Heb je te maken met een persoonsvorm in de verleden tijd?
Bekijk onderstaande filmpjes:
Bron: www.cambiumned.nl
Bron: www.cambiumned.nl
De persoonsvorm in de verleden tijd spel je met te(n) of de(n) achter de stam. Als de stam al op een t of een d eindigt, schrijf je dubbel t of dubbel d. Hoe weet je of je te(n) of de(n) schrijft? Dit kun je horen als je de verleden tijd voor jezelf uitspreekt, bijvoorbeeld werkte en meldde. Onregelmatige (sterke) werkwoorden schrijf je op een andere manier: zij veranderen van klank, bijvoorbeeld vinden: Hij vond iets.
Je kunt de juiste spelling bepalen met dit stappenplan:
Hieronder zie je de spelling in de verleden tijd van de werkwoorden melden, wachten, werken en vinden.
Melden | ||
Onderwerp | Vorm | Spelling |
ik/jij/u/hij/zij/het | stam + de | meldde |
wij/jullie/zij | stam + den | meldden |
Wachten | ||
Onderwerp | Vorm | Spelling |
ik/jij/u/hij/zij/het | stam + te | wachtte |
wij/jullie/zij | stam + ten | wachtten |
Werken | ||
Onderwerp | Vorm | Spelling |
ik/jij/u/hij/zij/het | stam + te | werkte |
wij/jullie/zij | stam + ten | werkten |
Vinden | ||
Onderwerp | Vorm | Spelling |
ik/jij/u/hij/zij/het | klankverandering | vond |
wij/jullie/zij | klankverandering | vonden |
Bron: Braint, https://www.braint.nl/taalgids/werkwoordspelling