Een werkwoord is een woord dat aangeeft wat je doet. Veel werkwoorden zijn makkelijk te herkennen. Ze geven heel duidelijk informatie over de activiteit die iemand aan het doen is.
Denk maar aan:
Toch zijn niet alle werkwoorden even goed herkenbaar als je alleen naar deze eigenschap kijkt.
Dit zijn ook werkwoorden, terwijl ze veel minder duidelijk een activiteit aangeven:
Daarom is het handig om nog wat meer over werkwoorden te weten.
Werkwoorden kun je vervoegen. Dat betekent dat je ze in verschillende vormen kunt gebruiken. Welke vorm je gebruikt, hangt af van de persoon die de handeling uitvoert en van de tijd waarin de zin staat.
Laten we als voorbeeld eens kijken naar het werkwoord dansen. De vervoegingen van dat werkwoord zien er als volgt uit:
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
Ik dans | Ik danste |
Jij/je/u danst | Jij/je/u danste |
Hij/zij/het danst | Hij/zij/het danste |
Wij dansen | Wij dansten |
Jullie dansen | Jullie dansten |
Zij/ze dansen | Zij/ze dansten |
Je ziet dus dat werkwoorden in verschillende vormen voor kunnen komen!
De kenmerken van werkwoorden zijn dus:
• Ze geven aan welke activiteit of handeling in de zin centraal staat.
• Je kunt een werkwoord vervoegen.
Een werkwoord is een woord dat aangeeft wat het onderwerp in een zin doet!
De werkwoorden kunnen in verschillende vormen voorkomen: als persoonsvorm, als heel werkwoord (infinitief) of bijvoorbeeld als voltooid deelwoord. In deze leerlijn ga je alle werkwoordsvormen stap voor stap bij langs.
Wil je meer informatie? Bekijk dan ook deze video:
Bron: Unit 3, Meester Wouter, via www.youtube.nl
Probeer nu eens zelf alle werkwoorden in onderstaande tekst te vinden!
Bron: www.nieuwsbegrip.nl