Module 12 Verpleegkunde regulier (MoD12) AFZ

Module 12 Verpleegkunde regulier (MoD12) AFZ

Blok 0 Introductie Anatomie, Fysiologie en Ziekteleer

Welkom bij de module  AFZ. AFZ staat voor Anatomie, Fysiologie en Ziekteleer. Deze module is verspreid over vijf blokken. Per blok worden een aantal lessen AFZ aangeboden. Ieder blok wordt afgerond met één of meerdere eindopdrachten/toetsen.

Opbouw

Ieder blok is opgebouwd uit een aantal onderwerpen. Alle AFZ onderwerpen worden aangeboden met een theorie les, waarin jij als student zelf de theorie gaat uitzoeken middels leerpaden in Zorgpad. Het kan ook voorkomen dat er een gastspreker is uitgenodigd. Deze gastspreker neemt jou dan mee door de theorie.

De docent is aanwezig als coach om je verdiepende vragen te stellen en in te gaan op leervragen. Kijk daarom bij het maken van je huiswerk naar de geformuleerde leerdoelen en schrijf voor de les vragen op die je hebt over de leerdoelen.

Tot slot wordt ieder blok afgerond met een eindopdracht en/of toets, waarin de AFZ onderwerpen centraal staan. De docent bepaald hoe de eindopdracht/toets vorm wordt gegeven en geeft hierbij mondelinge uitleg.

Leervraag

Kijk en stel vast of de inhoud van deze module een antwoord geeft op je leervraag of leervragen.

Thema's Zorgpad

  • Anatomie fysiologie
  • Ziekteleer
  • Gehandicaptenzorg
  • Geestelijke gezondheidszorg
  • Ziekenhuis
  • Crisissituaties

Bewijsstukken

  • Leervraag of leervragen
  • Eindopdrachten/toetsen

Theoretische AFZ toetsen en eindopdrachten dien je minimaal met een 5,5 te behalen. Mocht je een onvoldoende halen, kan je deze in principe twee keer herkansen. Mocht een extra herkansing nodig zijn, geldt hier een aparte regeling voor. De docent geeft de onvoldoende door aan je SLB’er. Je gaat vervolgens in gesprek met jouw SLB’er en eventueel je werkbegeleider/trajectbegeleider. Op basis van de uitkomst van dit gesprek wordt een volgende kans wel of niet ingepland.

Mocht het zo zijn dat je bij de eerste herkansing opnieuw een onvoldoende haalt, dan is ons dringende advies om de doelen van ieder AFZ onderwerp uit te werken en deze te mailen naar de docent voor feedback. Dat doe je als bijlage bij een email (Word-document of ingescande handgeschreven uitwerkingen). Deze stap werkt meestal goed in de voorbereiding van de volgende herkansing.

Overzicht module AFZ: zelfstandige uren en begeleide onderwijstijd

Module AFZ

ZU Zelfstandige uren

(klokuren)

BOT Begeleide onderwijstijd

(klokuren)

0.1 Blok 0 Introductie Anatomie, Fysiologie en Ziekteleer & Cellen en weefsels

1

1

0.2 De huid

1

1

0.3 Temperatuurregulatie

1

1

0.4 Circulatiestelsel

1

1

0.5 Ademhalingsstelsel

1

1

0.6 COPD

1

1

0.7 Toets blok 0 deel 1

 

1

0.8 Spijsverteringsstelsel

1

1

0.9 Hormoonstelsel deel 1

1

1

0.10 Hormoonstelsel deel 2

1

1

0.11 Toets blok 0 deel 2

 

1

0.12 Urinestelsel deel 1

1

1

0.13 Urinestelsel deel 2

1

1

0.14 Zenuwstelsel

1

1

0.15 Dementie, ouderen met psychogeriatrische problemen deel 1

1

1

0.16 Dementie, ouderen met psychogeriatrische problemen deel 2

1

1

0.17 Dementie, ouderen met psychogeriatrische problemen deel 3

1

1

0.18 Toets blok 0 deel 3

 

1

1.1 Cellen, weefsels en de huid

1

1

1.2 Ziekten van de huid

1

1

1.3 Het ademhalingsstelsel

1

1

1.4 Het circulatiestelsels

1

1

1.5 Ziekten van het hart en bloedvaten deel 1

1

1

1.6 Ziekten van het hart en bloedvaten deel 2

1

1

1.7 Ziekten van het ademhalingsstelsel

1

1

1.8 Toets blok 1 deel 1

 

1

1.9 Zintuigen

1

1

1.10 Temperatuurregulatie

1

1

1.11 Medicatieleer

1

1

1.12 Het urinestelsel

1

1

1.13 Ziekten van de nieren, urinewegen en geslachtsorganen

1

1

1.14 Toets blok 1 deel 2

 

1

2.1 Bloed en afweerstelsel

1

1

2.2 Ziekten van het bloed

1

1

2.3 Systeemziekten en auto-immuunziekten

1

1

2.4 Infecties en infectieziekten deel 1

1

1

2.5 Infecties en infectieziekten deel 2

1

1

2.6 Toets blok 2 deel 1

 

1

2.7 Het zenuwstelsel

1

1

2.8 Ouderen met psychogeriatrische ziektebeelden

1

1

2.9 Dementie, ouderen met psychogeriatrische problemen

1

1

2.10 Ouderen met psychische en psychiatrische ziektebeelden deel 1

1

1

2.11 Ouderen met psychische en psychiatrische ziektebeelden deel 2

1

1

2.12 Ouderen met psychische en psychiatrische ziektebeelden deel 3

1

1

2.13 Aan een middel gebonden stoornis

1

1

2.14 Verstandelijke beperking, meervoudige beperkingen (gehandicaptenzorg)

1

1

2.15 Toets blok 2 deel 2

 

1

3.1 Ziekten van het zenuwstelsel 1

1

1

3.2 Ziekten van het zenuwstelsel 2

1

1

3.3 Ziekten van het zenuwstelsel 3

1

1

3.4 Toets blok 3 deel 1

 

1

3.5 Het hormoonstelsel deel 1

1

1

3.6 Het hormoonstelsel deel 2

1

1

3.7 Stofwisselingsziekten en endocriene ziekten deel 1

1

1

3.8 Stofwisselingsziekten en endocriene ziekten deel 2

1

1

3.9 Toets blok 3 deel 2

 

1

3.10 Het bewegingsstelsel

1

1

3.11 Ziekten van het bewegingsapparaat

1

1

3.12 Ongevallen en trauma

1

1

3.13 Kennis over aanvullende diagnostische onderzoeken

1

1

3.14 Toets blok 3 deel 3

 

1

4.1 Het spijsverteringsstelsel

1

1

4.2 Ziekten van het spijsverteringskanaal

1

1

4.3 Ziekten van het spijsverteringsstelsel en uitscheidingsstelsel

1

1

4.4 Toets blok 4 deel 1

 

1

4.5 Ziekten van keel, neus, oren en strottenhoofd

1

1

4.6 Oncologie

1

1

4.7 Transplantatie

1

1

4.8 Eindopdracht AFZ met integratie klinisch redeneren. De zorgvrager met sepsis.

1

1

 

Heel veel succes met het werken aan deze module.

Extra kennisclips

Via de links hieronder kun je nog meer films ('kennisclips') bekijken over verschillende onderwerpen die in deze module aan bod komen. Tip: de link kopiëren en plakken bovenin je browser werkt het makkelijkste.  

Als er in Vimeo om een wachtwoord wordt gevraagd: dat is altijd 'ziekteleer'

Soms wordt er in een filmpje verwezen naar een ziekteleerboek. Dit ziekteleerboek hebben jullie niet, maar de overige informatie in het filmpje is zeker aan te raden om te bekijken.

 

Anatomie en fysiologie bloedsomloop

1: slagaders en aders http://youtu.be/VvPXBeSEXRY

2: de ligging van het hart http://youtu.be/3KMvo7NqWgU

3: de voorkant van het hart http://youtu.be/GvYdeUu8Qss

4: ruimtes in het hart http://youtu.be/d697lABV59A

5: kleppen http://youtu.be/aiMMaJXoTNg

6: aortaklep en linker boezemkamerklep http://youtu.be/FYqpz_8Up7g

7: de systole en de diastole http://youtu.be/In7B9EcBgi8

8: de kleppen bij systole en de diastole http://youtu.be/fJNj15VExQY

9: de prikkelvorming en prikkelgeleiding http://youtu.be/0jz-tSA0yEE

10: de bouw van slagaders en aders http://youtu.be/MGo8RCc58Nc

11: het kloppen van een slagader: pulsaties http://youtu.be/lxeaa1pVQSI

12: haarvaatjes http://www.youtube.com/watch?v=m7KVDQDFLfI

13: de plaats waar je de polsslag voelt http://youtu.be/I4-LzrE20qs

14: takken van de buikaorta http://youtu.be/8RfkKYYXSdA

15: slagaders in het been http://youtu.be/FkxES5kZlJc

16: de poortader http://youtu.be/U5i3H3TYGYY

 

bespreking van de bloedsomloop

grote en kleine bloedsomloop https://vimeo.com/217374801 [beveiligd met wachtwoord 'ziekteleer']

 

De bloeddruk

http://www.youtube.com/watch?v=uNYOfxbAUBY

systolische en diastolische bloeddruk -

bloeddrukmeting

http://www.youtube.com/watch?v=kgMj7Tjbrqo

het RAAS http://youtu.be/CNAjTu6T5Rg

 

Ademhaling

bovenste luchtwegen, neus en keel http://www.youtube.com/watch?v=G_zn5dC1lME

neusbijholten http://www.youtube.com/watch?v=FtbL_4PR3qU

strottenhoofd http://www.youtube.com/watch?v=psiAbAEYaI4

luchtpijp http://www.youtube.com/watch?v=M9GNMONtRCo

bronchiaalboom http://www.youtube.com/watch?v=11RidBJX9Gg

bronchioli http://www.youtube.com/watch?v=iKf-kqx6oy4

gaswisseling http://www.youtube.com/watch?v=Gi6kNtNYsCo

longvliezen http://www.youtube.com/watch?v=x4SlM8tJBJA

inademen http://www.youtube.com/watch?v=yBAYonRn7mo

ademhalen http://www.youtube.com/watch?v=NMDotyN9fGk

 

Nierwerking

uitleg nierwerking https://vimeo.com/185947901 (met wachtwoord 'ziekteleer')

 

Regeling bloedglucose

https://vimeo.com/213406000

de regeling van het bloedglucose: bespreking zoals in les

https://vimeo.com/213405672

glucosestofwisseling deel 1 https://vimeo.com/213404231

glucosestofwisseling deel 2 https://vimeo.com/213404244

tekenfilmpje over glucose en insuline https://vimeo.com/213404250

 

Diabetes behandeling

verschillende behandelingen https://vimeo.com/213404718

toetsdoelstellingen behandeling diabetes https://vimeo.com/213404733

 

Diabetes ontregeling

ontregeling: inleiding en de DKA https://vimeo.com/213405833

ontregeling: het HHS https://vimeo.com/213405822

 

Autonome zenuwstelsel

over het autonome zenuwstelsel https://vimeo.com/213404690

 

Pijn

gericht op toetsdoelstellingen https://vimeo.com/213405772

achtergrondinformatie deel 1 over vijf onderdelen

https://vimeo.com/215085167

enkele aparte beelden https://vimeo.com/215085118

pijnmedicatie: basiskennis https://vimeo.com/215085002

postoperatieve pijn https://vimeo.com/215084948

 

Geneesmiddelenleer

Medicatiesoorten in vogelvlucht https://vimeo.com/213404706

 

Over hartfalen (op een andere manier hetzelfde verhaal)

deel 1 – over oorzaken http://www.paulbocken.nl/video/hartfalen-1.mp4

deel 2 – over ongunstige mechanismes http://www.paulbocken.nl/video/hartfalen-2.mp4

deel 3 – over symptomen en complicaties http://www.paulbocken.nl/video/hartfalen-3.mp4

deel 4 – hoe werkt een falen hart? http://www.paulbocken.nl/video/hartfalen-4.mp4

 

Tumorgroei

deel 1: goedaardige tumoren https://vimeo.com/215346864

deel 2: kwaadaardige tumoren https://vimeo.com/215346772

deel 3: over metastasen –

lymfekliermetastasen

https://vimeo.com/215346733

deel 4: andere soorten metastasen https://vimeo.com/215346706)

0.1 Cellen, weefsels en organen

 

De verpleegkundige als zorgverlener.

 

Leerdoelen

Kijk voor de leerdoelen van deze les in Zorgpad.

 

Inleiding

Je denkt bij kennis over de bouw en functie van het lichaam misschien niet meteen aan ‘cellen en weefsels’. Jouw zorgvragers hebben bijvoorbeeld een probleem met ademen of met bewegen. Niet met hun ‘cellen en weefsels’. Maar om hun problemen te begrijpen moet je weten hoe het lichaam is opgebouwd. Niet alleen de bouw in het groot (orgaanstelsels en organen), maar ook de bouw in het klein (cellen en weefsels). Je kunt dan begrijpen dat een huidwond of een doorligplek (decubitus) geneest door nieuwe huidcellen te maken. Maar hartspierweefsel of hersenweefsel dat is doodgegaan (hartinfarct, herseninfarct) kan niet worden vervangen door nieuwe spier- en zenuwcellen.

Als verpleegkundige heb je deze kennis nodig om goede zorg te kunnen geven. Zo gebruik je bij de verzorging van een decubitusplek je kennis over de huid en wondgenezing. Je beoordeelt en bevordert het herstel van het beschadigde weefsel. Vaak gebeurt dat herstel door nieuwe cellen te maken door celdeling. Je weet ook wanneer weefsel niet kan herstellen. Dan bied je andere zorg.

Na het doorlopen van deze les kun je kenmerken van cellen en weefsels noemen en toepassen op (eenvoudige) praktijksituaties. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Cellen, weefsels en de huid (Collectie: Zorg algemeen 4 VP ) thema: Anatomie fysiologie

1.2 Van cellen naar orgaanstelsels

Cel – weefsel – orgaan – orgaanstelsel

Cellen

Weefsels

Organen en orgaanstelsels

1.3 Celdeling en erfelijkheid

Celdeling

 

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen die je tijdens de onderwijsactiviteit kan stellen. De docent gaat hier middels een onderwijsleergesprek aan het  begin van de onderwijsactiviteit op in.

 

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Cellen, weefsels en de huid (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Test je kennis behorend bij 1.2 Van cellen naar orgaanstelsels
  • Test je kennis behorend bij 1.3 Celdeling en erfelijkheid

 

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Hier zal zij middels een onderwijsleergesprek op in gaan.

Jullie werken verder aan de volgende leerdoelen:

  • Organen noemen die in de borstholte, buikholte en bekkenholte liggen.
  • Herkennen welke organen horen bij het ademhalingsstelsel, spijsverteringsstelsel, urinewegstelsel (nieren en urinewegen) en hormoonstelsel.

Maak in tweetallen de opdracht “Organen” die is toegevoegd als bestand.

Overige leerdoelen worden vanuit het leerpad Cellen, weefsels en de huid (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie, uitgewerkt:

  • Pas je kennis toe behorend bij 1.2 Van cellen naar orgaanstelsels
  • Van de integratieopdracht 1.5: onderdeel a,e en d (overige nog niet die behoren bij een volgend onderwerp).

Open bestand Opdracht "Organen"

0.2 De huid

 

De verpleegkundige als zorgverlener.

 

Leerdoelen

Kijk voor de leerdoelen van deze les in Zorgpad.

 

Inleiding

De huid is het grootste orgaan van ons lichaam en heeft een belangrijke functie als bescherming tegen invloeden van buitenaf. Daarnaast is de huid ook betrokken bij temperatuurregulatie, vochtbalans en zintuiglijke waarneming. In deze les leer je de verschillende lagen van de huid kennen, de belangrijkste structuren en functies van de huid kennen. Door een goed begrip van de anatomie van de huid kan je beter begrijpen hoe de huid functioneert en hoe deze het best beschermt en verzorgt kan worden.

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Cellen, weefsels en de huid (Collectie: Zorg algemeen 4 VP ) thema: Anatomie fysiologie

1.4 De huid

  • De huid als orgaan

 

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen die je tijdens de onderwijsactiviteit kan stellen. De docent gaat hier middels een onderwijsleergesprek aan het  begin van de onderwijsactiviteit op in.

 

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdracht uit het leerpad Cellen, weefsels en de huid (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Test je kennis (1.4 de huid)

 

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Hier zal zij middels een onderwijsleergesprek op in gaan.

Werk aan de volgende kennisopdrachten: integratieopdracht 1.5: onderdeel b en c (overige behoorde bij het onderwerp cellen, weefsel (en organen).

 

0.3 Temperatuurregulatie

 

De verpleegkundige als zorgverlener

 

Leerdoelen

Kijk voor leerdoelen in Zorgpad.

 

Inleiding

De lichaamstemperatuur is misschien niet het eerste waar je aan denkt bij vitale functies. Maar een juiste lichaamstemperatuur is wel van belang om te overleven. Je kunt een periode van koorts natuurlijk overleven, maar een temperatuur van 44 graden niet. De lichaamstemperatuur geeft jou als verpleegkundige belangrijke informatie. Het verschaft inzicht over wat er aan de hand is en aanwijzingen welke zorg nodig is. Deze kennis is voor jou van belang omdat de lichaamstemperatuur belangrijke informatie over de gezondheid kan geven. Je begrijpt daardoor hoe je ontregeling kunt voorkomen en behandelen. (Bron: Zorgpad)

 

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Temperatuurregulatie (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Anatomie en fysiologie.

11.1 Introductie

Inleiding

Begrippenlijst

11.2 Temperatuur

Temperatuur

Regeling van de lichaamstemperatuur

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen die je tijdens de onderwijsactiviteit kan stellen. De docent zal hier dan middels een onderwijsleergesprek tijdens de onderwijsactivieit aandacht aan besteden.

 

Opdracht studieactiviteit

Maak onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Temperatuurregulatie (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie en fysiologie.

  • Opstapopdracht behorend bij 11.1 Introductie
  • Test je kennis behorend bij 11.2  Temperatuur

 

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent deze vragen.Hierna gaan jullie individueel of in tweetallen onderstaande kennisopdrachten maken uit het leerpad Temperatuurregulatie (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie en fysiologie.

  • Pas je kennis toe behorend bij 11.2 Temperatuur
  • Toets je kennis in de praktijk horend bij 11.3 Integratie

 

0.4 Circulatiestelsel

 

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Kijk voor de leerdoelen in Zorgpad

 

Inleiding

Het circulatiestelsel, oftewel het hart en de bloedvaten, is een belangrijk stelsel. Het hart zorgt ervoor dat alle organen via de bloedstroom worden voorzien van noodzakelijke stoffen en dat afvalstoffen worden afgevoerd.

De hartfunctie is een van de vitale functies. Dat wil zeggen: functies die nodig zijn om de komende uren of dagen in leven te blijven. Als verpleegkundige monitor je de circulatie. Deze kennis heb je nodig om gezondheidsproblemen van de circulatie en het handelen bij circulatieproblemen te begrijpen. (Bron: Zorgpad)

 

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Het circulatiestelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

6.2 Bouw en werking van het hart

Transportstelsel

Bouw van het hart

6.3 Hartwerking

Hartcyclus, systole en diastole

Prikkelgeleidingssysteem

6.4 Vaatstelsel

Vaten van de bloedsomloop

Circulatie en bloeddruk

6.5 Observeren van de circulatie

Observatie van de circulatie

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen die je tijdens de onderwijsactiviteit kan stellen. De docent zal hier middels een onderwijsleergesprek tijdens de onderwijsactiviteit aandacht aan besteden.

 

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het circulatiestelsel (Collectie: Zorg algemeen 4VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Test je kennis 1 en 3 behorend bij 6.2 Bouw en werking van het hart
  • Test je kennis behorend bij 6.3 Hartwerking
  • Test je kennis 2 en 3 behorend bij 6.4 Vaatstelsel
  • Test je kennis behorend bij 6.5 Observeren van de circulatie

 

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Je behandeld inidividueel of samen met een klasgenoot het leerdoel: het effect van adrenaline op de hartwerking.

Hierna kan je werken aan de kennisopdrachten uit het leerpad Het circulatiestelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

Maak de keuze of je aan de slag gaat met kennisopdrachten over bouw en werking van het hart (opdracht 1) of kennisopdrachten over hartwerking (opdracht 2). Bepaal dit op basis van je persoonlijke leervraag.

Opdracht 1

  • Maak opdracht c uit de opstaopdracht behorend bij 6.1 Introductie.
  • Maak de kennisopdrachten: Pas je kennis toe 2 en 4 behorend bij 6.2 Bouw en werking van het hart

Opdracht 2

  • Maak de kennisopdracht: Pas je kennis toe behorend bij 6.3 Hartwerking

0.5 Ademhalingsstelsel

 

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Kijk voor de leerdoelen van deze les in Zorgpad.

 

Inleiding

De manier van ademen kan iets zeggen over de persoon, de situatie waarin hij zich bevindt en zijn gezondheid. Ademhaling is een van de vitale functies. Dat wil zeggen: functies die nodig zijn om de komende uren of dagen in leven te blijven. Daarom is ademhaling een aandachtspunt bij de zorg voor gezonde, kwetsbare en zieke zorgvragers. Als verpleegkundige monitor je de ademhaling en bied je ondersteuning bij de ademhaling. Deze kennis heb je nodig om gezondheidsproblemen bij de ademhaling en het handelen bij ademhalingsproblemen te begrijpen. (Bron: Zorgpad)

 

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Het ademhalingsstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

5.2 Luchtwegen en longen

De luchtwegen

De longen

5.3 Ademhaling

Het ademhalingsproces

Regulatie van de ademhaling

Hoesten, niesen, zuchten, geeuwen, hikken

5.4 Observeren van de ademhaling

Basisgegevens

Ademhalingspatroon

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen die je tijdens de onderwijsactiviteit kan stellen. De docent zal hier dan tijdens de les aandacht aan besteden.

 

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het ademhalingsstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • 1 Test je kennis behorend bij 5.2 Luchtwegen en longen
  • 3 Test je kennis behorend bij 5.2 Luchtwegen en longen
  • 4 Test je kennis behorend bij 5.2 Luchtwegen en longen
  • Test je kennis behorend bij 5.3 Ademhaling
  • Test je kennis behorend bij 5.4 Observeren van de ademhaling

 

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld zij deze.

Hierna ga je individueel of met klasgenoten aan de slag met het uitwerken van de volgende leerdoelen:

  • De functies van de longblaasjes noemen bij het uitademen en de rol van de elastische vezels vertellen.
  • Voordelen noemen van de neusademhaling (t.o.v. mondademhaling).

Met de andere leerdoelen ga je vervolgens individueel of in tweetallen aan de slag, door twee van onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het ademhalingsstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie te maken. De keuze voor welke kennisopdrachten je gaat maken baseer je op je persoonlijke leervraag.

  • 2 Pas je kennis toe behorend bij 5.2 Luchtwegen en longen
  • 5 Pas je kennis toe behorend bij 5.2 Luchtwegen en longen
  • Pas je kennis toe behorend bij 5.3 Ademhaling

0.6 COPD

 

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Kijk voor de leerdoelen van deze les in Zorgpad.

 

Inleiding

COPD staat voor Chronic Obstructive Pulmonary Disease, een chronische longziekte die wordt gekenmerkt door een progressieve afname van de luchtstroom naar de longen en een toename van ontsteking in de luchtwegen.

In deze les zal je kijken naar de oorzaken en risicofactoren van COPD, de anatomie en fysiologie van de longen en luchtwegen, en de verschillende stadia van COPD.

Ook verdiep je je in de de complicaties en mogelijke exacerbaties van COPD, evenals de preventieve maatregelen die cliënten kunnen nemen om hun risico op exacerbaties te verminderen.

Door een beter begrip van de ziekteleer van COPD kan je je beter voorbereiden om deze cliënten te ondersteunen en te helpen bij het behouden van een goede kwaliteit van leven.

 

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Het ademhalingsstelsel (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

4.1 Introductie

Inleiding

4.2 De ademhaling

Bouw en werking van het ademhalingsstelsel

De ademhaling (respiratie)

4.3 COPD

COPD

 

Opdracht

 

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad ziekten van het ademhalingsstelsel (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Test je kennis behorend bij 4.2 De ademhaling
  • Pas je kennis toe horend bij 4.3 COPD

 

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld zij deze.

Hierna ga je individueel aan de slag met het uitwerken van de kennisopdracht horend bij 4.3 Casus meneer Brommer.

0.7 Toets blok 0 deel 1

De afgelopen weken hebben jullie gewerkt aan de leerdoelen behorend bij de lessen/onderwerpen:

  • Cellen, weefsels en organen
  • De huid 
  • Temperatuurregulatie
  • Circulatiestelsel
  • Ademhalingsstelsel
  • COPD

Deze toets bestaat uit twee onderdelen.

Onderdeel 1: Kennistoets

Onderdeel 2: Uitwerking ziektebeeld

Beide onderdelen moeten behaald zijn met een voldoende.

Bij de kennistoets geldt een cijfer 5,5 of hoger als voldoende.

Bij onderdeel 2 geld een voldaan als voldoende.

Bij een onvoldoende van 1 of meer onderdelen is er een herkansing mogelijk. Deze plan je in overleg met de docent in. Ook ga je in overleg met je docent wat je nodig hebt in de voorbereiding op de volgende kans. Bij nogmaals een onvoldoende verwijzen we je door na de procedure die geld bij AFZ. Zie hiervoor de introductie van blok 1.

Onderdeel 1: Kennistoets

In deze kennistoets krijg je 30 meerkeuzevragen. Het juiste antwoord zit er altijd tussen. De vragen gaan over verschillende leerdoelen die in dit blok centraal stonden. Je krijgt dus over verschillende onderwerpen vragen.

De kennistoets wordt door de docent klaargezet in Kwizl.

Ga naar de website www.kwilz.eu. Klik op inloggen. Log in met Office 365. Hier zie je de klaargezette toets AFZ Verpleegkunde regulier toets blok 0 deel 1. Cesuur van de toets ligt op 65%.

Let op!

Je mag Zorgpad of andere literatuur niet gebruiken tijdens de toetsing. De docent krijgt een exit-alert als je de pagina verlaat. Op de tafel is alleen laptop, eventueel wat water en pen en blanco papier aanwezig. Overige spullen zitten in je tas.

Onderdeel 2: Uitwerking ziektebeeld

De opdracht is toegevoegd als bestand. Bij de uitwerking van de opdracht mag je (in tegenstelling tot onderdeel 1) wel naslagwerk gebruiken. Dit kan zijn Zorgpad of andere literatuur. Let er wel op dat niet alle sites van Google betrouwbaar zijn. Kijk dus goed naar de bron die je gebruikt.

De opdracht wordt beoordeeld met de volgende beoordelingscriteria:

Naam student

Groep

Beoordeling                       o Voldaan                     o Niet voldaan

De eindopdracht is voldaan als aan 9 van de 10 criteria is voldaan

Criteria

Voldaan

Niet voldaan

Alle onderdelen van de opdracht zijn correct uitgewerkt.

 

 

Er is gekozen voor een ziektebeeld uit de gegeven voorbeelden.

 

 

De uitwerking is in eigen woorden geschreven (niet geknipt en geplakt van internet of andere bronnen).

 

 

Er is minimaal 1 oorzaak beschreven.

 

 

Er worden minimaal 3 symptomen beschreven die kloppen bij het ziektebeeld.

 

 

Er is minimaal 1 behandeling beschreven en uitgelegd waarom deze behandeling wordt aanbevolen.

 

 

Er zijn minimaal 2 complicaties beschreven die kloppen bij het ziektebeeld.

 

 

Bij de symptoombeschrijving is onderscheid gemaakt tussen acute fase, revalidatiefase en chronische fase.

 

 

De beschreven prognose is kloppend.

 

 

Bij preventie, zorg en begeleiding is beredeneert welke verpleegkundige zorg er geboden moet worden.

 

 

 

De eindopdracht lever je in via Teams, volgens de afspraak die de docent heeft gemaakt.

Succes!

0.8 Spijsverteringsstelsel

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • de onderdelen van het spijsverteringskanaal benoemen.
  • voedingsstoffen benoemen en beschrijven hoe ze worden verteerd tot bouwstenen die door de darm kunnen worden opgenomen.
  • de ligging, bouw en functie van de mond, slokdarm en maag beschrijven.
  • uitleggen hoe het slikproces verloopt.
  • de ligging, bouw en functie van de onderdelen van de darmen beschrijven.
  • beschrijven hoe en waar voedingsstoffen worden verteerd en geresorbeerd.
  • de ligging, bouw en functie van de lever en pancreas bij de spijsvertering beschrijven.
  • uitleggen hoe het defecatieproces verloopt.
  • functies van de lever en alvleesklier beschrijven (andere functies dan die bij de spijsvertering).
  • uitleggen wat cellen met eiwitten, vetten en koolhydraten doen.
  • hormonen van de alvleesklier en hun functie benoemen.
  • de ligging en functie van het buikvlies beschrijven.
  • aangeven wat je kunt observeren aan de spijsvertering (slikken, braken, ontlasting, ontlastingspatroon).
  • aandachtspunten noemen voor het observeren van ontlasting, het ontlastingspatroon en de voedingstoestand.

 

Inleiding

Kennis over het spijsverteringsstelsel is belangrijk. De voeding, voedingstoestand en ontlasting geven de verzorgende informatie over de gezondheid van de zorgvrager. In deze les leer je over de vertering van voedingsstoffen en de bouw en functie van de spijsverteringsorganen. Ook de samenstelling en de uitscheiding van ontlasting (defecatie) komt aan bod. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Het spijsverteringsstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

3.2 Verteringsproces en organen van het spijsverteringsstelsel

Verteringsproces en organen van het spijsverteringsstelsel

Voedingsstoffen

3.3 Van de mond naar de maag

De mond

Slikken

De maag

3.4 Darmen

Bouw en functie van de darmen

Dunne darm

Dikke darm en endeldarm

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het spijsverteringsstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Test je kennis behorend bij 3.2 Verteringsproces en organen van het spijsverteringsstelsel
  • Test je kennis 1 en 3 behorend bij 3.3 Van de mond naar de maag
  • Test je kennis 1 behorend bij 3.4 Darmen

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:

  • de ligging, bouw en functie van de lever en pancreas bij de spijsvertering beschrijven.
  • uitleggen hoe het defecatieproces verloopt.
  • functies van de lever en alvleesklier beschrijven (andere functies dan die bij de spijsvertering).
  • uitleggen wat cellen met eiwitten, vetten en koolhydraten doen.
  • hormonen van de alvleesklier en hun functie benoemen.
  • de ligging en functie van het buikvlies beschrijven.
  • aangeven wat je kunt observeren aan de spijsvertering (slikken, braken, ontlasting, ontlastingspatroon).
  • aandachtspunten noemen voor het observeren van ontlasting, het ontlastingspatroon en de voedingstoestand.

Vervolgens ga je met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het spijsverteringsstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

Maak de keuze of je aan de slag gaat met kennisopdrachten over lever, alvleesklier en buikvlies (opdracht 1) of kennisopdrachten over observeren (opdracht 2). Bepaal dit op basis van je persoonlijke leervraag.

Opdracht 1

  • Test je kennis 1 en 3 behorend bij 3.5 Lever, alvleesklier, buikvlies

Opdracht 2

  • Test je kennis behorend bij 3.6 Observeren
  • Pas je kennis toe behorend bij 3.6 Observeren

0.9 Hormoonstelsel deel 1

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • beschrijven wat hormoonklieren en hormonen zijn.
  • de functies van het hormoonstelsel beschrijven en verschillen noemen tussen het hormoonstelsel en het zenuwstelsel.
  • de samenwerking tussen onderdelen van het hormoonstelsel en het feedbackmechanisme uitleggen.
  • de ligging en functies van de hypofyse beschrijven.
  • de ligging, bouw en functie van de schildklier en bijnier beschrijven.
  • de werking van het schildklierhormoon thyroxine beschrijven.
  • de productieplaats en werking van cortisol beschrijven.
  • de functie van bijschildklieren uitleggen.
  • de productieplaats en werking van adrenaline beschrijven.
  • uitleggen wat er gebeurt in het lichaam bij stress.
  • de productieplaats en werking van ADH, oxytocine en prolactine beschrijven.
  • geslachtshormonen benoemen en hun werking beschrijven.

 

Inleiding

Er zijn in het lichaam twee systemen die processen in het lichaam regelen: het zenuwstelsel en het hormoonstelsel. Ze werken nauw samen.

  • Het zenuwstelsel werkt snel, met elektrische prikkels die heel snel via zenuwvezels worden getransporteerd.
  • Het hormoonstelsel werkt langzaam, met boodschapperstoffen die via de bloedbaan hun doelorgaan bereiken.

(Bron: Zorgpad)

Het zenuwstelsel komt in een ander leerpad aan bod. De komende lessen gaan over het hormoonstelsel.

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Het hormoonstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

8.1 Introductie

Inleiding

8.2 Organen van het hormoonstelsel

Organen van het hormoonstelsel

8.3 Schildklier- en bijschildklierhormonen

Schildklier- en bijschildklierhormonen

Bijnierhormonen

8.4 Overige hormonen uit de hypofyse, geslachtsorganen en alvleesklier

ADH en oxytocine

Geslachtshormonen

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het hormoonstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Test je kennis behorend bij 8.2 Organen van het hormoonstelsel
  • Test je kennis behorend bij 8.3 Schildklier- en bijschildklierhormonen
  • Test je kennis vraag a, b en c behorend bij 8.4 Overige hormonen uit de hypofyse, geslachtsorganen en alvleesklier

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent deze vragen.

Vervolgens ga je individueel of in tweetallen met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het hormoonstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

Maak de keuze of je aan de slag gaat met kennisopdrachten over organen, hormonen en feedbackmechanisme (opdracht 1) of kennisopdrachten over schildklier- en bijschildklierhormonen (opdracht 2). Bepaal dit op basis van je persoonlijke leervraag.

Opdracht 1

  • Pas je kennis toe behorend bij 8.2 Organen van het hormoonstelsel

Opdracht 2

  • Pas je kennis toe behorend bij 8.3 Schildklier- en bijschildklierhormonen

0.10 Hormoonstelsel deel 2

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • twee pancreashormonen benoemen en hun werking beschrijven.
  • uitleggen hoe de glucosespiegel door twee pancreashormonen wordt geregeld.
  • de normale waarden van bloedsuiker benoemen.

 

Inleiding

De bloedsuikerspiegel is vooral van belang voor de hersencellen. Die kunnen alleen energie produceren door glucose te verbranden. Insuline en glucagon zorgen samen voor de glucoseregulatie. Ze hebben een tegengestelde werking. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Het hormoonstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

8.4 Overige hormonen uit de hypofyse, geslachtsorganen en alvleesklier

Pancreashormonen

Opdracht

Maak de opstapopdracht behorend bij 8.1 Introductie naar aanleiding van de voorgaande les. Neem je gemaakte mindmap mee naar de les.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het hormoonstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Test je kennis behorend bij 8.4 Overige hormonen uit de hypofyse, geslachtsorganen en alvleesklier

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent deze vragen en neemt met jullie de meegebrachte mindmaps door.

Vervolgens neemt de docent jullie nogmaals mee in de leerdoelen met bijgevoegde PowerPoint Regeling van de bloedglucose. Hierin heeft de docent ook toegang tot een link met een quiz om je kennis op te testen.

Indien er tijd over is ga je individueel of in tweetallen met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het hormoonstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Pas je kennis toe vraag a t/m d behorend bij 8.4 Overige hormonen uit de hypofyse, geslachtsorganen en alvleesklier

0.11 Toets blok 0 deel 2

De afgelopen weken hebben jullie gewerkt aan de leerdoelen behorend bij de lessen/onderwerpen:

  • Spijsverteringsstelsel
  • Hormoonstelsel

Deze toets bestaat uit twee onderdelen.

Onderdeel 1: Kennistoets

Onderdeel 2: Casuïstiek uitwerken

Beide onderdelen moeten behaald zijn met een voldoende.

Bij de kennistoets geldt een cijfer 5,5 of hoger als voldoende.

Bij onderdeel 2 geld een voldaan als voldoende.

Bij een onvoldoende van 1 of meer onderdelen is er een herkansing mogelijk. Deze plan je in overleg met de docent in. Ook ga je in overleg met je docent wat je nodig hebt in de voorbereiding op de volgende kans. Bij nogmaals een onvoldoende verwijzen we je door na de procedure die geld bij AFZ. Zie hiervoor de introductie van blok 1.

Onderdeel 1: Kennistoets

In deze kennistoets krijg je 30 meerkeuzevragen. Het juiste antwoord zit er altijd tussen. De vragen gaan over verschillende leerdoelen die in dit blok centraal stonden. Je krijgt dus over verschillende onderwerpen vragen.

De kennistoets wordt door de docent klaargezet in Kwizl.

Ga naar de website www.kwilz.eu. Klik op inloggen. Log in met Office 365. Hier zie je de klaargezette toets AFZ Verpleegkunde regulier toets blok 0 deel 2. Cesuur van de toets ligt op 65%.

Let op!

Je mag Zorgpad of andere literatuur niet gebruiken tijdens de toetsing. De docent krijgt een exit-alert als je de pagina verlaat. Op de tafel is alleen laptop, eventueel wat water en pen en blanco papier aanwezig. Overige spullen zitten in je tas.

Onderdeel 2: Casuïstiek uitwerken

In Zorgpad werk je onderstaande kennisopdrachten uit behorend bij het leerpad Het hormoonstelsel (Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Toets je kennis in de praktijk behorend bij 8.5 Integratie

Je beoordeeld je eigen antwoorden middels de feedbackmogelijkheden in Zorgpad.

De docent kijkt de opdracht na in Zorgpad.

Succes!

0.12 Urinestelsel deel 1

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • Het begrip en belang van homeostase uitleggen.
  • De hoeveelheid water in het lichaam benoemen en beschrijven waar het water zich in het lichaam bevindt.
  • De functies van water beschrijven.
  • Voorbeelden noemen van elektrolyten.
  • Verschillende transportmanieren van moleculen door een membraam benoemen.

 

Inleiding

De aankomende 2 lessen gaan over de anatomie en fysiologie van het urinestelsel, met uitleg over de functie van water en zouten in het lichaam en hun transport. De bouw en functie van de nieren en urinewegen wordt besproken. De uitscheiding van urine (plassen), het proces dat het plassen regelt en de samenstelling van urine komen ook aan bod. Deze kennis is van belang voor het begrijpen van problemen met de vochthuishouding en de zorg van de verpleegkundige voor de vochtbalans. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Het urinestelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

4.1 Introductie

Inleiding

Begrippenlijst

4.2 Vocht en elektrolyten

Inleiding

Water en opgeloste stoffen

Verdeling van water in het lichaam

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het urinestelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Test je kennis behorend bij 4.2 Vocht en elektrolyten

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent deze vragen.

Vervolgens ga je met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het urinestelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Opstapopdracht behorend bij 4.1 Introductie
  • Pas je kennis toe behorend bij 4.2 Vocht en elektrolyten

Afsluitend kan je kijken naar de leerdoelen die in de volgende les aan bod komen. Noteer alvast je leervragen.

0.13 Urinestelsel deel 2

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • De onderdelen van het urinestelsel benoemen (Nederlandse en medische naam) en hun ligging beschrijven.
  • De bouw van de nier beschrijven en de functies van de nier benoemen.
  • Uitleggen hoe het proces van urinevorming in de nier verloopt, in drie stappen.
  • De normale samenstelling van urine beschrijven.
  • De bouw en functie van de urinewegen beschrijven.
  • Beschrijven hoe mictie verloopt en hoe continentie is geregeld in het lichaam.
  • Het doel en de werkwijze van het bijhouden van een vochtbalans beschrijven.
  • Aangeven op welke aspecten de verpleegkundige let bij observatie van urine.
  • De afwijkende hoeveelheden en afwijkende samenstelling van urine benoemen.

 

Inleiding

Afgelopen les en komende les gaan over de anatomie en fysiologie van het urinestelsel, met uitleg over de functie van water en zouten in het lichaam en hun transport. De bouw en functie van de nieren en urinewegen wordt besproken. De uitscheiding van urine (plassen), het proces dat het plassen regelt en de samenstelling van urine komen ook aan bod. Deze kennis is van belang voor het begrijpen van problemen met de vochthuishouding en de zorg van de verpleegkundige voor de vochtbalans. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Het urinestelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

4.3 De nieren

De nieren

4.4 Urinewegen

Urinewegen: ureter, blaas en urethra

Plassen

4.5 Observeren van de vochtbalans, nier- en blaasfunctie

Begrippen

Urineonderzoek

Vochtbalans en dehydratie

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het urinestelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Test je kennis behorend bij 4.3 De nieren
  • Test je kennis behorend bij 4.4 Urinewegen
  • Test je kennis behorend bij 4.5 Observeren van de vochtbalans, nier- en blaasfunctie

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent deze vragen.

Vervolgens ga je met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het urinestelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

Maak de keuze of je aan de slag gaat met kennisopdrachten over de nieren (opdracht 1) of kennisopdrachten over urinewegen en observeren van de vochtbalans, nier- en blaasfunctie (opdracht 2). Bepaal dit op basis van je persoonlijke leervraag.

Opdracht 1

  • Pas je kennis toe behorend bij 4.3 De nieren

Opdracht 2

  • Pas je kennis toe behorend bij 4.4 Urinewegen
  • Pas je kennis toe behorend bij 4.5 Observeren van de vochtbalans, nier- en blaasfunctie

0.14 Zenuwstelsel

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • de indeling van het zenuwstelsel naar bouw en functie benoemen.
  • de onderdelen van het centrale zenuwstelsel en perifere zenuwstelsel beschrijven.
  • de twee hoofdfuncties van het zenuwstelsel benoemen en aangeven welke onderdelen van het zenuwstelsel die functies uitvoeren.
  • de soorten cellen van het zenuwstelsel en hun functie benoemen.
  • de bouw van een neuron beschrijven, met de medische termen.
  • beschrijven waaruit grijze stof in het zenuwstelsel bestaat en waaruit witte stof bestaat.
  • de bouw van de hersenen beschrijven.
  • aangeven met welke lichaamshelft een hersenhelft is verbonden.
  • vijf belangrijke schorsvelden en hun ligging benoemen.
  • de bloedvoorziening van de hersenen beschrijven.
  • de bouw van het ruggenmerg beschrijven met de spinale zenuwen, met behulp van medische termen.
  • uitleggen wat een reflex is, het nut ervan uitleggen en de reflexbaan beschrijven.
  • de route van sensibele prikkels naar de hersenen beschrijven (opstijgende banen) en de rol van de thalamus bij pijn benoemen.
  • de route van motorische prikkels van de hersenen naar het ruggenmerg en verder naar spieren (afdalende banen) beschrijven.
  • de ligging en functie van basale kernen van de motoriek benoemen.
  • het ‘verdwijnen’ van reflexen van baby’s uitleggen.
  • de hersenvliezen noemen en hun functie en ligging in de schedel en de wervelkolom beschrijven, inclusief de lumbaalzak.
  • de plaatsen noemen waar de liquor zich bevindt en de functie beschrijven.
  • de bouw en functies van het autonoom zenuwstelsel beschrijven en het belang voor het voortbestaan aangeven.

 

Inleiding

Het zenuwstelsel is een uitgebreid orgaanstelsel dat heel veel processen in het lichaam regelt. Het zorgt ervoor dat je spieren kunt bewegen en stil kunt zitten, dat je kunt voelen of je schoen knelt, dat je je bewust bent van je omgeving, dat je slaapt of wakker bent, dat je kunt praten en kunt begrijpen wat je hoort. Bij alle activiteiten die je onderneemt is het zenuwstelsel betrokken. Toch is het niet zo dat je als verpleegkundige zorgt voor de werking van het zenuwstelsel, terwijl je wel zorg draagt voor bijvoorbeeld voeding en vocht en een goede houding. Bij zorgvragers met stoornissen in het zenuwstelsel observeer je de gevolgen en help je manieren te vinden om handelingen anders uit te voeren (eten, transfers, communicatie). Deze les biedt je de kennis die nodig is om de werking van het zenuwstelsel en de mogelijkheden die dat stelsel biedt te begrijpen. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Het zenuwstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

9.2 Het zenuwstelsel als regelsysteem

Het zenuwstelsel als regelsysteem

Centraal en perifeer

9.4 Ruggenmerg en reflex

Ruggenmerg

Reflexen

9.5 Sensibel en motorisch systeem

Het sensibele systeem

Het motorisch systeem

9.6 Hersenvliezen, liquor en autonoom zenuwstelsel

Hersenvliezen en liquor

Vegetatief of autonoom zenuwstelsel

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het zenuwstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Test je kennis behorend bij 9.2 Het zenuwstelsel als regelsysteem
  • Test je kennis behorend bij 9.5 Sensibel en motorisch systeem
  • Test je kennis behorend bij 9.6 Hersenvliezen, liquor en autonoom zenuwstelsel

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:

  • de bouw van de hersenen beschrijven.
  • aangeven met welke lichaamshelft een hersenhelft is verbonden.
  • vijf belangrijke schorsvelden en hun ligging benoemen.
  • de bloedvoorziening van de hersenen beschrijven.

Vervolgens ga je met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het zenuwstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Test je kennis behorend bij 9.3 Hersenen
  • Vraag d t/m g van Toets je kennis in de praktijk behorend bij 9.7 Integratie

0.15 Dementie, ouderen met psychogeriatrische stoornissen deel 1

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • de verschillende neurocognitieve stoornissen benoemen.
  • omschrijven welke verschijnselen optreden bij neurocognitieve stoornissen.
  • veelvoorkomende gedragsstoornissen bij neurocognitieve stoornissen beschrijven.
  • in eigen woorden uitleggen wat er wordt verstaan onder cognitieve stoornissen.

 

Inleiding

Psychogeriatrie is een specialisatie binnen de zorg die zich richt op oudere zorgvragers met dementie. Als je in de psychogeriatrie gaat werken, is het belangrijk om kennis te hebben van de verschillende neurocognitieve stoornissen en de mogelijke verschijnselen. Ook is het goed om te weten welke behandelingen er mogelijk zijn en hoe je kunt omgaan met psychogeriatrische zorgvragers. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Ouderen met psychogeriatrische ziektebeelden (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Verpleeghuizen en thuiszorg.

6.1 Introductie

Inleiding

6.2 Neurocognitieve stoornissen

Neurocognitieve stoornissen

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdracht uit het leerpad Ouderen met psychogeriatrische ziektebeelden (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Verpleeghuizen en thuiszorg.

  • Opstapopdracht behorend bij 6.1 Introductie

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:

  • omschrijven welke verschijnselen optreden bij neurocognitieve stoornissen.
  • veelvoorkomende gedragsstoornissen bij neurocognitieve stoornissen beschrijven.

Vervolgens ga je met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdracht uit het leerpad Ouderen met psychogeriatrische ziektebeelden (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Verpleeghuizen en thuiszorg.

  • Test je kennis behorend bij 6.2 Neurocognitieve stoornissen

0.16 Dementie, ouderen met psychogeriatrische stoornissen deel 2

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • de verschillende fasen van het dementieproces beschrijven vanuit de ik-beleving van de zorgvrager.
  • omschrijven wat er onder de term ‘probleemgedrag’ wordt verstaan.
  • de veelvoorkomende oorzaken noemen van probleemgedrag bij dementie.
  • de stappen uit het stappenplan benoemen voor het signaleren en behandelen van probleemgedrag bij dementie.
  • de verschillende vormen van probleemgedrag en de bijbehorende aanpak benoemen.

 

Inleiding

Dementie heeft een progressief verloop. De zorgvrager met dementie doorloopt verschillende fasen in zijn ziekte. Slechts 14% van de zorgvragers met dementie komt in de laatste fase van dementie, omdat mensen met dementie een kortere levensverwachting hebben. Dementie is een terminale ziekte: als de diagnose dementie bij iemand is gesteld, is zijn levensverwachting gemiddeld acht jaar. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Ouderen met psychogeriatrische ziektebeelden (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Verpleeghuizen en thuiszorg.

6.2 Neurocognitieve stoornissen

Fasen van dementie

6.4 Gedragsverandering en probleemgedrag

Problemen bij dementie

Omgaan met agressie

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de bijgevoegde opdracht in de bijlage (opdracht ‘Verschillende hersengebieden’). Deze opdracht is herhaling van eerder aangeboden lesstof en belangrijk om te begrijpen waar in de hersenen zich een stoornis bevindt, bij welke problemen.

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. De antwoorden van de opdracht studieactiviteit zal de docent met je delen. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:

  • de veelvoorkomende oorzaken noemen van probleemgedrag bij dementie.
  • de stappen uit het stappenplan benoemen voor het signaleren en behandelen van probleemgedrag bij dementie.
  • de verschillende vormen van probleemgedrag en de bijbehorende aanpak benoemen.

Vervolgens ga je met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdracht uit het leerpad Ouderen met psychogeriatrische ziektebeelden (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Verpleeghuizen en thuiszorg.

  • Test je kennis behorend bij 6.4 Gedragsverandering en probleemgedrag

 

0.17 Dementie, ouderen met psychogeriatrische stoornissen deel 3

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • in eigen woorden vertellen wat de Zorgstandaard Dementie is en hoe deze wordt gebruikt.
  • uitleggen wat er met persoonsgerichte dementiezorg wordt bedoeld.
  • benoemen wat de acht principes voor mensen met gevorderde en vergevorderde dementie zijn.
  • de verschillende benaderingswijzen voor de omgang met zorgvragers met dementie beschrijven.

 

Inleiding

Om de behandeling en zorgactiviteiten te bepalen, is overleg nodig met zo mogelijk de zorgvrager met dementie zelf, zijn naasten en de betrokken zorgverleners. Het is belangrijk de behandeling duidelijk uit te werken in het zorgleefplan en veranderingen te rapporteren. Zo kan de behandeling zo nodig bijgesteld worden. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Ouderen met psychogeriatrische ziektebeelden (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Verpleeghuizen en thuiszorg.

6.3 Begeleiden van psychogeriatrische zorgvragers

Omgaan met psychogeriatrische zorgvragers

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Ouderen met psychogeriatrische ziektebeelden (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Verpleeghuizen en thuiszorg.

  • Vraag a uit Casus Meneer Klaassen behorend bij 5.3 Begeleiden van psychogeriatrische zorgvragers

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast het leerdoel:

  • Je kunt de verschillende benaderingswijzen voor de omgang met zorgvragers met dementie beschrijven.

Vervolgens ga je met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdracht uit het leerpad Ouderen met psychogeriatrische ziektebeelden (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Verpleeghuizen en thuiszorg.

  • Test je kennis behorend bij 6.5 Integratie

Dementie samengevat in een korte film

0.18 Toets blok 0 deel 3

De afgelopen weken hebben jullie gewerkt aan de leerdoelen behorend bij de lessen/onderwerpen:

  • Urinestelsel
  • Zenuwstelsel
  • Dementie, ouderen met psychogeriatrische aandoeningen

Deze toets bestaat uit twee onderdelen.

Onderdeel 1: Kennistoets

Onderdeel 2: Casuïstiek uitwerken

Beide onderdelen moeten behaald zijn met een voldoende.

Bij de kennistoets geldt een cijfer 5,5 of hoger als voldoende.

Bij onderdeel 2 geld een voldaan als voldoende.

Bij een onvoldoende van 1 of meer onderdelen is er een herkansing mogelijk. Deze plan je in overleg met de docent in. Ook ga je in overleg met je docent wat je nodig hebt in de voorbereiding op de volgende kans. Bij nogmaals een onvoldoende verwijzen we je door na de procedure die geld bij AFZ. Zie hiervoor de introductie van blok 1.

Onderdeel 1: Kennistoets

In deze kennistoets krijg je 26 meerkeuzevragen. Het juiste antwoord zit er altijd tussen. De vragen gaan over verschillende leerdoelen die in dit blok centraal stonden. Je krijgt dus over verschillende onderwerpen vragen.

De kennistoets wordt door de docent klaargezet in Kwizl.

Ga naar de website www.kwilz.eu. Klik op inloggen. Log in met Office 365. Hier zie je de klaargezette toets AFZ Verpleegkunde regulier toets blok 0 deel 3. Cesuur van de toets ligt op 65%.

Let op!

Je mag Zorgpad of andere literatuur niet gebruiken tijdens de toetsing. De docent krijgt een exit-alert als je de pagina verlaat. Op de tafel is alleen laptop, eventueel wat water en pen en blanco papier aanwezig. Overige spullen zitten in je tas.

Onderdeel 2: Casuïstiek uitwerken

In Zorgpad werk je onderstaande kennisopdrachten uit behorend bij het leerpad Ouderen met psychogeriatrische ziektebeelden (Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Casus Mevrouw Kok behorend bij 6.5 Integratie

Je beoordeeld je eigen antwoorden middels de feedbackmogelijkheden in Zorgpad.

De docent kijkt de opdracht na in Zorgpad.

Succes!

Blok 1 Inleiding

Welkom bij blok 1.

In dit blok staan weer een aantal anatomie, fysiologie en ziekteleer onderwerpen centraal. Dit zijn:

  • Cellen, weefsels en de huid
  • Ziekten van de huid
  • Het ademhalingsstelsel
  • Het circulatiestelsel
  • Ziekten van het hart en bloedvaten
  • Ziekten van het ademhalingsstelsel
  • Zintuigen
  • Temperatuurregulatie
  • Medicatieleer
  • Het urinestelsel
  • Ziekten van de nieren en urinewegen

In dit blok zijn er twee toetsen. Beide toetsen bestaan uit twee onderdelen. Via de docent krijg je te horen wanneer de onderdelen van de toetsing moeten worden gemaakt en (indien nodig) ingeleverd.

Vergeet tot slot niet je eigen leervragen te formuleren en deze mee te nemen naar de lessen.  

Veel plezier met werken en leren in dit blok. Succes!

1.1 Cellen, weefsels en de huid

 

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • De bouw en functies van een cel beschrijven.
  • De functie van enkele celorganellen benoemen.
  • Soorten weefsels, hun kenmerkende bouw en functies en hun herstelvermogen (delingsvermogen) beschrijven.
  • Het verschil tussen weefsels en organen beschrijven.
  • Vertellen wat een orgaan is.
  • Orgaanstelsels en hun functie beschrijven.
  • Organen noemen die in de borstholte, buikholte en bekkenholte liggen.
  • In een afbeelding de volgende organen aanwijzen:
    • Grote en kleine hersenen       o maag
    • Hypofyse                                o twaalfvingerige darm
    • Schildklier                               o dunne darm
    • Hart                                         o dikke darm
    • Aorta                                       o milt
    • Longen                                    o endeldarm
    • Luchtpijp                                  o alvleesklier
    • Lever                                       o baarmoeder
    • Galblaas                                  o eierstokken
    • Nieren                                     o prostaat
    • Bijnieren                                  o zaadballen
    • Urineblaas                               o middenrif
    • Urinebuis                                 o de borstholte
    • Urineleider                               o de buikholte
    • Slokdarm                                 o de bekkenholte
    • Halsslagader
  • Herkennen welke organen horen bij het ademhalingsstelsel, spijsverteringsstelsel, urinewegstelsel (nieren en urinewegen) en hormoonstelsel.
  • Beschrijven wat er met de chromosomen gebeurt bij de gewone celdeling (mitose) en geslachtsdeling (meiose)
  • De bouw en functies van de huid beschrijven.
  • De kennis van de bouw en functies van de huid toepassen op veelvoorkomende huidproblemen zoals schaafwonden, snijwonden, brandwonden en eelt.

 

Inleiding

Je denkt bij kennis over de bouw en functie van het lichaam misschien niet meteen aan het onderwerp ‘ cellen en weefsels’. Zorgvragers hebben bijvoorbeeld een probleem met hun longen, met bewegen of met hun hart. Niet met hun ‘cellen en weefsels’. Om de problemen van de zorgvragers te begrijpen moet je weten hoe het lichaam is opgebouwd. Niet alleen de bouw in het groot (orgaanstelsels en organen), maar ook de bouw in het klein (cellen en weefsels). Je kunt dan begrijpen dat een huidwond of een doorligplek (decubitus) geneest door nieuwe huidcellen te maken. Maar hartspierweefsel of hersenweefsel dat is doodgegaan (hartinfarct, herseninfarct) kan niet worden vervangen door nieuwe spier- en zenuwcellen.

Als verpleegkundige heb je deze kennis nodig om goede zorg te kunnen geven. Zo gebruik je bij de verzorging van een (operatie)wond je kennis over de huid en wondgenezing. Je beoordeelt en bevordert het herstel van het beschadigde weefsel. Vaak gebeurt dat door nieuwe cellen te maken door celdeling. Je weet ook wanneer weefsel niet kan herstellen. Dan bied je andere zorg. (Bron: Zorgpad)

voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Cellen, weefsels en de huid (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie

1.2 Van cellen naar orgaanstelsels

Cel – weefsel – orgaan – orgaanstelsel

Cellen

Weefsels

Organen en orgaanstelsels

1.3 Celdeling en erfelijkheid

Celdeling

1.4 De huid

De huid als orgaan

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Cellen, weefsels en de huid (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Test je kennis behorend bij 1.2 Van cellen naar orgaanstelsels
  • Test je kennis behorend bij 1.3 Celdeling en erfelijkheid
  • Test je kennis behorend bij 1.4 De huid

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:

  • Organen noemen die in de borstholte, buikholte en bekkenholte liggen.
  • Herkennen welke organen horen bij het ademhalingsstelsel, spijsverteringsstelsel, urinewegstelsel (nieren en urinewegen) en hormoonstelsel.

Maak individueel de opdracht “Organen” die is toegevoegd als bestand. Deze opdracht lever je in via Teams.

Met de andere leerdoelen gaan jullie aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Cellen, weefsels en de huid (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Pas je kennis toe behorend bij 1.2 Van cellen naar orgaanstelsels
  • Pas je kennis toe behorend bij 1.4 De huid

1.2 Ziekten van de huid

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • Het ontstaan, de oorzaken, het onderzoek en de behandeling van constitutioneel eczema en psoriasis benoemen.
  • De oorzaken, risicoplekken en indeling in categorieën van decubitus benoemen.
  • De aandachtspunten benoemen voor de preventie, zorg en begeleiding van zorgvragers met decubitus.
  • Van smetplekken, steenpuisten en erysipelas de oorzaak, symptomen en de behandeling benoemen.
  • Van de verschillende gradaties van brandwonden de symptomen en de behandeling beschrijven.

 

Inleiding

Veel mensen hebben huidproblemen. Een jonge, gladde huid is een ideaalbeeld in deze tijd, dat niet voor iedereen is weggelegd. De beleving van huidproblemen kan per mens verschillen. Een zorgvrager bepaalt zelf wat hij storend vindt, bij zichzelf of bij een ander. Als een zorgvrager niet weet van mogelijkheden om zijn huidproblemen te verminderen of ervan af te komen, dan is het jouw taak als verpleegkundige om de zorgverlener hierover te informeren zonder daarbij een oordeel te geven. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Ziekten van de huid (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

10.3 Eczeem

Eczeem

10.4 Decubitus

Decubitus

Oorzaken van decubitus

Indeling in categorieën

10.6 Chirurgische ingrepen

Chirurgische ingrepen

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Ziekten van de huid (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Pas je kennis toe behorend bij 10.3 Eczeem
  • Pas je kennis toe behorend bij 10.6 Chirurgische ingrepen

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de leerdoelen:

  • Je kunt van smetplekken, steenpuisten en erysipelas de oorzaak, symptomen en de behandeling benoemen.
  • Je kunt van de verschillende gradaties van brandwonden de symptomen en de behandeling beschrijven.

Na het onderwijsleergesprek maak je de casus Willemientje behorend bij 10.5 Huidinfecties en brandwonden uit het leerpad Ziekten van de huid (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer. De beschreven theorie bij 10.5 mag je hierbij als naslagwerk gebruiken.

Tot slot maak je individueel of in tweetallen de casus van mevrouw de Wreef behorend bij 10.7 Integratie uit het leerpad Ziekten van de huid (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

1.3 Het ademhalingsstelsel

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • De ligging, bouw en functie van de luchtwegen, longen en longvliezen beschrijven.
  • De bouw en functie van de longen en het longweefsel beschrijven.
  • Verschillen in bouw en functie tussen luchtwegen en longen benoemen.
  • De bloedvaten van en naar de longen benoemen met het zuurstofgehalte van het bloed.
  • Beschrijven wat ventilatie en gaswisseling inhouden en waar ze plaatsvinden.
  • De normale ademprikkel en ademfrequentie (bij een volwassene) benoemen.
  • Beschrijven hoe de in- en uitademing verloopt, wat de belangrijkste spieren daarbij zijn en wanneer die actief zijn.
  • Beschrijven wat er met de pleurabladen en in de pleuraholte gebeurt tijdens de in- en uitademing.
  • De functies van de longblaasjes noemen bij het uitademen en de rol van de elastische vezels vertellen.
  • Uitleggen wat er gebeurt als de elastische vezels in de longblaasjes kapot gaan.
  • Uitleggen hoe het lichaam de luchtwegen schoonhoudt.
  • Voordelen noemen van de neusademhaling (t.o.v. mondademhaling).
  • Benoemen hoe tijdens het slikken de ademweg beschermd wordt.
  • Observaties van de ademhaling in medische termen beschrijven.
  • Voorbeelden geven van normale en afwijkende waarden van de ademhaling en aangeven wat ze betekenen.
  • Een normaal adempatroon en afwijkende adempatronen beschrijven en uitleggen wat ze betekenen.
  • Vertellen waar het ademcentrum zit en wat het doet.
  • De voornaamste stof in het bloed noemen waar het ademcentrum op reageert.

 

Inleiding

De manier van ademen kan iets zeggen over de persoon, de situatie waarin hij zich bevindt en zijn gezondheid. Ademhaling is een van de vitale functies. Dat wil zeggen: functies die nodig zijn om de komende uren of dagen in leven te blijven. Daarom is ademhaling een aandachtspunt bij de zorg voor gezonde, kwetsbare en zieke zorgvragers: een pasgeborene, een kwetsbare oudere of een revalidant. Als verpleegkundige monitor je de ademhaling en bied je ondersteuning bij de ademhaling. Deze kennis heb je nodig om als verpleegkundige gezondheidsproblemen bij de ademhaling en de verpleegkundige zorg bij ademhalingsproblemen te begrijpen. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Het ademhalingsstelsel (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

5.2 Luchtwegen en longen

De luchtwegen

De longen

5.3 Ademhaling

Het ademhalingsproces

Regulatie van de ademhaling

Hoesten, niesen, zuchten, geeuwen, hikken

5.4 Observeren van de ademhaling

Basisgegevens

Ademhalingspatroon

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het ademhalingsstelsel (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • 1 Test je kennis behorend bij 5.2 Luchtwegen en longen
  • 3 Test je kennis behorend bij 5.2 Luchtwegen en longen
  • 4 Test je kennis behorend bij 5.2 Luchtwegen en longen
  • Test je kennis behorend bij 5.3 Ademhaling
  • Test je kennis behorend bij 5.4 Observeren van de ademhaling

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:

  • De functies van de longblaasjes noemen bij het uitademen en de rol van de elastische vezels vertellen.
  • Uitleggen wat er gebeurt als de elastische vezels in de longblaasjes kapot gaan.
  • Voordelen noemen van de neusademhaling (t.o.v. mondademhaling).

Met de andere leerdoelen ga je vervolgens in viertallen aan de slag, door onderstaande opdracht te maken.

Opdracht

Maak een mindmap of een Prezi over het ademhalingsproces. Gebruik minstens vijftien begrippen uit het leerpad.

1.4 Het circulatiestelsel

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • De ligging, bouw en functie van het hart en de grote en kleine circulatie beschrijven.
  • De soorten bloedvaten, hun volgorde in de circulatie en hun functie benoemen.
  • Het drukverloop in het vaatstelsel beschrijven.
  • Beredeneren welke weg een stolsel in een beenader aflegt als die losschiet.
  • Beschrijven wat de systole en diastole inhouden en hoe ze tot stand komen.
  • De functie van hartkleppen beschrijven.
  • Het begrip cardiac output omschrijven en een situatie noemen waarin de cardiac output zich aanpast.
  • De elektrische prikkelvorming en -geleiding in het hart beschrijven en in verband brengen met de werking van het hart (systole en diastole van de ventrikels).
  • De vorm met lettercode van een ECG beschrijven en benoemen wat elk onderdeel betekent.
  • De bouw en functie van de verschillende soorten bloedvaten beschrijven.
  • Beschrijven welke bloedvaten het hart zelf van bloed voorzien.
  • Beschrijven op welke plaatsen de verpleegkundige de hartslag het best kan waarnemen.
  • De termen hartslag en polsslag uitleggen.
  • Aangeven wat je kunt observeren aan de circulatie met de normale waarden.
  • Het effect van adrenaline op de hartwerking beschrijven.

 

Inleiding

Het circulatiestelsel, oftewel het hart en de bloedvaten, is een belangrijk stelsel. Het hart zorgt ervoor dat alle organen via de bloedstroom worden voorzien van noodzakelijke stoffen en dat afvalstoffen worden afgevoerd. De hartfunctie is een van de vitale functies. Dat wil zeggen: functies die nodig zijn om de komende uren of dagen in leven te blijven. Als verpleegkundige monitor je de circulatie. Deze kennis heb je nodig om als verpleegkundige gezondheidsproblemen van de circulatie en de verpleegkundige zorg bij circulatieproblemen te begrijpen. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Het circulatiestelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

6.2 Transportstelsel

Transportstelsel

Bouw van het hart

6.3 Hartwerking

Hartcyclus: systole en diastole

Prikkelgeleidingssysteem

6.4 Vaatstelsel

Vaten van de bloedsomloop

Circulatie en bloeddruk

6.5 Observatie van de circulatie

Observatie van de circulatie

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het circulatiestelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Test je kennis 1 en 3 behorend bij 6.2 Transportstelsel
  • Test je kennis behorend bij 6.3 Hartwerking
  • 3 Test je kennis behorend bij 6.4 Vaatstelsel
  • Test je kennis behorend bij 6.5 Observeren van de circulatie

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast het leerdoel: het effect van adrenaline op de hartwerking beschrijven.

Met de andere leerdoelen gaan jullie aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het circulatiestelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

Maak de keuze of je aan de slag gaat met kennisopdrachten over vaatstelsel (opdracht 1) of kennisopdrachten over hartwerking (opdracht 2). Bepaal dit op basis van je persoonlijke leervraag.

Opdracht 1

  • 1 Pas je kennis toe behorend bij 6.4 Vaatstelsel

Opdracht 2

  • Pas je kennis toe behorend bij 6.3 Hartwerking

1.5 Ziekten van het hart en bloedvaten deel 1

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • Benoemen wat Angina Pectoris, hartinfact, decompensatio cordis, hartfalen en astma cardiale is.
    • Van bovenstaande oorzaken en gevolgen benoemen.
    • Minimaal drie behandelingen beschrijven bij bovenstaande hartziekten.
  • Benoemen wat myocarditis, pericarditis, endocarditis en ritmestoornissen zijn.
  • Minimaal drie preventieve maatregelen benoemen die je kunt inzetten bij zorgvragers met hartziekten.
  • Beschrijven wat een ICD is en met welke zeven aandachtspunten je rekening moet houden als verpleegkundige in de zorgverlening.
  • Minimaal drie adviezen en/of tips geven aan zorgvragers met hartziekten, zoals hartinfarct, hartfalen en angina pectoris.

 

Inleiding

Als het dichtbij komt

René: “In september 2021 kreeg mijn vader van 81 een hartinfarct. Het gebeurde thuis, maar het had net zo goed hier kunnen gebeuren, want hij is hier nog bijna iedere dag. Hij werd niet lekker, had pijn op de borst. Via de huisarts is 112 gebeld en in no time stond er een ambulance. Hij is gedotterd en pakt nu zijn activiteiten weer langzaam op.”  

“Dit was helaas niet het enige incident. Er was hier laatst een chauffeur, nog een jonge vent, die onwel werd. Hij gaf zelf aan dat we 112 moesten bellen, er speelde iets van erfelijkheid in zijn familie. De ambulance kwam, er werden wat checks gedaan. Toen werd hij ineens met sirenes afgevoerd. Best een heftige situatie.”

(Bron: Hartstichting)

Voorbereidng

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

3.3 Hartziekten

Decompensatio cordis (hartfalen)

Astma cardiale

Preventie van de belangrijkste hartziekten

Overige hartaandoendingen

Hartstimulatie

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Casus Mevrouw Kompier behorend bij 3.3 Hartziekten
  • Vervolg casus Mevrouw Kompier behorend bij 3.3 Hartziekten

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent vervolgens de volgende onderwerpen:

  • Angina Pectoris
  • Hartinfarct

Ga vervolgens aan de slag met de kennisopdrachten Pas je kennis toe 1 en 2 behorend bij 3.3 Hartziekten uit het leerpad Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

Maak zo nodig gebruik van de theorie behorend bij 3.3 Hartziekten.

1.6 Ziekten van het hart en bloedvaten deel 2

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • Benoemen wat arteriosclerose, aneurysma, etalageziekte, necrose, gangreen, arteriële trombose is.
    • Van bovenstaande arteriële problemen oorzaken en gevolgen benoemen.
    • Minimaal drie behandelingen beschrijven bij arteriële problemen.
  • Benoemen wat trombose, aderonsteking, varices, oesophagusvarices, aambeien is/zijn.
    • Van bovenstaande veneuze problemen oorzaken en gevolgen benoemen.
    • Minimaal drie behandelingen beschrijven bij veneuze problemen.
  • oorzaken en gevolgen zijn van een hoge bloeddruk.
  • Benoemen wat oorzaken en gevolgen kunnen zijn van een bloeddrukdaling bij rechtop komen: orthostatische hypotensie.
  • Benoemen wat oorzaken en gevolgen van een shock kunnen zijn.
  • Benoemen wat de symptomen zijn van een shock.
  • Minimaal drie adviezen en/of tips geven aan zorgvragers met ziekten aan de bloedvaten, zoals hypertensie, hypotensie, atherosclerose en spataders.

 

Inleiding

In de westerse wereld zijn hart- en vaatziekten belangrijke doodsoorzaken. De meeste zorgvragers met een hartziekte hebben een lange ziektegeschiedenis. Over het algemeen functioneren zij heel goed ondanks hun ziekte, als ze de juiste medicijnen krijgen en zich aan de leefregels houden. Zorgvragers met een ziekte van het hart worden alleen bij noodgevallen of voor een behandeling in het ziekenhuis opgenomen. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

3.4 Ziekten van de bloedvaten

Arteriële problemen

Veneuze problemen

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de kennisopdrachten Pas je kennis toe 1 en 2 behorend bij 3.4 Ziekten van de bloedvaten uit het leerpad Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent vervolgens de volgende onderwerpen:

  • Hypertensie
  • Hypotensie
  • Shock
  • Chirurgische ingrepen bij ernstige vernauwingen in de kransslagaders en bij een aneurysma.

Ga vervolgens aan de slag met de volgende verwerkingsopdrachten uit het leerpad Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Casus mevrouw Drift behorend bij 3.4 Ziekten van de bloedvaten
  • Test je kennis behorend bij 3.4 Ziekten van de bloedvaten

Maak zo nodig gebruik van de theorie behorend bij 3.4 Ziekten van de bloedvaten.

1.7 Ziekten van het ademhalingsstelsel

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • Van de volgende ziekten van de longen de oorzaak, symptomen, behandeling en verpleegkundige zorg benoemen:
    • COPD (chronische bronchitis, longemfyseem, astma en allergie)
    • Pneumothorax
    • Pleuritis
    • Pleuratumoren
    • Pneumonie
    • Longembolie
    • Tuberculose
    • Sarcoïdose
    • Cystische fibrose
    • Longschade na COVID-19
    • Longcarcinoom
  • Minimaal drie adviezen en/of tips geven aan zorgvragers met ziekten van het ademhalingsstelsel, zoals COPD, pneumonie en longcarcinoom.

 

Inleiding

Ziekten van het ademhalingsstelsel komen op alle leeftijden voor en zijn verschillend van aard. Een grote groep zorgvragers is chronisch ziek, maar ook meer acute aandoeningen komen voor. Zorgvragers met ziekten van het ademhalingsstelsel hebben allemaal te maken met benauwdheid. De grootste angst van iemand die hevig benauwd is, is de angst om te stikken. Als verpleegkundige is het belangrijk dat je leert een rustige houding aan te nemen en dat je de zorgvrager in zo’n situatie nooit alleen laat. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Ziekten van het ademhalingsstelsel (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

4.3 COPD

COPD

4.5 Aandoeningen van de longen

Longcarcinoom  

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Ziekten van het ademhalingsstelsel (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Test je kennis behorend bij 4.2 De ademhaling
  • Pas je kennis toe behorend bij 4.3 COPD

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent vervolgens de volgende onderwerpen:

  • Aandoeningen van de pleura: pneumothorax, pleuritis, pleuratumoren
  • Longziekten: longembolie, pneumonie, tuberculose, sarcoïdose, longfibrose, cystische fibrose
  • Longschade na COVID-19

Ga vervolgens aan de slag met de casus van Mevrouw Esajas behorend bij 4.7 Integratie uit het leerpad Ziekten van het ademhalingsstelsel (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

Maak zo nodig gebruik van de theorie behorend bij 4.5 Aandoeningen van de longen.  

1.8 Toets blok 1 deel 1

De afgelopen weken hebben jullie gewerkt aan de leerdoelen behorend bij de lessen/onderwerpen:

  • Cellen, weefsels en de huid
  • Ziekten van de huid
  • Het ademhalingsstelsel
  • Het circulatiestelsel
  • Ziekten van het hart en bloedvaten
  • Ziekten van het ademhalingsstelsel

De toets bestaat uit twee onderdelen.

Onderdeel 1: Kennistoets

Onderdeel 2: Uitwerking ziektebeeld

Beide onderdelen moeten behaald zijn met een voldoende.

Bij de kennistoets geldt een cijfer 5,5 of hoger als voldoende.

Bij de uitwerking van het ziektebeeld geldt een voldaan als voldoende.

Bij een onvoldoende van 1 of meer onderdelen is er een herkansing mogelijk. Deze plan je in overleg met de docent in. Ook ga je in overleg met je docent wat je nodig hebt in de voorbereiding op de volgende kans. Bij nogmaals een onvoldoende verwijzen we je door na de procedure die geld bij AFZ. Zie hiervoor de introductie van blok 1.

Onderdeel 1: Kennistoets

In deze kennistoets krijg je 35 meerkeuzevragen. Het juiste antwoord zit er altijd tussen. De vragen gaan over verschillende leerdoelen die in dit blok centraal stonden. Je krijgt dus over verschillende onderwerpen vragen.

De kennistoets wordt door de docent klaargezet in Kwizl.

Ga naar de website www.kwilz.eu. Klik op inloggen. Log in met Office 365. Hier zie je de klaargezette toets AFZ Verpleegkunde toets blok 1 deel 1. Cesuur van de toets ligt op 65%.

Je mag Zorgpad of andere literatuur niet gebruiken tijdens de toetsing. De docent krijgt een exit-alert als je de pagina verlaat. Op de tafel is alleen laptop, eventueel wat water en pen en blanco papier aanwezig. Overige spullen zitten in je tas.

Onderdeel 2: Uitwerking ziektebeeld

De opdracht is toegevoegd als bestand. Bij de uitwerking van de opdracht mag je (in tegenstelling tot onderdeel 1) wel naslagwerk gebruiken. Dit kan zijn Zorgpad of andere literatuur. Let er wel op dat niet alle sites van Google betrouwbaar zijn. Kijk dus goed naar de bron die je gebruikt.

De opdracht wordt beoordeeld met de volgende beoordelingscriteria:

Naam student

Groep

Beoordeling                       o Voldaan                     o Niet voldaan

De eindopdracht is voldaan als aan 9 van de 10 criteria is voldaan

Criteria

Voldaan

Niet voldaan

Alle onderdelen van de opdracht zijn correct uitgewerkt.

 

 

Er is gekozen voor een ziektebeeld uit de gegeven voorbeelden.

 

 

De uitwerking is in eigen woorden geschreven (niet geknipt en geplakt van internet of andere bronnen).

 

 

Er is minimaal 1 oorzaak beschreven.

 

 

Er worden minimaal 3 symptomen beschreven die kloppen bij het ziektebeeld.

 

 

Er is minimaal 1 behandeling beschreven en uitgelegd waarom deze behandeling wordt aanbevolen.

 

 

Er zijn minimaal 2 complicaties beschreven die kloppen bij het ziektebeeld.

 

 

Bij de symptoombeschrijving is onderscheid gemaakt tussen acute fase, revalidatiefase en chronische fase.

 

 

De beschreven prognose is kloppend.

 

 

Bij preventie, zorg en begeleiding is beredeneert welke verpleegkundige zorg er geboden moet worden.

 

 

 

De opdracht lever je in via Teams, volgens de afspraak die de docent heeft gemaakt.

Wissel (na beoordeling van de docent) de uitwerking van de ziektebeelden uit met je medestudenten en deel je bronnen.

Succes!

1.9 Zintuigen

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • De begrippen sensor en specifieke prikkel uitleggen.
  • De vijf klassieke zintuigen benoemen.
  • Zintuigen van de huid en hun functie benoemen.
  • De bouw en werking van (de onderdelen van) het oog beschrijven.
  • De route van het licht en elektrische prikkels beschrijven tot aan het bewust waarnemen van licht (zien).
  • Uitleggen waar oogvocht zicht bevindt en aanmaak en afvoer ervan beschrijven.
  • Gevolgen van hoge oogboldruk en maculadegeneratie beschrijven.
  • Het verschil tussen visus en gezichtsveld uitleggen.
  • De functie van oogleden, traanvocht en oogspieren beschrijven.
  • De ligging, bouw en werking van (de onderdelen van) het oor beschrijven, met de indeling in drie onderdelen (buiten-, midden- en binnenoor).
  • De route van het geluid (golven, elektrische prikkels) beschrijven tot aan het bewust waarnemen van geluid (horen).
  • De functie van het middenoor en de buis van Eustachius beschrijven en de gevolgen van verkoudheid voor het horen benoemen.
  • Het verschil tussen geleidingsslechthorendheid en perceptieslechthorendheid benoemen.
  • De ligging, bouw en werking van het evenwichtsorgaan beschrijven.
  • Benoemen welke andere zintuigen van belang zijn voor een goed evenwicht.
  • Het belang van proeven en ruiken uitleggen en aangeven waar de zintuigcellen zich bevinden.

 

Inleiding

Het zintuigstelsel is een stelsel waarmee je bepaalde signalen van buitenaf en van binnenuit opvangt. Zo krijg je informatie over je omgeving en over de toestand van je eigen lichaam. Je biedt als verpleegkundige vaak zorg aan mensen met zintuiglijke beperkingen. Daar houd je zo veel mogelijk rekening mee in je zorg. Deze kennis is van belang om als verpleegkundige verschillende soorten zintuigstoornissen te begrijpen met de beperkingen die daardoor ontstaan. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Zintuigen (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie en fysiologie.

10.1 Inleiding

Inleiding

Begrippenlijst

10.2 Sensoren

Sensoren

Het oog

10.3 Horen en evenwicht

Het oor

Proeven en ruiken

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Zintuigen (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie en fysiologie.

  • Test je kennis behorend bij 10.2 Sensoren
  • Test je kennis behorend bij 10.3 Horen en evenwicht

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent deze vragen.

Hierna gaan jullie in tweetallen onderstaande kennisopdrachten maken uit het leerpad Zintuigen (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie en fysiologie.

  • Onderdeel f uit Pas je kennis toe behorend bij 10.2 Sensoren
  • Toets je kennis in de praktijk behorend bij 10.4 Integratie

1.10 Temperatuurregulatie

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • Benoemen waarom een temperatuur binnen grenswaarden van belang is.
  • De manieren van warmteverlies en warmteproductie beschrijven.
  • Het verschil tussen kern- en schiltemperatuur uitleggen.
  • Normaalwaarden van de temperatuur aangeven.
  • Een lagere en hogere temperatuur benoemen met de verschijnselen en risico’s.
  • Risicogroepen benoemen voor de gevolgen van hitte of kou, oorzaken daarvan noemen en maatregen om de problemen te voorkomen.

 

Inleiding

De lichaamstemperatuur is misschien niet het eerste waar je aan denkt bij vitale functies. Maar een juiste lichaamstemperatuur is wel van belang om te overleven. Je kunt een periode van koorts natuurlijk overleven, maar een temperatuur van 44 graden niet. De lichaamstemperatuur geeft jou als verpleegkundige belangrijke informatie. Het verschaft inzicht over wat er aan de hand is en aanwijzingen welke zorg nodig is. Deze kennis is voor jou als verpleegkundige van belang omdat de lichaamstemperatuur belangrijke informatie over de gezondheid kan geven. Je begrijpt daardoor hoe je ontregeling kunt voorkomen en behandelen. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Temperatuurregulatie (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie en fysiologie.

11.1 Introductie

Inleiding

Begrippenlijst

11.2 Temperatuur en temperatuurregulatie

Temperatuur

Regeling van de lichaamstemperatuur

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Temperatuurregulatie (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie en fysiologie.

  • Opstapopdracht behorend bij 11.1 Introductie
  • Test je kennis behorend bij 11.2 Temperatuur en temperatuurregulatie

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent deze vragen.

Hierna gaan jullie individueel of in tweetallen onderstaande kennisopdracht maken uit het leerpad Temperatuurregulatie (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie en fysiologie.

  • Toets je kennis in de praktijk behorend bij 11.3 Integratie

Opdracht in 3-tallen
Sommige mensen zeggen: ‘Je moet koorts eruit zweten. Dus een extra dekbed of deken op bed leggen.’
Geef commentaar op deze stelling met behulp van je kennis van de temperatuur en temperatuurregulatie.

Vervolgens werk je in een informatieve folder uit waarom en hoe zorgvragers moeten handelen bij koorts.

De informatieve folder en je commentaar op de stelling lever je (individueel) in bij de docent. De docent maakt hiervoor een opdracht aan in Teams.

1.11 Medicatieleer

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • Van de termen die in medicijneninformatie gebruikt worden de volgende uitleggen:
    • dosis                         o substitutie                               o uitsluipen
    • dosisinterval             o profylactisch gebruik               o interactie
    • generieke naam       o curatieve toepassing               o cumulatie
    • indicatie                    o symptomatische behandeling o therapeutische breedte
    • contra-indicatie (relatief en absoluut)                         o halfwaardetijd
    • orale toediening        o kuur                                        o oplaaddosis
    • parenterale toediening                                                o insluipen
    • onderhoudsdosering
  • Over de toepassing, de inname en opname van medicijnen kun je:
    • Voorbeelden en voordelen noemen van plaatselijke toediening.
    • Benoemen waar en hoe een oraal toegediend middel uiteindelijk in het bloed komt.
    • Factoren noemen die na orale toediening snelle opname bevorderen.
    • Benoemen waarom medicijnen zittend en met ruim water moeten worden ingenomen.
    • Benoemen waarom sommige medicijnen niet bij de maaltijd mogen worden toegediend.
    • Voor- en nadelen van vertraagde afgifte noemen.
    • Benoemen waarom middelen met vertraagde afgifte precies volgens voorschrift moeten worden toegediend.
    • De reden noemen waarom middelen ‘enteric-coated’ zijn.
    • Benoemen wanneer insluipen en uitsluipen nodig is.
    • Het first-pass-effect benoemen.
    • Voor- en nadelen van rectale toediening benoemen en wanneer rectale toediening nodig is.
    • De verschillende parenterale toedieningswijzen noemen.
  • Over de uitscheiding van medicijnen:
    • Benoemen welke organen medicijnen afbreken en uitscheiden.
    • Benoemen wat de halfwaardetijd zegt over de uitscheiding van medicijnen.
    • Verschillende oorzaken benoemen waarom de uitscheiding bij de ene persoon sneller gaat dan bij een ander.
  • Medicijnen noemen die onder de opiumwet vallen en drie onderdelen noemen in hoe je met deze medicijnen omgaat.
  • De geneesmiddelenreader gebruik je bij het vertellen wat de werking, indicatie en bijwerkingen zijn van in ieder geval de volgende medicijnen:
    • Centraal werkende analgetica (opiaten)  o anti-emetica
    • Sedativa (sederende middelen)               o antipsychotica
    • Antidepressiva                                         o NSAID’s
    • Corticosteroïden                                      o immunosuppressiva
    • Fibrinolyse, trombolyse                           o bètablokkers
    • Vaatverwijders                                         o ACE-remmers
    • Diuretica                                                  o luchtwegverwijders
    • Anticoagulantia (orale antistolling en Fraxiparine)
    • Calciumantagonisten                              o benzodiazepinen

 

Inleiding

De arts schrijft medicijnen voor, op basis van indicatie, rekening houdende met contra-indicaties en mogelijke interacties. Als de patiënt de medicatie niet zelf kan beheren, is de verpleegkundige verantwoordelijk voor het aanreiken, toedienen, uitzetten, klaarzetten en beheren van medicijnen. Hiervoor heb je wel kennis van de medicatieleer nodig.  

Voorbereiding

Bekijk ter voorbereiding op de les de volgende video

Medicatiesoorten in vogelvlucht https://vimeo.com/213404706

Wachtwoord = ziekteleer

Neem daarnaast de toegevoegde PowerPoint die als bestand is toegevoegd door. Hierin komen veel termen vanuit de leerdoelen aan bod.

Opdracht

Bekijk na het doornemen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de opdracht studieactiviteit: Basisbegrippen die is toegevoegd als bestand.

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:

  • Medicijnen noemen die onder de opiumwet vallen en drie onderdelen noemen in hoe je met deze medicijnen omgaat.

Vervolgens maak je in twee- of drietallen de opdracht onderwijsactiviteit: “Medicatie” die is toegevoegd als bestand. Deze opdracht lever je in via Teams bij de docent. De docent maakt hiervoor een opdracht aan.

1.12 Het urinestelsel

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • Het begrip en belang van homeostase uitleggen.
  • De hoeveelheid water in het lichaam benoemen en beschrijven waar het water zich in het lichaam bevindt.
  • De functies van water beschrijven.
  • Voorbeelden noemen van elektrolyten.
  • Verschillende transportmanieren van moleculen door een membraam benoemen.
  • De onderdelen van het urinestelsel benoemen (Nederlandse en medische naam) en hun ligging beschrijven.
  • De bouw van de nier beschrijven en de functies van de nier benoemen.
  • Uitleggen hoe het proces van urinevorming in de nier verloopt, in drie stappen.
  • De normale samenstelling van urine beschrijven.
  • De bouw en functie van de urinewegen beschrijven.
  • Beschrijven hoe mictie verloopt en hoe continentie is geregeld in het lichaam.
  • Het doel en de werkwijze van het bijhouden van een vochtbalans beschrijven.
  • Aangeven op welke aspecten de verpleegkundige let bij observatie van urine.
  • De afwijkende hoeveelheden en afwijkende samenstelling van urine benoemen.

 

Inleiding

Deze les gaat over de anatomie en fysiologie van het urinestelsel, met uitleg over de functie van water en zouten in het lichaam en hun transport. De bouw en functie van de nieren en urinewegen wordt besproken. De uitscheiding van urine (plassen), het proces dat het plassen regelt en de samenstelling van urine komen ook aan bod. Deze kennis is van belang voor het begrijpen van problemen met de vochthuishouding en de zorg van de verpleegkundige voor de vochtbalans. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Het urinestelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

4.2 Vocht en elektrolyten

Inleiding

Water en opgeloste stoffen

Verdeling van water in het lichaam

4.3 De nieren

De nieren

4.4 Urinewegen

Urinewegen: ureter, blaas en urethra

Plassen

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het urinestelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Test je kennis behorend bij 4.2 Vocht en elektrolyten
  • Test je kennis behorend bij 4.3 De nieren

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:

  • Het doel en de werkwijze van het bijhouden van een vochtbalans beschrijven.
  • Aangeven op welke aspecten de verpleegkundige let bij observatie van urine.
  • De afwijkende hoeveelheden en afwijkende samenstelling van urine benoemen.

Vervolgens ga je met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het urinestelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

Maak de keuze of je aan de slag gaat met kennisopdrachten over vocht en elektrolyten (opdracht 1), kennisopdrachten over urinewegen (opdracht 2) of kennisopdrachten over observeren van de vochtbalans, nier- en blaasfunctie (opdracht 3). Bepaal dit op basis van je persoonlijke leervraag.

Opdracht 1

  • Pas je kennis toe behorend bij 4.2 Vocht en elektrolyten

Opdracht 2

  • Pas je kennis toe behorend bij 4.4 Urinewegen

Opdracht 3

  • Test je kennis behorend bij 4.5 Observeren van de vochtbalans, nier- en blaasfunctie
  • Pas je kennis toe behorend bij 4.5 Observeren van de vochtbalans, nier- en blaasfunctie

1.13 Ziekten van de nieren en urinewegen

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • Van de volgende ziekten van de nieren de oorzaak, symptomen, behandeling en verpleegkundige zorg benoemen:
    • Glomerulonefritis
    • Nefrose
    • Nierstenen
    • Nierkolieken
  • Van de volgende aandoeningen aan de blaas, urethra en de prostaat de oorzaak, symptomen, behandeling en verpleegkundige zorg benoemen:
    • Cystitis
    • Blaasstenen
    • Blaastumoren
    • Prostaathypertrofie
    • Prostaatcarcinoom
  • Minimaal drie adviezen en/of tips geven aan zorgvragers met nierziekten, zoals glomerulonefritis, nefrose, nierstenen, nierkolieken.
  • Minimaal drie adviezen en/of tips geven aan zorgvragers met aandoeningen aan de blaas, urethra of prostaat, zoals cystitis, blaasstenen, blaastumoren, prostaathypertrofie, prostaatcarcinoom.

 

Inleiding

Op de gespecialiseerde verpleegafdelingen nefrologie, urologie en gynaecologie worden zorgvragers met aandoeningen aan de nieren, de urinewegen en de geslachtsorganen verpleegd. Deze aandoeningen kunnen heel divers zijn. Ook op andere werkplekken zul je regelmatig te maken krijgen met zorgvragers die problemen met hun nieren hebben of na een operatie niet meer kunnen plassen. Hiervoor moet je weten waar je als verpleegkundige op moet letten. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Ziekten van de nieren, urinewegen en geslachtsorganen (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

6.3 Zorgvragers met nierziekten

Zorgvragers met nierziekten

6.4 Aandoeningen aan de blaas, urethra en prostaat

Aandoeningen aan de blaas, urethra en prostaat

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Ziekten van de nieren, urinewegen en geslachtsorganen (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Opstapopdracht behorend bij 6.1 Introductie
  • Test je kennis behorend bij 6.2 De nieren en urinewegen
  • Pas je kennis toe behorend bij 6.2 De nieren en urinewegen

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent de vragen.

Vervolgens ga je met je leervragen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Ziekten van de nieren, urinewegen en geslachtsorganen (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer. De kennisopdrachten maak je individueel of samen.

  • Pas je kennis toe behorend bij 6.3 Zorgvragers met nierziekten
  • Pas je kennis toe behorend bij 6.4 Aandoeningen aan de blaas, urethra en prostaat

Maak zo nodig gebruik van de theorie behorend bij de leerpaden.

1.14 Toets blok 1 deel 2

De afgelopen weken hebben jullie gewerkt aan de leerdoelen behorend bij de lessen/onderwerpen:

  • Zintuigen
  • Temperatuurregulatie
  • Medicatieleer
  • Het urinestelsel
  • Ziekten van de nieren en urinewegen

De toets bestaat uit twee onderdelen.

Onderdeel 1: Kennistoets

Onderdeel 2: Uitwerking ziektebeeld

Beide onderdelen moeten behaald zijn met een voldoende.

Bij de kennistoets geldt een cijfer 5,5 of hoger als voldoende.

Bij de uitwerking van het ziektebeeld geldt een voldaan als voldoende.

Bij een onvoldoende van 1 of meer onderdelen is er een herkansing mogelijk. Deze plan je in overleg met de docent in. Ook ga je in overleg met je docent wat je nodig hebt in de voorbereiding op de volgende kans. Bij nogmaals een onvoldoende verwijzen we je door na de procedure die geld bij AFZ. Zie hiervoor de introductie van blok 1.

Onderdeel 1: Kennistoets

In deze kennistoets krijg je 30 vragen. De vragen gaan over verschillende leerdoelen die in dit blok centraal stonden. Je krijgt dus over verschillende onderwerpen vragen.

De kennistoets wordt door de docent klaargezet in Kwizl.

Ga naar de website www.kwilz.eu. Klik op inloggen. Log in met Office 365. Hier zie je de klaargezette toets AFZ Verpleegkunde toets blok 1 deel 2. Cesuur van de toets ligt op 65%.

Je mag Zorgpad of andere literatuur niet gebruiken tijdens de toetsing. De docent krijgt een exit-alert als je de pagina verlaat. Op de tafel is alleen laptop, eventueel wat water en pen en blanco papier aanwezig. Overige spullen zitten in je tas.

Onderdeel 2: Uitwerking ziektebeeld

De opdracht is toegevoegd als bestand. Bij de uitwerking van de opdracht mag je (in tegenstelling tot onderdeel 1) wel naslagwerk gebruiken. Dit kan zijn Zorgpad of andere literatuur. Let er wel op dat niet alle sites van Google betrouwbaar zijn. Kijk dus goed naar de bron die je gebruikt.

De opdracht wordt beoordeeld met de volgende beoordelingscriteria:

Naam student

Groep

Beoordeling                       o Voldaan                     o Niet voldaan

De eindopdracht is voldaan als aan 9 van de 10 criteria is voldaan

Criteria

Voldaan

Niet voldaan

Alle onderdelen van de opdracht zijn correct uitgewerkt.

 

 

Er is gekozen voor een ziektebeeld uit de gegeven voorbeelden.

 

 

De uitwerking is in eigen woorden geschreven (niet geknipt en geplakt van internet of andere bronnen).

 

 

Er is minimaal 1 oorzaak beschreven.

 

 

Er worden minimaal 3 symptomen beschreven die kloppen bij het ziektebeeld.

 

 

Er is minimaal 1 behandeling beschreven en uitgelegd waarom deze behandeling wordt aanbevolen.

 

 

Er zijn minimaal 2 complicaties beschreven die kloppen bij het ziektebeeld.

 

 

Bij de symptoombeschrijving is onderscheid gemaakt tussen acute fase, revalidatiefase en chronische fase.

 

 

De beschreven prognose is kloppend.

 

 

Bij preventie, zorg en begeleiding is beredeneert welke verpleegkundige zorg er geboden moet worden.

 

 

 

De opdracht lever je in via Teams, volgens de afspraak die de docent heeft gemaakt.

Wissel (na beoordeling van de docent) de uitwerking van de ziektebeelden uit met je medestudenten en deel je bronnen.

Succes!

Blok 2 Inleiding

Welkom bij blok 2.

In dit blok staan weer een aantal anatomie, fysiologie en ziekteleer onderwerpen centraal. Dit zijn:

  • Bloed en afweerstelsel
  • Ziekten van het bloed
  • Systeemziekten en auto-immuunziekten
  • Infecties en infectieziekten
  • Het zenuwstelsel
  • Ouderen met psychogeriatrische ziektebeelden
  • Dementie, ouderen met psychogeriatrische problemen
  • Ouderen met psychische en psychiatrische ziektebeelden
  • Aan een middel gebonden stoornis.
  • Verstandelijke beperking, meervoudige beperkingen (gehandicaptenzorg)

In dit blok zijn er twee toetsen. Beide toetsen bestaan uit twee onderdelen. Via de docent krijg je te horen wanneer de onderdelen van de toetsing moeten worden gemaakt en (indien nodig) ingeleverd.

Vergeet tot slot niet je eigen leervragen te formuleren en deze mee te nemen naar de lessen.  

Veel plezier met werken en leren in dit blok. Succes!

2.1 Bloed en afweerstelsel

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • de samenstelling van bloed beschrijven.
  • de aanmaak, functie en afbraak van bloedcellen beschrijven.
  • de bloedgroepen AB0 en rhesus beschrijven met de consequenties voor de zwangerschap en bloedtransfusie.
  • het stollingsproces beschrijven.
  • de organen van het afweerstelsel benoemen en hun ligging en functie beschrijven.
  • benoemen wat algemene afweer inhoudt en aangeven welke weefsels en cellen deze afweer verzorgen.
  • uitleggen wat specifieke afweer inhoudt en aangeven welke organen en cellen deze afweer verzorgen.
  • benoemen op welke manieren immuniteit kan ontstaan en bij de termen over immuniteit een voorbeeld noemen.
  • de ligging van het lymfestelsel beschrijven, uitleggen wat lymfe is, hoe lymfe ontstaat en hoe lymfe weer terugkomt in de bloedcirculatie.
  • de begrippen bacterie, virus, besmetting, infectie, kruisinfectie, resistentie, steriliseren, micro-organisme, gastheercel, druppelbesmetting, incubatietijd, algemene afweer, antibioticum, fagocytose, toxinen, schimmel, SOA, kruisbesmetting, immuniteit, desinfecteren, antistof herkennen/omschrijven.

 

Inleiding

Bloed is een belangrijke stof in het lichaam. Zowel de bloedcellen als de vloeistof met opgeloste stoffen vervullen een aantal functies, zoals zuurstoftransport, afweer en stolling. In de zorg krijg je te maken met onderzoek van het bloed om ziekten van het bloed en andere ziekten op te sporen. Door het volgen van de komende lessen doe je de kennis op die je als verpleegkundige nodig hebt om (gevolgen van) veranderingen in het bloed te begrijpen. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Bloed en afweerstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

7.2 Bloed en samenstelling

Bloed en samenstelling

Aanmaak en afbraak van bloedcellen

Bloedstolling

Bloedgroepen en transfusieschema

7.3 Afweer: soorten en functie

Afweer: soorten en functie

Specifieke afweer

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdracht uit het leerpad Bloed en afweerstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Test je kennis behorend bij 7.2 Bloed en samenstelling
  • Test je kennis behorend bij 7.3 Afweer: soorten en functie

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek worden de vragen behandeld.

Vervolgens ga je in groepjes van 3 aan de slag met het leerdoel je kunt de begrippen bacterie, virus, besmetting, infectie, kruisinfectie, resistentie, steriliseren, micro-organisme, gastheercel, druppelbesmetting, incubatietijd, algemene afweer, antibioticum, fagocytose, toxinen, schimmel, SOA, kruisbesmetting, immuniteit, desinfecteren, antistof herkennen/omschrijven.

Opdracht 1

Maak de opdracht ‘Begrippen afweer herkennen’. Het resultaat van de opdracht lever je in via Teams. De docent maakt hiervoor een opdracht aan in Teams.

 

Tot slot ga je individueel of in tweetallen met de overige leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Bloed en afweerstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

Maak de keuze of je aan de slag gaat met kennisopdrachten over bloed en samenstelling (opdracht 2) of kennisopdrachten over afweer (opdracht 3). Bepaal dit op basis van je persoonlijke leervraag.

Opdracht 2

  • Pas je kennis toe behorend bij 7.2 Bloed en samenstelling

Opdracht 3

  • Pas je kennis toe behorend bij 7.3 Afweer: soorten en functie

2.2 Ziekten van het bloed

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • Benoemen wat acidose, respiratoire acidose, metabole acidose, alkalose, respiratoire alkalose, metabole alkalose is.
    • Van bovenstaande oorzaken en gevolgen benoemen.
    • Minimaal één behandelingen beschrijven per beeld.
  • Oorzaak, kenmerken, symptomen en behandeling van drie vormen van anemie beschrijven.
  • Oorzaak, kenmerken, symptomen en behandeling van acute leukemie, chornische leukemie en ziekte van Hodgkin beschrijven.
  • Oorzaak, kenmerken, symptomen en behandeling van trombopenie en trombocytose benoemen.
  • Minimaal drie adviezen en/of tips geven aan zorgvragers met bloeziekten.

 

Inleiding

Bloed is als het ware een vloeibaar orgaan. Aan de samenstelling van het bloed kunnen we afleiden hoe gezond we zijn of hoe organen in ons lichaam functioneren. Wanneer er iets mis is met het bloedbeeld, kan dat gevolgen hebben voor de gezondheid van de mens. Omdat bloed uit veel verschillende onderdelen bestaat met ieder een specifieke functie, zijn de verschijningsvormen van ziekten van het bloed erg divers.

Daarnaast kan ook de ernst van bloedziekten verschillen. Zo zal bijvoorbeeld een chronische bloedarmoede sneller vermoeidheid veroorzaken, maar gevaarlijk is het niet. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld een acute leukemie, met vervelende ziekteverschijnselen die tot de dood kunnen leiden. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

3.5 Ziekten van het bloed

Ziekten van het bloed

Ziekten die de erytrocyten betreffen

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Pas je kennis toe behorend bij 3.5 Ziekten van het bloed

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent vervolgens de volgende onderwerpen (met bijbehorende leerdoelen):

  • Ziekten die de leukocyten betreffen
  • Ziekten die de trombocyten betreffen

Ga vervolgens individueel of in tweetallen aan de slag met onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Ziekten van het hart, bloedvaten en bloed (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Casus Feline behorend bij 3.5 Ziekten van het bloed

Maak zo nodig gebruik van de theorie behorend bij 3.5 Ziekten van het bloed.

2.3 Systeemziekten en auto-immuunziekten

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • de verschillende processen van het afweersysteem onderscheiden.
  • benoemen wat een auto-immuunziekte inhoudt.
  • de behandeling en de verpleging van zorgvragers met systemische lupus erythematosus (SLE), reumatoïde artritis (RA), sclerodermie, multipele sclerose, myasthenia gravis (MG) en vitiligo toelichten.
  • benoemen wat een systeemziekte inhoudt en de begrippen van systeemziekten uitleggen.
  • behandeling en verpleging van de ziekte van Kahler, leukemie en maligne lymfomen toelichten.

 

Inleiding

Systeemziekten en auto-immuunziekten vormen een groep zeer diverse aandoeningen. Sommige zijn niet erg bekend of komen weinig voor. De uitingsvormen lopen uiteen. De gevolgen voor de zorgvragers zijn dan ook zeer verschillend. Sommige ziekten zijn zeer invaliderend, terwijl andere relatief weinig beperkingen opleveren. De oorzaak van het ontstaan van de ziekte is vaak onduidelijk en genezing is in veel gevallen niet mogelijk. De behandeling is daarom vaak gericht op het onderdrukken van de ziekte en bestrijding van symptomen. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Systeemziekten en auto-immuunziekten (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

11.2 Auto-immuunziekten

Auto-immuunziekten

11.3 Zorgvragers met een auto-immuunziekte

Zorgvragers met een auto-immuunziekte

Systemische lupus erythematosus (SLE)

Reumatoïde artritis (RA)

Sclerodermie

Multipele sclerose

Myasthenia gravis (MG)

Vitiligo

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Systeemziekten en auto-immuunziekten (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Vraag A en D uit Pas je kennis toe behorend bij 11.2 Auto-immuunziekten
  • Test je kennis behorend bij 11.3 Zorgvragers met een auto-immuunziekte

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de leerdoelen:

  • Je kunt benoemen wat een systeemziekte inhoudt en de begrippen van systeemziekten uitleggen.
  • Je kunt behandeling en verpleging van de ziekte van Kahler, leukemie en maligne lymfomen toelichten.

Na het onderwijsleergesprek maak je onderstaande kennisopdracht uit het leerpad Systeemziekten en auto-immuunziekten (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Test je kennis behorend bij 11.4 Systeemziekten

Tot slot ga je individueel of in tweetallen met de leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Systeemziekten en auto-immuunziekten (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

Maak de keuze of je aan de slag gaat met kennisopdrachten over auto-immuunziekten (opdracht 1) of kennisopdrachten over systeemziekten (opdracht 2). Bepaal dit op basis van je persoonlijke leervraag.

Opdracht 1

  • Pas je kennis toe behorend bij 11.3 Zorgvragers met een atuo-immuunziekte

Opdracht 2

  • Pas je kennis toe behorend bij 11.4 Systeemziekten

2.4 Infecties en infectieziekten deel 1

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

  • Je kunt verschillende micro-organismen onderscheiden en daarbij de besmettelijkheid van verschillende ziekteverwekkers en de preventiemaatregelen toelichten om infecties (waaronder MRSA) te voorkomen.
  • Je kunt het verloop en de behandeling van bacteriële infecties toelichten, zoals tuberculose, infecties door hemolytische streptokokken groep A en meningitis.
  • Je kunt het verloop en de behandeling van virusinfecties toelichten, zoals influenza, hiv, verschillende vormen van hepatitis en herpes, het norovirus en COVID-19.
  • Je kunt de richtlijnen en protocollen gebruiken om bloed- en seksueel overdraagbare aandoeningen (boa’s en soa’s) te voorkomen.
  • Je kunt motiveren welke preventie en isolatieverpleging je toepast bij het voorkomen of het behandelen van infectieziekten bij zorgvragers.

 

Inleiding

Infecties worden veroorzaakt door micro-organismen. Tegenwoordig weet men meer over hoe ziekteverwekkende micro-organismen leven en zich verspreiden dan vroeger. Daardoor zijn er meer mogelijkheden om ze te bestrijden. Met name jonge en oudere zorgvragers die in een ziekenhuis een medische behandeling ondergaan, hebben vaak minder weerstand. Ze lopen daardoor meer risico op een infectie dan gezonde mensen. De meeste infecties worden van mens op mens overgebracht. Op de tweede plaats komen infecties van dieren, zoals Q-koorts of SARS-CoV-2 (coronavirus). (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Infecties en infectieziekten (Collectie: Zorg specifiek 3 VP) thema: Ziekteleer.

2.2 Ziekteverwekkende micro-organismen

Ziekteverwekkers, besmetting en infectie

Ziekteverwekkers

Besmetting

Infectie

2.6 Isolatiemaatregelen

Isolatiemaatregelen

Infectiegevaar

Geïsoleerd verzorgen

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Infecties en infectieziekten (Collectie: Zorg specifiek 3 VP) thema: Ziekteleer.

  • Test je kennis behorend bij 2.2 Ziekteverwekkende micro-organismen
  • Test je kennis behorend bij 2.6 Isolatiemaatregelen

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek gaat de docent in op de volgende leerdoelen:

  • Je kunt het verloop en de behandeling van bacteriële infecties toelichten, zoals tuberculose, infecties door hemolytische streptokokken groep A en meningitis.
  • Je kunt het verloop en de behandeling van virusinfecties toelichten, zoals influenza, hiv, verschillende vormen van hepatitis en herpes, het norovirus en COVID-19.
  • Je kunt de richtlijnen en protocollen gebruiken om bloed- en seksueel overdraagbare aandoeningen (boa’s en soa’s) te voorkomen.

Vervolgens ga je individueel of in tweetallen met de leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdracht uit het leerpad Infecties en infectieziekten (Collectie: Zorg specifiek 3 VP) thema: Ziekteleer.

  • Toets je kennis in de praktijk behorend bij 2.7 Integratie

Afsluitende opdracht

De volgende les staat deel 2 van het onderwerp op het programma. Stuur eventuele vragen over de les van vandaag voorafgaand aan de lesdag naar de docent. De docent zal in zijn/haar voorbereiding deze vragen meenemen en hier in de onderwijsactiviteit op ingaan tijdens een onderwijsleergesprek.

2.5 Infecties en infectieziekten deel 2

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • benoemen welke groepen zorgvragers gevoelig zijn voor het krijgen van infectieziekten.
  • benoemen welke infectieziekten grote gevolgen kunnen hebben in de verschillende zorgbranches.
  • de juiste richtlijnen raadplegen bij een uitbraak.
  • beschrijven wat de rol van de GGD is bij een uitbraak.
  • benoemen wat je kunt verwachten bij de uitbraak van een onbekend virus.
  • benoemen wat er gedaan kan worden om een infectie-uitbraak te voorkomen.
  • beschrijven hoe het Covid-19-virus ontstaat.
  • benoemen welke problemen er ontstaan met de ademhaling door Covid-19 en welke zorgvragers een verhoogde kans hebben op een ernstig beloop.
  • beschrijven op welke manier Covid-19 overgedragen wordt.
  • de symptomen van het Covid-19-virus herkennen.
  • een hulpmiddel gebruiken om een zorgvrager met Covid-19 te observeren.
  • benoemen waarom een goede hygiëne belangrijk is bij infecties.
  • handhygiëne en hoesthygiëne op een professionele manier toepassen.
  • beschrijven welke vormen van isolatie er zijn en welke vorm wanneer ingezet wordt.

 

Inleiding

Virus- en infectiecalamiteiten ontstaan door de verspreiding van micro-organismen. Deze verspreiding kan grote gevolgen hebben. Niet alleen voor de zorgvrager zelf, maar ook voor naasten en zorgverleners. Door de besmettelijkheid kunnen alle mensen ziek worden die contact hebben gehad met de zorgvrager. Daarom gebruik je tijdens de verpleging altijd beschermende middelen en wordt de zorgvrager in isolatie gelegd. Het is belangrijk dat je een virusuitbraak kunt herkennen en weet wat je in dit geval moet doen. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Virus- en infectiecalamiteiten (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Crisissituaties.

6.2 Virus- en infectiecalamiteiten

Virus- en infectiecalamiteiten

Infectie-uitbraak voorkomen

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Virus- en infectiecalamiteiten (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Crisissituaties.

  • Test je kennis behorend bij 6.2 Virus- en infectiecalamiteiten
  • Pas je kennis toe behorend bij 6.4 Isolatie en hygiëne

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:

  • beschrijven hoe het Covid-19-virus ontstaat.
  • benoemen welke problemen er ontstaan met de ademhaling door Covid-19 en welke zorgvragers een verhoogde kans hebben op een ernstig beloop.
  • beschrijven op welke manier Covid-19 overgedragen wordt.
  • de symptomen van het Covid-19-virus herkennen.
  • een hulpmiddel gebruiken om een zorgvrager met Covid-19 te observeren.

Vervolgens ga je individueel of in tweetallen met de leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Virus- en infectiecalamiteiten (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Crisissituaties.

  • Test je kennis behorend bij 6.3 Covid-19
  • Casus Meneer Dijkstra behorend bij 6.3 Covid-19

2.6 Toets blok 2 deel 1

De afgelopen weken hebben jullie gewerkt aan de leerdoelen behorend bij de lessen/onderwerpen:

  • Bloed en afweerstelsel
  • Ziekten van het bloed
  • Systeemziekten en auto-immuunziekten
  • Infecties en infectieziekten

De toets bestaat uit twee onderdelen.

Onderdeel 1: Kennistoets

Onderdeel 2: Uitwerking ziektebeeld

Beide onderdelen moeten behaald zijn met een voldoende.

Bij de kennistoets geldt een cijfer 5,5 of hoger als voldoende.

Bij de uitwerking van het ziektebeeld geldt een voldaan als voldoende.

Bij een onvoldoende van 1 of meer onderdelen is er een herkansing mogelijk. Deze plan je in overleg met de docent in. Ook ga je in overleg met je docent wat je nodig hebt in de voorbereiding op de volgende kans. Bij nogmaals een onvoldoende verwijzen we je door na de procedure die geld bij AFZ. Zie hiervoor de introductie van blok 1.

Onderdeel 1: Kennistoets

In deze kennistoets krijg je 28 meerkeuzevragen. Het juiste antwoord zit er altijd tussen. De vragen gaan over verschillende leerdoelen die in dit blok centraal stonden. Je krijgt dus over verschillende onderwerpen vragen.

De kennistoets wordt door de docent klaargezet in Kwizl.

Ga naar de website www.kwilz.eu. Klik op inloggen. Log in met Office 365. Hier zie je de klaargezette toets AFZ Verpleegkunde toets blok 2 deel 1. Cesuur van de toets ligt op 65%.

Je mag Zorgpad of andere literatuur niet gebruiken tijdens de toetsing. De docent krijgt een exit-alert als je de pagina verlaat. Op de tafel is alleen laptop, eventueel wat water en pen en blanco papier aanwezig. Overige spullen zitten in je tas.

Onderdeel 2: Uitwerking ziektebeeld

De opdracht is toegevoegd als bestand. Bij de uitwerking van de opdracht mag je (in tegenstelling tot onderdeel 1) wel naslagwerk gebruiken. Dit kan zijn Zorgpad of andere literatuur. Let er wel op dat niet alle sites van Google betrouwbaar zijn. Kijk dus goed naar de bron die je gebruikt.

De opdracht wordt beoordeeld met de volgende beoordelingscriteria:

Naam student

Groep

Beoordeling                       o Voldaan                     o Niet voldaan

De eindopdracht is voldaan als aan 9 van de 10 criteria is voldaan

Criteria

Voldaan

Niet voldaan

Alle onderdelen van de opdracht zijn correct uitgewerkt.

 

 

Er is gekozen voor een ziektebeeld uit de gegeven voorbeelden.

 

 

De uitwerking is in eigen woorden geschreven (niet geknipt en geplakt van internet of andere bronnen).

 

 

Er is minimaal 1 oorzaak beschreven.

 

 

Er worden minimaal 3 symptomen beschreven die kloppen bij het ziektebeeld.

 

 

Er is minimaal 1 behandeling beschreven en uitgelegd waarom deze behandeling wordt aanbevolen.

 

 

Er zijn minimaal 2 complicaties beschreven die kloppen bij het ziektebeeld.

 

 

Bij de symptoombeschrijving is onderscheid gemaakt tussen acute fase, revalidatiefase en chronische fase.

 

 

De beschreven prognose is kloppend.

 

 

Bij preventie, zorg en begeleiding is beredeneert welke verpleegkundige zorg er geboden moet worden.

 

 

 

De opdracht lever je in via Teams, volgens de afspraak die de docent heeft gemaakt.

Wissel (na beoordeling van de docent) de uitwerking van de ziektebeelden uit met je medestudenten en deel je bronnen.

Succes!

2.7 Het zenuwstelsel

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • de indeling van het zenuwstelsel naar bouw en functie benoemen.
  • de onderdelen van het centrale zenuwstelsel en perifere zenuwstelsel beschrijven.
  • de twee hoofdfuncties van het zenuwstelsel benoemen en aangeven welke onderdelen van het zenuwstelsel die functies uitvoeren.
  • de soorten cellen van het zenuwstelsel en hun functie benoemen.
  • de bouw van een neuron beschrijven, met de medische termen.
  • beschrijven waaruit grijze stof in het zenuwstelsel bestaat en waaruit witte stof bestaat.
  • de bouw van de hersenen beschrijven.
  • aangeven met welke lichaamshelft een hersenhelft is verbonden.
  • vijf belangrijke schorsvelden en hun ligging benoemen.
  • de bloedvoorziening van de hersenen beschrijven.
  • de bouw van het ruggenmerg beschrijven met de spinale zenuwen, met behulp van medische termen.
  • uitleggen wat een reflex is, het nut ervan uitleggen en de reflexbaan beschrijven.
  • de route van sensibele prikkels naar de hersenen beschrijven (opstijgende banen) en de rol van de thalamus bij pijn benoemen.
  • de route van motorische prikkels van de hersenen naar het ruggenmerg en verder naar spieren (afdalende banen) beschrijven.
  • de ligging en functie van basale kernen van de motoriek benoemen.
  • het ‘verdwijnen’ van reflexen van baby’s uitleggen.
  • de hersenvliezen noemen en hun functie en ligging in de schedel en de wervelkolom beschrijven, inclusief de lumbaalzak.
  • de plaatsen noemen waar de liquor zich bevindt en de functie beschrijven.
  • de bouw en functies van het autonoom zenuwstelsel beschrijven en het belang voor het voortbestaan aangeven.

 

Inleiding

Het zenuwstelsel is een uitgebreid orgaanstelsel dat heel veel processen in het lichaam regelt. Het zorgt ervoor dat je spieren kunt bewegen en stil kunt zitten, dat je kunt voelen of je schoen knelt, dat je je bewust bent van je omgeving, dat je slaapt of wakker bent, dat je kunt praten en kunt begrijpen wat je hoort. Bij alle activiteiten die je onderneemt is het zenuwstelsel betrokken. Toch is het niet zo dat je als verpleegkundige zorgt voor de werking van het zenuwstelsel, terwijl je wel zorg draagt voor bijvoorbeeld voeding en vocht en een goede houding. Bij zorgvragers met stoornissen in het zenuwstelsel observeer je de gevolgen en help je manieren te vinden om handelingen anders uit te voeren (eten, transfers, communicatie). Deze les biedt je de kennis die nodig is om de werking van het zenuwstelsel en de mogelijkheden die dat stelsel biedt te begrijpen. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Het zenuwstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

9.2 Het zenuwstelsel als regelsysteem

Het zenuwstelsel als regelsysteem

Centraal en perifeer

9.4 Ruggenmerg en reflex

Ruggenmerg

Reflexen

9.5 Sensibel en motorisch systeem

Het sensibele systeem

Het motorisch systeem

9.6 Hersenvliezen, liquor en autonoom zenuwstelsel

Hersenvliezen en liquor

Vegetatief of autonoom zenuwstelsel

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het zenuwstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Test je kennis behorend bij 9.2 Het zenuwstelsel als regelsysteem
  • Test je kennis behorend bij 9.5 Sensibel en motorisch systeem
  • Test je kennis behorend bij 9.6 Hersenvliezen, liquor en autonoom zenuwstelsel

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:

  • de bouw van de hersenen beschrijven.
  • aangeven met welke lichaamshelft een hersenhelft is verbonden.
  • vijf belangrijke schorsvelden en hun ligging benoemen.
  • de bloedvoorziening van de hersenen beschrijven.

Vervolgens ga je met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het zenuwstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Test je kennis behorend bij 9.3 Hersenen
  • Vraag d t/m g van Toets je kennis in de praktijk behorend bij 9.7 Integratie

2.8 Neurocognitieve stoornissen

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • de verschillende neurocognitieve stoornissen benoemen.
  • omschrijven welke verschijnselen optreden bij neurocognitieve stoornissen.
  • veelvoorkomende gedragsstoornissen bij neurocognitieve stoornissen beschrijven.
  • in eigen woorden uitleggen wat er wordt verstaan onder cognitieve stoornissen.

 

Inleiding

Psychogeriatrie is een specialisatie binnen de zorg die zich richt op oudere zorgvragers met dementie. Als je in de psychogeriatrie gaat werken, is het belangrijk om kennis te hebben van de verschillende neurocognitieve stoornissen en de mogelijke verschijnselen. Ook is het goed om te weten welke behandelingen er mogelijk zijn en hoe je kunt omgaan met psychogeriatrische zorgvragers. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Ouderen met psychogeriatrische ziektebeelden (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Verpleeghuizen en thuiszorg.

6.1 Introductie

Inleiding

6.2 Neurocognitieve stoornissen

Neurocognitieve stoornissen

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdracht uit het leerpad Ouderen met psychogeriatrische ziektebeelden (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Verpleeghuizen en thuiszorg.

  • Opstapopdracht behorend bij 6.1 Introductie

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:

  • omschrijven welke verschijnselen optreden bij neurocognitieve stoornissen.
  • veelvoorkomende gedragsstoornissen bij neurocognitieve stoornissen beschrijven.

Vervolgens ga je met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdracht uit het leerpad Ouderen met psychogeriatrische ziektebeelden (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Verpleeghuizen en thuiszorg.

  • Test je kennis behorend bij 6.2 Neurocognitieve stoornissen

2.9 Dementie, ouderen met psychogeriatrische problemen

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • beschrijven wat de term dementie betekent.
  • de verschillende fasen van het dementieproces beschrijven vanuit de ik-beleving van de zorgvrager.
  • omschrijven wat er onder de term ‘probleemgedrag’ wordt verstaan.
  • de veelvoorkomende oorzaken noemen van probleemgedrag bij dementie.
  • de verschillende vormen van probleemgedrag en de bijbehorende interventies benoemen.
  • uitleggen wat er in de hersenen gebeurt bij de ziekte van Alzheimer
  • beschrijven wat vasculaire dementie is.
  • kenmerken van frontotemporale dementie benoemen en vertellen waar de afwijkingen in de hersenen zitten bij frontotemporale dementie .
  • de verschijnselen en kenmerken van het verloop van lewylichaampjesziekte uitleggen.

 

Inleiding

Dementie heeft een progressief verloop. De zorgvrager met dementie doorloopt verschillende fasen in zijn ziekte. Slechts 14% van de zorgvragers komt in de laatste fase van dementie, omdat mensen met dementie een kortere levensverwachting hebben. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Ouderen met psychogeriatrische ziektebeelden (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Verpleeghuizen en thuiszorg.

6.2 Neurocognitieve stoornissen

Fasen van dementie

6.4 Gedragsverandering en probleemgedrag

Problemen bij dementie

Gebieden waarop problemen kunnen ontstaan

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdracht uit het leerpad Ouderen met psychogeriatrische ziektebeelden (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Verpleeghuizen en thuiszorg.

  • Test je kennis behorend bij 6.4 Gedragsverandering en probleemgedrag

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent deze vragen.

Hierna bekijken jullie klassikaal de video ‘Dementie samengevat in een korte film’.

Vervolgens bespreekt de docent de bijgevoegde PowerPoint ‘Dementie’, waarin de leerdoelen rondom ziekte van Alzheimer, vasculaire dementie, frontotemporale dementie en lewylichaampjesziekte centraal staan. De PowerPoint wordt afgesloten met een quiz.

Dementie samengevat in een korte film

2.10 Ouderen met psychische en psychiatrische ziektebeelden deel 1

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • Een voorbeeld noemen van een stoornis in het gevoelsleven, gedrag, denken en op lichamelijk gebied.
  • benoemen welke biologische, psychologische en sociale factoren een rol kunnen spelen bij het ontstaan van een depressie.
  • in eigen woorden beschrijven waarin een depressie bij ouderen verschilt met een depressie bij een jongere.
  • in eigen woorden beschrijven wat omgangsadviezen zijn voor zorgvragers met een depressie.
  • de symptomen van een delier volgens de DSM-5 benoemen.
  • de risicofactoren benoemen waardoor een oudere een verhoogde kans heeft op een delier.
  • twee screeningsinstrumenten benoemen en omschrijven om een delier op te sporen.
  • interventies benoemen om angst bij een delier te verminderen.

 

Inleiding

In verpleeghuizen en woonzorgcentra kun je zorgvragers tegenkomen met psychische problemen. Veelvoorkomende psychische problemen bij ouderen zijn onder andere depressie en delier. In het begin kunnen de symptomen van een depressie en delier, maar ook dementie, op elkaar lijken. Het is dus belangrijk om symptomen van deze problemen te kunnen herkennen en onderscheiden. Zo kun je een bijdrage leveren aan het stellen van de diagnose. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Ouderen met psychische en psychiatrische ziektebeelden (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Verpleeghuizen en thuiszorg.

7.2 Depressie

Depressie

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdracht uit het leerpad Ouderen met psychische en psychiatrische ziektebeelden (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Verpleeghuizen en thuiszorg.

  • Test je kennis behorend bij 7.2 Depressie

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:

  • de symptomen van een delier volgens de DSM-5 benoemen.
  • de risicofactoren benoemen waardoor een oudere een verhoogde kans heeft op een delier.
  • twee screeningsinstrumenten benoemen en omschrijven om een delier op te sporen.
  • interventies benoemen om angst bij een delier te verminderen.

Hierna bekijken we klassikaal de video ‘Klinisch redeneren bij delier’ behorend bij 7.3 Delier uit het leerpad Ouderen met psychische en psychiatrische ziektebeelden (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Verpleeghuizen en thuiszorg.

Tot slot maak je onderstaande kennisopdracht uit het leerpad Ouderen met psychische en psychiatrische ziektebeelden (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Verpleeghuizen en thuiszorg.

  • Casus Meneer Uitdenbroek behorend bij 7.3 Delier

2.11 Ouderen met psychische en psychiatrische ziektebeelden deel 2

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • de oorzaken en kenmerkende problemen bij een zorgvrager met een schizofreniespectrumstoornis of een andere psychotische stoornis herkennen en in het bieden van zorg en begeleiding aan deze zorgvrager rekening houden met minimaal 3 specifieke aandachtspunten voor deze doelgroep.
  • de verstoorde psychische functies en gevolgen van een schizofreniespectrumstoornis of andere psychotische stoornis herkennen en beschrijven.
  • de oorzaken en kenmerkende problemen bij een zorgvrager met een stoornis in de affectieve functies herkennen en in het bieden van zorg en begeleiding aan deze zorgvrager rekening houden met minimaal 3 specifieke aandachtspunten voor deze doelgroep.
  • de verstoorde psychische functies en gevolgen van een stoornis in de affectieve functies herkennen en beschrijven.
  • oorzaken en kenmerkende problemen bij een zorgvrager met een dissociatieve stoornis of een persoonlijkheidsstoornis herkennen en in het bieden van zorg en begeleiding aan deze zorgvrager rekening houden met minimaal 3 specifieke aandachtspunten voor deze doelgroep.
  • de verstoorde psychische functies en gevolgen van een dissociatieve stoornis of persoonlijkheidsstoornis herkennen en beschrijven.

 

Inleiding

Er zijn ongeveer evenveel mensen die stemmen horen als mensen met dyslexie. Maar niet iedereen die stemmen hoort heeft een stoornis. En niet iedereen met een stoornis komt in de psychiatrie. Bovendien heeft niet iedere zorgvrager met dezelfde stoornis baat bij dezelfde behandeling. Veel mensen voldoen niet precies aan de criteria, want ieder mens is uniek. Maar door ziektebeelden te classificeren met behulp van de DSM-V krijgt men enig zicht in het verloop van de ziekte en welke behandeling goed aansluit. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Psychische stoornissen en gedragsstoornissen (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Geestelijke gezondheidszorg.

4.5 Dissociatieve stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen

Dissociatieve stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdracht uit het leerpad Psychische stoornissen en gedragsstoornissen (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Geestelijke gezondheidszorg.

  • Toets je kennis behorend bij 4.5 Dissociatieve stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen
  • Pas je kennis toe behorend bij 4.5 Dissociatieve stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:

  • Je kunt de oorzaken en kenmerkende problemen bij een zorgvrager met een schizofreniespectrumstoornis of een andere psychotische stoornis herkennen en in het bieden van zorg en begeleiding aan deze zorgvrager rekening houden met minimaal 3 specifieke aandachtspunten voor deze doelgroep.
  • Je kunt de verstoorde psychische functies en gevolgen van een schizofreniespectrumstoornis of andere psychotische stoornis herkennen en beschrijven.
  • Je kunt de oorzaken en kenmerkende problemen bij een zorgvrager met een stoornis in de affectieve functies herkennen en in het bieden van zorg en begeleiding aan deze zorgvrager rekening houden met minimaal 3 specifieke aandachtspunten voor deze doelgroep.
  • Je kunt de verstoorde psychische functies en gevolgen van een stoornis in de affectieve functies herkennen en beschrijven.

Tot slot maak je onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Psychische stoornissen en gedragsstoornissen (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Geestelijke gezondheidszorg.

  • Test je kennis behorend bij 4.3 Schizofreniespectrumstoornis en andere psychotische stoornissen
  • Test je kennis behorend bij 4.4 Stoornissen in de affectieve functies

Mocht er onvoldoende tijd zijn om de kennisopdrachten te maken tijdens de les, dan raden we je aan om deze ter voorbereiding op de toets te maken.

2.12 Ouderen met psychische en psychiatrische ziektebeelden deel 3

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • oorzaken en kenmerkende problemen bij een zorgvrager met korsakov herkennen en in het bieden van zorg en begeleiding aan deze zorgvrager rekening houden met minimaal 3 specifieke aandachtspunten voor deze doelgroep.
  • relevante informatie over het ziektebeeld van een zorgvrager met korsakov ordenen in een verpleegplan.
  • de kenmerkende problemen bij een zorgvrager met NAH herkennen en in het bieden van zorg en begeleiding aan deze zorgvrager rekening houden met specifieke aandachtspunten voor deze doelgroep.
  • relevante informatie over het ziektebeeld van een zorgvrager met NAH ordenen in een verpleegplan.
  • een LVB herkennen bij een zorgvrager met een psychiatrische stoornis.
  • relevante informatie over het ziektebeeld van een zorgvrager met een LVB ordenen in een verpleegplan.

 

Inleiding

Aan een zorgvuldige diagnose gaat onderzoek vooraf. Tijdens psychiatrisch onderzoek is het belangrijk om aandachtig te luisteren, vragen te stellen en goed door te vragen. De hulpverlener vraagt systematisch uit of er klachten of bijzonderheden zijn ten aanzien van de verschillende psychische functies. Tegelijkertijd observeert de hulpverlener het gedrag en de uitspraken van de zorgvrager, wederom aan de hand van de psychische functies. Uiteindelijk doet de hulpverlener een uitspraak over de psychische functies. Dit maakt het werken in de psychiatrie zo complex: de kunst om normaal van abnormaal te onderscheiden. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Psychische stoornissen en gedragsstoornissen (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Geestelijke gezondheidszorg.

4.7 Syndroom van Korsakov, NAH en LVB

Syndroom van Korsakov, NAH en LVB

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdracht uit het leerpad Psychische stoornissen en gedragsstoornissen (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Geestelijke gezondheidszorg.

  • Test je kennis behorend bij 4.7 Syndroom van Korsakov, NAH en LVB
  • Pas je kennis toe behorend bij 4.7 Syndroom van Korsakov, NAH en LVB

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent deze vragen.

Hierna ga je in twee of drietallen aan de slag met onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Psychische stoornissen en gedragsstoornissen (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Geestelijke gezondheidszorg.

  • Casus Meneer Antonis behorend bij 4.7 Syndroom van Korsakov, NAH en LVB
  • Casus Karel de Vreede behorend bij 4.7 Syndroom van Korsakov, NAH en LVB

2.13 Aan een middel gebonden stoornis

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • de beïnvloedende factoren of oorzaken, symptomen, diagnosestelling, behandeling (waaronder het afkicken), complicaties en de verpleegkundige aandachtspunten van alcoholmisbruik toelichten.
  • de kenmerken, beïnvloedende factoren of oorzaken, symptomen en de behandeling van het gebruik en misbruik van cannabis en slaap- en kalmeringsmiddelen toelichten.
  • minimaal drie adviezen en/of tips geven aan zorgvragers met een alcoholverslaving.
  • minimaal drie adviezen en/of tips geven aan zorgvragers met een drugs- of medicijnverslaving.  

 

Inleiding

Middelenmisbruik is van alle tijden. Ondanks campagnes en aangepaste wetgeving om middelenmisbruik tegen te gaan, komen overmatig drinken en drugsverslaving nog steeds voor. De verhoging van accijnzen op alcohol en tabak heeft niet voor een substantiële afname van het gebruik ervan gezorgd. Mensen hebben meer te besteden, zijn mobieler geworden en alcohol en drugs zijn steeds minder een taboe. Mensen gebruiken deze middelen soms als zelfmedicatie tegen angst, depressie, beperkt toekomstperspectief, spanningen, stress en onzekerheid. Dit worden beïnvloedende factoren genoemd. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Aan een middel gebonden stoornis (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

24.2 Stoornissen in het gebruik van alcohol of drugs

Stoornissen door het gebruik van alcohol of drugs

Alcoholgebruik

Middelengebruik

Verpleegkundige aandachtspunten

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Aan een middel gebonden stoornis (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Test je kennis 1, 3 en 5 behorend bij 24.2 Stoornissen in het gebruik van alcohol of drugs

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent de opstapopdracht uit het leerpad Aan een middel gebonden stoornis (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer. Met als doel om bewustwording te creëren over het bespreekbaar maken van alcohol-, drugs- en medicijnverslaving.

Vervolgens ga je met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdracht uit het leerpad Aan een middel gebonden stoornis (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • 4 Pas je kennis toe behorend bij 24.2 Stoornissen in het gebruik van alcohol of drugs.

2.14 Verstandelijke beperking, meervoudige beperkingen (gehandicaptenzorg)

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • beschrijven wat een verstandelijke beperking betekent volgens de DSM-5, de AAIDD, de APA en Hoevenbos.
  • uitleggen wat de termen stoornis, beperking en handicap inhouden.
  • voorbeelden noemen van prenatale, perinatale en postnatale oorzaken van een verstandelijke beperking.
  • uitleggen wat bedoeld wordt met een syndroom.
  • de belangrijkste kenmerken van het syndroom van Down, het fragiele-X-syndroom en het syndroom van Rett benoemen en uitleggen wat dit betekent voor de begeleiding van zorgvragers met deze syndromen.
  • uitleggen wanneer je van een meervoudige beperking spreekt.
  • beschrijven wat een zintuiglijke en een motorische beperking zijn.
  • uitleggen hoe de stoornissen van een zorgvrager met een (zeer) ernstige meervoudige beperking elkaar beïnvloeden.
  • Je kunt beschrijven wat de algemene kenmerken zijn van zorgvragers met NAH in de gehandicaptenzorg.
  • Je kunt aandachtspunten benoemen voor de begeleiding van zorgvragers met NAH en hun naasten.

 

Inleiding

Mensen met een verstandelijke beperking verschillen onderling net zo veel als jij van je buurvrouw of van je studiegenoten. Toch onderscheiden we mensen met een verstandelijke beperking op grond van een aantal kenmerken van niet-verstandelijk gehandicapten. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Mensen met een verstandelijke beperking (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Gehandicaptenzorg.

1.2 Wat is een verstandelijke beperking?

Wat is een verstandelijke beperking?

1.3 Oorzaken van de verstandelijke beperking

Oorzaken van de verstandelijke beperking

Vervolgens lees je ook ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Mensen met meervoudige beperkingen (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Gehandicaptenzorg.

3.2 Wat is een meervoudige beperking?

Niet alleen een verstandelijke beperking

3.3 Zintuiglijke beperkingen en communicatiestoornissen

Problemen met prikkelverwerking

3.4 Motorische beperkingen

Motorische beperkingen

3.6 Zorgvragers met NAH

Onomkeerbare breuk in de levenslijn. Let op! Lees de tekst vanaf het hoofdstuk ‘Zorgvragers met NAH in de gehandicaptenzorg’

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdracht uit het leerpad Mensen met een verstandelijke beperking (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Gehandicaptenzorg.

  • 1 Test je kennis behorend bij 1.2 Wat is een verstandelijke beperking?

Ook maak je de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Mensen met meervoudige beperkingen (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Gehandicaptenzorg.

  • 6 Test je kennis behorend bij 3.3 Zintuiglijke beperkingen en communicatiestoornissen
  • Test je kennis behorend bij 3.4 Motorische beperkingen

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek gaat de docent in op de volgende leerdoelen:

  • Je kunt uitleggen wat bedoeld wordt met een syndroom.
  • Je kunt de belangrijkste kenmerken van het syndroom van Down, het fragiele-X-syndroom en het syndroom van Rett benoemen en uitleggen wat dit betekent voor de begeleiding van zorgvragers met deze syndromen.

Vervolgens ga je met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Mensen met een verstandelijke beperking (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Gehandicaptenzorg of het leerpad Mensen met meervoudige beperkingen (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Gehandicaptenzorg.

Maak de keuze of je aan de slag gaat met kennisopdrachten over syndromen (opdracht 1), kennisopdrachten over oorzaken (opdracht 2), kennisopdrachten over meervoudige beperking (opdracht 3) of kennisopdrachten over NAH (opdracht 4). Bepaal dit op basis van je persoonlijke leervraag.

Opdracht 1

  • 1 Test je kennis behorend bij 1.4 Syndromen

Opdracht 2

  • Pas je kennis toe behorend bij 1.3 Oorzaken van de verstandelijke beperking

Opdracht 3

  • Pas je kennis toe behorend bij 3.2 Wat is een meervoudige beperking?

Opdracht 4

  • Test je kennis behorend bij 3.6 Zorgvragers met NAH

2.15 Toets blok 2 deel 2

De afgelopen weken hebben jullie gewerkt aan de leerdoelen behorend bij de lessen/onderwerpen:

  • Het zenuwstelsel
  • Neurocognitieve stoornissen
  • Dementie, ouderen met psychogeriatrische problemen
  • Ouderen met psychische en psychiatrische ziektebeelden
  • Aan een middel gebonden stoornis
  • Verstandelijke beperking, meervoudige beperkingen (gehandicaptenzorg)

De toets bestaat uit twee onderdelen.

Onderdeel 1: Kennistoets

Onderdeel 2: Openboek toets

Beide onderdelen moeten behaald zijn met een voldoende.

Bij de kennistoets geldt een cijfer 5,5 of hoger als voldoende.

Bij de openboek toets geldt een voldaan als voldoende.

Bij een onvoldoende van 1 of meer onderdelen is er een herkansing mogelijk. Deze plan je in overleg met de docent in. Ook ga je in overleg met je docent wat je nodig hebt in de voorbereiding op de volgende kans. Bij nogmaals een onvoldoende verwijzen we je door na de procedure die geld bij AFZ. Zie hiervoor de introductie van blok 1.

Onderdeel 1: Kennistoets

In deze kennistoets krijg je 32 meerkeuzevragen. Het juiste antwoord zit er altijd tussen. De vragen gaan over verschillende leerdoelen die in dit blok centraal stonden. Je krijgt dus over verschillende onderwerpen vragen.

De kennistoets wordt door de docent klaargezet in Kwizl.

Ga naar de website www.kwilz.eu. Klik op inloggen. Log in met Office 365. Hier zie je de klaargezette toets AFZ Verpleegkunde toets blok 2 deel 2 onderdeel 1. Cesuur van de toets ligt op 65%.

Je mag Zorgpad of andere literatuur niet gebruiken tijdens de toetsing. De docent krijgt een exit-alert als je de pagina verlaat. Op de tafel is alleen laptop, eventueel wat water en pen en blanco papier aanwezig. Overige spullen zitten in je tas.

Onderdeel 2: Openboek toets

De opdracht is toegevoegd als bestand. Bij de uitwerking van de opdracht mag je (in tegenstelling tot onderdeel 1) wel naslagwerk gebruiken. Dit kan zijn Zorgpad of andere literatuur. Let er wel op dat niet alle sites van Google betrouwbaar zijn. Kijk dus goed naar de bron die je gebruikt.

De opdracht wordt beoordeeld met de volgende beoordelingscriteria:

Naam student

Groep

Beoordeling                       o Voldaan                     o Niet voldaan

De eindopdracht is voldaan als aan alle criteria is voldaan

Criteria

Voldaan

Niet voldaan

Alle vragen zijn beantwoord

   

De uitwerking is in eigen woorden geschreven (niet geknipt en geplakt van internet of andere bronnen).

   

Minimaal 4 vragen zijn goed beantwoord.

 

 

 

De opdracht lever je in via Teams, volgens de afspraak die de docent heeft gemaakt.

Succes!

Blok 3 Inleiding

Welkom bij blok 3.

In dit blok staan weer een aantal anatomie, fysiologie en ziekteleer onderwerpen centraal. Dit zijn:

  • Ziekten van het zenuwstelsel
  • Het hormoonstelsel
  • Stofwisselingsziekten en endocriene ziekten
  • Het bewegingsstelsel
  • Ziekten van het bewegingsapparaat
  • Ongevallen en trauma
  • Kennis over aanvullende diagnostische onderzoeken

In dit blok zijn er drie toetsen. Alle toetsen bestaan uit twee onderdelen. Via de docent krijg je te horen wanneer de onderdelen van de toetsing moeten worden gemaakt en (indien nodig) ingeleverd.

Vergeet tot slot niet je eigen leervragen te formuleren en deze mee te nemen naar de lessen.  

Veel plezier met werken en leren in dit blok. Succes!

3.1 Ziekten van het zenuwstelsel deel 1

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • de anatomie en fysiologie van het centrale zenuwstelsel en perifere zenuwstelsel omschrijven.
  • Je kunt oorzaken, symptomen, onderzoek en behandeling van de volgende ziekten toelichten: hersenschudding, hersenkwetsing, schedelbasisfractuur, migraine, epilepsie, ziekte van Parkinson, meningitis, encefalitis.

 

Inleiding

Ziekten van het zenuwstelsel brengen veel beperkingen met zich mee, zowel geestelijk als lichamelijk. Geestelijke beperkingen zijn bijvoorbeeld niet meer weten hoe iets gaat of het zich niet meer kunnen herinneren, zoals bij zorgvragers met dementie. Lichamelijke beperkingen zijn bijvoorbeeld (gedeeltelijk) verlamd raken (hersenbloeding) of mobiliteitsproblemen bij de ziekte van Parkinson.

Een ziekte van het zenuwstelsel is voor de zorgvrager en zijn familie een zware belasting. De persoonlijkheid van de zorgvrager kan erg veranderen. Er zal in het leven van de familie van de zorgvrager veel veranderen, vooral als de zorgvrager na de ziekenhuisopname veel verzorging nodig heeft. Goede voorlichting over het mogelijke ziekteverloop is daarom van belang. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Ziekten van het zenuwstelsel (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

8.2 Centraal zenuwstelsel en perifeer zenuwstelsel

Centraal zenuwstelsel en perifeer zenuwstelsel

8.3 Ziekten van de hersenen

Ziekten van de hersenen

Schedelbasisfractuur

Migraine

Meningitis

Encefalitis

Hersenabces

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Ziekten van het zenuwstelsel (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Opstapopdracht behorend bij 8.1 Introductie
  • Test je kennis behorend bij 8.3 Ziekten van de hersenen

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent vervolgens de leerdoelen die passen bij de ziektebeelden:

  • Ziekte van Parkinson
  • Epilepsie
  • Hersenschudding
  • Hersenkwetsing (contusio cerebri)

Je bekijkt de volgende video (individueel of klassikaal)

Indien er tijd over is kun je de keuze maken of je aan de slag gaat met kennisopdrachten over de behandelde ziektebeelden tijdens de onderwijsactiviteit (opdracht 1) of kennisopdrachten over meningitis (opdracht 2) uit het leerpad Ziekten van het zenuwstelsel (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

Opdracht 1

  • Pas je kennis toe behorend bij 8.3 Ziekten van de hersenen

Opdracht 2

  • Casus Meneer Post behorend bij 8.3 Ziekten van de hersenen

 

3.2 Ziekten van het zenuwstelsel deel 2

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • circulatiestoornissen in de hersenen benoemen en herkennen
  • de juiste behandeling toelichten bij zorgvragers met circulatiestoornissen in de hersenen.
  • oorzaken, symptomen, onderzoek en behandeling van de volgende ziekten toelichten: epiduraal hematoom, subarachnoïdale bloeding, CVA, hersenstamletsel, arteriosclerose van de hersenvaten.

 

Inleiding

Circulatiestoornissen in de hersenen kunnen voor ernstige complicaties zorgen, waarbij de zorgvrager uitvalsverschijnselen oploopt. Deze kunnen na een tijd weer verdwijnen. Er kunnen restverschijnselen blijven bestaan, waardoor de zorgvrager gedeeltelijk verlamd blijft. De circulatiestoornissen kunnen ontstaan door geweld van buiten, zoals bij een epiduraal hematoom. Het kan ook zo zijn dat, door een verzwakking van een bloedvat, een bloeding ontstaat in de hersenen. Verder kan een trombus ergens anders in het lichaam loslaten in een bloedvat en in de circulatie van de hersenen vastlopen. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Ziekten van het zenuwstelsel (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

8.4 Circulatiestoornissen in de hersenen

Circulatiestoornissen in de hersenen

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Ziekten van het zenuwstelsel (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Pas je kennis toe behorend bij 8.4 Circulatiestoornissen in de hersenen

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent deze vragen.

Vervolgens ga je in tweetallen met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Ziekten van het zenuwstelsel (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Casus Wesley behorend bij 8.4 Circulatiestoornissen in de hersenen

Zijn jullie klaar met de uitwerking van de casus noteer de vragen op papier en deel deze met een ander duo. Vraag indien nodig hulp van de docent om antwoorden te krijgen op je vragen.

Indien je nog tijd over hebt mag je verder werken aan:

  • Casus Minke behorend bij 8.4 Circulatiestoornissen in de hersenen

3.3 Ziekten van het zenuwstelsel deel 3

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • vier ziekten van het ruggenmerg en de hersenzenuwen benoemen en herkennen.
  • oorzaken, symptomen, onderzoek en behandeling van de volgende ziekten uitleggen: trigeminus neuralgie, whiplashsyndroom, hernia nuclei pulposi, multiple sclerose.
  • de anatomie en fysiologie van het oog toelichten.
  • vier oogziekten benoemen en herkennen.
  • oorzaken, symptomen, onderzoek en behandeling van de volgende ziekten toelichten: glaucoom, cataract, blindheid, netvliesloslating, diabetische retinopathie.
  • diverse chirurgische ingrepen in het zenuwstelsel benoemen en herkennen.
  • de verschillende soorten herniaoperaties toelichten.

 

Inleiding

Chirurgisch ingrijpen gebeurt over het algemeen niet bij zenuwziekten die het zenuwstelsel op meerdere plaatsen treffen, maar bij plaatselijke aandoeningen, zoals een tumor of een beknelde zenuw. (Bron: Zorgpad)

Dit is één van de onderdelen waarin we deze les ons op focussen. Daarnaast komen ook ziekten van het ruggenmerg, ziekten van de hersenzenuwen en oogziekten aan bod.

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Ziekten van het zenuwstelsel (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

8.5 Ziekten van het ruggenmerg en de hersenzenuwen

Ziekten van het ruggenmerg en de hersenzenuwen

8.6 Oogziekten

Oogziekten

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Ziekten van het zenuwstelsel (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Pas je kennis toe behorend bij 8.5 Ziekten van het ruggenmerg en de hersenzenuwen
  • Test je kennis behorend bij 8.6 Oogziekten

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent vervolgens de volgende leerdoelen:

  • Je kunt diverse chirurgische ingrepen in het zenuwstelsel benoemen en herkennen.
  • Je kunt de verschillende soorten herniaoperaties toelichten.

Indien er tijd over is kun je de keuze maken of je aan de slag gaat met kennisopdrachten over de behandelde leerdoelen tijdens de onderwijsactiviteit (opdracht 1) of kennisopdrachten over oogziekten (opdracht 2) uit het leerpad Ziekten van het zenuwstelsel (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

Opdracht 1

  • Pas je kennis toe behorend bij 8.7 Chirurgische ingrepen

Opdracht 2

  • Pas je kennis toe behorend bij 8.6 Oogziekten

3.4 Toets blok 3 deel 1

De afgelopen weken hebben jullie gewerkt aan de leerdoelen behorend bij de lessen/onderwerpen:

  • Ziekten van het zenuwstelsel

De toets bestaat uit twee onderdelen.

Onderdeel 1: Kennistoets

Onderdeel 2: Uitwerking ziektebeeld

Beide onderdelen moeten behaald zijn met een voldoende.

Bij de kennistoets geldt een cijfer 5,5 of hoger als voldoende.

Bij de uitwerking van het ziektebeeld geldt een voldaan als voldoende.

Bij een onvoldoende van 1 of meer onderdelen is er een herkansing mogelijk. Deze plan je in overleg met de docent in. Ook ga je in overleg met je docent wat je nodig hebt in de voorbereiding op de volgende kans. Bij nogmaals een onvoldoende verwijzen we je door na de procedure die geld bij AFZ. Zie hiervoor de introductie van blok 1.

 

Onderdeel 1: Kennistoets

In deze kennistoets krijg je 20 meerkeuzevragen. Het juiste antwoord zit er altijd tussen. De vragen gaan over verschillende leerdoelen die in dit blok centraal stonden. Je krijgt dus over verschillende onderwerpen vragen.

De kennistoets wordt door de docent klaargezet in Kwizl.

Ga naar de website www.kwilz.eu. Klik op inloggen. Log in met Office 365. Hier zie je de klaargezette toets AFZ Verpleegkunde toets blok 3 deel 1. Cesuur van de toets ligt op 65%.

Je mag Zorgpad of andere literatuur niet gebruiken tijdens de toetsing. De docent krijgt een exit-alert als je de pagina verlaat. Op de tafel is alleen laptop, eventueel wat water en pen en blanco papier aanwezig. Overige spullen zitten in je tas.

Onderdeel 2: Uitwerking ziektebeeld

De opdracht is toegevoegd als bestand. Bij de uitwerking van de opdracht mag je (in tegenstelling tot onderdeel 1) wel naslagwerk gebruiken. Dit kan zijn Zorgpad of andere literatuur. Let er wel op dat niet alle sites van Google betrouwbaar zijn. Kijk dus goed naar de bron die je gebruikt.

De opdracht wordt beoordeeld met de volgende beoordelingscriteria:

Naam student

Groep

Beoordeling                       o Voldaan                     o Niet voldaan

De eindopdracht is voldaan als aan 9 van de 10 criteria is voldaan

Criteria

Voldaan

Niet voldaan

Alle onderdelen van de opdracht zijn correct uitgewerkt.

 

 

Er is gekozen voor een ziektebeeld uit de gegeven voorbeelden.

 

 

De uitwerking is in eigen woorden geschreven (niet geknipt en geplakt van internet of andere bronnen).

 

 

Er is minimaal 1 oorzaak beschreven.

 

 

Er worden minimaal 3 symptomen beschreven die kloppen bij het ziektebeeld.

 

 

Er is minimaal 1 behandeling beschreven en uitgelegd waarom deze behandeling wordt aanbevolen.

 

 

Er zijn minimaal 2 complicaties beschreven die kloppen bij het ziektebeeld.

 

 

Bij de symptoombeschrijving is onderscheid gemaakt tussen acute fase, revalidatiefase en chronische fase.

 

 

De beschreven prognose is kloppend.

 

 

Bij preventie, zorg en begeleiding is beredeneert welke verpleegkundige zorg er geboden moet worden.

 

 

 

De opdracht lever je in via Teams, volgens de afspraak die de docent heeft gemaakt.

Wissel (na beoordeling van de docent) de uitwerking van de ziektebeelden uit met je medestudenten en deel je bronnen.

Succes!

3.5 Het hormoonstelsel deel 1

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • beschrijven wat hormonen en hormoonklieren zijn.
  • de algemene functies van het hormoonstelsel beschrijven.
  • verschillen noemen tussen het hormoonstelsel en het zenuwstelsel.
  • aan de hand van een voorbeeld uitleggen hoe verschillende onderdelen van het hormoonstelsel met elkaar samenwerken.
  • aan de hand van een voorbeeld uit het hormoonstelsel het feedbackmechanisme uitleggen.
  • de ligging en functies van de hypothalamus en hypofyse beschrijven.
  • de ligging en bouw van de schildklier en bijnier beschrijven.
  • de ‘schildklier-as’ en ‘bijnier-as’ van het hormoonstelsel beschrijven, met de hormonen op de verschillende niveaus.
  • de werking van thyroxine beschrijven.
  • de productieplaats en werking van cortisol beschrijven.
  • de werking van calcitonine en het parathyreoïdhormoon beschrijven.
  • de productieplaats en werking van adrenaline beschrijven.
  • de productieplaats van ADH, oxytocine en prolactine benoemen.
  • de rol van ADH bij de handhaving van de hoeveelheid water in het lichaam beschrijven.
  • de werking van oxytocine benoemen en aangeven wat de prikkels zijn voor afgifte van oxytocine.
  • de geslachtshormonen benoemen, hun productieplaats aangeven en hun werking beschrijven.
  • de menstruatiecyclus beschrijven, met de relevante hormoonspiegels en de effecten op de baarmoeder.

 

Inleiding

Er zijn in het lichaam twee systemen die processen in het lichaam regelen: het zenuwstelsel en het hormoonstelsel. Ze werken nauw samen.

  • Het zenuwstelsel werkt snel, met elektrische prikkels die heel snel via zenuwvezels worden getransporteerd.
  • Het hormoonstelsel werkt langzaam, met boodschapperstoffen die via de bloedbaan hun doelorgaan bereiken.

(Bron: Zorgpad)

Het zenuwstelsel komt in een ander leerpad aan bod. De komende lessen gaan over het hormoonstelsel.

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Het hormoonstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

8.1 Introductie

Inleiding

8.2 Organen van het hormoonstelsel

Organen van het hormoonstelsel

8.3 Schildklier- en bijschildklierhormonen

Schildklier- en bijschildklierhormonen

Bijnierhormonen

8.4 Overige hormonen uit de hypofyse, geslachtsorganen en alvleesklier

ADH en oxytocine

Geslachtshormonen

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het hormoonstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Test je kennis behorend bij 8.2 Organen van het hormoonstelsel
  • Test je kennis behorend bij 8.3 Schildklier- en bijschildklierhormonen
  • Test je kennis vraag a, b en c behorend bij 8.4 Overige hormonen uit de hypofyse, geslachtsorganen en alvleesklier

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent deze vragen.

Vervolgens ga je individueel of in tweetallen met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het hormoonstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

Maak de keuze of je aan de slag gaat met kennisopdrachten over organen, hormonen en feedbackmechanisme (opdracht 1) of kennisopdrachten over schildklier- en bijschildklierhormonen (opdracht 2). Bepaal dit op basis van je persoonlijke leervraag.

Opdracht 1

  • Pas je kennis toe behorend bij 8.2 Organen van het hormoonstelsel

Opdracht 2

  • Pas je kennis toe behorend bij 8.3 Schildklier- en bijschildklierhormonen

3.6 Het hormoonstelsel deel 2

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • de twee pancreashormonen benoemen, met de plaats waar ze worden geproduceerd.
  • uitleggen hoe de glucosespiegel met behulp van de twee pancreashormonen wordt geregeld.
  • uitleggen op welke momenten en bij welke glucosespiegel insuline wordt afgegeven.
  • de normale waarden van bloedsuiker (nuchter) benoemen.

 

Inleiding

De bloedsuikerspiegel is vooral van belang voor de hersencellen. Die kunnen alleen energie produceren door glucose te verbranden. Insuline en glucagon zorgen samen voor de glucoseregulatie. Ze hebben een tegengestelde werking. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Het hormoonstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

8.4 Overige hormonen uit de hypofyse, geslachtsorganen en alvleesklier

Pancreashormonen

Opdracht

Maak de opstapopdracht behorend bij 8.1 Introductie naar aanleiding van de voorgaande les. Neem je gemaakte mindmap mee naar de les.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het hormoonstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Test je kennis behorend bij 8.4 Overige hormonen uit de hypofyse, geslachtsorganen en alvleesklier

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent deze vragen en neemt met jullie de meegebrachte mindmaps door.

Vervolgens neemt de docent jullie nogmaals mee in de leerdoelen met bijgevoegde PowerPoint Regeling van de bloedglucose. Hierin heeft de docent ook toegang tot een link met een quiz om je kennis te testen.

Indien er tijd over is ga je individueel of in tweetallen met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het hormoonstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Pas je kennis toe vraag a t/m d behorend bij 8.4 Overige hormonen uit de hypofyse, geslachtsorganen en alvleesklier

3.7 Stofwisselingsziekten en endocriene ziekten deel 1

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • de anatomie en fysiologie van de alvleesklier toelichten.
  • de pathologie van de volgende ziekten toelichten: diabetes mellitus, pancreatitis en alvleesklierkanker.
  • de anatomie en fysiologie van de hypofyse toelichten.
  • pathologie van de volgende ziekten toelichten: acromegalie, diabetes insipidus en hypo- en hyperfunctie van de hypofyse.
  • de anatomie en fysiologie van de geslachtsklieren onderscheiden.
  • de stoornis hirsutisme toelichten.

 

Inleiding

Om te overleven moet een mens zich voortdurend aanpassen aan zijn omgeving. Daar is een perfecte afstemming van allerlei processen voor nodig. Veel dingen gebeuren bijna automatisch. Er zijn systemen in het menselijk lichaam die ervoor zorgen dat allerlei dingen op de juiste plaats en op het juiste moment gebeuren. De twee belangrijkste systemen die daarvoor zorgen, zijn het neurologische systeem en het hormonale oftewel het endocriene systeem. Endocriene ziekten, waaronder diabetes mellitus, kunnen grote gevolgen hebben voor het dagelijks leven van een zorgvrager. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Stofwisselingsziekten en endocriene ziekten (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

5.3 Stoornissen van de alvleesklier

Stoornissen van de alvleesklier

5.6 Ziekten van de hypofyse

Ziekten van de hypofyse

5.7 Stoornissen van de geslachtsklieren

Stoornissen van de geslachtsklieren

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Stofwisselingsziekten en endocriene ziekten (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Opstapopdracht behorend bij 5.1 Introductie
  • Test je kennis behorend bij 5.2 Het endocriene stelsel

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent deze vragen.

Vervolgens ga je individueel of in tweetallen aan de slag met onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Stofwisselingsziekten en endocriene ziekten (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Pas je kennis toe behorend bij 5.3 Stoornissen van de alvleesklier
  • Casus Mevrouw Thomassen behorend bij 5.6 Ziekten van de hypofyse
  • Test je kennis behorend bij 5.7 Stoornissen van de geslachtsziekten

3.8 Stofwisselingsziekten en endocriene ziekten deel 2

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • de anatomie en fysiologie van de schildklier toelichten.
  • de pathologie van de volgende ziekten toelichten: hyper- en hypothyreoïdie, struma en onvoldoende functioneren van de bijschildklieren.
  • de anatomie en fysiologie van de bijnieren toelichten.
  • de pathologie van de volgende ziekten toelichten: de ziekte van Cushing en de ziekte van Addison.

 

Inleiding

Om te overleven moet een mens zich voortdurend aanpassen aan zijn omgeving. Daar is een perfecte afstemming van allerlei processen voor nodig. Veel dingen gebeuren bijna automatisch. Er zijn systemen in het menselijk lichaam die ervoor zorgen dat allerlei dingen op de juiste plaats en op het juiste moment gebeuren. De twee belangrijkste systemen die daarvoor zorgen, zijn het neurologische systeem en het hormonale oftewel het endocriene systeem. Endocriene ziekten, waaronder bovenstaande ziektebeelden, kunnen grote gevolgen hebben voor het dagelijks leven van een zorgvrager. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Stofwisselingsziekten en endocriene ziekten (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

5.4 Ziekten van de schildklier

Ziekten van de schildklier

Hyperthyreoïdie

Hypothyreoïdie

Onvoldoende functioneren van de bijschildklieren

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Stofwisselingsziekten en endocriene ziekten (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Pas je kennis toe behorend bij 5.4 Ziekten van de schildklier

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent deze vragen en gaat in op de volgende leerdoelen:

  • Je kunt de anatomie en fysiologie van de bijnieren toelichten.
  • Je kunt de pathologie van de volgende ziekten toelichten: de ziekte van Cushing en de ziekte van Addison.

Indien er tijd over is ga je individueel of in tweetallen aan de slag met onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Stofwisselingsziekten en endocriene ziekten (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Casus Mevrouw Kowalski behorend bij 5.5 Ziekten van de bijnieren

3.9 Toets blok 3 deel 2

De afgelopen weken hebben jullie gewerkt aan de leerdoelen behorend bij de lessen/onderwerpen:

  • Het hormoonstelsel
  • Stofwisselingsziekten en endocriende ziekten

De toets bestaat uit twee onderdelen.

Onderdeel 1: Kennistoets

Onderdeel 2: Uitwerking ziektebeeld

Beide onderdelen moeten behaald zijn met een voldoende.

Bij de kennistoets geldt een cijfer 5,5 of hoger als voldoende.

Bij de uitwerking van het ziektebeeld geldt een voldaan als voldoende.

Bij een onvoldoende van 1 of meer onderdelen is er een herkansing mogelijk. Deze plan je in overleg met de docent in. Ook ga je in overleg met je docent wat je nodig hebt in de voorbereiding op de volgende kans. Bij nogmaals een onvoldoende verwijzen we je door na de procedure die geld bij AFZ. Zie hiervoor de introductie van blok 1.

Onderdeel 1: Kennistoets

In deze kennistoets krijg je 34 meerkeuzevragen. Het juiste antwoord zit er altijd tussen. De vragen gaan over verschillende leerdoelen die in dit blok centraal stonden. Je krijgt dus over verschillende onderwerpen vragen.

De kennistoets wordt door de docent klaargezet in Kwizl.

Ga naar de website www.kwilz.eu. Klik op inloggen. Log in met Office 365. Hier zie je de klaargezette toets AFZ Verpleegkunde toets blok 3 deel 2. Cesuur van de toets ligt op 65%.

Je mag Zorgpad of andere literatuur niet gebruiken tijdens de toetsing. De docent krijgt een exit-alert als je de pagina verlaat. Op de tafel is alleen laptop, eventueel wat water en pen en blanco papier aanwezig. Overige spullen zitten in je tas.

Onderdeel 2: Uitwerking ziektebeeld

De opdracht is toegevoegd als bestand. Bij de uitwerking van de opdracht mag je (in tegenstelling tot onderdeel 1) wel naslagwerk gebruiken. Dit kan zijn Zorgpad of andere literatuur. Let er wel op dat niet alle sites van Google betrouwbaar zijn. Kijk dus goed naar de bron die je gebruikt.

De opdracht wordt beoordeeld met de volgende beoordelingscriteria:

Naam student

Groep

Beoordeling                       o Voldaan                     o Niet voldaan

De eindopdracht is voldaan als aan 9 van de 10 criteria is voldaan

Criteria

Voldaan

Niet voldaan

Alle onderdelen van de opdracht zijn correct uitgewerkt.

 

 

Er is gekozen voor een ziektebeeld uit de gegeven voorbeelden.

 

 

De uitwerking is in eigen woorden geschreven (niet geknipt en geplakt van internet of andere bronnen).

 

 

Er is minimaal 1 oorzaak beschreven.

 

 

Er worden minimaal 3 symptomen beschreven die kloppen bij het ziektebeeld.

 

 

Er is minimaal 1 behandeling beschreven en uitgelegd waarom deze behandeling wordt aanbevolen.

 

 

Er zijn minimaal 2 complicaties beschreven die kloppen bij het ziektebeeld.

 

 

Bij de symptoombeschrijving is onderscheid gemaakt tussen acute fase, revalidatiefase en chronische fase.

 

 

De beschreven prognose is kloppend.

 

 

Bij preventie, zorg en begeleiding is beredeneert welke verpleegkundige zorg er geboden moet worden.

 

 

 

De opdracht lever je in via Teams, volgens de afspraak die de docent heeft gemaakt.

Wissel (na beoordeling van de docent) de uitwerking van de ziektebeelden uit met je medestudenten en deel je bronnen.

Succes!

3.10 Het bewegingsstelsel

 

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt:

  • de belangrijkste botten en functies van het skelet benoemen.
  • de bouw van pijpbeenderen en botweefsel beschrijven.
  • de groei van bot beschrijven.
  • de bouw en functie van een gewricht beschrijven.
  • soorten gewrichten benoemen.
  • de bouw van een skeletspier beschrijven, van groot naar micro (celniveau).
  • beschrijven hoe een skeletspier kan samentrekken.
  • het begrip antagonist uitleggen en toepassen op spieren en geneesmiddelen.
  • de begrippen extensie, flexie, adductie, abductie, endo- en exorotatie toepassen.
  • de botten van het schedeldak benoemen en verschillen aangeven en het nut hiervan tussen het schedeldak bij volwassenen en baby’s.
  • de wervelkolom beschrijven, functies benoemen en beschrijven hoe de beweeglijkheid van de wervelkolom tot stand komt.
  • de bouw en functie van de thorax en het bekken beschrijven.
  • de schoudergordel en bekkengordel beschrijven en verschillen aangeven.
  • grote spieren en spiergroepen van de romp, schouder en heup benoemen.
  • de grote botten van de armen en benen benoemen.
  • de bouw en bewegingsmogelijkheden van de grote gewrichten van arm en been beschrijven en ze onderling vergelijken.
  • de grote spieren en spiergroepen benoemen van schouder en arm, bekken en been.

 

Inleiding

Als verpleegkundige heb je bij de persoonlijke verzorging te maken met het bewegingsstelsel. Je hebt deze kennis nodig om te begrijpen hoe je in je zorg rekening houdt met de houding en bewegingsmogelijkheden van zorgvragers. Deze kennis gebruik je ook om bewegingsproblemen bij je zorgvragers te voorkomen. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Het bewegingsstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

2.2 Skelet, gewrichten en spieren

Inleiding skelet

Onderdelen van een bot

Botweefsel

Positie en beweging: termen

Gewricht

Spieren

Spier en spierweefsel

De werking van spieren en spiergroepen

2.4 Armen en benen

Schoudergewricht

Het ellebooggewricht

Het polsgewricht

Het heupgewricht

Het kniegewricht

Het enkelgewricht en de voet

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het bewegingsstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Test je kennis behorend bij 2.2 Skelet, gewrichten en spieren
  • Test je kennis 1 en 3 behorend bij 2.4 Armen en benen

Pak de begrippenlijst erbij uit het leerpad, behorend bij 2.1 Introductie. Noteer hoeveel begrippen je kent. Vergelijk jouw lijst met die van een medestudent en vul de lijst aan. Neem de begrippen die je nog niet kent mee naar de onderwijsactiviteit.

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:

  • de botten van het schedeldak benoemen en verschillen aangeven en het nut hiervan tussen het schedeldak bij volwassenen en baby’s.
  • de wervelkolom beschrijven, functies benoemen en beschrijven hoe de beweeglijkheid van de wervelkolom tot stand komt.
  • de bouw en functie van de thorax en het bekken beschrijven.

Vervolgens ga je met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het bewegingsstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

Maak de keuze of je aan de slag gaat met kennisopdrachten over het skelet, gewrichten en spieren (opdracht 1), kennisopdrachten over hoofd en romp (opdracht 2), kennisopdrachten over armen (opdracht 3) of kennisopdrachten over benen (opdracht 4). Bepaal dit op basis van je persoonlijke leervraag.

Opdracht 1

  • Vraag a t/m g van Pas je kennis toe behorend bij 2.2 Skelet, gewrichten en spieren.

Opdracht 2

  • Test je kennis behorend bij 2.3 Hoofd en romp

Opdracht 3

  • 2 Pas je kennis toe behorend bij 2.4 Armen en benen

Opdracht 4

  • Vraag c t/m g van 4 Pas je kennis toe behorend bij 2.4 Armen en benen

3.11 Ziekten van het bewegingsapparaat

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

Je kunt bij de zorgvragers met aandoeningen aan het bewegingsapparaat zoals: reuma, beenamputatie, ALS, Duchenne spierdystrofie, fracturen en osteoporose het volgende:

  • de oorzaak, symptomen, diagnosestelling, behandeling, complicaties, prognose en preventie beschrijven.  
  • minimaal drie aandachtspunten in de specifieke zorg voor zorgvragers met aandoeningen aan het bewegingapparaat die je tegenkomt in de praktijk toelichten.
  • minimaal drie adviezen en/of tips aan de zorgvragers geven.

 

Inleiding

Chronische aandoeningen aan het bewegingsapparaat zijn meestal aandoeningen die met pijn gepaard gaan. Ziekten als Duchenne en ALS zijn zeer ingrijpend voor de zorgvrager. Ze zijn progressief: de toestand van de zorgvrager kan alleen maar achteruitgaan. Dit vraagt om veel inlevingsvermogen en begrip van de zorgverleners. Reuma en osteoporose kennen juist veel verschijningsvormen. Andere aandoeningen, zoals botbreuken, zijn vaak minder ernstig. Je zult zorgvragers met aandoeningen aan het bewegingsapparaat vaak tegenkomen in het verpleeghuis of de thuiszorg. (Bron: Zorgpad)

Voorbereiding

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Ziekten van het bewegingsapparaat (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

16.2 Reuma

Reuma

Atrose

Reumatoïde artritis

Ziekte van Bechterew

Verpleegkundige aandachtspunten

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdracht uit het leerpad Ziekten van het bewegingsapparaat (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Pas je kennis toe behorend bij 16.2 Reuma

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:

Je kunt bij de zorgvragers met aandoeningen aan het bewegingsapparaat zoals:  beenamputatie, ALS, Duchenne spierdystrofie, fracturen en osteoporose het volgende:

  • de oorzaak, symptomen, diagnosestelling, behandeling, complicaties, prognose en preventie beschrijven.  
  • minimaal drie aandachtspunten in de specifieke zorg voor zorgvragers met aandoeningen aan het bewegingapparaat die je tegenkomt in de praktijk toelichten.
  • minimaal drie adviezen en/of tips aan de zorgvragers geven.

Vervolgens ga je met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Ziekten van het bewegingsapparaat (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

Maak de keuze of je aan de slag gaat met kennisopdrachten over beenamputatie (opdracht 1), kennisopdrachten over ALS, Duchenne spierdystrofie en osteoporose (opdracht 2), of kennisopdrachten over fracturen (opdracht 3). Bepaal dit op basis van je persoonlijke leervraag.

Opdracht 1

  • Pas je kennis toe behorend bij 16.3 Beenamputatie

Opdracht 2

  • Pas je kennis toe behorend bij 16.4 ALS
  • Pas je kennis toe behorend bij 16.5 De ziekte van Duchenne
  • Pas je kennis toe behorend bij 16.7 Osteoporose

Opdracht 3

  • Pas je kennis toe behorend bij 16.6 Fracturen

3.12 Ongevallen en trauma

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

  • Je kunt de keten van hulpverlening bij een ongeval of trauma beschrijven.
  • Je kunt uitleggen wat wervelletsel en neurotrauma inhouden, waaruit onderzoek en behandeling bestaan en welke specifieke verpleegkundige aandachtspunten er zijn.
  • Je kunt uitleggen wat thoraxtrauma inhoudt, waaruit onderzoek en behandeling bestaan en welke specifieke verpleegkundige aandachtspunten er zijn.
  • Je kunt uitleggen wat buik- en bekkentrauma inhoudt, waaruit onderzoek en behandeling bestaan en welke specifieke verpleegkundige aandachtspunten er zijn.
  • Je kunt uitleggen wat trauma van de extremiteiten inhoudt, waaruit onderzoek en behandeling bestaan en welke specifieke verpleegkundige aandachtspunten er zijn.

 

Inleiding

Na een trauma of een ongeval varieert de zorg van een zorgvrager met een enkelvoudige breuk tot een zorgvrager met ernstige bloedingen een verlaagd bewustzijn. Elk trauma kan ernstige lichamelijke en psychosociale gevolgen hebben. Bij een trauma of een ongeval zijn verschillende disciplines betrokken, al voordat de zorgvrager in het ziekenhuis arriveert. De verpleegkundige is in alle fases van de zorg, zowel preklinisch, klinisch als bij de revalidatie na het trauma of ongeval betrokken. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Ongevallen en trauma (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

1.2 Zorgtraject binnen de traumatologie

Zorgtraject binnen de traumatologie

1.3 Soorten trauma’s

Indeling ongevallen en trauma

Thoraxtrauma

Buik- en bekkentrauma

Trauma van de extremiteiten

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Ongevallen en trauma (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Pas je kennis toe behorend bij 1.2 Zorgtraject binnen de traumatologie
  • Test je kennis behorend bij 1.3 Soorten trauma’s

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:

  • Je kunt uitleggen wat wervelletsel en neurotrauma inhouden, waaruit onderzoek en behandeling bestaan en welke specifieke verpleegkundige aandachtspunten er zijn.

Indien er tijd over is ga je met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Ongevallen en trauma (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Pas je kennis toe behorend bij 1.3 Soorten trauma’s

3.13 Kennis over aanvullende diagnostische onderzoeken

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

  • Je kunt uitleggen hoe röntgenologisch onderzoek plaatsvindt.
  • Je kunt een zorgvrager ondersteunen bij de veelvoorkomende röntgenfoto's.
  • Je kunt uitleggen hoe een CT-scan plaatsvindt.
  • Je kunt uitleggen wat verpleegkundige aspecten bij röntgenologisch onderzoek inhouden.
  • Je kunt uitleggen hoe echografisch onderzoek plaatsvindt.
  • Je kunt uitleggen hoe MRI-onderzoek plaatsvindt.
  • Je kunt uitleggen hoe nucleair onderzoek plaatsvindt.
  • Je kunt uitleggen wat verpleegkundige aspecten bij beeldvormende onderzoeken inhouden.
  • Je kunt uitleggen wat functieonderzoeken inhouden.
  • Je kunt uitleggen welke vormen van hartfunctieonderzoek er zijn, wat ze inhouden en welke verpleegkundige aspecten erbij komen kijken.
  • Je kunt uitleggen welke vormen van neurologisch onderzoek er zijn, wat ze inhouden en welke verpleegkundige aspecten erbij komen kijken.
  • Je kunt uitleggen welke vormen van longfunctieonderzoek er zijn, wat ze inhouden en welke verpleegkundige aspecten erbij komen kijken.
  • Je kunt de diagnostische en therapeutische onderzoeken en behandelingen benoemen van endoscopieën via holle organen, gewrichten en de buikholte.
  • Je kunt de kenmerken en voorbereiding beschrijven van endoscopiëen via holle organen, gewrichten en de buikholte.
  • Je kunt complicaties van endoscopiëen benoemen passend bij de soort endoscopie.
  • Je kunt beschrijven welke zorg een zorgvrager die een endoscopie heeft ondergaan, nodig heeft en dit toepassen in de praktijk.
  • Je kunt beschrijven wat een punctie en een biopsie is.
  • Je kunt verpleegkundige aandachtspunten benoemen van vier verschillende puncties: pleura-, liquor-, crista- of sternum- of een ascitespunctie en toepassen in de praktijk.
  • Je kunt redenen en bijzonderheden opsommen van puncties in verschillende soorten weefsels of vloeistof.

 

Inleiding

Gedegen onderzoek is van groot belang bij het diagnosticeren en behandelen van een zorgvrager met een ziekte of aandoening. Dit kan via een beeldvormend onderzoek en/of een functieonderzoek. Bij beeldvormend onderzoek wordt een beeld van een deel van het inwendige lichaam gemaakt. Denk aan rontgenfoto's, echografie, CT-scan en echografie. Dit is het terrein van radiologie en nucleaire geneeskunde. Bij functieonderzoek wordt gekeken of een orgaan nog wel goed werkt. Functieonderzoeken zijn diagnostische testen om een diagnose te ondersteunen. Dit kan op verschillende manieren namelijk via een hartonderzoek, longfunctieonderzoek of neurologisch onderzoek. Als verpleegkundige heb je bij sommige onderzoeken een ondersteunende rol. Daarnaast bereid je de zorgvrager voor op het geplande onderzoek.

Als verpleegkundige ben je niet altijd aanwezig bij een endoscopie, biopsie of punctie, maar bereid je de zorgvrager wel voor op deze onderzoeken. Een scopie of ander onderzoek kan spanning opleveren, omdat er een belangrijke diagnose van af kan hangen. Ook speelt de angst voor pijn een rol bij de zorgvrager. Als je als verpleegkundige assisteert bij een scopie, biopsie of punctie is geruststellen en informeren van de zorgvrager een belangrijke taak naast het aangeven van de juiste materialen aan de arts. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Begeleiden bij beeldvormende onderzoeken en functieonderzoeken (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekenhuis.

6.2 Röntgenologisch onderzoek

Röntgenologisch onderzoek

6.3 Overige beeldvormende onderzoeken

Overige beeldvormende onderzoeken

6.4 Functieonderzoek

Functieonderzoek

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Begeleiden bij beeldvormende onderzoeken en functieonderzoeken (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekenhuis.

  • Test je kennis behorend bij 6.2 Röntgenologisch onderzoek
  • Test je kennis behorend bij 6.3 Overige beeldvormende onderzoeken
  • Test je kennis behorend bij 6.4 Functieonderzoek

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen uit het leerpad Begeleiden bij endoscopieën, puncties en biopsieën (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekenhuis.

  • Je kunt de diagnostische en therapeutische onderzoeken en behandelingen benoemen van endoscopieën via holle organen, gewrichten en de buikholte.
  • Je kunt de kenmerken en voorbereiding beschrijven van endoscopiëen via holle organen, gewrichten en de buikholte.
  • Je kunt complicaties van endoscopiëen benoemen passend bij de soort endoscopie.
  • Je kunt beschrijven welke zorg een zorgvrager die een endoscopie heeft ondergaan, nodig heeft en dit toepassen in de praktijk.
  • Je kunt beschrijven wat een punctie en een biopsie is.
  • Je kunt verpleegkundige aandachtspunten benoemen van vier verschillende puncties: pleura-, liquor-, crista- of sternum- of een ascitespunctie en toepassen in de praktijk.
  • Je kunt redenen en bijzonderheden opsommen van puncties in verschillende soorten weefsels of vloeistof.

Je hebt de keuze om de onderwijsactiviteit uitgevoerd door de docent te volgen of zelfstandig het leerpad door te nemen.

Vervolgens ga je (indien er tijd over is) met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Begeleiden bij endoscopieën, puncties en biopsieën (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekenhuis.

  • Test je kennis behorend bij 5.2 Endoscopieën
  • Test je kennis behorend bij 5.3 Puncties en biopsieën

3.14 Toets blok 3 deel 3

De afgelopen weken hebben jullie gewerkt aan de leerdoelen behorend bij de lessen/onderwerpen:

  • Het bewegingsstelsel
  • Ziekten van het bewegingsapparaat
  • Ongevallen en trauma
  • Kennis over aanvullende diagnostische onderzoeken (dit onderdeel wordt niet in onderdeel 1, de kennistoets, getoetst)

De toets bestaat uit twee onderdelen.

Onderdeel 1: Kennistoets

Onderdeel 2: Uitwerking casuïstiek

Beide onderdelen moeten behaald zijn met een voldoende.

Bij de kennistoets geldt een cijfer 5,5 of hoger als voldoende.

Bij de uitwerking van het ziektebeeld geldt een voldaan als voldoende.

Bij een onvoldoende van 1 of meer onderdelen is er een herkansing mogelijk. Deze plan je in overleg met de docent in. Ook ga je in overleg met je docent wat je nodig hebt in de voorbereiding op de volgende kans. Bij nogmaals een onvoldoende verwijzen we je door na de procedure die geld bij AFZ. Zie hiervoor de introductie van blok 1.

Onderdeel 1: Kennistoets

In deze kennistoets krijg je 28 meerkeuzevragen. Het juiste antwoord zit er altijd tussen. De vragen gaan over verschillende leerdoelen die in dit blok centraal stonden. Je krijgt dus over verschillende onderwerpen vragen.

De kennistoets wordt door de docent klaargezet in Kwizl.

Ga naar de website www.kwilz.eu. Klik op inloggen. Log in met Office 365. Hier zie je de klaargezette toets AFZ Verpleegkunde toets blok 3 deel 3. Cesuur van de toets ligt op 65%.

Je mag Zorgpad of andere literatuur niet gebruiken tijdens de toetsing. De docent krijgt een exit-alert als je de pagina verlaat. Op de tafel is alleen laptop, eventueel wat water en pen en blanco papier aanwezig. Overige spullen zitten in je tas.

Onderdeel 2: Uitwerking casuïstiek

Je maakt onderstaande casus uit het leerpad Begeleiden bij beeldvormende onderzoeken en functieonderzoeken (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekenhuis.

  • Casus Meneer De Zwart behorend bij 6.5 Integratie

Bij de uitwerking van de opdracht mag je (in tegenstelling tot onderdeel 1) wel naslagwerk gebruiken. Dit kan zijn Zorgpad of andere literatuur. Let er wel op dat niet alle sites van Google betrouwbaar zijn. Kijk dus goed naar de bron die je gebruikt.

De opdracht wordt door jou zelf beoordeeld in Zorgpad. Op basis hiervan formuleer je leervragen. De uitslag en je leervragen bespreek je met de docent.

Succes!

Blok 4 Inleiding

Welkom bij blok 4.

In dit laatste blok staan weer een aantal anatomie, fysiologie en ziekteleer onderwerpen centraal. Dit zijn:

  • Het spijsverteringsstelsel
  • Ziekten van het spijsverteringskanaal
  • Ziekten van het spijsverteringsstelsel en uitscheidingsstelsel
  • Ziekten van keel, neus, oren en strottenhoofd
  • Oncologie
  • Transplantatie

Dit blok sluit je af met twee toetsen. Bij de laatste toetsing is het klinisch redeneren ook een belangrijk onderdeel. Hierbij kan je gebruik maken van je kennis over de zes stappen van klinisch redeneren.

Via de docent krijg je te horen wanneer de onderdelen van de toetsing moeten worden gemaakt en (indien nodig) ingeleverd.

Vergeet tot slot niet je eigen leervragen te formuleren en deze mee te nemen naar de lessen.  

Veel plezier met werken en leren in dit afsluitende blok. Succes!

4.1 Het spijsverteringsstelsel

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

  • Je kunt de onderdelen van het spijsverteringskanaal benoemen.
  • Je kunt voedingsstoffen benoemen en beschrijven hoe ze worden verteerd tot bouwstenen die door de darm kunnen worden opgenomen.
  • Je kunt de ligging, bouw en functie van de onderdelen van het bovenste deel van het spijsverteringskanaal (tot en met de maag) beschrijven.
  • Je kunt uitleggen hoe het slik- en braakproces verloopt.
  • Je kunt de ligging, bouw en functie van de onderdelen van het onderste deel van het spijsverteringskanaal (na de maag) beschrijven.
  • Je kunt beschrijven hoe en waar voedingsstoffen worden verteerd en geresorbeerd.
  • Je kunt de ligging, bouw en functie van de lever en pancreas bij de spijsvertering beschrijven.
  • Je kunt uitleggen hoe het defecatieproces verloopt.
  • Je kunt functies van de lever en pancreas beschrijven (andere functies dan die bij de spijsvertering).
  • Je kunt stofwisseling van eiwit, vet en koolhydraten in de cel beschrijven.
  • Je kunt pancreashormonen en hun functie benoemen.
  • Je kunt de ligging en functie van het buikvlies beschrijven.
  • Je kunt aangeven wat je kunt observeren aan de spijsvertering (slikken, braken, ontlasting, ontlastingspatroon).
  • Je kunt aandachtspunten noemen voor het observeren van ontlasting , het ontlastingspatroon en de voedingstoestand.

 

Inleiding

De chemische bouw van voedingsstoffen, en de vertering daarvan in kleinere stoffen die kunnen worden opgenomen vanuit het spijsverteringsstelsel, worden toegelicht. De bouw van de spijsverteringsorganen en hun functie bij de spijsvertering worden besproken. De samenstelling van ontlasting komt aan bod, evenals het proces dat uitscheiding van ontlasting (defecatie) regelt. Deze kennis is belangrijk, omdat voeding en observeren van de voedingstoestand en ontlasting de verpleegkundige informatie kunnen geven over de gezondheid van de zorgvrager. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Het spijsverteringsstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

3.2 Verteringsproces en organen van het spijsverteringsstelsel

Verteringsproces en organen van het spijsverteringsstelsel

Voedingsstoffen

3.3 Van de mond naar de maag

De mond

Slikken

De maag

3.4 Darmen

Bouw en functie van de darmen

Dunne darm

Dikke darm en endeldarm

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak de onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het spijsverteringsstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

  • Test je kennis behorend bij 3.2 Verteringsproces en organen van het spijsverteringsstelsel
  • Test je kennis 1 en 3 behorend bij 3.3 Van de mond naar de maag
  • Test je kennis 1 en 3 behorend bij 3.4 Darmen

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent daarnaast de volgende leerdoelen:

  • Je kunt de ligging, bouw en functie van de lever en pancreas bij de spijsvertering beschrijven.
  • Je kunt uitleggen hoe het defecatieproces verloopt.
  • Je kunt functies van de lever en pancreas beschrijven (andere functies dan die bij de spijsvertering).
  • Je kunt stofwisseling van eiwit, vet en koolhydraten in de cel beschrijven.
  • Je kunt pancreashormonen en hun functie benoemen.
  • Je kunt de ligging en functie van het buikvlies beschrijven.
  • Je kunt aangeven wat je kunt observeren aan de spijsvertering (slikken, braken, ontlasting, ontlastingspatroon).
  • Je kunt aandachtspunten noemen voor het observeren van ontlasting , het ontlastingspatroon en de voedingstoestand.

Vervolgens ga je met leerdoelen aan de slag in onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Het spijsverteringsstelsel leerpad Het spijsverteringsstelsel (Collectie: Zorg algemeen 4 VP) thema: Anatomie fysiologie.

Maak de keuze of je aan de slag gaat met kennisopdrachten over lever, alvleesklier en buikvlies (opdracht 1) of kennisopdrachten over observeren (opdracht 2). Bepaal dit op basis van je persoonlijke leervraag.

Opdracht 1

  • Test je kennis 1 en 3 behorend bij 3.5 Lever, alvleesklier, buikvlies

Opdracht 2

  • Test je kennis behorend bij 3.6 Observeren
  • Pas je kennis toe behorend bij 3.6 Observeren

4.2 Ziekten van het spijsverteringskanaal

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

  • Je kunt ziekten van de slokdarm onderscheiden.
  • Je kunt oorzaken, symptomen, onderzoek en behandeling van ziekten van de slokdarm benoemen.
  • Je kunt ziekten van de maag onderscheiden.
  • Je kunt oorzaken, symptomen, onderzoek en behandeling van ziekten van de maag benoemen.
  • Je kunt ziekten van de dunne darm onderscheiden.
  • Je kunt oorzaken, symptomen, onderzoek en behandeling van ziekten van de dunne darm benoemen.
  • Je kunt ziekten van de dikke darm onderscheiden en oorzaken, symptomen, onderzoek en behandeling ervan benoemen.
  • Je kunt de zorg voor een zorgvrager met colitis ulcerosa toelichten.
  • Je kunt aandoeningen van de lever, de galwegen en het buikvlies onderscheiden.
  • Je kunt de anatomie en fysiologie van de galblaas en galwegen onderscheiden.
  • Je kunt de chirurgische ingrepen van de galblaas en de darmen en alvleesklier toelichten en hierbij de postoperatieve aandachtspunten benoemen.

 

Inleiding

Ziekten van het spijsverteringsstelsel zijn de meest voorkomende aandoeningen die je tegenkomt op een interne afdeling. Zowel bij het ontstaan van aandoeningen als bij de behandeling ervan speelt voeding een rol. Ook de leefstijl van iemand kan hierop van invloed zijn. Als klachten toenemen, zullen zorgvragers steeds banger zijn om bepaalde voedingsmiddelen te eten. Dit kan eenzijdige voeding en daardoor weer nieuwe ziekteverschijnselen tot gevolg hebben. Als verpleegkundige heb je deze kennis nodig om goede zorg en begeleiding te kunnen geven. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Ziekten van het spijsverteringskanaal (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

7.3 Ziekten van de slokdarm

Ziekten van de slokdarm

7.4 Ziekten van de maag

Ziekten van de maag

7.5 Ziekten van de dunne darm

Ziekten van de dunne darm

7.6 Ziekten van de dikke darm

Ziekten van de dikke darm

7.7 Overige aandoeningen

Overige aandoeningen

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Ziekten van het spijsverteringskanaal (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Pas je kennis toe behorend bij 7.3 Ziekten van de slokdarm
  • Pas je kennis toe behorend bij 7.4 Ziekten van de maag
  • Pas je kennis toe behorend bij 7.5 Ziekten van de dunne darm
  • Test je kennis behorend bij 7.6 Ziekten van de dikke darm
  • Casus Mevrouw Joossens behorend bij 7.7 Overige aandoeningen

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent vervolgens de volgende leerdoelen:

  • Je kunt de anatomie en fysiologie van de galblaas en galwegen onderscheiden.
  • Je kunt de chirurgische ingrepen van de galblaas en de darmen en alvleesklier toelichten en hierbij de postoperatieve aandachtspunten benoemen.

Indien er tijd over is maak je alleen of in tweetallen de bijbehorende kennisopdrachten uit het leerpad Ziekten van het spijsverteringskanaal (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Pas je kennis toe behorend bij 7.8 Chirurgische ingrepen

De beschreven theorie bij 7.8 mag je hierbij als naslagwerk gebruiken.

4.3 Ziekten van het spijsverteringsstelsel en uitscheidingsstelsel

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

  • Je kunt verschillende vormen van hepatitis, de oorzaken, symptomen, onderzoek en behandeling onderscheiden.
  • Je kunt verschillende vormen van nierinsufficiëntie benoemen.
  • Je kunt de oorzaken, symptomen, onderzoek, behandeling en verpleegkundige aandachtspunten van chronische nierinsufficiëntie benoemen.

 

Inleiding

Zowel bij het ontstaan van aandoeningen van het spijsverterings- en uitscheidingsstelsel als bij de behandeling ervan speelt voeding een rol. Ook de leefstijl van iemand kan hierop van invloed zijn. Als de klachten toenemen, zullen zorgvragers steeds banger zijn om bepaalde voedingsmiddelen te eten. Dit kan eenzijdige voeding en daardoor nieuwe ziekteverschijnselen tot gevolg hebben. Als verpleegkundige heb je deze kennis nodig om zorgvragers met ziekten van het spijsverterings- en uitscheidingsstelsel te kunnen verzorgen en begeleiden. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad Ziekten van het spijsverterings- en uitscheidingsstelsel (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

17.4 Hepatitis

Hepatitis

17.5 Chronische nierinsufficiëntie

Chronische nierinsufficiëntie

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad Ziekten van het spijsverterings- en uitscheidingsstelsel (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Pas je kennis toe behorend 17.4 Hepatitis
  • Test je kennis vraag A en B behorend bij 17.5 Chronische nierinsufficiëntie

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent vervolgens het volgende leerdoel:

  • Je kunt de oorzaken, symptomen, onderzoek, behandeling en verpleegkundige aandachtspunten van chronische nierinsufficiëntie benoemen.

Na het onderwijsleergesprek maak je alleen of in tweetallen de bijbehorende kennisopdrachten uit het leerpad Ziekten van het spijsverterings- en uitscheidingsstelsel (Collectie: Zorg specifiek 4 VP) thema: Ziekteleer.

  • Casus Mevrouw Beerta behorend bij 17.5 Chronische nierinsufficiëntie

Afsluitend ga je aan de slag met kennisopdrachten over hepatitis (opdracht 1) of kennisopdrachten over chronische nierinsufficiëntie (opdracht 2). Bepaal je keuze op basis van je leervragen.

Opdracht 1

  • Casus Marleen Strikkers behorend bij 17.4 Hepatitis

Opdracht 2

  • Pas je kennis toe behorend bij 17.5 Chronische nierinsufficiëntie

4.4 Toets blok 4 deel 1

De afgelopen weken hebben jullie gewerkt aan de leerdoelen behorend bij de lessen/onderwerpen:

  • Het spijsverteringsstelsel
  • Ziekten van het spijsverteringskanaal
  • Ziekten van het spijsverteringsstelsel en uitscheidingsstelsel

De toets bestaat uit twee onderdelen.

Onderdeel 1: Kennistoets

Onderdeel 2: Uitwerking ziektebeeld

Beide onderdelen moeten behaald zijn met een voldoende.

Bij de kennistoets geldt een cijfer 5,5 of hoger als voldoende.

Bij de uitwerking van het ziektebeeld geldt een voldaan als voldoende.

Bij een onvoldoende van 1 of meer onderdelen is er een herkansing mogelijk. Deze plan je in overleg met de docent in. Ook ga je in overleg met je docent wat je nodig hebt in de voorbereiding op de volgende kans. Bij nogmaals een onvoldoende verwijzen we je door na de procedure die geld bij AFZ. Zie hiervoor de introductie van blok 1.

Onderdeel 1: Kennistoets

In deze kennistoets krijg je 31 meerkeuzevragen. Het juiste antwoord zit er altijd tussen. De vragen gaan over verschillende leerdoelen die in dit blok centraal stonden. Je krijgt dus over verschillende onderwerpen vragen.

De kennistoets wordt door de docent klaargezet in Kwizl.

Ga naar de website www.kwilz.eu. Klik op inloggen. Log in met Office 365. Hier zie je de klaargezette toets AFZ Verpleegkunde toets blok 4 deel 1. Cesuur van de toets ligt op 65%.

Je mag Zorgpad of andere literatuur niet gebruiken tijdens de toetsing. De docent krijgt een exit-alert als je de pagina verlaat. Op de tafel is alleen laptop, eventueel wat water en pen en blanco papier aanwezig. Overige spullen zitten in je tas.

Onderdeel 2: Uitwerking ziektebeeld

De opdracht is toegevoegd als bestand. Bij de uitwerking van de opdracht mag je (in tegenstelling tot onderdeel 1) wel naslagwerk gebruiken. Dit kan zijn Zorgpad of andere literatuur. Let er wel op dat niet alle sites van Google betrouwbaar zijn. Kijk dus goed naar de bron die je gebruikt.

De opdracht wordt beoordeeld met de volgende beoordelingscriteria:

Naam student

Groep

Beoordeling                       o Voldaan                     o Niet voldaan

De eindopdracht is voldaan als aan 9 van de 10 criteria is voldaan

Criteria

Voldaan

Niet voldaan

Alle onderdelen van de opdracht zijn correct uitgewerkt.

 

 

Er is gekozen voor een ziektebeeld uit de gegeven voorbeelden.

 

 

De uitwerking is in eigen woorden geschreven (niet geknipt en geplakt van internet of andere bronnen).

 

 

Er is minimaal 1 oorzaak beschreven.

 

 

Er worden minimaal 3 symptomen beschreven die kloppen bij het ziektebeeld.

 

 

Er is minimaal 1 behandeling beschreven en uitgelegd waarom deze behandeling wordt aanbevolen.

 

 

Er zijn minimaal 2 complicaties beschreven die kloppen bij het ziektebeeld.

 

 

Bij de symptoombeschrijving is onderscheid gemaakt tussen acute fase, revalidatiefase en chronische fase.

 

 

De beschreven prognose is kloppend.

 

 

Bij preventie, zorg en begeleiding is beredeneert welke verpleegkundige zorg er geboden moet worden.

 

 

 

De opdracht lever je in via Teams, volgens de afspraak die de docent heeft gemaakt.

Wissel (na beoordeling van de docent) de uitwerking van de ziektebeelden uit met je medestudenten en deel je bronnen.

Succes!

4.5 Ziekten van keel, neus, oren en strottenhoofd

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

  • Je kunt de pathologie van de volgende ziekten toelichten: tonsillitis, laryngitis, stembandpoliepen en -knobbeltjes, laryngitis en tumoren.
  • Je kunt de pathologie van de volgende ziekten toelichten: poliepen, septumproblemen, adenoïtis en snurken.
  • Je kunt de pathologie van de volgende aandoeningen toelichten: hoorstoornissen, ziekte van Ménière, middenoorontsteking en overige ooraandoeningen.
  • Je kunt de operaties tonsillectomie en septumcorrectie en de verpleegkundige zorg toelichten.
  • Je kunt zorgvragers verplegen nadat de keelamandelen operatief zijn verwijderd.

 

Inleiding

In ziekenhuizen kun je zorgvragers met aandoeningen aan de keel, de neus en oren tegenkomen op een aparte afdeling kno of op allerlei afdelingen. Meestal worden deze zorgvragers op een afdeling voor kortdurende opnames opgenomen. Aandoeningen en operaties in het gebied van keel, neus en oren zijn vaak pijnlijk en bloederig, omdat zich in deze lichaamsdelen veel bloedvaten en zenuwen bevinden. Als verpleegkundige herken je ziekten van keel, neus, oren en strottenhoofd en kun je deze zorgvragers verplegen. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad 1.9 Ziekten van keel, neus, oren en strottenhoofd van thema: Ziekteleer.

Ziekten van de keel

Ziekten van de keel

Ziekten van de neus

Ziekten van de neus

Oor- en gehoorziekten

Oor- en gehoorziekten

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad 1.9 Ziekten van keel, neus, oren en strottenhoofd van thema: Ziekteleer.

A Introductie                                                       Opstapopdracht

B De mond, de keel, de neus en de oren           Pas je kennis toe 

Maak vervolgens op basis van de gelezen theorie een keuze of je de kennisopdrachten behorend bij ziekten van de keel (opdracht 1), ziekten van de neus (opdracht 2) of oor- en gehoorziekten (opdracht 3) maakt. Baseer deze keuze op basis van je eigen leervragen.

Opdracht 1

C Ziekten van de keel               Pas je kennis toe

Opdracht 2

D Ziekten van de neus              Pas je kennis toe 

Opdracht 3

E Oor- en gehoorziekten           Test je kennis en Pas je kennis toe

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent vervolgens de volgende leerdoelen:

  • Je kunt de operaties tonsillectomie en septumcorrectie en de verpleegkundige zorg toelichten.
  • Je kunt zorgvragers verplegen nadat de keelamandelen operatief zijn verwijderd.

Afsluitend maak je alleen of in tweetallen de bijbehorende kennisopdrachten uit het leerpad 1.9 Ziekten van keel, neus, oren en strottenhoofd van thema: Ziekteleer.

E Oor- en gehoorziekten              Casus Mevrouw Roodenburg

F Chirurgische ingrepen               Test je kennis 

F Chirurgische ingrepen               Pas je kennis toe 

De beschreven theorie bij de hoofdstukken mag je hierbij als naslagwerk gebruiken.

4.6 Oncologie

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

  • Je kunt verschillende soorten tumoren onderscheiden en de oorzaken, symptomen en sterfte van kanker toelichten.
  • Je kunt diverse diagnostische onderzoeken en behandelingen (waaronder operatie, bestraling, cytostatica, immunotherapie, stamceltransplantatie, hyperthermie, palliatieve en alternatieve behandeling) onderscheiden.

 

Inleiding

Kanker kan iedereen treffen. Kanker wordt soms per toeval ontdekt, soms bij een operatie of een onderzoek. Er zijn verschillende bevolkingsonderzoeken waarbij kanker vroegtijdig wordt opgespoord. Daardoor kan de behandeling tijdig beginnen, met een grotere genezingskans. Er zijn meer dan honderd vormen van kanker en diverse behandelingsmogelijkheden. Hoe de behandeling eruitziet, hangt af van het type kanker en de ernst ervan. De behandeling is vaak ingrijpend. De verpleging van een zorgvrager met kanker stelt hoge eisen aan de verpleegkundige. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad 1.13 Oncologie van thema: Ziekteleer.

Kanker

Tumoren

Oorzaken van kanker

Sterfte door kanker

Symptomen van kanker

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad 1.13 Oncologie van thema: Ziekteleer.

A Introductie                       Opstapopdracht

B Kanker                            Test je kennis

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent vervolgens de volgende leerdoelen:

  • Je kunt diverse diagnostische onderzoeken en behandelingen (waaronder operatie, bestraling, cytostatica, immunotherapie, stamceltransplantatie, hyperthermie, palliatieve en alternatieve behandeling) onderscheiden.

Indien er tijd over is ga je aan de slag met onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad 1.13 Oncologie van thema: Ziekteleer.

C Behandeling van kanker                 Test je kennis

C Behandeling van kanker                 Pas je kennis toe

Tip (gezien de tijd): scrol eerst door de vragen heen en maak de vragen passend bij jouw leervragen.

4.7 Transplantatie

De verpleegkundige als zorgverlener

Leerdoelen

  • Je kunt uitleggen hoe de registratie van donoren in Nederland is geregeld.
  • Je kunt globaal schetsen hoe het proces bij een transplantatie gaat.
  • Je kunt complicaties na een bloedtransfusie herkennen en je weet hoe te handelen.
  • Je kunt twee vormen van postmortale transplantatie toelichten.
  • Je kunt meerdere algemene en orgaanspecifieke contra-indicaties opsommen bij transplantatie.
  • Je kunt de rol van de verpleegkundige in de begeleiding van zorgvragers bij transplantatie verwoorden.
  • Je kunt de verschillende vormen van niertransplantatie toelichten.
  • Je kunt lichamelijke en psychische problemen benoemen waar een zorgvrager mee te maken krijgt na transplantatie van een orgaan.

 

Inleiding

Zorgvragers die wachten op transplantatie of een transplantatie hebben ondergaan, kom je als verpleegkundige niet zo vaak tegen. Maar bloedtransfusies, ook een vorm van transplantatie, kom je wel vaak tegen. Als verpleegkundige heb je te maken met de donor, de ontvanger én de familie. Bijvoorbeeld als een familielid een nier wil afstaan of als een potentiële donor overlijdt. De begeleiding van zowel de donor, de ontvanger of de familie kan intensief zijn. (Bron: Zorgpad)

Huiswerk

Lees ter voorbereiding op de les de theorie van het leerpad 1.14 Transplantatie van thema: Ziekteleer.

Orgaandonatie

Donatie van organen, weefsel en bloed

Weefselbanken

Bloedbanken

Transplantaties

Transplantaties

Na de transplantatie

Na de transplantatie

Opdracht

Bekijk na het lezen van het huiswerk de leerdoelen. Noteer eventueel vragen voor tijdens de onderwijsactiviteit. De docent gaat hier begin van de onderwijsactiviteit op in tijdens een onderwijsleergesprek.

Opdracht studieactiviteit

Maak onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad 1.14 Transplantatie van thema: Ziekteleer.

B Orgaandonatie                    Test je kennis 

C Transplantaties                   Test je kennis 

D Na de transplantatie           Test je kennis 

Onderwijsactiviteit

De docent inventariseert de vragen naar aanleiding van het huiswerk en de opdrachten die gemaakt zijn tijdens de studieactiviteit. Tijdens een onderwijsleergesprek behandeld de docent deze vragen.

Ga vervolgens individueel of in tweetallen aan de slag met onderstaande kennisopdrachten uit het leerpad 1.14 Transplantatie van thema: Ziekteleer.

B Orgaandonatie                    Casus Mevrouw Bouman

Maak zo nodig gebruik van de theorie behorend bij de casus.

4.8 Toets blok 4 deel 2

De afgelopen weken hebben jullie gewerkt aan de leerdoelen behorend bij de lessen/onderwerpen:

  • Ziekten van keel, neus, oren en strottenhoofd
  • Oncologie
  • Transplantatie

De toets bestaat uit één onderdeel wat behaald moet worden met een voldoende.

Bij een onvoldoende van 1 of meer onderdelen is er een herkansing mogelijk. Deze plan je in overleg met de docent in. Ook ga je in overleg met je docent wat je nodig hebt in de voorbereiding op de volgende kans. Bij nogmaals een onvoldoende verwijzen we je door na de procedure die geld bij AFZ. Zie hiervoor de introductie van blok 1.

Voor deze toets maak je onderstaande casus uit het leerpad 1.14 Transplantatie van thema: Ziekteleer.

E Integratie                                        Casus Ibrahim Rachid

Bij de uitwerking van de opdracht mag je naslagwerk gebruiken. Dit kan zijn Learnbeat of andere literatuur. Let er wel op dat niet alle sites van Google betrouwbaar zijn. Kijk dus goed naar de bron die je gebruikt.

De opdracht wordt beoordeeld met de volgende beoordelingscriteria:

Naam student

Groep

Beoordeling                       o Voldaan                     o Niet voldaan

De eindopdracht is voldaan als aan 9 van de 9 criteria is voldaan

Criteria

Voldaan

Niet voldaan

Alle onderdelen van de opdracht zijn uitgewerkt.

 

 

Bij onderdeel A zijn 3 van de 4 vragen goed beantwoord.

 

 

Bij onderdeel B zijn 3 van de 4 vragen goed beantwoord.  

 

 

Bij onderdeel C zijn 3 van de 4 vragen goed beantwoord.  

 

 

Bij onderdeel D zijn 3 van de 4 vragen goed beantwoord.  

 

 

Bij onderdeel E zijn alle 3 de vragen goed beantwoord.  

 

 

Bij onderdeel F zijn 3 van de 4 vragen goed beantwoord.  

 

 

Bij onderdeel G zijn 3 van de 4 vragen goed beantwoord.  

 

 

Bij onderdeel H zijn 3 van de 4 vragen goed beantwoord.  

 

 

 

De uitwerking van de opdracht zal door de docent beoordeeld worden in Learnbeat. Je bespreekt met de docent wanneer deze opdracht afgerond moet zijn.

Succes!

  • Het arrangement Module 12 Verpleegkunde regulier (MoD12) AFZ is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2024-02-26 09:57:45
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Module Anatomie Fysiologie en Ziekteleer (AFZ)
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur 0 minuten

    Bronnen

    Bron Type
    Dementie samengevat in een korte film
    https://www.youtube.com/watch?v=DYRTNFiK_iM
    Video
    Dementie samengevat in een korte film
    https://www.youtube.com/watch?v=DYRTNFiK_iM
    Video
    Klinisch redeneren bij delier
    https://player.hihaho.com/embed/16639407-5a99-480c-a1bb-ad1c75017019
    Video

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    FLOW 2 Verpleegkunde Verkort. (z.d.).

    Module 12 Verpleegkunde (MoD12) AFZ

    https://maken.wikiwijs.nl/190388/Module_12_Verpleegkunde__MoD12__AFZ

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.