


 

 

Enkelvoud

Enkelvoud

Meervoud

 

Mannelijk / een woord dat begint met een klinker of een stomme h

Vrouwelijk

Mannelijk

Vrouwelijk

mijn

mon

ma

mes

jouw

ton

ta

tes

zijn/haar

son

sa

ses

ons/onze

notre

notre

nos

jullie/uw

votre

votre

vos

hun

leur

leur

leurs

 

Voorbeelden:

 

  1. Hij is mijn broer → Il est mon frère

Frère is mannelijk enkelvoud

  1. Zij is mijn zus → Elle est ma soeur

Soeur is vrouwelijk enkelvoud.

  1. Het zijn mijn ouders → Ce sont mes parents

Parents is in het meervoud.

  1. Het is jouw huis → C’est ta maison.

Maison is vrouwelijk enkelvoud.

  1. Dit is zijn moeder → C’est sa mère

Mère is vrouwelijk enkelvoud.

  1. Dit is onze kat → C’est notre chat

Chat is mannelijk enkelvoud.

  1. Dit zijn onze honden → Ce sont nos chiens.

Chiens staat in het meervoud.

  1. Het is uw leven → C’est votre vie.

Vie is vrouwelijk enkelvoud.

  1. Zij zijn hun vrienden → Elles sont leurs amis.

Amis is meervoud.

  1. Hij is hun vriend → Il est leur ami.

Ami is mannelijk enkelvoud.

Het woord verhaal in het Frans is histoire. Dit woordje is vrouwelijk. Je zou dus denken dat het dan ma histoire moet zijn. Dit klopt niet. Histoire begint met een stomme h, dus krijgen we niet ma histoire (klinkerbotsing), maar mon histoire.

 

Bijvoorbeeld:

 

  1. Mijn vriendin → Mon amie.

  2. Mijn verhaal → Mon histoire.

  3. Het is zijn verhaal → C’est son histoire.

Uitleg video bezittelijk voornaamwoord

Het bijvoeglijk naamwoord

Het bijvoeglijk naamwoord

 

In het Frans past het bijvoeglijk naamwoord zich aan aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.

 

Un chien noir et une maison noire.

 

 

Mannelijk

Vrouwelijk

Enkelvoud

  •  
  • e

Meervoud

  • s

  • es


 

Let op! De onderstaande bijvoeglijk naamwoorden zijn onregelmatig

 

Nederlands

Mannelijk enkelvoud

Meervoud

Vrouwelijk enkelvoud

Meervoud

Goed

Bon

Bons

Bonne

Bonnes

Mooi

Beau

Beaux

Belle

Belles

Nieuw

Nouveau

Nouveaux

Nouvelle

Nouvelles

Oud

Vieux

Vieux

Vieille

Vieilles


 

De positie van de bijvoeglijke naamwoorden

 

In het Nederlands komen bijvoeglijke naamwoorden altijd voor het zelfstandig naamwoord.

Kijk maar: Het grote huis, het enge bos, de beste voetbalclub…..

 

In het Frans komen bijvoeglijke naamwoorden meestal na het zelfstandig naamwoord.

Voorbeelden: la maison rouge, le lapin adorable.


 

Let op!

 

de volgende bijvoeglijke naamwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord:


 

Nederlands

Frans

Goed

Bon

Mooi

Beau

Groot

Grand

Nieuw

Nouveau

Klein

Petit

Oud

Vieux


 

Voorbeeldzinnen:

 

  1. De grote jongen → le grand garçon

  2. Het mooie meisje → La belle fille

  3. De oude vrouwen → Les vieilles femmes

  4. De oude man → le vieil homme

  5. Het goede gerecht → Le bon plat



 

Uitleg video: bijvoeglijk naamwoord

Het aanwijzend voornaamwoord

Het aanwijzend voornaamwoord

 

Het aanwijzend voornaamwoord wijst naar een zelfstandig naamwoord. Dit staat dus altijd voor een zelfstandig naamwoord. Dit is in het Nederlands zo, maar in het Frans is dit ook het geval.

 

In het Nederlands: Ik heb dit meisje niet gezien, ik loop naar deze tafel, ik vind dat spel moeilijker, ik vind die auto’s geen mooie kleur hebben, etc…..

 

Dit, deze, die en dat vertaal je met ce / cet / cette / ces. Ook bij het aanwijzend voornaamwoord wordt er weer gekeken naar het zelfstandig naamwoord. Zie onderstaand schema.

 

 

Enkelvoud

Meervoud

Mannelijk

Ce

Ces

Mannelijk met h of met een klinker

Cet

Ces

Vrouwelijk

Cette

Ces

 

Het kan dus zo zijn dat een woord mannelijk is en met een stomme h begint of met een klinker  begint. Om een klinkerbotsing te voorkomen, gebruiken we niet ce, maar cet. Dit geldt alleen voor mannelijke woorden in het enkelvoud. Bij vrouwelijke woorden is een klinkerbotsing niet mogelijk. Cet en cette spreek je namelijk op dezelfde manier uit (je spreekt het uit als: set).

 

Voorbeeldzinnen:

 

  1. Dit ding werkt niet meer. → Ce truc ne marche plus.

Truc is mannelijk en staat in het enkelvoud.

  1. Die man is oud → Cet homme est vieux.

Homme is een mannelijk woord, maar het begint met een stomme h, dus krijgen we niet ce, maar cet.

  1. Die vriend is lang → Cet ami est grand.

Ami begint met een klinker en is mannelijk en om een klinkerbotsing te voorkomen, gebruiken we cet.

  1. Deze auto is rood → Cette voiture est rouge.

Voiture is een vrouwelijk woord, daarom krijgt het cette.

  1. Deze vriendin is heel aardig. → Cette amie est très gentille.

Amie is vrouwelijk, begint met een klinker, maar er kan bij cette geen klinkerbotsing ontstaan.

De passé composé

C'est quoi?

De passé composé is een tijdsvorm. Je gebruikt dit om te vertellen dat je iets hebt gedaan. Je gebruikt deze tijd op dezelfde manier in het Nederlands. Als je dus zegt, ik heb gelopen, dan gebruik je de passé composé ook in het Frans.

 

Formule

De passé composé heeft er twee.. De passé composé bestaat altijd uit twee werkwoorden. Een werkwoord is het hulp werkwoord, het andere werkwoord is het voltooid deelwoord.

 

Hoe maak je dus de passé composé (oftewel: welke formule):

avoir* + voltooid deelwoord

 

Hoe maak je het voltooid deelwoord?

Voor regelmatige werkwoorden eindigend op -er is er een stappenplan. Die ziet er als volgt uit.

1. haal -er van het werkwoord af

2. Nu heb je de stam

2. Voeg -é eraan toe.

 

Marcher

1. Marcher

2. March

3. Marché

 

  avoir voltooid deelwoord (regarder Nederlands
J' ai regardé Ik heb gekeken
Tu as regardé Jij hebt gekeken
Il/elle/on a regardé

Hij/Zij/ Men heeft gekeken

Wij hebben gekeken

Nous avons regardé                                 
Vous avez regardé U heeft gekeken / Jullie hebben gekeken
Ils/Elles ont

regardé             

 

 

* = mocht je er nu achter komen dat je niet meer goed genoeg weet wat avoir ook alweer inhoudt, ga dan terug naar het kopje 'avoir'.

 

Dit was de uitleg over hoe je van regelmatige werkwoorden eindigend op -er een voltooid deelwoord kunt maken. 

In het Frans heb je ook onregelmatige werkwoorden. De volgende drie onregelmatige voltooid deelwoorden moet je uit je hoofd leren, vanwege de onregelmatigheid: 

Avoir = eu 

être = été

faire = fait

Uitleg video passé composé

Verbuga

Verbuga
De site om werkwoorden te oefenen

Grammatica kan worden geoefend via de site www.verbuga.eu. Hierbij is voorlopig alleen être, avoir en werkwoorden eindigend op -er die in de présent kunnen worden geoefend. Dit wordt gekozen in het linkerrijtje. In de passé composé kan alleen de regelmatige werkwoorden eindigend op -er worden geoefend. Deze staan in het rechterrijtje. Ik raad dan ook aan om te kiezen voor de volgende werkwoorden: aimer, parler, tomber en regarder.

 

Bij het oefenen van werkwoorden in de présent moet het volgende worden geselecteerd: 

1. Temps --> Présent

2. Verbes irréguliers -> Avoir + être

3. Verbes réguliers --> aimer, parler, tomber, regarder

 

Als de passé composé wordt geoefend, dan moet het volgende worden geselecteerd:

1. Temps --> passé composé

2. Verbes irréguliers -> aucun

3. Verbes réguliers -> aimer, parler, tomber, regarder.

Leesvaardigheid

Tip 1

De betekenis van woorden raden

 

In een tekst kom je soms woorden tegen die je neit kent. Probeer ze dan eerst te raden. Je weet al dat sommige woorden op het Nederlands lijken. Misschien kun je woorden vanuit andere talen raden.

Tip 2

Als je weet wat het onderwerp van een tekst is, dan begrijp je de tekst beter wanneer je hem helemaal leest. Om het onderwerp te vinden, lees je de titel en bekijk je de plaatjes. Kijk ook wat voor soort tekst het is: een advertentie, interview, internetbladzijde, etc.

 

Tip 3

Globaal lezen

 

Als je een tekst gaat lezen, weet je dat je als eerst op zoek moet gaan naar het onderwerp. Daarna ga je de tekst globaal lezen. Dat houdt in dat je de inleiding en de tussenkopjes leest.

Tip 4

Woorden opzoeken

 

Als je een woord nog niet kent, dan kijk je eerst of je de vertaling in de Lexique kunt vinden. Zo niet, dan gebruik je een (online) woordenboek. Let op: woorden hebben soms meerdere vertalingen, maar sommige vertaalsites geven er maar één. 

Bijvoorbeeld: 

Haar = son, sa, ses, cheveux

Luistervaardigheid

Tip 1

Zoekend luisteren of kijken

 

Bij zoekend luisteren of kijken weet je waar je op moet letten en wacht je tot die informatie langskomt. Bijvoorbeeld hoe duur iets is of hoe iemand eruit ziet. Dit doe je als volgt: 

1. Lees de opdracht zodat je al weet naar welke informatie je op zoek moet gaan.

2. Denk na welke woorden je zult horen, zoals getalllen, tijdstippen, beschrijvingen of namen

3. Let tijdens het luisteren of kijken op deze woorden en schrijf belangrijke dingen om te onthouden op. 

Tip 2

Voorbereiden op een kijkfragment

 

Lees de opdracht altijd goed door vóór je naar het fragment gaat kijken. Door de opdracht te lezen weet je al een beetje waar het fragment over gaat én je weet ook waar je op moet letten tijdens het kijken. 

Tip 3

Plaatjes gebruiken

 

Bij de meeste teksten staan plaatjes. Bekijk de plaatjes goed voordat je gaat lezen of luisteren. Je kunt dan vaak raden waar een tekst over gaat.

Zinsvolgorde

De zinsvolgorde in het Frans is als volgt: 

 

Onderwerp - werkwoorden - rest van de zin

De ledematen in het Frans