Inleiding
In deze praktijkles doen we proefjes die eenvoudig uit te voeren zijn met huis-, tuin, en keukenmiddelen. De onderwerpen zijn:
- Drijven en zinken.
- Dichtheid van water beinvloeden.
- Mengsels oplossingen, suspenties en emulsies.
- Het scheiden van mengsels.
- Aggregatietoestanden.
Van elk onderwerp is een proef beschreven welke in een klein groepje makkelijk uit te voeren is. Deze proeven hebben voor jullie een grote mate van zelfstandigheid. Voor de doelgroep basisschool scholieren zul je dit meer moeten omlijsten met werkinstructie's en invulbladen. Hier kan je zelf wel een voorstelling van maken. Voer alle proeven achter elkaar uit.
Het heeft als doel:
- Eigen maken van de leerstof.
- Inspiratie op doen om een leuke interresante les te verzorgen.
Veel plezier met het uitvoeren van de proeven.
Proef 1: Drijven en Zinken
In deze proef wordt duidelijk gemaakt wanneer iets drijft en wanneer iets zinkt. Hiertoe moet je een aantal handelingen verrichten. Volg de instructie nauwkeurig en vraag bij twijfel een docent.
Benodigdheden
- Aluminium blokje
- Houten blokje
- Maatcilinder
- Bekerglas
- Lineaal, geo driehoek of schuifmaat.
Werkwijze
- Weeg een bekerglas van 250 ml op de bovenweger.
- Vul het bekerglas met 150 ml water. Gebruik hiervoor een maatcilinder.
- Weeg het bekerglas met water opnieuw op de bovenweger.
- Bepaal het gewicht van het water.
- Deel de massa van het water in gram door het volume van 150 ml. Massa : Volume noemen we de dichtheid. In dit geval is de eenhiervan g/ml oftewel gram per milliliter. Noteer deze dichtheid.
- Weeg het aluminium blokje.
- Meet de lengte, breedte en hoogte op in cm.
- Bepaal het volume van het blokje in cm3 (V = l x b x h) dit staat gelijk aan het aantal mL
- Laat het blokje aluminium in het water vallen.
- Noteer wat er gebeurt.
- Bereken de dichtheid van aluminium ( Dichtheid = massa : Volume).
- Herhaal stap 1 tot en met 6 met het blokje hout.
- Vergelijk de dichtheden van hout en aluminium met dat van water en de gebeurtenissen drijven/zinken.
- Trek een conclusie van wat je is opgevallen.
Proef 2: Beinvloeden van de dichtheid van water
In deze proef leer je hoe de dichtheid van water beinvloed kan worden door middel van zout toe te voegen.
Benodigdheden
Werkwijze
- Vul een bekerglas met water
- Doe een ongekookt ei in het bekerglas
- Noteer wat er gebeurt
- Haal het ei uit de bekerglas, vul desnoods weer indien nodig.
- Voeg vier eetlepels keukenzout toe.
- Roer goed door, zodat zoveel mogelijk zout oplost.
- Doe het ei weer in het bekerglas
- Noteer wat er gebeurt.
- Wat zegt dit over de dichtheid van water als er zout toegevoegd wordt. Formuleer je antwoord in een zin.
Proef 3: Snoeptomaatje
In deze proef maak je verschillende laagjes van verschillende vloeistoffen. Wat zegt dat over de dichtheid?
Benodigdheden
- Schenkstroop
- olijf- of zonnebloemolie
- snoeptomaatje
- Bekerglas 250 ml
Werkwijze
- Schenk een laagje van ongeveer 50 ml zonnebloemolie in een bekerglas (op het bekerglas staat een maatverdeling).
- Schenk hierbij ongeveer 50 ml water en wacht ongeveer 15 seconden.
- Schenk vervolgens hier 50 ml schenkstroop in.
- Noteer wat er gebeurt.
- Doe vervolgens het snoeptomaatje in het bekerglas.
- Noteer wat er gebeurt.
- Wat zegt dit over de dichtheden van de verschillende vloeistoffen?
Proef 4: Oppervlaktespanning
Oppervlaktespanning is een bijzonder fenomeen. In deze proef krijg je te maken met wat oppervlaktespanning inhoud.
Benodigdheden
- Paperclips
- Bekerglas 250 ml
- Een fliebeltje handzeep uit de automaat bij de deur.
Werkwijze
- Vul het bekerglas volledig met water zodanig dat deze helemaal vol is. Zodanig dat het net niet overloopt. (kop er op)
- Schuif via de rand van het bekerglas de paperclip dusdanig in op het water zodat deze blijft drijven.(Ja dit lukt echt). Zorg dat je meerdere paperclips laat drijven. Gewoon omdat dit kan.
- Als er een paar paperclips blijven drijven dan doe je een beetje handzeep of afwasmiddel aan je vinger.
- Tip met je zeepvinger voorzichtig het water aan. Totdat er wat gebeurt.
- Noteer wat er gebeurt.
Proef 5: Mengsels maken.
Benodigdheden
- Keukenzout
- Zetmeel
- Suiker
- Isopropylalcohol
- Zonnebloem- of olijfolie
Werkwijze
- Pak vijf bekerglazen van 250 ml.
- Vul deze halfvol met water.
- Doe op volgorde in een bekerglas een theelepel, zout, suiker, zetmeel, olie, en isopropylalcohol.
- Roer even goed door.
- Welke stoffen lossen op en welke niet? Noteer je bevindingen.
- Giet de oplossing die niet oplost in twee centrifugebuizen. Als het al is uitgezakt is roer de boel even goed door.
- Centrifugeer de buizen in de centrifuge met 4500 rpm (laat de chemie studenten je helpen)
- Als het centrifugeren klaar is noteer wat er is gebeurt.
- Op welke wanier zou je de vaste stof en de vloeistof nog meer kunnen scheiden?
Proef 6: Het smelten van ijs
Iedereen weet dat ijs smelt als het warm wordt. Bij welke temperaturen?
Benodigdheden
- Hondenbak met ijs. Vers uit de ijsmachine.
- Thermometer.
- Verwarmingsplaat.
- Bekerglas 250 ml
Werkwijze
- Doe het bekerglas driekwart vol met ijs
- Plaats een verwarmingsplaat onder het bekerglas en verwarm het ijs.
- Plaats de thermometer met behulp van een statief halverwege het ijsniveau (laat je helpen door chemie studenten)r
- Noteer elke twee minuten de temperatuur en verwarm door totdat al het ijs gesmolten is.Pas desnoods het niveau van de thermometer aan.
- Zet temperatuur uit (y-as) tegen de temperatuur (x-as)
- Wat valt je op. Wat doet de temperatuur tijdens het smelten?