Zorg ervoor dat je être en avoir helemaal uit je hoofd kent
Zorg ervoor dat je de uitgangen van regelmatige werkwoorden helemaal uit je hoofd kent.
Grammatica
Het persoonlijk voornaamwoord
Het persoonlijk voornaamwoord
Frans
Nederlands
Je / J'
Ik
Tu
Jij
Il
Hij
Elle
Zij
On
Men / Wij
Nous
Wij
Vous
U / Jullie
Ils
Zij (mannelijk, meervoud)
Elles
Zij (vrouwelijk, meervoud)
Wij kun je vertalen met nous en on. In spreektaal gebruik je meestal on. On kan ook men betekenen.
Het werkwoord Avoir
Avoir = hebben
Avoir is een onregelmatig werkwoord. Dat houdt in dat je geen stappenplan kunt volgen om dit werkwoord te vervoegen. Dit betekent dat je de onregelmatige werkwoorden volledig uit je hoofd moet leren.
Avoir komt in alle proefwerken die je zult hebben bij het vak Frans naar voren. Het is namelijk een heel belangrijk werkwoord in de Franse taal. Net zoals dat hebben ook heel vaak wordt gebruikt in Nederlandse zinnen.
Regelmatige werkwoorden zijn werkwoorden die op een zelfde manier worden vervoegd. Als je weet wat het stappenplan is, dan kun je dus alle regelmatige werkwoorden eindigend op -er vervoegen. Je hoeft dus niet elk werkwoord uit je hoofd te stampen, zoals bij avoir en être wel het geval is.
Stappenplan
1. Je haalt -er van het werkwoord af. Nu heb je de stam.
2. Je plakt de uitgang dat bij het onderwerp hoort achter de stam.
Uitgang
Donner
Nederlands
Je
-e
donne
Ik geef
Tu
-es
donnes
Jij geeft
Il/elle
-e
donne
Hij/Zij geeft
On
-e
donne
Wij geven
Nous
-ons
donnons
Wij geven
Vous
-ez
donnez
Jullie geven / u geeft
Ils/Elles
-ent
donnent
Zij geven
Uitleg video werkwoorden eindigend op -er
De ontkenning
Partie 1:
C'est quoi?
Als een zin ontkennend is, dan wil dat dus zeggen dat het niet zo is. In het Nederlands kun je gebruik maken van twee woorden: niet en geen.
In het Frans maak je altijd gebruik van twee woorden: ne en pas. Als de ne voor een klinker of stomme h komt, dan veranderd ne in n'.
Waar komt de ontkenning?
De ontkenning komt voor de persoonsvoorm en na de persoonsvorm. De persoonsvorm is het eerste werkwoord dat in de zin naar voren komt. Vaak is het ook het tweede woordje in een zin.
Exemples
J'aime la musique = Ik hou van muziek
Je n'aime pas la musique = ik hou niet van muziek.
Let op: Ne wordt in dit geval n', want het staat voor een klinker.
Nous regardons le foot = Wij kijken naar het voetbal
Nous ne regardons pas le foot = Wij kijken niet naar het voetbal
C'est
C'est betekent het is. Als je hier het is niet van wilt maken en dus een ontkennende zin, dan krijg je:
Ce n'est pas ....
Partie 2:
Je hebt, net zoals in het Nederlands, niet alleen maar het woordje niet en geen om een zin ontkennend te maken. De volgende woorden maken een zin ook ontkennend. Je gebruikt deze woorden op precies dezelfde manier als ne en pas
Nederlands
Frans
Nooit
Ne .. jamais
Niet meer
Ne .. plus
Niets
Ne .. rien
Nog niet
Ne .. pas encore
Uitleg video ontkenning Frans
Het werkwoord être
C'est quoi?
être betekent zijn. Net zoals avoir kunnen we être niet vervoegen volgens een stappenplan. Dat kan niet, vanwege het feit dat dit een onregelmatig werkwoord is. Ook dit werkwoord moet je dus uit je hoofd stampen. Doe dit dan ook, want être is net als avoir een heel belangrijk werkwoord en ook dit werkwoord zal in elk toekomstig Frans toets terugkomen.
être
Nederlands
Je
suis
Ik ben
Tu
es
Jij bent
Il/Elle
est
Hij/Zij is
On
est
Wij zijn
Nous
sommes
Wij zijn
Vous
êtes
U bent / Jullie zijn
Ils/Elles
sont
Zij zijn
Het is = C'est
Uitleg video être
Het bezittelijk voornaamwoord
Het bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord betekent dat je iets in je bezit hebt. Na een bezittelijk voornaamwoord volgt altijd een zelfstandig naamwoord. De vorm van het bezittelijk voornaamwoord hangt in het Frans af van of een woord mannelijk/vrouwelijk is en of dit enkelvoud of meervoud is.
Enkelvoud
Enkelvoud
Meervoud
Mannelijk / een woord dat begint met een klinker of een stomme h
Vrouwelijk
Mannelijk
Vrouwelijk
mijn
mon
ma
mes
jouw
ton
ta
tes
zijn/haar
son
sa
ses
ons/onze
notre
notre
nos
jullie/uw
votre
votre
vos
hun
leur
leur
leurs
Voorbeelden:
Hij is mijn broer → Il est mon frère
Frère is mannelijk enkelvoud
Zij is mijn zus → Elle est ma soeur
Soeur is vrouwelijk enkelvoud.
Het zijn mijn ouders → Ce sont mes parents
Parents is in het meervoud.
Het is jouw huis → C’est ta maison.
Maison is vrouwelijk enkelvoud.
Dit is zijn moeder → C’est sa mère
Mère is vrouwelijk enkelvoud.
Dit is onze kat → C’est notre chat
Chat is mannelijk enkelvoud.
Dit zijn onze honden → Ce sont nos chiens.
Chiens staat in het meervoud.
Het is uw leven → C’est votre vie.
Vie is vrouwelijk enkelvoud.
Zij zijn hun vrienden → Elles sont leurs amis.
Amis is meervoud.
Hij is hun vriend → Il est leur ami.
Ami is mannelijk enkelvoud.
Het woord verhaal in het Frans is histoire. Dit woordje is vrouwelijk. Je zou dus denken dat het dan ma histoire moet zijn. Dit klopt niet. Histoire begint met een stomme h, dus krijgen we niet ma histoire (klinkerbotsing), maar mon histoire.
Bijvoorbeeld:
Mijn vriendin → Mon amie.
Mijn verhaal → Mon histoire.
Het is zijn verhaal → C’est son histoire.
Uitleg video bezittelijk voornaamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord
In het Frans past het bijvoeglijk naamwoord zich aan aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
Un chien noir et une maison noire.
Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
e
Meervoud
s
es
Let op! De onderstaande bijvoeglijk naamwoorden zijn onregelmatig
Nederlands
Mannelijk enkelvoud
Meervoud
Vrouwelijk enkelvoud
Meervoud
Goed
Bon
Bons
Bonne
Bonnes
Mooi
Beau
Beaux
Belle
Belles
Nieuw
Nouveau
Nouveaux
Nouvelle
Nouvelles
Oud
Vieux
Vieux
Vieille
Vieilles
De positie van de bijvoeglijke naamwoorden
In het Nederlands komen bijvoeglijke naamwoorden altijd voor het zelfstandig naamwoord.
Kijk maar: Het grote huis, het enge bos, de beste voetbalclub…..
In het Frans komen bijvoeglijke naamwoorden meestal na het zelfstandig naamwoord.
Voorbeelden: la maison rouge, le lapin adorable.
Let op!
de volgende bijvoeglijke naamwoorden staan voor het zelfstandig naamwoord:
Nederlands
Frans
Goed
Bon
Mooi
Beau
Groot
Grand
Nieuw
Nouveau
Klein
Petit
Oud
Vieux
Voorbeeldzinnen:
De grote jongen → le grand garçon
Het mooie meisje → La belle fille
De oude vrouwen → Les vieilles femmes
De oude man → le vieil homme
Het goede gerecht → Le bon plat
Uitleg video: bijvoeglijk naamwoord
Het aanwijzend voornaamwoord
Het aanwijzend voornaamwoord
Het aanwijzend voornaamwoord wijst naar een zelfstandig naamwoord. Dit staat dus altijd voor een zelfstandig naamwoord. Dit is in het Nederlands zo, maar in het Frans is dit ook het geval.
In het Nederlands: Ik heb dit meisje niet gezien, ik loop naar deze tafel, ik vind dat spel moeilijker, ik vind die auto’s geen mooie kleur hebben, etc…..
Dit, deze, die en dat vertaal je met ce / cet / cette / ces. Ook bij het aanwijzend voornaamwoord wordt er weer gekeken naar het zelfstandig naamwoord. Zie onderstaand schema.
Enkelvoud
Meervoud
Mannelijk
Ce
Ces
Mannelijk met h of met een klinker
Cet
Ces
Vrouwelijk
Cette
Ces
Het kan dus zo zijn dat een woord mannelijk is en met een stomme h begint of met een klinker begint. Om een klinkerbotsing te voorkomen, gebruiken we niet ce, maar cet. Dit geldt alleen voor mannelijke woorden in het enkelvoud. Bij vrouwelijke woorden is een klinkerbotsing niet mogelijk. Cet en cette spreek je namelijk op dezelfde manier uit (je spreekt het uit als: set).
Voorbeeldzinnen:
Dit ding werkt niet meer. → Ce truc ne marche plus.
Truc is mannelijk en staat in het enkelvoud.
Die man is oud → Cet homme est vieux.
Homme is een mannelijk woord, maar het begint met een stomme h, dus krijgen we niet ce, maar cet.
Die vriend is lang → Cet ami est grand.
Ami begint met een klinker en is mannelijk en om een klinkerbotsing te voorkomen, gebruiken we cet.
Deze auto is rood → Cette voiture est rouge.
Voiture is een vrouwelijk woord, daarom krijgt het cette.
Deze vriendin is heel aardig. → Cette amie est très gentille.
Amie is vrouwelijk, begint met een klinker, maar er kan bij cette geen klinkerbotsing ontstaan.
De passé composé
C'est quoi?
De passé composé is een tijdsvorm. Je gebruikt dit om te vertellen dat je iets hebt gedaan. Je gebruikt deze tijd op dezelfde manier in het Nederlands. Als je dus zegt, ik heb gelopen, dan gebruik je de passé composé ook in het Frans.
Formule
De passé composé heeft er twee.. De passé composé bestaat altijd uit twee werkwoorden. Een werkwoord is het hulp werkwoord, het andere werkwoord is het voltooid deelwoord.
Hoe maak je dus de passé composé (oftewel: welke formule):
avoir* + voltooid deelwoord
Hoe maak je het voltooid deelwoord?
Voor regelmatige werkwoorden eindigend op -er is er een stappenplan. Die ziet er als volgt uit.
1. haal -er van het werkwoord af
2. Nu heb je de stam
2. Voeg -é eraan toe.
Marcher
1. Marcher
2. March
3. Marché
avoir
voltooid deelwoord (regarder
Nederlands
J'
ai
regardé
Ik heb gekeken
Tu
as
regardé
Jij hebt gekeken
Il/elle/on
a
regardé
Hij/Zij/ Men heeft gekeken
Wij hebben gekeken
Nous
avons
regardé
Vous
avez
regardé
U heeft gekeken / Jullie hebben gekeken
Ils/Elles
ont
regardé
* = mocht je er nu achter komen dat je niet meer goed genoeg weet wat avoir ook alweer inhoudt, ga dan terug naar het kopje 'avoir'.
Dit was de uitleg over hoe je van regelmatige werkwoorden eindigend op -er een voltooid deelwoord kunt maken.
In het Frans heb je ook onregelmatige werkwoorden. De volgende drie onregelmatige voltooid deelwoorden moet je uit je hoofd leren, vanwege de onregelmatigheid:
Grammatica kan worden geoefend via de site www.verbuga.eu. Hierbij is voorlopig alleen être, avoir en werkwoorden eindigend op -er die in de présent kunnen worden geoefend. Dit wordt gekozen in het linkerrijtje. In de passé composé kan alleen de regelmatige werkwoorden eindigend op -er worden geoefend. Deze staan in het rechterrijtje. Ik raad dan ook aan om te kiezen voor de volgende werkwoorden: aimer, parler, tomber en regarder.
Bij het oefenen van werkwoorden in de présent moet het volgende worden geselecteerd:
In een tekst kom je soms woorden tegen die je neit kent. Probeer ze dan eerst te raden. Je weet al dat sommige woorden op het Nederlands lijken. Misschien kun je woorden vanuit andere talen raden.
Tip 2
Als je weet wat het onderwerp van een tekst is, dan begrijp je de tekst beter wanneer je hem helemaal leest. Om het onderwerp te vinden, lees je de titel en bekijk je de plaatjes. Kijk ook wat voor soort tekst het is: een advertentie, interview, internetbladzijde, etc.
Tip 3
Globaal lezen
Als je een tekst gaat lezen, weet je dat je als eerst op zoek moet gaan naar het onderwerp. Daarna ga je de tekst globaal lezen. Dat houdt in dat je de inleiding en de tussenkopjes leest.
Tip 4
Woorden opzoeken
Als je een woord nog niet kent, dan kijk je eerst of je de vertaling in de Lexique kunt vinden. Zo niet, dan gebruik je een (online) woordenboek. Let op: woorden hebben soms meerdere vertalingen, maar sommige vertaalsites geven er maar één.
Bijvoorbeeld:
Haar = son, sa, ses, cheveux
Luistervaardigheid
Tip 1
Zoekend luisteren of kijken
Bij zoekend luisteren of kijken weet je waar je op moet letten en wacht je tot die informatie langskomt. Bijvoorbeeld hoe duur iets is of hoe iemand eruit ziet. Dit doe je als volgt:
1. Lees de opdracht zodat je al weet naar welke informatie je op zoek moet gaan.
2. Denk na welke woorden je zult horen, zoals getalllen, tijdstippen, beschrijvingen of namen
3. Let tijdens het luisteren of kijken op deze woorden en schrijf belangrijke dingen om te onthouden op.
Tip 2
Voorbereiden op een kijkfragment
Lees de opdracht altijd goed door vóór je naar het fragment gaat kijken. Door de opdracht te lezen weet je al een beetje waar het fragment over gaat én je weet ook waar je op moet letten tijdens het kijken.
Tip 3
Plaatjes gebruiken
Bij de meeste teksten staan plaatjes. Bekijk de plaatjes goed voordat je gaat lezen of luisteren. Je kunt dan vaak raden waar een tekst over gaat.
Het arrangement Frans - 2e klas is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Fieke Blom
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2023-03-08 20:52:17
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.