2. Hij-vorm (uitleg)

De hij-vorm wordt ook de derde persoon enkelvoud genoemd.

 

Hoe vind je de hij-vorm?

Je haalt van het hele werkwoord de -en af (je hebt dan de ik-vorm) en zet er dan een -t achter.

vb.

 

fietsen ik fiets     Hij fietst.
werken ik werk De metselaar werkt.
lopen   ik loop De man loopt.
schrijven ik schrijf De juf schrijft.
verhuizen      ik verhuis      De familie Verhagen verhuist.  

 

Maar, let op:

zitten      ik zit      hij zit

    Dus: als de stam eindigt op een -t, dan komt er geen extra -t- bij.

 

worden    ik word   hij wordt

    Dus: als de stam eindigt op een -d en bij de hij-vorm komt er een -t achter, dan krijg je -dt.

    Dit is alleen bij de hij-vorm in de tegenwoordige tijd, niet bij de hij-vorm in de verleden tijd.

 

Er zijn ook uitzonderingen:

staan    -   ik sta    -  hij staat