Haal jij je spellingdiploma?

Vooraf

Werkwoordspelling

Voor wie

Deze leerlijn is bedoeld voor leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs.

 

Doel:

Je leert hoe je werkwoorden correct kunt spellen in een zin of verhaal zonder het gebruik van de spellingcorrectie.

Inhoud:

In deze leerlijn zitten alle werkwoordvormen die je moet weten.

Dit zijn:

Het werkwoord is de persoonsvorm.

  • Tegenwoordige tijd
  • Verleden tijd (sterke en zwakke werkwoorden)

Spelling van andere werkwoorden.

  • Voltooid deelwoord
  • Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
  • Gebiedende wijs
  • Tegenwoordig deelwoord
  • Engelse werkwoorden

Leeractiviteiten

Het werken met deze leerlijn kan het best individueel gebeuren, na uitleg van de leerkracht.

Leerdoelen

Na het doorlopen van deze leerlijn werkwoordspelling kun je:

  • Uitleggen wat de relatie is tussen grammatica en spelling
  • Uitleggen welke werkwoordsvormen er zijn en kan deze herkennen in een zin.
  • Uitleggen wat zwakke en sterke werkwoorden zijn en uitleggen hoe je deze correct vervoegt.
  • Uitleggen hoe je de persoonsvorm in de t.t. en v.t. vervoegt en past dit correct toe in een zin.
  • Uitleggen hoe je het (bijvoeglijk gebruikt) voltooid deelwoord vervoegt en hoe je deze toepast in een zin
  • Uitleggen hoe je het tegenwoordig deelwoord vervoegt en hoe je deze correct toepast in een zin.
  • Uitleggen hoe je Engelse werkwoorden vervoegt en hoe je deze correct toepast in een zin.

 

Rol leraar

De filmpjes geven de nodige uitleg. De docent zorgt voor momenten om vragen te stellen.

Tijd

De benodigde tijd zal per leerling verschillen.

Toetsing

Na het doorlopen van dit arrangement maak je de eindtoets werkwoordspelling. Heb je een score van meer dan 80% behaald? Dan ben je geslaagd en mag je beginnen aan de laatste opdracht: een creatieve schijfopdracht.

Uitleg werkwoordspelling

Kijk naar de onderstaande filmpjes:

 

Bron: www.cambiumned.nl (Arnoud Kuijpers)

Bron: www.cambiumned.nl (Arnoud Kuijpers)

De begrippen

Uitleg van de begrippen

 

o.t.t. = onvoltooid tegenwoordige tijd (de handeling is nog niet afgelopen=onvoltooid).

Meestal zeggen we t.t.

ik-vorm =  stam

jij-vorm voor de persoonsvorm= stam + t

jij-vorm achter de persoonsvorm= stam

hij-vorm = stam + t (hier horen ook bij: zij, het en u)

wij-vorm = hele werkwoord = infinitief = woordenboekvorm

De tweede persoon enkelvoud is: jij en u.

 

o.v.t. = onvoltooid verleden tijd, meestal zeggen we v.t.

zwakke werkwoorden: krijgen –te(n) of –de(n)

sterke werkwoorden: veranderen van klank

 

Voltooid deelwoord = het voltooid deelwoord begint vaak met het voorvoegsel ge-, behalve woorden die al beginnen met de voorvoegsels: be-, ver- of ont-.

vb. gelopen, gewerkt, beantwoord, vergeten.

Bij het voltooid deelwoord hoort altijd een hulpwerkwoord van de voltooide tijd.

Vb.

Ik heb gelopen.

Hij heeft gewerkt.

Ik had de brief beantwoord.

Wij waren de afspraak vergeten.

 

v.t.t. = voltooid tegenwoordige tijd

In deze zin staat een voltooid deelwoord en een hulpwerkwoord van de voltooide tijd in de tegenwoordige tijd.

vb.

Ik heb gelopen.

 

v.v.t. = voltooid verleden tijd

In deze zin staat een voltooid deelwoord en een hulpwerkwoord van de voltooide tijd in de verleden tijd.

vb.

Ik had geholpen.

 

Gebiedende wijs = een bevel of gebod.

vb. Maak je huiswerk!

 

Engelse werkwoorden

In het Nederlands gebruik je soms Engelse werkwoorden. Je schrijft ze op dezefde manier als Nederlandse werkwoorden.

vb. Ik streamde het nummer.

 

 

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord = het voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandige naamwoord.

vb. De gelopen route, de gewerkte uren.

 

Onvoltooid deelwoord= heel werkwoord + d

vb. Hij ging lopend naar huis.

Klaar voor de start?

Het doel van deze online leerlijn werkwoordspelling is dat jij op je eigen niveau zelfstandig kunt werken aan je spellingvaardigheden. Je gaat stapje voor stapje leren hoe je op een logische manier de verschillende spellingregels toe kunt passen. Als je alle onderdelen doorlopen hebt die jij moeilijk vindt óf als je alle vragen van de instaptoets goed beantwoordt, mag je de eindtoets gaan maken. Als je daarvoor slaagt, is je doel bereikt! 

Ben jij klaar voor de start?

Even checken:

  • Heb je je oordopjes bij de hand?
  • Voordat je begint met dit arrangement, bekijk dan allereerst eens onderstaand filmpje:

                        - Waarom is spelling belangrijk?

                        - Waarom worden er zoveel fouten gemaakt in de d/t spelling?

  • Maak daarna de instaptoets: deze toets helpt jou om te kijken wat je al goed kan en waar je nog wat hulp bij kunt gebruiken op het gebied van werkwoordspelling!

 

Bron: Arnoud Kuijpers, via www.youtube.nl

> Instaptoets werkwoordspelling

Wat zijn werkwoorden?

Een werkwoord is een woord dat aangeeft wat je doet. Veel werkwoorden zijn makkelijk te herkennen. Ze geven heel duidelijk informatie over de activiteit die iemand aan het doen is.

Denk maar aan:

  • rennen
  • springen
  • vallen
  • knutselen
  • paardrijden
  • gamen

Toch zijn niet alle werkwoorden even goed herkenbaar als je alleen naar deze eigenschap kijkt.
Dit zijn ook werkwoorden, terwijl ze veel minder duidelijk een activiteit aangeven:

  • gaan
  • twijfelen
  • bedenken
  • beheersen
  • zijn
  • hebben

Daarom is het handig om nog wat meer over werkwoorden te weten.

Werkwoorden kun je vervoegen. Dat betekent dat je ze in verschillende vormen kunt gebruiken. Welke vorm je gebruikt, hangt af van de persoon die de handeling uitvoert en van de tijd waarin de zin staat.

Laten we als voorbeeld eens kijken naar het werkwoord dansen. De vervoegingen van dat werkwoord zien er als volgt uit:

Tegenwoordige tijd                     Verleden tijd
Ik dans Ik danste
Jij/je/u danst Jij/je/u danste
Hij/zij/het danst Hij/zij/het danste
   
Wij dansen Wij dansten
Jullie dansen Jullie dansten
Zij/ze dansen Zij/ze dansten

 

Je ziet dus dat werkwoorden in verschillende vormen voor kunnen komen!

De kenmerken van werkwoorden zijn dus:

• Ze geven aan welke activiteit of handeling in de zin centraal staat.
• Je kunt een werkwoord vervoegen.

Een werkwoord is een woord dat aangeeft wat het onderwerp in een zin doet!

De werkwoorden kunnen in verschillende vormen voorkomen: als persoonsvorm, als heel werkwoord (infinitief) of bijvoorbeeld als voltooid deelwoord. In deze leerlijn ga je alle werkwoordsvormen stap voor stap bij langs.

Wil je meer informatie? Bekijk dan ook deze video:

Bron: Unit 3, Meester Wouter, via www.youtube.nl

 

 

Probeer nu eens zelf alle werkwoorden in onderstaande tekst te vinden!

Bron: www.nieuwsbegrip.nl

Is het ww de persoonsvorm?

De spelling van het werkwoord als het werkwoord de persoonsvorm is.

Heb je er weleens over nagedacht waarom de persoonsvorm nou eigenlijk de persoonsvorm heet? 

De persoonsVORM wordt persoonsvorm genoemd, omdat deze persoonsvorm zich VORMT (aanpast) aan het onderwerp: de 'doener' in een zin. Het onderwerp en de persoonsvorm zijn dus altijd met elkaar verbonden!

Een voorbeeld:

Als het onderwerp bijvoorbeeld een enkelvoud is, zoals hij, dan is de persoonsvorm dat ook: hij loopt. Is het onderwerp een meervoud, bijvoorbeeld wij, dan is de persoonsvorm dat ook: wij lopen.

Als het onderwerp bijvoorbeeld ik is (een eerste persoon), past de persoonsvorm zich daaraan aan: ik loop. Is het onderwerp een derde persoon (bijvoorbeeld Daphne), dan past de persoonsvorm zich dááraan aan: Daphne loopt – er komt dus een t bij.

Verder is de persoonsvorm is een werkwoord, waaraan je twee dingen kunt zien:

  • tijd       (tegenwoordige of verleden tijd)
  • getal    (enkelvoud of meervoud)

Een persoonsvorm vind je door de zin van tijd te veranderen (van tegenwoordige tijd naar verleden tijd of van verleden tijd naar tegenwoordige tijd); alle werkwoorden die dan van tijd kunnen veranderen zijn persoonsvormen. De persoonsvorm is het werkwoord dat zich aanpast aan de persoon.

V o o r b e e l d:

Hij legt aan, mikt en mist de roos op een haartje, zodat hij geen foto mee naar huis kan nemen.

Deze zin staat in de tegenwoordige tijd. Er staan 5 werkwoorden in de zin, die alle vijf in de tegenwoordige tijd lijken te staan. Alleen de werkwoorden die van tijd kunnen veranderen zijn persoonsvormen. Dat lukt alleen met legt, mikt, mist en kan:

Hij legde aan, mikte en miste de roos op een haartje, zodat hij geen foto mee naar huis kon nemen.

Nemen is dus geen persoonsvorm; wat je ook probeert, dat woord verandert nooit. In deze zin staan dus maar 4 persoonsvormen.

Bron: www.digischool.nl  Auteur: Hanneke de Frel-Hofland

Bron: www.digischool.nl  Auteur: Hanneke de Frel-Hofland

PV tegenwoordige tijd

Heb je te maken met een persoonsvorm in de tegenwoordige tijd?

Bekijk onderstaande filmpjes:

Bron: www.cambiumned.nl

Bron: www.cambiumned.nl

Bron: www.cambiumned.nl

 

Even oefenen? Zet hem op!

1. Ik-vorm (uitleg)

Bron: www.klascement.net  Bron: Nele Neukermans

 

 

De ik-vorm in de tegenwoordige tijd wordt ook wel de stam of eerste persoon enkelvoud genoemd.

 

Hoe vind je de ik-vorm?

Je haalt van het hele werkwoord de -en af.

Bijvoorbeeld:

 

fietsen   ik fiets  
werken   ik werk

 

 

 

Maar, let op:

 

lopen ik loop
zitten ik zit
schrijven ik schrijf
verhuizen   ik verhuis

 

 

Er zijn ook uitzonderingen:

staan         ik sta

 

Je gebruikt de ik-vorm ook als jij of je achter de persoonvorm staat.

vb. Kijk jij tv? Schrijf je een brief?

Jij moet vervangen kunnen worden door je. Je moet vervangen kunnen worden door jij.

Dus, let op:

Schrijft je vader een brief?  Deze je kan niet vervangen worden door jij.

Kijk dus goed wie of wat het onderwerp is van de zin!

 

 

 

 

2. Hij-vorm (uitleg)

De hij-vorm wordt ook de derde persoon enkelvoud genoemd.

 

Hoe vind je de hij-vorm?

Je haalt van het hele werkwoord de -en af (je hebt dan de ik-vorm) en zet er dan een -t achter.

vb.

 

fietsen ik fiets     Hij fietst.
werken ik werk De metselaar werkt.
lopen   ik loop De man loopt.
schrijven ik schrijf De juf schrijft.
verhuizen      ik verhuis      De familie Verhagen verhuist.  

 

Maar, let op:

zitten      ik zit      hij zit

    Dus: als de stam eindigt op een -t, dan komt er geen extra -t- bij.

 

worden    ik word   hij wordt

    Dus: als de stam eindigt op een -d en bij de hij-vorm komt er een -t achter, dan krijg je -dt.

    Dit is alleen bij de hij-vorm in de tegenwoordige tijd, niet bij de hij-vorm in de verleden tijd.

 

Er zijn ook uitzonderingen:

staan    -   ik sta    -  hij staat

 

 

 

 

3. Wij-vorm (uitleg)

De wij-vorm heet ook: het hele werkwoord of de woordenboekvorm of het infinitief.

vb.

Wij fietsen.

De leerlingen werken.

 

De wij-vorm wordt ook gebruikt na het woordje -te-.

vb.

Hij zit aan de ruzie te denken.

Oefenen ik-vorm

Oefenen hij-vorm

Ik-vorm en hij-vorm door elkaar... Sla de mol!

 

Extra oefenen?

Bron: www.klascement.net  Auteur: Bart Willemen

Oefenen wij-vorm

Extra oefenen? Klik op deze link

Of ga naar:

Bron: Alex Reuneker, 2016

Gespeld, www.gespeld.nl

PV verleden tijd

Heb je te maken met een persoonsvorm in de verleden tijd?

Bekijk onderstaande filmpjes:

Bron: www.cambiumned.nl

Bron: www.cambiumned.nl

De persoonsvorm in de verleden tijd spel je met te(n) of de(n) achter de stam. Als de stam al op een t of een d eindigt, schrijf je dubbel t of dubbel d. Hoe weet je of je te(n) of de(n) schrijft? Dit kun je horen als je de verleden tijd voor jezelf uitspreekt, bijvoorbeeld werkte en meldde. Onregelmatige (sterke) werkwoorden schrijf je op een andere manier: zij veranderen van klank, bijvoorbeeld vinden: Hij vond iets.

Stappenplan verleden tijd

 

Je kunt de juiste spelling bepalen met dit stappenplan:

  1. Zoek eerst de persoonsvorm in de zin.
  2. Kijk dan wat de stam van dit werkwoord is.
  3. Daarna zoek je het onderwerp.
  4. Is het onderwerp enkelvoud (ik/jij/u/hij/zij/het)? Dan te of de achter de stam
  5. Is het onderwerp meervoud (wij/jullie/zij)? Dan ten of den achter de stam

Schema verleden tijd

Hieronder zie je de spelling in de verleden tijd van de werkwoorden melden, wachten, werken en vinden.

 

Melden    
Onderwerp Vorm Spelling
ik/jij/u/hij/zij/het stam + de meldde
wij/jullie/zij stam + den meldden
     
Wachten    
Onderwerp Vorm Spelling
ik/jij/u/hij/zij/het stam + te wachtte
wij/jullie/zij stam + ten wachtten
     
Werken    
Onderwerp Vorm Spelling
ik/jij/u/hij/zij/het stam + te werkte
wij/jullie/zij stam + ten werkten
     
Vinden    
Onderwerp Vorm Spelling
ik/jij/u/hij/zij/het klankverandering vond
wij/jullie/zij klankverandering vonden

Oefenen PV in de verleden tijd

> Tussentijdse toets PV tt en vt

Zwakke werkwoorden

Zwakke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verleden tijd -te(n) of -de(n) als uitgang hebben.

Zwakke werkwoorden worden ook regelmatige werkwoorden of klankvaste werkwoorden genoemd.

 

 

 

 

 

Bron: www.klascement.net  Auteur: Julie Anthonis

4. Enkelvoud (ik- en hij-vorm)

Het enkelvoud van zwakke werkwoorden in de verleden tijd.

 

Hoe schrijf je het enkelvoud van zwakke werkwoorden in de verleden tijd?

Zwakke werkwoorden krijgen in de verleden tijd en als het onderwerp enkelvoud is, -de of -te achter de stam.

vb.

 

fietsen ik fiets Ik fietste.
werken ik werk Hij werkte.
verhuizen ik verhuis Kees verhuisde.
rekenen       ik reken       De juf rekende.

 

Wanneer krijgt een werkwoord -de? Wanneer krijgt een werkwoord -te?

- Je kunt het horen als je het zegt.

- De regel van 't sexy fokschaap  ( of 't kofschip x of 't ex fokschaap of foxy pakt chips)

  - Haal van het hele werkwoord de -en af.

  - Is laatste letter een medeklinker die in 't sexy fokschaap  staat (t-s-x-f-k-ch-p), dan krijgt het werkwoord -te, anders -de.

Maar, let op:

verhuizen   verhuiz --> geen 't sexy fokschaap, dus -de: verhuisde.

weven       wev      --> geen 't sexy fokschaap, dus -de: weefde

 

Maar, let op:

vergroten     ik vergroot   De fotograaf vergrootte de foto.

verbreden    ik verbreed     De wegwerker verbreedde de weg.

 

De ik-vorm eindigt op een -t of -d, er komt in de verleden tijd enkelvoud -te of -de bij, dus: -tte of -dde.

 

Bron: www.cambiumned.nl

Bron: www.cambiumned.nl

5. Meervoud (wij-vorm)

Het meervoud van zwakke werkwoorden in de verleden tijd.

 

Hoe schrijf je het meervoud van zwakke werkwoorden in de verleden tijd?

Zwakke werkwoorden krijgen in in de verleden tijd en als het onderwerp meervoud is, -den of -ten achter de stam.

Wanneer gebruik je -ten en wanneer -den?

Zie voor de uitleg van 't sexy fokschaap het enkelvoud van zwakke werkwoorden in de verleden tijd.

Als het onderwerp meervoud is komt er nog een -n achter, dus de uitgang wordt dan -den of -ten.

Oefenen enkelvoud en meervoud

Oefenen werkwoorden 1 t/m 5

Het volgende werkblad helpt je om te oefenen met wat we tot nu toe geleerd hebben.

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:

1. Ik-vorm

2. Hij-vorm

3. Wij-vorm

Zwakke werkwoorden:

4. Enkelvoud

5. Meervoud

 

Bron: www.klascement.net  Auteur: Nele Neukermans

Sterke werkwoorden

Sterke werkwoorden worden ook wel onregelmatige werkwoorden of klankveranderende werkwoorden genoemd.

 

Bron: leerkanaal.nl

6. Enkelvoud (ik- en hij-vorm)

Het enkelvoud van sterke werkwoorden in de verleden tijd.

 

Hoe vind je de sterke werkwoorden?

- Vaak ken je ze al.

- Zoek ze op in het woordenboek.

vb. schrijven.

- Zoek het hele werkwoord op.

- In het woordenboek staat achter schrijven: schreef, heb geschreven.

Dit betekent: het enkelvoud in de verleden tijd is: schreef.

                 het voltooid deelwoord is: geschreven en het hulpwerkwoord is hebben

                          (zie ook uitleg voltooid deelwoord).

lezen: las, heb gelezen  --> verleden tijd enkelvoud: las, voltooid deelwoord: gelezen, hulpwerkwoord: hebben.

hangen: hing, heb gehangen --> verleden tijd enkelvoud: hing, voltooid deelwoord: gehangen, hulpwerkwoord: hebben.

gaan: ging, is gegaan --> verleden tijd enkelvoud: ging, voltooid deelwoord: gegaan, hulpwerkwoord: is.

 

Een oefening:

7. Meervoud (wij-vorm)

Het meervoud van sterke werkwoorden in de verleden tijd.

 

Hoe schrijf je het meervoud van een sterk werkwoord?

Het meervoud van sterke werkwoorden in de verleden tijd is meestal de meervoudsvorm van de ik-hij-vorm.

Hiervoor gelden dezelfde regels als voor de meervoudsvormen van zelfstandige naamwoorden.

vb.

Hij goot het glas leeg.  Wij goten het glas leeg.

De hond schrok van het harde geluid. De honden schrokken van het harde geluid.

De jongen bleef lang weg. De jongens bleven lang weg.

De militair hees de vlag. De militairen hezen de vlag.

Oefenen enkelvoud en meervoud door elkaar

Oefenen sterke en zwakke werkwoorden door elkaar

Oefenen werkwoorden 1 t/m 7

Het volgende werkblad helpt je om te oefenen met wat we tot nu toe geleerd hebben.

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:

1. Ik-vorm

2. Hij-vorm

3. Wij-vorm

Zwakke werkwoorden:

4. Enkelvoud

5. Meervoud

Sterke werkwoorden:

6. Enkelvoud

7. Meervoud

Bron: www.digischool.nl  Auteur: Marlies van Roest

Bron: www.digischool.nl  Auteur: Marlies van Roest

> Tussentijdse toets sterke en zwakke werkwoorden

Andere ww-vormen

De spelling van andere werkwoordvormen:

We gaan het nog hebben over:

  • Voltooid deelwoorden
  • Bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoorden
  • Tegenwoordig deelwoord
  • Engelse werkwoorden

Voltooid deelwoord

Het voltooid deelwoord hoort bij de persoonsvorm. De persoonsvorm en het voltooid deelwoord samen vormen het werkwoordelijk gezegde.

vb.

Piet heeft de band geplakt.

heeft is de persoonsvorm, geplakt is het voltooid deelwoord.

Hij is vandaag verhuisd.

is is de persoonsvorm, verhuisd is het voltooid deelwoord.

 

Hoe herken je het voltooid deelwoord?

Het voltooid deelwoord begint vaak (maar niet altijd) met ge-. Uitzonderingen zijn woorden die beginnen met: be-, ver-, of ont-.

Bij het voltooid deelwoord staat altijd een ander werkwoord (de persoonsvorm), vaak is dit een vorm van zijn, hebben, of worden.

 

ik ben ik heb ik word
hij is hij heeft hij wordt
wij zijn wij hebben wij worden
ik was ik had ik werd
hij was hij had hij werd
wij waren     wij hadden     wij werden

 

Deze werkwoorden noemen we hulpwerkwoorden van de voltooide tijd.

 

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Het voltooid deelwoord dat hoort bij een zwak werkwoord eindigt op een -d of een -t.

- Maak het woord langer en je hoort het.

- Gebruik de regel van 't sexy fokschaap. Kijk hiervoor bij de uitleg van de zwakke werkwoorden in het enkelvoud.

Zwakke werkwoorden die in de verleden tijd -de(n) krijgen, krijgen als voltooid deelwoord een -d.

Zwakke werkwoorden die in de verleden tijd -te(n) krijgen, krijgen als voltooid deelwoord een -t.

vb.

Hij heeft hard gewerkt. --> verleden tijd is: werkte.

Joris heeft een mooie boom getekend. --> verleden tijd is: tekende.

 

Het voltooid deelwoord van een sterk werkwoord eindigt op -en.

vb.

Jan heeft een brief geschreven.

Miep heeft hard gelopen.

Bron: www.cambiumned.nl

Bron: Nederlandse Academie

8. Oefenen voltooid deelwoord

Oefenen werkwoorden 1 t/m 8

Bron: www.cambiumned.nl

 

Werkbladen

 

 

Bron: www.digischool.nl  Auteur: Marlies van Roest

Bron: www.klascement.net  Auteur: Sabine Dickmans

Bron: www.klascement.net  Auteur: Nele Neukermans

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Bron: NederlandsAcademie

 

Een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord is een voltooid deelwoord dat je gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord en staat er vaak direct voor.

vb.

Hij heeft geld gekregen. --> gekregen is hier het voltooid deelwoord.

Het gekregen geld. --> gekregen zegt hier iets over het geld en is een bijvoeglijk naamwoord gevormd van een voltooid deelwoord.

 

Hoe schrijf je een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?

Het bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoord is van een zwak werkwoord:

- Schrijf het zo simpel mogelijk:

  De vraag is beantwoord. De beantwoorde vraag. --> maar één d (of t)

  De weg wordt verbreed. De verbrede weg. --> in een open lettergreep maar één klinker.

- Alleen dubbele letters als het woord anders fout gelezen wordt.

  Het plafond is gewit. Het gewitte plafond.

 

Het bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoord is van een sterk werkwoord:

De schrijfwijze is precies hetzelfde als van het voltooid deelwoord.

vb.

Het antwoord is gegeven. Het gegeven antwoord.

Hij heeft het geld verloren. Het verloren geld.

Het glas is gebarsten. Het gebarsten glas.

Bron: Taaluniversum

9. Oefenen bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Bron: www.digischool.nl  Auteur: Ans de Deckere

Onvoltooid deelwoord/tegenwoordig deelwoord

Het onvoltooid deelwoord wordt ook wel tegenwoordig deelwoord genoemd.

vb.

De leerkracht verliet hoestend de klas.

Hij ging fietsend naar huis.

Sissend ging de slang er vandoor.

 

Hoe schrijf je het onvoltooid deelwoord?

Je schrijft het hele werkwoord met daarachter een -d.

Bron: Sarike Roest

10. Oefenen onvoltooid deelwoord

Bron: www.jufmelis.nl

Oefenen voltooid en onvoltooid deelwoord

Engelse werkwoorden

In het Nederlands gebruik je soms Engelse werkwoorden. Je schrijft ze eigenlijk op dezelfde manier als de Nederlandse werkwoorden.

Kijk maar eens naar de volgende uitleg:

Bron: oefenned

11. Oefenen Engelse werkwoorden

> Tussentijdse toets andere werkwoordsvormen

Extra uitdaging

Als je alle spellingregels al goed onder de knie hebt, kun je deze oefening gaan maken. De oefening vraagt een aantal spellingsvormen door elkaar en is daardoor extra moeilijk. Het niveau van deze oefening ligt op 3F niveau, dat houdt in dat je dit pas in de bovenbouw havo/vwo zou moeten kunnen!

Ook deze werkbladen kun je gebruiken om extra te oefenen:

Bron: Alex Reuneker, 2016

Gespeld, www.gespeld.nl

> Eindtoets werkwoordspelling

Eindopdracht: zelf schrijven

Gefeliciteerd, je bent geslaagd voor je spellingdiploma!

Dat betekent dat je de spellingregels goed onder de knie hebt. Deze spellingregels ga je nu toepassen in een schrijfopdracht: de eindopdracht van deze leerlijn.

Voor de eindopracht, die je opneemt in je schrijfportfolio, kies je één van de drie opdrachten hieronder.

Als je klaar bent met schrijven, kijken jullie in tweetallen elkaars schrijfopdracht na. Je kan hem daarna zelf verbeteren.

 

Opdracht 1

Nooit meer naar school? De hele dag gamen? Alles eten wat je wilt? Iedereen heeft wel iets wat 'ie wil, maar wat niet lukt, kan of mag. Schrijf hierover een kort verhaal van ongeveer 150-200 woorden.

Opdracht 2

Verplaats je in een complotdenker. Schrijf een post waarin je doet alsof je overtuigd bent van een complottheorie, gebruik hiervoor ongeveer 150-200 woorden.

Opdracht 3

Schrijf een 'magisch' verhaal en begin je verhaal met de volgende zin: 'ik geloofde nooit in magie, totdat...'. Maak het verhaal zo origineel mogelijk af, gebruik 150-200 woorden.

 

Het nakijken

Het gaat in deze eindopdracht natuurlijk vooral om de werkwoordspelling en hoe je dat dan in teksten kunt verwerken. Als je klaar bent met schrijven, wissel je je verhaal uit met een klasgenoot. Jullie gaan in elkaars verhaal alle onderwerpen en persoonsvormen onderstrepen. Zijn deze goed gespeld?

Daarna kun je je eigen verhaal gaan verbeteren!

 

Feedback

Beste leerling,

 

Je hebt de leerlijn werkwoordspelling doorlopen en hopelijk jouw spellingdiploma behaald: gefeliciteerd!

 

Ik zou het fijn vinden als je jouw ervaring met deze leerlijn met mij zou willen delen, want misschien kunnen er nog dingen verbeterd worden! Hieronder staat een link naar een aantal vragen over jouw ervaringen met deze leerlijn, met ruimte voor tips en tops.

 

Alvast bedankt voor jouw reactie!

 

Feedback leerlijn werkwoordspelling

  • Het arrangement Haal jij je spellingdiploma? is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    H. Keizer Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2023-03-09 19:05:07
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Leerlijn werkwoordspelling voor de onderbouw
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 2; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 1; VWO 2; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 2; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO theoretische leerweg, 1; HAVO 1; VMBO theoretische leerweg, 4; VMBO gemengde leerweg, 1; VMBO theoretische leerweg, 2; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 2; VWO 1; HAVO 3; VWO 3; VMBO theoretische leerweg, 3; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 3; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 4; HAVO 2; VMBO gemengde leerweg, 4; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Schrijven; Spelling, interpunctie en grammatica; Nederlands; Begrippenlijst en taalverzorging;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord, gebiedende wijs, hij-vorm, onvoltooid deelwoord, riannevdbraak, sonnewijser, sterke werkwoorden, voltooid deelwoord, werkwoordspelling, zwakke werkwoorden

    Bronnen

    Bron Type
    Extra oefenen? Klik op deze link
    https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-persoonsvorm-in-de-tegenwoordige-tijd3/
    Link
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Waar sta je nu?

    PV tt en vt

    Sterke en zwakke werkwoorden gemengd

    Andere werkwoordsvormen gemengd

    Eindtoets

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.