Deze leerlijn is bedoeld voor leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs.
Doel:
Je leert hoe je werkwoorden correct kunt spellen in een zin of verhaal zonder het gebruik van de spellingcorrectie.
Inhoud:
In deze leerlijn zitten alle werkwoordvormen die je moet weten.
Dit zijn:
Het werkwoord is de persoonsvorm.
Tegenwoordige tijd
Verleden tijd (sterke en zwakke werkwoorden)
Spelling van andere werkwoorden.
Voltooid deelwoord
Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
Gebiedende wijs
Tegenwoordig deelwoord
Engelse werkwoorden
Leeractiviteiten
Het werken met deze leerlijn kan het best individueel gebeuren, na uitleg van de leerkracht.
Leerdoelen
Na het doorlopen van deze leerlijn werkwoordspelling kun je:
Uitleggen wat de relatie is tussen grammatica en spelling
Uitleggen welke werkwoordsvormen er zijn en kan deze herkennen in een zin.
Uitleggen wat zwakke en sterke werkwoorden zijn en uitleggen hoe je deze correct vervoegt.
Uitleggen hoe je de persoonsvorm in de t.t. en v.t. vervoegt en past dit correct toe in een zin.
Uitleggen hoe je het (bijvoeglijk gebruikt) voltooid deelwoord vervoegt en hoe je deze toepast in een zin
Uitleggen hoe je het tegenwoordig deelwoord vervoegt en hoe je deze correct toepast in een zin.
Uitleggen hoe je Engelse werkwoorden vervoegt en hoe je deze correct toepast in een zin.
Rol leraar
De filmpjes geven de nodige uitleg. De docent zorgt voor momenten om vragen te stellen.
Tijd
De benodigde tijd zal per leerling verschillen.
Toetsing
Na het doorlopen van dit arrangement maak je de eindtoets werkwoordspelling. Heb je een score van meer dan 80% behaald? Dan ben je geslaagd en mag je beginnen aan de laatste opdracht: een creatieve schijfopdracht.
Uitleg werkwoordspelling
Kijk naar de onderstaande filmpjes:
Bron: www.cambiumned.nl (Arnoud Kuijpers)
Bron: www.cambiumned.nl (Arnoud Kuijpers)
De begrippen
Uitleg van de begrippen
o.t.t. = onvoltooid tegenwoordige tijd (de handeling is nog niet afgelopen=onvoltooid).
Meestal zeggen we t.t.
ik-vorm = stam
jij-vorm voor de persoonsvorm= stam + t
jij-vorm achter de persoonsvorm= stam
hij-vorm = stam + t (hier horen ook bij: zij, het en u)
wij-vorm = hele werkwoord = infinitief = woordenboekvorm
De tweede persoon enkelvoud is: jij en u.
o.v.t. = onvoltooid verleden tijd, meestal zeggen we v.t.
zwakke werkwoorden: krijgen –te(n) of –de(n)
sterke werkwoorden: veranderen van klank
Voltooid deelwoord = het voltooid deelwoord begint vaak met het voorvoegsel ge-, behalve woorden die al beginnen met de voorvoegsels: be-, ver- of ont-.
vb. gelopen, gewerkt, beantwoord, vergeten.
Bij het voltooid deelwoord hoort altijd een hulpwerkwoord van de voltooide tijd.
Vb.
Ik hebgelopen.
Hij heeftgewerkt.
Ik had de brief beantwoord.
Wij waren de afspraak vergeten.
v.t.t. = voltooid tegenwoordige tijd
In deze zin staat een voltooid deelwoord en een hulpwerkwoord van de voltooide tijd in de tegenwoordige tijd.
vb.
Ik heb gelopen.
v.v.t. = voltooid verleden tijd
In deze zin staat een voltooid deelwoord en een hulpwerkwoord van de voltooide tijd in de verleden tijd.
vb.
Ik had geholpen.
Gebiedende wijs = een bevel of gebod.
vb. Maak je huiswerk!
Engelse werkwoorden
In het Nederlands gebruik je soms Engelse werkwoorden. Je schrijft ze op dezefde manier als Nederlandse werkwoorden.
vb. Ik streamde het nummer.
Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord = het voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandige naamwoord.
vb. De gelopen route, de gewerkte uren.
Onvoltooid deelwoord= heel werkwoord + d
vb. Hij ging lopend naar huis.
Klaar voor de start?
Het doel van deze online leerlijn werkwoordspelling is dat jij op je eigen niveau zelfstandig kunt werken aan je spellingvaardigheden. Je gaat stapje voor stapje leren hoe je op een logische manier de verschillende spellingregels toe kunt passen. Als je alle onderdelen doorlopen hebt die jij moeilijk vindt óf als je alle vragen van de instaptoets goed beantwoordt, mag je de eindtoets gaan maken. Als je daarvoor slaagt, is je doel bereikt!
Ben jij klaar voor de start?
Even checken:
Heb je je oordopjes bij de hand?
Voordat je begint met dit arrangement, bekijk dan allereerst eens onderstaand filmpje:
- Waarom is spelling belangrijk?
- Waarom worden er zoveel fouten gemaakt in de d/t spelling?
Maak daarna de instaptoets: deze toets helpt jou om te kijken wat je al goed kan en waar je nog wat hulp bij kunt gebruiken op het gebied van werkwoordspelling!
Deze toets geeft je inzicht in wat je al goed kunt met betrekking tot spelling en wat je nog zou kunnen verbeteren. Daarna kun je zelfstandig aan de slag met dit arrangement. Als je alle onderdelen waar jij nog hulp bij nodig hebt hebt afgerond, krijg je nog een keer een eindtoets, zodat je kunt zien in hoeverre jij gegroeid bent in werkwoordspelling! Als je daarvoor slaagt heb jij je spellingdiploma behaald!
Kijk goed wie of wat het onderwerp is van de zin en of die voor of achter de persoonsvorm staat én in welke tijd je antwoord moet geven!
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Een werkwoord is een woord dat aangeeft wat je doet. Veel werkwoorden zijn makkelijk te herkennen. Ze geven heel duidelijk informatie over de activiteit die iemand aan het doen is.
Denk maar aan:
rennen
springen
vallen
knutselen
paardrijden
gamen
Toch zijn niet alle werkwoorden even goed herkenbaar als je alleen naar deze eigenschap kijkt.
Dit zijn ook werkwoorden, terwijl ze veel minder duidelijk een activiteit aangeven:
gaan
twijfelen
bedenken
beheersen
zijn
hebben
Daarom is het handig om nog wat meer over werkwoorden te weten.
Werkwoorden kun je vervoegen. Dat betekent dat je ze in verschillende vormen kunt gebruiken. Welke vorm je gebruikt, hangt af van de persoon die de handeling uitvoert en van de tijd waarin de zin staat.
Laten we als voorbeeld eens kijken naar het werkwoord dansen. De vervoegingen van dat werkwoord zien er als volgt uit:
Tegenwoordige tijd
Verleden tijd
Ik dans
Ik danste
Jij/je/u danst
Jij/je/u danste
Hij/zij/het danst
Hij/zij/het danste
Wij dansen
Wij dansten
Jullie dansen
Jullie dansten
Zij/ze dansen
Zij/ze dansten
Je ziet dus dat werkwoorden in verschillende vormen voor kunnen komen!
De kenmerken van werkwoorden zijn dus:
• Ze geven aan welke activiteit of handeling in de zin centraal staat.
• Je kunt een werkwoord vervoegen.
Een werkwoord is een woord dat aangeeft wat het onderwerp in een zin doet!
De werkwoorden kunnen in verschillende vormen voorkomen: als persoonsvorm, als heel werkwoord (infinitief) of bijvoorbeeld als voltooid deelwoord. In deze leerlijn ga je alle werkwoordsvormen stap voor stap bij langs.
Wil je meer informatie? Bekijk dan ook deze video:
Bron: Unit 3, Meester Wouter, via www.youtube.nl
Probeer nu eens zelf alle werkwoorden in onderstaande tekst te vinden!
Bron: www.nieuwsbegrip.nl
Is het ww de persoonsvorm?
De spelling van het werkwoord als het werkwoord de persoonsvorm is.
Heb je er weleens over nagedacht waarom de persoonsvorm nou eigenlijk de persoonsvorm heet?
De persoonsVORM wordt persoonsvorm genoemd, omdat deze persoonsvorm zich VORMT (aanpast) aan het onderwerp: de 'doener' in een zin. Het onderwerp en de persoonsvorm zijn dus altijd met elkaar verbonden!
Een voorbeeld:
Als het onderwerp bijvoorbeeld een enkelvoud is, zoals hij, dan is de persoonsvorm dat ook: hij loopt. Is het onderwerp een meervoud, bijvoorbeeld wij, dan is de persoonsvorm dat ook: wij lopen.
Als het onderwerp bijvoorbeeld ik is (een eerste persoon), past de persoonsvorm zich daaraan aan: ik loop. Is het onderwerp een derde persoon (bijvoorbeeld Daphne), dan past de persoonsvorm zich dááraan aan: Daphne loopt – er komt dus een t bij.
Verder is de persoonsvorm is een werkwoord, waaraan je twee dingen kunt zien:
tijd (tegenwoordige of verleden tijd)
getal (enkelvoud of meervoud)
Een persoonsvorm vind je door de zin van tijd te veranderen (van tegenwoordige tijd naar verleden tijd of van verleden tijd naar tegenwoordige tijd); alle werkwoorden die dan van tijd kunnen veranderen zijn persoonsvormen. De persoonsvorm is het werkwoord dat zich aanpast aan de persoon.
V o o r b e e l d:
Hij legt aan, mikt en mist de roos op een haartje, zodat hij geen foto mee naar huis kan nemen.
Deze zin staat in de tegenwoordige tijd. Er staan 5 werkwoorden in de zin, die alle vijf in de tegenwoordige tijd lijken te staan. Alleen de werkwoorden die van tijd kunnen veranderen zijn persoonsvormen. Dat lukt alleen met legt, mikt, mist en kan:
Hij legde aan, mikte en miste de roos op een haartje, zodat hij geen foto mee naar huis kon nemen.
Nemen is dus geen persoonsvorm; wat je ook probeert, dat woord verandert nooit. In deze zin staan dus maar 4 persoonsvormen.
Heb je te maken met een persoonsvorm in de verleden tijd?
Bekijk onderstaande filmpjes:
Bron: www.cambiumned.nl
Bron: www.cambiumned.nl
De persoonsvorm in de verleden tijd spel je met te(n) of de(n) achter de stam. Als de stam al op een t of een d eindigt, schrijf je dubbel t of dubbel d. Hoe weet je of je te(n) of de(n) schrijft? Dit kun je horen als je de verleden tijd voor jezelf uitspreekt, bijvoorbeeld werkte en meldde. Onregelmatige (sterke) werkwoorden schrijf je op een andere manier: zij veranderen van klank, bijvoorbeeld vinden: Hij vond iets.
Stappenplan verleden tijd
Je kunt de juiste spelling bepalen met dit stappenplan:
Zoek eerst de persoonsvorm in de zin.
Kijk dan wat de stam van dit werkwoord is.
Daarna zoek je het onderwerp.
Is het onderwerp enkelvoud (ik/jij/u/hij/zij/het)? Dan te of de achter de stam
Is het onderwerp meervoud (wij/jullie/zij)? Dan ten of den achter de stam
Schema verleden tijd
Hieronder zie je de spelling in de verleden tijd van de werkwoorden melden, wachten, werken en vinden.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord is een voltooid deelwoord dat je gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord en staat er vaak direct voor.
vb.
Hij heeft geld gekregen. --> gekregen is hier het voltooid deelwoord.
Het gekregen geld. --> gekregen zegt hier iets over het geld en is een bijvoeglijk naamwoord gevormd van een voltooid deelwoord.
Hoe schrijf je een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?
Het bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoord is van een zwak werkwoord:
- Schrijf het zo simpel mogelijk:
De vraag is beantwoord. De beantwoorde vraag. --> maar één d (of t)
De weg wordt verbreed. De verbrede weg. --> in een open lettergreep maar één klinker.
- Alleen dubbele letters als het woord anders fout gelezen wordt.
Het plafond is gewit. Het gewitte plafond.
Het bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoord is van een sterk werkwoord:
De schrijfwijze is precies hetzelfde als van het voltooid deelwoord.
vb.
Het antwoord is gegeven. Het gegeven antwoord.
Hij heeft het geld verloren. Het verloren geld.
Het glas is gebarsten. Het gebarsten glas.
Bron: Taaluniversum
9. Oefenen bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Als je alle spellingregels al goed onder de knie hebt, kun je deze oefening gaan maken. De oefening vraagt een aantal spellingsvormen door elkaar en is daardoor extra moeilijk. Het niveau van deze oefening ligt op 3F niveau, dat houdt in dat je dit pas in de bovenbouw havo/vwo zou moeten kunnen!
Ook deze werkbladen kun je gebruiken om extra te oefenen:
Als je het hele arrangement hebt doorlopen óf je hebt die onderdelen geoefend waar jij moeite mee had, ben je nu aangekomen bij de eindtoets. Deze toets bestaat uit 20 vragen. Als je score hoger is dan 80% ben je geslaagd!
Tip: vergeet je niet de persoonsvorm en het onderwerp te zoeken in elke zin? Kijk ook goed in welke tijd de zin staat!
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Gefeliciteerd, je bent geslaagd voor je spellingdiploma!
Dat betekent dat je de spellingregels goed onder de knie hebt. Deze spellingregels ga je nu toepassen in een schrijfopdracht: de eindopdracht van deze leerlijn.
Voor de eindopracht, die je opneemt in je schrijfportfolio, kies je één van de drieopdrachten hieronder.
Als je klaar bent met schrijven, kijken jullie in tweetallen elkaars schrijfopdracht na. Je kan hem daarna zelf verbeteren.
Opdracht 1
Nooit meer naar school? De hele dag gamen? Alles eten wat je wilt? Iedereen heeft wel iets wat 'ie wil, maar wat niet lukt, kan of mag. Schrijf hierover een kort verhaal van ongeveer 150-200 woorden.
Opdracht 2
Verplaats je in een complotdenker. Schrijf een post waarin je doet alsof je overtuigd bent van een complottheorie, gebruik hiervoor ongeveer 150-200 woorden.
Opdracht 3
Schrijf een 'magisch' verhaal en begin je verhaal met de volgende zin: 'ik geloofde nooit in magie, totdat...'. Maak het verhaal zo origineel mogelijk af, gebruik 150-200 woorden.
Het nakijken
Het gaat in deze eindopdracht natuurlijk vooral om de werkwoordspelling en hoe je dat dan in teksten kunt verwerken. Als je klaar bent met schrijven, wissel je je verhaal uit met een klasgenoot. Jullie gaan in elkaars verhaal alle onderwerpen en persoonsvormen onderstrepen. Zijn deze goed gespeld?
Daarna kun je je eigen verhaal gaan verbeteren!
Feedback
Beste leerling,
Je hebt de leerlijn werkwoordspelling doorlopen en hopelijk jouw spellingdiploma behaald: gefeliciteerd!
Ik zou het fijn vinden als je jouw ervaring met deze leerlijn met mij zou willen delen, want misschien kunnen er nog dingen verbeterd worden! Hieronder staat een link naar een aantal vragen over jouw ervaringen met deze leerlijn, met ruimte voor tips en tops.
Het arrangement Haal jij je spellingdiploma? is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
H. Keizer
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2023-03-09 19:05:07
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Waar sta je nu?
PV tt en vt
Sterke en zwakke werkwoorden gemengd
Andere werkwoordsvormen gemengd
Eindtoets
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.