Deze Wikiwijs is gemaakt voor de module MZA 2.1, AD-Traject van de opleiding LGW (Leraar Gezondheid en Welzijn). Het is een digitaal leerarrangement over de “Anatomie van de huid en wondzorg”.
Hij is gemaakt voor tweedejaars verpleegkunde studenten aan het MBO niveau 4 van Rijn-IJssel en kan gebruikt worden als aanvulling op de theorielessen over de anatomie van de huid en de praktijklessen wondzorg. Hierdoor wordt de lesstof herhaald en dit kan zorgen voor het beter beheersen van de lesstof.
De Wikiwijs sluit aan bij de eindterm B1-K1 Bieden van zorg en ondersteuning in het verpleegkundig proces Huid en B1-K1-W4 Voert verpleegtechnische handelingen uit.
Duur: ongeveer 150 minuten, afhankelijk van het individuele leertempo.
Deze Wikiwijs is ontwikkeld door Linda van Norden-Kok.
Handleiding Student
Welkom bij deze Wikiwijs, In deze Wikiwijs ga je interactief de lesstof over de anatomie en fysiologie van de huid herhalen. Ook ga je de verschillende soorten wonden en de daarbij behorende wondzorg herhalen.
Doordat er gebruik gemaakt wordt van tekstblokken, video's, afbeeldingen, oefenopdrachten en verschillende digitale tools kan je deze les zelfstandig volgen, een docent heb je niet nodig. Om de digitale tools te doorlopen heb je geen account nodig.
Aan het eind van de Wikiwijs sluit je dit digitale leerarrangement af met een eindtoets, hierna kan je bepalen of je de lesstof al goed genoeg beheerst.
De studie belasting is ongeveer 150 minuten, dit kan variëren per persoon. Je kan je eigen tempo bepalen door bijvoorbeeld op verschillende tijdstippen te werken aan deze WikiWijs.
Waarschuwing: In deze Wikiwijs zijn realistische foto’s gebruikt ter verduidelijking en ondersteuning van de lesstof. Dit kan als schokkend worden ervaren.
Handleiding Docent
Deze Wikiwijs kan ingezet worden als ondersteunend studiemateriaal voor studenten na de theorielessen over de anatomie van de huid en de vaardigheidslessen over wondzorg. Ook kan het gebruikt worden om de behandelde stof op een interactieve wijze te herhalen.
In dit digitale leerarrangement wordt gebruik gemaakt van tekstblokken, video's, afbeeldingen en diverse vormen van digitale tools. Door de verschillende werkvormen van "test je kennis" kan de student inzicht krijgen of de leerstof beheerst wordt.
De student kan de Wikiwijs zelfstandig doorlopen. De studiebelasting ongeveer 150 minuten, afhankelijk van het individuele leertempo.
In deze Wikiwijs wordt gebruik gemaakt van verschillende digitale tools. Om deze te doorlopen is het niet nodig om een account aan te maken. Door de op link te klikken kan er meteen gestart worden met de opdracht.
De digitale tools zijn:
Kahoot
Puzzel.org
LessonUp
Waarschuwing: In deze Wikiwijs zijn realistische foto’s gebruikt ter verduidelijking en ondersteuning van de lesstof. Dit kan als schokkend worden ervaren.
Leerdoelen
Hoofdleerdoel:
Na het uitvoeren van deze Wikiwijs kan ik:
de bouw en functies van de huid beschrijven met behulp van medische termen,
de oorzaken van een wond benoemen en de daarbij behorende wondzorg verantwoorden.
De bouw en functie van de huid
Je kunt uitleggen wat de vijf belangrijke functies van de huid zijn.
Je kunt benoemen uit welke twee delen de huid bestaat.
Je kunt de bouw en functie van de opperhuid beschrijven.
Je kunt de bouw en functie van de lederhuid beschrijven.
Je kunt uitleggen welke functies het onderhuids bindweefsel heeft.
Je kunt benoemen welke vijf bijzondere huidstructuren er zijn.
Je kunt uitleggen wat de werking is van deze huidstructuren.
Je kunt uitleggen hoe de doorbloeding van de huid plaatsvindt
De oorzaken van een wond benoemen
Je kunt samenvatten hoe het verloop is van het primaire en secundaire wondgenezingsproces.
Je kunt uitleggen wat voor verschillende wonden kunnen ontstaan bij een zorgvrager.
Je kunt uitleggen wat de oorzaken zijn van het ontstaan van de verschillende soorten wonden bij een zorgvrager.
Wondzorg
Je kunt uitleggen wat het doel is van de verschillende classificatiemodellen voor wonden.
Je kunt benoemen wat de aandachtspunten zijn bij het inspecteren, reinigen en verzorgen van rode, gele en zwarte wonden.
Je kunt uitleggen op basis van welke criteria je de keuze maakt voor een bepaald wondbehandelingsproduct.
Je kunt uitleggen wat de verpleegkundige aandachtspunten zijn bij de zorgverlening aan een zorgvrager met een huidletsel.
Je kunt de verpleegtechnische handeling 'verzorgen van een wond' zelfstandig uitvoeren volgens het protocol.
Om deze Wikiwijs aan te laten sluiten op de gevolgde theorie en vaardigheidslessen is er gekozen om éénduidig de leerdoelen over te nemen vanuit de hoofdstukken “anatomie en fysiologie” en “verpleegtechnische handelingen” van ThiemeMeulenhoff. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Hoofdstuk 1 Anatomie en functies van de huid
1.1 Anatomie van de huid
Ons lichaam wordt bedekt door de huid. De huid bestaat uit meerdere typen weefsels en is daarom te beschouwen als een orgaan, en zelfs het grootste orgaan van je lichaam.
In dit hoofdstuk ga ik in op de bouw en het onderhuids bindweefsel, de bijzondere huidstructuren en de bloedvoorziening, ook komt de algemene functie van de huid aan bod.
1.1 Anatomie van de huid
De huid (cutis) is een erg dun en plat orgaan, de dikte is 1 tot 3 millimeter. De oppervlakte van de huid van een volwassen persoon is 1.5 - 2.0 m2 en weegt, inclusief onderhuids bindweefsel 15-20 kilo. De huid is een taaie maar toch ook een flexibele laag. Het heeft een barrièrefunctie en beschermd ons tegen invloeden van buitenaf, zoals uitdroging, ultraviolette straling en het binnendringen van ziekteverwekkers. De huid is een gevoelig zintuigorgaan. Het bepaalt voor een groot deel ons uiterlijk en hierdoor is het ook een belangrijke factor in onze sociale contacten.
Opbouw van de huid
De huid (cutis) is uit twee lagen opgebouwd. De opperhuid (epidermis of epitheellaag) en lederhuid (dermis).
Het onderhuids bindweefsel (subcutis) verbindt de huid met de onderliggende structuren, het hoort strikt genomen niet bij de huid, maar is onlosmakelijk verbonden met de huid. Hier vindt de opslag van energiereserves (vetopslag) plaats. Het geeft bescherming, isolatie en vormt de contouren van je lichaam. (Thiememeulenhoff, 2000).
Afbeelding: (Thiememeulenhoff, 2000).
Opperhuid
De opperhuid bestaat uit meerlagig plaveiselepitheel.
Een belangrijke functie is weerstand bieden aan mechanische, biologische en chemische invloeden van buitenaf. De buitenste laag heeft het meest te verduren, het heeft een slijtfunctie. Het bestaat uit afgestorven cellen die op den duur loslaten. Van binnenuit worden er continue nieuwe cellen aangevoerd. De hele opperhuid wordt in 28 dagen vervangen.
De opperhuid is niet doorbloed en bevat geen lymfevaten. Vanuit bloedvaten in de lederhuid wordt de opperhuid van zuurstof en voedingsstoffen voorzien. De opperhuid bestaat uit vijf lagen.
Van binnen naar buiten zijn dat:
Kiemlaag/ stratum basale of stratum germinativum;
Deze laag ligt het diepst. Er bevinden zich hier veel stamcellen die hun hele leven nieuwe opperhuidcellen vormen die schuiven omhoog naar de oppervlakte van de opperhuid. De kiemlaag vormt inhammen in de onderliggende lederhuid. Deze inhammen zorgen voor een oppervlakte vergroting om de lederhuid van voedsel en zuurstof te kunnen voorzien. De opperhuid heeft geen bloedvaten.
Stekelcellen laag/ stratum spinosum;
De nieuwe opperhuidcellen komen hier terecht. Dit is de laag waaraan de huid haar stevigheid ontleend. Ze hebben namelijk stekels waarmee ze verbinding maken met naburige cellen.
Korrel laag/ stratum granulosum;
Deze laag bestaat uit cellen die zich vanaf de stekelcellaag hebben verplaatst. De cellen beginnen grote hoeveelheden hoornstof/ keratine te maken. Hierdoor zien ze er korrelig uit. De hoornstof is een hard en waterbestendig eiwit.
Heldere laag/ stratum lucidum;
In deze laag zijn de cellen vrijwel plat en zitten ze vol met hoornstof, ze zijn al bezig af te sterven.
Hoornlaag/ stratum corneum.
De bovenste laag van de opperhuid is de hoornlaag en bestaat uit vijftien tot twintig lagen platte en dode cellen vol hoornstof. Deze afgestorven cellen vormen een schilferige laag en slijt door mechanische invloeden zoals aanraking wrijving en druk. Na verloop van tijd laten de huidschilfers los. Wanneer er op plaatsen regelmatig wrijving plaatsvindt ontstaat een dikkere laag, dit is eelt. (Thiememeulenhoff, 2000).
Afbeelding: (Thiememeulenhoff, 2000).
Lederhuid/ dermis
De lederhuid/ dermis bestaat uit een sterk en flexibel bindweefsel. er zijn twee lagen in de lederhuid/ dermis. Dat zijn van binnen naar buiten de reticulaire laag en de papillaire laag.
In deze lagen bevinden zich zenuwen, lymfevaten en bloedvaten. Ook zitten er veel zintuigcellen die voor een huidgevoel zorgen.
De reticulaire laag/ stratum reticulare bevat een hoog gehalte collagene weefsels, hierdoor is de huid rekbaar en veerkrachtig.
De papillaire laag/ stratum papillaire ontleent zijn naam aan de vele dermispapillen die in de opperhuid uitsteken. Hierin zitten bloedvaten en zenuwen. Het bindweefsel hier bevat veel fijne collagene en elastische vezels. (Thiememeulenhoff, 2000).
Onderhuids bindweefsel/ subcutis
Het onderhuidse bindweefsel hoort strikt genomen niet bij de huid maar is hier wel onlosmakelijk mee verbonden. De grens tussen de lederhuid/ dermis en het onderhuids bindweefsel/ subcutis is niet heel duidelijk te herkennen omdat de beide lagen op veel plaatsen aan elkaar vast zitten. Het onderhuids bindweefsel/ subcutis bestaat uit losmazig bindweefsel, hierin zitten bloedvaten, lymfevaten, zenuwen en huidzintuigen. Op veel plaatsen bevinden zich hier ook veel vetcellen, dit wordt het onderhuids vetweefsel genoemd. Dit zorgt voor warmte isolatie, reserve opslag van brandstof en dient als stootkussen.
In de lederhuid/ dermis bevinden zich zenuwen, deze zorgen voor tast en het voelen van pijn. Lymfevaten, die zorgen voor het afvoeren van afvalstoffen. Bloedvaten, voor de aan- en afvoer van voeding en zuurstof. Ook bevinden zich een aantal bijzondere huidstructuren. Dit zijn haren, nagels, talgklieren om de huid van een vettig laagje te voorzien, dit zorgt ervoor dat de huid niet uitdroogt en bovendien bevat het talg beschermende stoffen tegen het binnendringen van micro organismen. Zweetklieren om de huid te laten afkoelen door te transpireren. En als laatste borstklieren.
Doorbloeding van de huid
In de opperhuid/ epidermis bevinden zich geen bloedvaten. De voedingsstoffen en zuurstof wordt vanuit de lederhuid/ dermis en het onderhuids bindweefsel/ subcutis aangevoerd. Er liggen op drie niveaus dichte vaatnetwerken.
In de lederhuid/ dermis ligt het subpapillaire vaatnetwerk, deze ligt het dichtst tegen de opperhuid/ epidermis aan. Van hieruit lopen de haarvaten in de huidpapillen.
Het cutane vaatnetwerk is het middelste vaarnetwerk en bevindt zich op de grens tussen lederhuid/ dermis en onderhuids bindweefsel/subcutis.
Het fasciale vaatnetwerk ligt tussen het onderhuids bindweefsel/subcutis en de onderliggende weefsels zoals bijvoorbeeld de spierlaag.
Deze drie vaatnetwerken staan met elkaar in verbinding. Zo’n bloedvat wordt een anastomose genoemd, er zijn arteriële- en veneuze anastomosen. (Thiememeulenhoff, 2000).
Afbeelding (Thiememeulenhoff, 2000).
Test je kennis
Na bovenstaande uitleg kan je de onderstaande kruiswoordpuzzel maken.
Omdat je als verpleegkundige de Nederlandse benaming maar ook de Latijnse benaming moet weten, oefen je in deze kruiswoordpuzzel om de Nederlandse namen om te zetten naar de Latijnse benaming.
Klik op onderstaande link om rechtstreeks naar de kruiswoordpuzzel te gaan.Ben je klaar klik dan op het pijltje teug links boven in je scherm, om terug tekeren naar de WikiWijs.
Bescherming is een belangrijke functie van de huid. Het beschermd tegen schadelijke invloeden vanuit de buitenwereld, maar ook tegen waterverlies en warmteverlies uit het lichaam zelf. Als de huid er niet zou zijn, zouden de inwendige organen en structuren erg kwetsbaar zijn voor allerlei gevaren.
Die gevaren zijn:
# mechanische krachten, zoals krassen, schuren, stompen, snijden en hoge druk;
# chemische invloeden, zoals zuur, verf, benzine en zeep;
# binnendringen van ziekteverwekkende micro organismen, zoals bacteriën, schimmels, virussen en parasieten;
# te veel ultraviolette straling (UV), schadelijk voor met name delende weefsels;
# uitdroging.
Handhaving van de lichaamstemperatuur;
Door middel van bloedcirculatie en transpiratie kan de huid de lichaamstemperatuur reguleren. Bij de verdamping van zweet wordt warmte aan het lichaam onttrokken. Door vasodilatatie (verwijding van de bloedvaten) en vasoconstrictie (vernauwing van de bloedvaten) zorgt de huid dat warmte afgegeven en vastgehouden wordt.
Uitscheiding;
Door het verdampen van transpiratievocht, dat via de huid uitgescheden wordt, verliest het lichaam water, zouten en afvalstoffen.
Waarneming;
Zodra de huid ergens mee in contact komt, worden verschillende soorten huidzintuigcellen geprikkeld. De huidzintuigcellen hebben elk een eigen gevoeligheid, onder andere voor warmte, koude, pijn, trillingen en druk. Met de huid voel je omstandigheden die schadelijk voor je lichaam kunnen zijn. De waarnemingsfunctie ondersteunt dus de beschermende functie van de huid.
Aanmaak van vitamine D.
Onder invloed van ultraviolette straling wordt door de huid een voorstadium van vitamine D gemaakt. Dit wordt vervolgens door de lever omgezet in vitamine D. Overigens kun je vitamine D ook via de voeding in het lichaam opnemen. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Kijk nu onderstaand filmpje van Juf Danielle nog eens om deze stof te herhalen.
In dit hoofdstuk ga je leren hoe wonden ontstaan en gaan we specifiek in op hoe de wondgenezing tot stand komt en welke factoren hierbij belangrijk zijn.
Volgens het WCS (Woundcare Consultant Society), dit is een internationale vereniging van deskundigen die zich bezig houden met wondbehandeling, is een wond:
'Als er sprake is van een verbreking van de continuïteit van weefsel, veroorzaakt door een trauma of een pathologische aandoening.'
Oorzaken van een wond:
Mechanische wonden
Chemische wonden
Thermische wonden
Electrische wonden
Straling wonden
Circulatie stoornis wonden
Oncologische wonden
(ThiemeMeulenhoff, 2000) (WCS, 2022).
2.1 Mechanische wonden
Scherpe mechanische krachten veroorzaken snijwonden, schaafwonden, scheurwonden of steekwonden. Dit is een open wond, de huid of het slijmvlies is beschadigd en is er door het directe contact met de buitenwereld gevaar voor infectie. Door deze verwonding kan er een bloedvat beschadigen waardoor er inwendig of uitwendig bloedingen kunnen optreden.
Bij een scheurwond is de onderliggende weefselstructuur uitééngerukt. De randen zijn hierbij rafelig. De kans dat er vuil in de wond is gekomen is zeer aannemelijk waardoor een infectie op de loer ligt. Om deze wond te kunnen dichten zal de chirurg de wondranden eerst glad maken om de wond goed te kunnen laten sluiten. Gebeurd dit niet zal de wondgenezing vertragen en er is kans op een groot en lelijk litteken.(ThiemeMeulenhoff, 2000).
Enkele voorbeelden van mechanische wonden:
Bron Afbeeldingen: (Wondenboek, 2020).
Stompe krachten geven drukwonden, inwendige scheuringen van weefsel, kneuzingen, verstuikingen, ontwrichtingen of botbreuken. Bij deze wond is er is geen open verbinding met de buitenwereld en dus ook geen infectiegevaar. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Bron Afbeeldingen: (Wondenboek, 2020).
2.2 Chemische wonden
Chemische wonden worden veroorzaakt door inwerking van chemische stoffen zoals zuren en basen en sommige zouten denk hierbij aan zoutzuur, ammoniak en Cytostatica. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Bron Afbeelding: (Wondenboek, 2020).
2.3 Thermische wonden
Thermische wonden worden veroorzaakt door verbranding en bevriezing.
Door hitte (vlammen, hete vloeistoffen), elektriciteit, straling en chemische stoffen kunnen verbrandingen optreden. De ernst van de verbranding hangt onder andere af van de grootte van het verbrande oppervlak, de diepte van de verbranding en de plaats van de verbranding.
De diepte van een brandwond kan variëren van eerstegraads tot derdegraads.
Een eerstegraads verbranding kenmerkt zich door pijn en roodheid van de huid waarbij de opperhuid nog niet is beschadigd, bijvoorbeeld een verbranding door de zon. Soms is er een lichte zwelling. Een tweedegraads verbranding kan oppervlakkig of diep zijn. Een oppervlakkige tweedegraads brandwond kenmerkt zich door pijn, natheid, roodheid en blaarvorming. Prik blaren nooit door, want deze schermen de wond af en voorkomen infectie.
Een diepe tweedegraads verbranding is zeer pijnlijk en nat. De huid is ongelijkmatig lichtrood tot wit verkleurd en er is een echte wond zichtbaar.
Bij een derdegraads verbranding zijn vrijwel alle huidlagen aangetast. Het slachtoffer voelt geen pijn, aangezien de zenuwen beschadigd zijn. De huid heeft een witgele (verbranding door water of hete voorwerpen) of bruinzwarte kleur (verbranding door vuur) en is droog en leerachtig. Een derdegraads verbranding is zeer ernstig.
De huid beschermt het lichaam tegen vochtverlies en micro-organismen en speelt een belangrijke rol bij de temperatuurregulatie. Is een groot lichaamsoppervlak verbrand en is de verbranding diep, dan kunnen complicaties optreden in de vorm van shock (door verlies van vocht, eiwitten en zouten) en wondinfecties. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Voorbeelden van wonden door verbranding:
Bron Afbeeldingenen: (Wondenboek, 2020).
Voorbeelden van wonden door bevriezing:
Bron Afbeeldingenen: (Wondenboek, 2020).
Ook wonden ten gevolge van bevriezing zijn in graden te onderscheiden.
Een eerstegraads bevriezing kenmerkt zich door intense witheid van de huid. Door vaatvernauwing neemt de doorbloeding van het bevroren lichaamsdeel sterk af. Door het zuurstoftekort (ischemie) kan de huid uiteindelijk blauw gaan zien.
Blaren duiden op tweedegraads bevriezingsverschijnselen.
Bij een derdegraads bevriezing is het lichaamsdeel gevoelloos. Bevroren lichaamsdelen sterven door de slechte doorbloeding af. Bevriezingsverschijnselen treden meestal als eerste op aan de perifere delen van het lichaam, bijvoorbeeld neus, oogleden, lippen, oren, vingers en tenen. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
2.4 Electrische wonden
Electrische wonden worden veroorzaakt door stroom, bliksem. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Voorbeeld van een wond veroorzaakt door elektra:
Bron Afbeelding: (Wondenboek, 2020)
2.5 Stralings wonden
Stralings wonden worden veroorzaakt door zon of kunstmatig licht (bestraling). Deze wonden lijken op thermische wonden. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Voorbeeld van een stralings Wond:
Bron Afbeelding: (Wondenboek, 2020).
2.6 Circulatie stoornis wonden
Circulatiestoornis wonden worden veroorzaakt door onvoldoende bloedvoorziening. Hieronder vallen een ulcus cruris en decubitus (doorligwonden). (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Voorbeeld van Ulcus cruris:
Bron Afbeeldingen: (Wondenboek, 2020).
Omdat je als verpleegkundige decubitus in de praktijk met grote regelmaat zal tegenkomen volgt hier wel uitgebreidere informatie over decubitus.
De decubitus wonden ontstaan door druk- en/of schuifkrachten hierdoor worden de bloedvaten van de onderliggende weefsels dichtgedrukt. Het weefsel ontvangt hierdoor te weinig zuurstof en voedingsstoffen waardoor het afsterft. Doordat het weefsel onder de opperhuid meer last heeft van de slechte doorbloeding dan de opperhuid zelf zullen de onderliggende weefsels als eerste aangetast worden (ondermijning en tunneling). Als laatste zal de opperhuid beschadigen.
Decubitus komt het meest voor op plaatsen waar er veel druk aanwezig is, denk hierbij aan enkels, hielen, heupen, de stuit, zitbeenderen, wervelkolom, schouders, ellebogen, oren en zelfs het achterhoofd. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Bron Afbeelding: (Wondenboek, 2020).
De grootste risico factoren zijn bedlegerigheid, langdurig in een rolstoel, moeten, zitten, gekreukelde lakens of kleding en bewegingstekort. Door incontinentie en een vochtige huid door bijvoorbeeld door transpiratie of niet goed afdrogen wordt de huid extra kwetsbaar. Wanneer er ook nog sprake is van circulatiestoornissen, suikerziekte (Diabetes Mellitus), een slechte conditie of gevoelsstoornissen hebben deze mensen een verhoogd risico op het optreden van decubitus.
Volgens een classificatiesysteem zijn er vier categorieën decubitus:
categorie 1: niet-wegdrukbare roodheid van de intacte huid ter hoogte van botuitsteeksels. Bij een donker gekleurde huid is deze roodheid soms slecht zichtbaar;
categorie 2: oppervlakkige beschadiging van de huid, zichtbaar als een oppervlakkige open wond met een rode/roze wondbodem zonder wondbeslag of een blaar gevuld met vocht, serum of bloed. Een gedeelte van de huidlaag is verloren gegaan;
categorie 3: de volledige huidlaag is verloren gegaan; er kan onderhuids vetweefsel zichtbaar zijn en eventueel ook wondbeslag (geel of zwart weefsel). Spieren, pezen en bot zijn intact en liggen niet bloot. Soms is er sprake van ondermijning en tunneling. Er is dan een gangetje onder de huid ontstaan waardoor de wond groter is dan je van buitenaf ziet;
categorie 4: een volledige weefsel laag is verloren gegaan; spieren, pezen en bot liggen open en bloot. Necrose of een vervloeid wondbeslag kan aanwezig zijn en dikwijls is er ook ondermijning of tunneling. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Voorbeeld van de vier categorieën van decubitus:
Categorie 1
Categorie 2
Categorie 3
Categorie 4
Bron Afbeelding: (Wondenboek, 2020).
2.7 Oncologische wonden
Als laatste worden de oncologische wonden veroorzaakt door huidcarcinomen of metastasen (uitzaaiingen). (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Voorbeeld van een oncologische wond:
Bron Afbeelding: (Wondenboek, 2020).
Test je kennis
Klik op onderstaande link om de Kahoot over de oorzaken van wonden te spelen. Ben je klaar klik dan op het pijltje teug links boven in je scherm, om terug tekeren naar de WikiWijs.
Een adequate wondbehandeling omvat drie fasen: reinigen, sluiten en beschermen van de wond.
De wondgenezing bestaat uit drie fasen.
Deze fasen moeten volgens een vast patroon doorlopen worden. Wanneer de laatste fase doorlopen is spreekt men van een genezen wond. Dit gebeurt in een bepaalde tijd (twee tot vier weken) afhankelijk van omvang en diepte van de wond.
Er spelen een groot aantal factoren een belangrijke rol, wanneer één factor ontbreekt kan een fase niet geheel doorlopen worden en stagneert de wondgenezing hierdoor ontstaat een complexe wond. (ThiemeMeulenhoff, 2022).
De drie fasen zijn:
Reactiefase
Regeneratiefase
Rijpingsfase
3.1 Reactiefase
In de reactiefase is de wondverzorging erop gericht om uitbreiding van de verwonding te voorkomen, dus op bloedstelping.
Er wordt in deze fase voorkomen dat de ontstane wond zich uitbreidt. Een bloeding wordt tot staan gebracht door vasoconstrictie van het vaatbed en activeren van stolling.
De cellen in de wand van het beschadigde bloedvaatjes scheiden o.a. thromboxaan en prostaglandinen zorgen de eerste vijf tot tien minuten voor vaatvernauwing. Daarna volgt een fase van vaatverwijding door de vrijgekomen histamine, het zorgt voor doorlaatbaarheid van de vaatwand. Het bloed dat vrijgekomen is uit de wond komt in contact met beschadigde epitheelcellen. De reactie is dat er fibronectine en fibrinogeen uit bloedplasma fibrinedraden vormen. De fibrinedraden vormen een netwerk en zorgt dat de wondranden verbindt en verkleeft. Bij een grote wond word alleen het wondbed bedekt met fibrinedraden hierin blijven bloedplaatjes, rode- en witte bloedcellen beter kleven en hierdoor vormt zich een bloedprop. Hierdoor sluit de wond af en wordt er een beschermende korts gevormd.
Daarnaast treedt er in deze fase een ontstekingsreactie op, als voorbereiding op de wondgenezing.
In de wondomgeving ontstaan de volgende ontstekingsverschijnselen:
roodheid/ rubor
warmte/ calor
zwelling/ tumor
pijn/ dolor
gestoorde functie/ functio laesa.
Roodheid en warmte ontstaan door een toegenomen doorbloeding. Hierdoor kunnen de witte bloedcellen voor de afweer zich richting het wondgebied bewegen. De haarvaten (capillairen) worden bovendien beter doorlaatbaar voor eiwitten, elektrolyten en water (bloedbestanddelen), waardoor zich vocht ophoopt in het omliggende weefsel (wondoedeem). De zwelling oefent druk uit op de omliggende zenuwstructuren, waardoor pijn ontstaat en de patiënt het desbetreffende gebied ontziet (functieverlies). Dit ontstekingsproces treedt op bij zowel open als gesloten wonden. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Test je kennis
Na bovenstaande uitleg kan je de onderstaande kruiswoordpuzzel maken.
Omdat je als verpleegkundige de Nederlandse benaming maar ook de Latijnse benaming moet weten, oefen je in deze kruiswoordpuzzel om de Nederlandse namen om te zetten naar de Latijnse benaming.
Klik op onderstaande link om meteen met deze kruiswoordpuzzel te beginnen. Ben je klaar klik dan op het pijltje teug links boven in je scherm, om terug tekeren naar de WikiWijs. Zet hem op!
De huid die verloren is gegaan wordt vervangen door nieuwe weefsel (granulatieweefsel) en de wond wordt gesloten (regeneratie van epitheel). Deze fase begint twee tot drie dagen na het ontstaan van de wond.
In de regeneratiefase worden nieuwe bloedvaatjes en een dun laagje huid gevormd. Dit wordt ook wel granulatie genoemd. De wond ziet er dan rood en korrelig uit. De macrofagen hebben in dit stadium een centrale rol, ze stimuleren de aanmaak van nieuwe bloedvaatjes (angiogenese). Door de nieuwe bloedvaatjes worden zuurstof en voedingsstoffen aangevoerd die nodig zijn voor de verdere wondgenezing. Bij de opbouw van nieuw weefsel zijn eiwitten, mineralen, vitamine A en C, groeifactoren, enzymen en hormonen nodig. De wondranden trekken naar elkaar toe en de wond zal uiteindelijk sluiten. Dit wordt regeneratie van epitheel genoemd. Deze fase wordt ook wel de proliferatiefase genoemd. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
3.3 Rijpingsfase
De rijpingsfase wordt ook wel de maturatiefase of remodellingsfase genoemd. Het granulatieweefsel dat de huid heeft vervangen moet uitrijpen tot een dun, soepel en wit bindweefsel, het litteken. Eerst ontstaat een zacht litteken, dat vervolgens rood en hard wordt. De rijpingsfase kan zes weken tot wel twee jaar duren.
Genezing kan spontaan plaatsvinden. Een lelijke, brede en vuile wond zal door de ongunstige omstandigheden traag genezen. De kans op een gestoorde wondgenezing en infectie is groot. Door wondbehandeling zijn voorwaarden te scheppen waardoor het genezingsproces optimaal en snel kan verlopen.
Een diepe huidverwonding kan op twee manieren spontaan genezen, namelijk primair en secundair. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Bekijk de video van 'Juf Danielle 'via ondestande link over bloedstolling.
Bron video: (Danielle, huid, 2016).
3.4 Primaire wondgenezing
Bij de primaire variant vallen de gladde wondranden weer tegen elkaar aan, waarna ze door het ontstaan van het fibrinenetwerk gaan verkleven. Er ontstaat zo een zeer smalle wond die een klein litteken achterlaat. De wond geneest snel.
Primaire wondgenezing kan alleen plaatsvinden als:
de wondranden glad en scherp begrensd zijn, dus als er weinig weefselbeschadiging is;
de wondspleet smal en niet te diep is;
er verder geen andere belangrijke structuren (bijvoorbeeld spieren, pezen en/of zenuwen) beschadigd zijn;
de wond niet geïnfecteerd is.
Een operatiewond is een typisch voorbeeld van een wond waarbij primaire wondgenezing optreedt. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Bekijk de onderstaande video van 'Juf Danielle' over de normale wondgenezing.
Bron video: (Danielle, wondgenezing, 2019).
3.5 Secundaire wondgenezing
Dit type wondgenezing komt vooral voor bij wonden die:
veel vuil bevatten (geïnfecteerd zijn);
diep en/of breed zijn;
rafelige wondranden hebben (bijvoorbeeld een scheurwond).
De wondranden kunnen hierdoor niet bij elkaar komen voor een snelle genezing. Het wordt daarom ook wel een complexe wond genoemd.
Secundaire wondgenezing verloopt volgens een vast patroon. Alle stappen moeten worden doorlopen om de wond te laten genezen. Er spelen een groot aantal factoren een belangrijke rol, wanneer één factor ontbreekt kan een fase niet geheel doorlopen worden en stagneert de wondgenezing hierdoor. Er is dan ook hulp van buitenaf nodig om de wond te laten sluiten.
De wondgenezing bestaat uit drie fasen. Wanneer de laatste fase doorlopen is spreekt men van een genezen wond. Dit gebeurt in een bepaalde tijd (twee tot vier weken) afhankelijk van omvang en diepte van de wond. De bekendste voorbeelden van secundaire wondgenezing zijn het ulcus cruris en de decubituswond.
De gecompliceerde wond heeft een secundaire genezing dit heet fasering.
Fasering secundaire genezing
Reactiefase: 3-6 dagen, wanneer er zich in de wond dode cellen en micro-organismen bevinden moeten deze eerst worden opgeruimd voordat er nieuw weefsel gevormd kan worden. De wond is ontstoken. De regeneratiefase kan pas starten als het debris uit de wond is! (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Afbeelding: (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Regeneratiefase
Om het contact tussen de wondranden te herstellen, vult de wondspleet zich met granulatieweefsel. Dit goed doorbloede weefsel is korrelig, glanzend en donkerrood. Door spontane samentrekking van het granulatieweefsel worden de wondranden naar elkaar toe getrokken. Vanuit de wondranden vormen zich nu nieuwe (opper)huidcellen, die zich over het wondoppervlak verspreiden. Deze proliferatiefase duurt ongeveer drie weken. Voor de opbouw van nieuw weefsel zijn eiwitten, mineralen, vitamine A en C, groeifactoren en hormonen nodig. Bij een tekort zal de wondgenezing stagneren. Het verloren gegane weefsel wordt vervangen door nieuw weefsel: granulatieweefsel. Hierna volgt de aangroei van epidermis. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Afbeelding: (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Rijpingsfase: Dit is de fase waarin het feitelijke litteken gevormd wordt. Hierbij wordt het granulatieweefsel omgezet in bindweefsel, een proces dat tot wel twee jaar kan duren. De epidermis ontwikkeld zich tot stevig wit bindweefsel. De zweetklieren en haarfollikels worden niet vervangen. De wond geneest dus langzaam en vaak ontstaan er lelijke en grote littekens. In het begin zal het verse litteken rood en verheven zijn. Na verloop van tijd verbleekt het en zakt het wat terug. Littekenweefsel heeft de eigenschap samen te trekken. Loopt het weefsel over een gewricht, dan kan daar een dwangstand optreden (contractuur). Een contractuur kan de bewegingen van een gewricht ernstig belemmeren. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Afbeeldin: (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Bij secundaire wondgenezing is het belangrijk om de factoren die een goede genezing bevorderen, optimaal te houden. Een decubituswond is een typisch voorbeeld van een wond waarbij secundaire wondgenezing optreedt. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
3.6 Factoren die de wondgenezing beïnvloeden
Er zijn verschillende factoren die invloed hebben op de wondgenezing. Een wondmilieu met de juiste vochtigheid stimuleert de wondgenezing waardoor de reactie- en de regeneratiefase sneller verlopen.
Om een voor goed wondmilieu te zorgen is het belangrijk dat je als verpleegkundige het juiste verbandmateriaal kiest. De volgende factoren zijn echter ook van belang:
Plaatselijke / lokale factoren
Deze plaatselijke factoren hebben betrekking op de wond zelf. Soort en plaats van de wond. Denk hierbij aan een schaafwond, een snijwond, een wond op de knie of bij de anus.
Afbeelding: (pixabay).
Doorbloeding van het wondgebied. Bij slecht doorbloede wonden kunnen onvoldoende voedings- en bouwstoffen voor het herstel worden aangevoerd, waardoor de wond niet of heel traag geneest. Mogelijke oorzaken:
- een arterieel probleem (slagaderlijk)
- een veneus probleem (aderlijk)
- oedeem (vocht in de omliggende weefsels)
- druk (decubitus/doorligwond)
Maligniteit. Er kunnen kwaadaardige kankercellen aanwezig zijn. In langer bestaande wonden kunnen zich uiteindelijk ook kwaadaardige kankercellen ontwikkelen
Infectie/necrose (dood weefsel). Ziektekiemen in de wond verstoren de wondgenezing. Geïnfecteerde wonden moeten lokaal behandeld worden. Bij koorts kan het nodig zijn dat de zorgvrager systemisch behandeld wordt (antibiotica). Necrose (dood weefsel) moet verwijderd worden.
Verontreiniging van de wond. Er kunnen vreemde voorwerpen (zoals straatvuil of stukjes glas) in de wond komen, waardoor wondinfectie kan ontstaan.
Bestraling. Dit geeft schade aan delende cellen.
Vreemd lichaam door ingebracht materiaal. Denk hierbij aan protheses (knie, heup, vaat, enzovoort), hechtingen en clips.
Afbeelding: (Pixabay).
Interne / systemische factoren
De volgende interne factoren kunnen de wondgenezing verstoren:
Hoge leeftijd. Bij ouderen gaat de celdeling niet meer zo snel.
Zuurstoftekort door chronische ziekten van hart of longen en/of druk. Voor een goede wondgenezing is voldoende zuurstof nodig. Bij decubituswonden is het bijvoorbeeld belangrijk dat de druk op de plek van de wond wordt weggenomen door de zorgvrager regelmatig van houding te laten wisselen. Als de druk weg is, kan het bloed weer beter door de bloedvaatjes stromen.
Pijn. Als een zorgvrager pijn heeft, ontstaat er een stressreactie in het lichaam. Het zelf genezend vermogen van het lichaam daalt daardoor. Vraag daarom aan de zorgvrager of hij pijn heeft, ook als hij pijnstillers gebruikt. Heeft de zorgvrager pijn, overleg dan met de arts.
Algemene conditie van de zorgvrager. Een gezonde zorgvrager geneest sneller dan iemand die door ziekte een slechte conditie heeft.
Mate van bloedverlies. Bij veel bloedverlies kan een shock ontstaan. De conditie van een gezond persoon kan dan snel verslechteren.
Ondervoeding. Een goed voedingspatroon is belangrijk. Zorg ervoor dat de zorgvrager in een optimale voedingstoestand is. Eventueel kan de voeding verrijkt worden met eiwit. Twijfel je over de voedingstoestand, overleg dan met de arts of diëtist.
Afbeelding: (Pixabay).
Roken. Als de zorgvrager een sigaret rookt, vernauwen zijn bloedvaten direct, waardoor ook de bloedtoevoer naar de wond vermindert. Roken verstoort de wondgenezing dan ook enorm. Na enkele weken stoppen met roken heeft dit al een zichtbaar effect op de wondgenezing.
Medicatiegebruik: Er zijn medicijnen die de wondgenezing verstoren, zoals corticosteroïden (ontstekingsremmers), NSAID’s, bloedverdunners, slaaptabletten, plastabletten en medicijnen tegen hoge bloeddruk. Ook chemotherapie (en bestraling) bij kanker is verstorend. De wond zal niet sluiten en kan zelfs erger worden als er geen goede wondzorg wordt verleend.
Chronische ziekten, zoals reuma, diabetes, kanker of obesitas.
Externe factoren
Onjuiste wondverzorging. Voor een goede wondgenezing moet de wond de juiste vochtigheidsgraad hebben. Door een verkeerde verbandkeuze kan de wond te droog of te nat worden.
Betrokkenheid van de zorgvrager. Je moet de zorgvrager voorlichten over het proces van wondgenezing en het belang van de voorgaande punten. De zorgvrager kan dan meewerken aan de wondbehandeling. Hij weet dan dat het niet alleen gaat om wondverzorging, maar ook om voeding, aangeven van pijn en bewegen (mobiliseren). (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Om een wond goed te kunnen beoordelen en om deze vervolgens optimaal te behandelen, zijn er classificatiemodellen ontwikkeld. Binnen Rijn-IJssel worden er drie modellen gehanteerd:
WCS Classificatiemodel,
TIME Classificatiemodel,
ALTIS model.
4.1 WCS Classificatiemodel
Het WCS (Woundcare Consultant Society) is een kenniscentrum voor wondzorg. Het classificatiemodel ontwikkeld door WCS kan vooral toegepast worden op mechanische wonden en is een hulpmiddel bij het bepalen van het doel van de lokale wondbehandeling.
Door naar de wond te kijken en de kleur van het wondbed, de vochtigheid, de aanwezigheid van infectie en de aard van de wondrand vast te stellen, weet men in welke fase van wondgenezing de wond zich bevindt. Hierop kan men de juiste behandeldoelen maken en beslissen aan welke criteria de wondbedekker moet voldoen.
Uitgangspunt hierbij is dat het wondbed zo snel mogelijk geprepareerd is voor verdere spontane genezing of bijvoorbeeld een transplantatie.
Bij het WCS classificatie model wordt met name gekeken naar de drie kleuren die in een wond kunnen voorkomen. We spreken dan ook van een rode wond, gele wond en een zwarte wond. Ook geeft dit model informatie over de genezingsfase van de wond:
Roodduidt op de regeneratiefase. De huid is niet meer intact, het wondoppervlak is schoon en heeft een granulerende bodem. In deze bodem vormt zich nieuw weefsel en is rijk aan bloedvaten, rode kleur. Dit is de regeneratie fase, het is een korrelige, vochtig glanzende, helderrode weefsel laag. Deze wondbodem moet beschermd worden en uitdroging moet worden voorkomen. Wondbedekkers mogen niet met het wondbed verkleven, zodat beschadiging van het granulatieweefsel bij de verbandwisseling wordt voorkomen.
Bij oorspronkelijk diepe wonden begint de epithelialisatie vanuit de wondranden als het granulatieweefsel op huidniveau is. Aan de randen verandert de rode kleur naar roze en het oppervlak wordt droog. (ThiemeMeulenhoff, 2000) (wondenboek, 2022).
Afbeelding: (wondenboek, 2022).
Geel en zwart duiden op de reactiefase, waarbij zwart een slechtere conditie van de wond aangeeft dan geel. Bij de gele wond is de huid niet meer intact. Het wondbed van de gele wond is vaak bedekt met een gelig beslag. Dit kan gele necrose of fibrine zijn. Vaak is het een dikke, half vloeibare laag, soms is het een taaie laag. Dit kan al dan niet geïnfecteerd zijn, we spreken dan van een pussende wond. Hierin bevinden zich cel resten en samengeklonterde eiwitten. Deze laag moet verwijderd worden. Ook deze wond bevindt zich in de reactiefase: het wondbed is nog niet geschikt voor de vorming van granulatieweefsel. Vaak produceren deze wonden veel exsudaat (vocht). Het doel van de behandeling is het reinigen van het wondbed en absorptie van overmatig exsudaat. De wond heeft baat bij een vochtig milieu, maar vochtophoping moet worden voorkomen.
Afbeelding: (wondenboek, 2022).
Een zwarte wond ontstaat wanneer er geen bloed meer naar het weefsel gaat en afsterft. Zwart betekent dat de wond necrotisch weefsel bevat en afgestorven is. Necrose hoeft niet altijd een zwart aspect te hebben, maar kan ook een bruin-grijs-gelige kleur hebben. Het zwarte weefsel kan droog zijn, zonder ontstekingsverschijnselen of nat, vervloeide necrose. Deze wonden ruiken vaak erg onaangenaam. Ook bestaan er wonden met harde necrose en ontstekingsverschijnselen. Vaak is er dan sprake van warmte/ calor, roodheid/ rubor rondom de wond en zwelling/ tumor.
Een zwarte wond bevindt zich in de reactiefase: debris (dit zijn afvalresten bij weefselafbraak) moet worden opgeruimd door middel van debridement. Debridement is de verwijdering van dood, beschadigd of geïnfecteerd weefsel dat de genezing van de wond tegengaat. Een schone wond zonder debris is nodig voor de vorming van gezond granulatieweefsel. Er zijn verschillende mogelijkheden wat betreft debridement. Een necrotectomie is de meest snelle methode, maar niet iedere wond is hiervoor geschikt. Een voorwaarde is namelijk dat er een goede grens tussen necrotisch en vitaal weefsel moet zijn (demarcatie).
Andere methoden van debridement zijn het enzymatisch afbreken van dood weefsel en door gebruik te maken van lichaamseigen enzymen en wondvocht (autolytisch) en met behulp van moderne wondbedekkers. Ook kan necrose mechanisch verwijderd worden door wegsnijden, spoelen en poetsen met uitgeknepen natte gazen en met behulp van biochirurgie (maden). (ThiemeMeulenhoff, 2000) (wondenboek, 2022).
Afbeeldingen: (wondenboek, 2022).
Gemengd gekleurde wond.
In de praktijk zien we dat wonden niet altijd helemaal zwart, geel of rood zijn, maar gelijktijdig meerdere kleuren kunnen vertonen. In die gevallen moet de behandeling gericht zijn op de meest verstorende factor en wordt gestart met de behandeling voor de zwarte wond. ijvoorbeeld bij een gele wond met zwarte plekjes erin en hier en daar wat doorschemerend rood. Kies dan een product dat de andere kleurgebieden niet negatief beïnvloedt.
Door met dit classificatiemodel te werken zal dit leiden tot minder willekeurige en meer gestructureerde methoden van wondverzorging en wondbehandeling. Het is daarom een hulpmiddel voor medische zorgverleners. Het model is niet toepasbaar op brandwonden en bij oncologische wonden en -ulcera. (ThiemeMeulenhoff, 2000) (WCS, 2022).
Klik op onderstaande link voor de uitgebreide omschrijving van het classificatiemodel.
TIP: Op de website van WCS vind je het digitale Wondenboek. Het Wondenboek is ook via een app beschikbaar. Hierin vind je actuele informatie over wonden die je tijdens de zorgverlening kunt raadplegen.
4.2 TIME Classificatiemodel
De diagnose kan gesteld worden met behulp van het TIME-model, dit model richt zich in vier stappen op de factoren die de genezing van de wond beïnvloeden. Het is ontwikkeld om een behandeldoel te maken en te beslissen aan welke criteria de wondbedekker moet voldoen.
T:Tissue (weefsel), is het weefsel vitaal (rood) ? of niet vitaal (geel/zwart)? Hoe groot/diep is de wond? Welke kleur heeft de wond? Hiervoor gebruik je het WCS model.
I: Infection (infectie), is er een infectie aanwezig? Zijn er infectieverschijnselen zichtbaar, roodheid, zwelling, pijn, warmte? Is er toename van ,gekleurd, wondvocht? Is er sprake van sterke of afwijkende geur?
M: Moisture (vocht), Is de wond droog, vochtig of nat? Hoe ziet het verband eruit, droog, verzadigd, lekkage? Hoe vaak wordt het verband verwisseld? Hierbij hoort ook de huidturgor, dit is de spanning van de huid en het al dan niet aanwezig zijn van oedeem.
E: Edge (wondranden, wondomgeving), Is de wondrand intact? Is de wondomgeving droog, verweekt of is er eelt aanwezig? Is er sprake van ondermijning? Als de randen elkaar niet kunnen raken zal de wond niet genezen.
Door alle vier de elementen te doorlopen kan men de ernst van de pathologie inschatten en de behandeling afstellen. In de praktijk zie je dat de twee modellen regelmatig gecombineerd gebruikt worden. (ThiemeMeulenhoff, 2000) (wondenboek, 2022).
Kijk onderstaande videos over het raporteren via het TIME-model en wondverzorging.
Bron video's: (Schuttel, 2022).(wondverzorging, 2019).
Kijk nog eens in het Vilans protocol bij wondzorg. In de achtergrond informatie vind je de uitleg van het TIME model. (Vilans, 2022).
Het gebruik van het WCS-systeem in combinatie met het TIME-model geeft je als verpleegkundige de mogelijkheid om op een eenduidige manier een wond te beschrijven. Dit is bij iedere wond mogelijk. Als de wond op deze manier beschreven is, kun je de behandeling afstemmen door de belemmerende factoren op de wondgenezing mee te nemen in je keuzes van acties, van het soort verband en van de verzorgingsmiddelen. Het regelmatig maken van een foto is aan te bevelen om het proces van de wondgenezing te volgen. Bij iedere wondverzorging zijn de observatiepunten van belang. Het TIME-model geeft de rapportage over een wond structuur en systematiek. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
4.3 ALTIS Model
Waar het TIME-model vooral kijkt naar de lokale factoren, komen bij de registratie met het ALTIS-model ook de omstandigheden van de zorgvrager aan bod. De omstandigheden van de zorgvrager kunnen mogelijk de genezing van de wond belemmeren.
De letters van het ALTIS-model hebben de volgende betekenis:
A = Aard van de wond; een schaafwond of decubitus heeft een andere behandeling nodig.
L = Locatie van de wond: een wond op een goed doorbloede plaats geneest sneller dan een wond op bijvoorbeeld de stuit.
T = Tijd: wanneer is de wond ontstaan? Als een wond een ongebruikelijk lange tijd nodig heeft om te genezen, is dat een teken dat er meer aan de hand is.
I = Intensiteit: vorm, grootte en diepte van de wond.
S = Samenhang: welke factoren hangen samen met de wond en belemmeren bijvoorbeeld de genezing? Denk hierbij aan onderliggende ziektebeelden en acties om de wondzorg te vergemakkelijken.
Verzorging van een wond
Helaas zijn niet voor alle wonden de omstandigheden ideaal. Wonden die niet primair (kunnen) sluiten, omdat ze te groot zijn of geïnfecteerd zijn geraakt, hebben meer verzorging nodig. Onderliggende ziektebeelden bij zorgvragers zijn ook vaak oorzaken van complicaties bij de wondgenezing. Bij deze complexe wonden bepaalt vaak een arts, wondconsulent of specialistisch verpleegkundige met welke methode en materialen de wond behandeld wordt. Jij kunt als verpleegkundige veel bijdragen aan het verbeteren van de factoren die de genezing vertragen.
Op basis van een wonddiagnose kan met behulp van het wondclassificatiesysteem een keus maken voor een bepaald wondverzorgingsmateriaal. Hiermee kan een wondbehandelplan opgesteld worden. Dit wondbehandelplan is leidend voor de dagelijkse wondzorg en wordt opgesteld door een wond-verpleegkundige in samenspraak met de behandelend arts.
Zowel bij primaire als bij secundaire wondzorg is er een aantal belangrijke aandachtspunten:
reiniging van de wond;
pijnbestrijding;
instructies aan de zorgvrager;
wondmaterialen;
organisatie rondom de wondzorg.
Het doel bij de verzorging van primair genezende wonden is genezen.
Bij wonden die secundair genezen, is het doel van de verzorging het voorbereiden van het wondbed op een transplantatie of natuurlijke genezing. Dit wordt wondbedpreparatie genoemd. Het wondbed heeft dan een rood aspect, net zoals een wond die primair kan genezen.
Inspectie van de wond en de omgeving
Bij de start van een wondbehandeling bij een zorgvrager is een volledige wondregistratie van belang, zodat in het verloop van de behandeling de resultaten goed zichtbaar worden. Een manier om hier structuur in aan te brengen, is het ALTIS-model.
Bij elke verzorging door jou als verpleegkundige is het van belang dat je goed observeert. Hierbij gebruik je het TIME-model om gestructureerd te kijken. Behalve de wond zelf is de omliggende huid ook een belangrijke bron van informatie voor de wondgenezing. Zo vertelt de doorbloeding van het omliggende weefsel iets over de mogelijkheid van de wond om te genezen. Verder kan er een reactie van overgevoeligheid of allergie voor eerder gebruikte materialen zichtbaar zijn. Om de vochtigheid van de wond te observeren, kijk je natuurlijk ook naar de wondzorgmaterialen die van de wond afkomen. (ThiemeMeulenhoff, 2000) (wondenboek, 2022).
4.4 Observatie van het verbandmateriaal
Het verbandmateriaal geeft informatie over de genezing van een wond van een zorgvrager.
De volgende observatiepunten zijn belangrijk:
hoeveelheid gebruikt verband en de verzadiging daarvan (hieruit kun je afleiden wat de productie van wondvocht is);
soort gebruikt verband (geeft een indicatie over de verwachte productie van wondvocht);
geur van het verband (wel of geen infectie);
kleur van het wondvocht (helder geel is normaal, rood geeft bloedverlies aan, troebel vocht dat geel, groen of blauwig is, betekent vaak infectie of pusvorming).
Reinigen van de wond
Bij iedere open wond is er een grote kans op het besmetten door micro organismen, maar niet altijd zorgen bacteriën in een wond voor een infectie. Het hangt van de ziekteverwekkers in de wond en de afweer van de zorgvrager af of er een infectie ontstaat. Bij zowel een acute als een chronische wond wil je een infectie voorkomen of bestrijden en daarbij is het reinigen van de wond van de zorgvrager erg belangrijk.
Acute wonden zijn vaak zichtbaar vuil. Denk bijvoorbeeld aan een snijwond. Daarom moeten alle acute wonden gereinigd worden. Dit kun je het best doen met een zachte straal lauwwarm, schoon kraanwater. Uiteraard kan dit alleen als de kwaliteit van het kraanwater goed is. De wond kun je daarna sluiten met hechtmateriaal of hij kan spontaan genezen. Volgens de laatste richtlijnen hoef je een acute wond na het sluiten niet verder te desinfecteren.
Chronische wonden (denk aan een zwarte wond) zijn vaak geïnfecteerd en kunnen necrose bevatten. Het reinigen van een dergelijke wond is moeilijker dan het reinigen van een acute wond. Bij een acute wond is het eenmalig spoelen van de wond in de meeste gevallen voldoende om de wond schoon te krijgen. Bij een chronische wond zijn de bacteriën en eventuele necrose hardnekkig en moet je vaker spoelen met water. Meestal gebeurt dit bij iedere verbandwissel. Dat kan bijvoorbeeld om de drie dagen zijn, maar ook dagelijks of zelfs meerdere keren per dag.
Wat veel mensen niet weten is dat een badje (met Biotex, Badedas, soda of alleen water) een grote kans op infecties en maceratie (verweking) van de huid geeft. Het draagt niet bij aan een snellere wondgenezing, maar juist aan het vertragen daarvan.
Ook bij wondspoelen met de zoutoplossing NaCl 0,9% neemt de kans op infectie sterk toe. Dit komt vooral door het gevaar van kruisbesmetting bij het gebruik van grote flessen zoutoplossing. Deze flessen worden hergebruikt en soms meegenomen naar een andere zorgvrager. Zorg daarom voor patiëntgebonden materialen. (ThiemeMeulenhoff, 2000)
Aseptisch werken is bij wondzorg noodzakelijk
Als verpleegkundige draag je bij het reinigen van een wond altijd handschoenen, over het algemeen hoeven deze niet steriel te zijn.
Je wisselt je handschoenen na het spoelen van de wond van een zorgvrager.
Ook het gebruik van schone materialen, denk hierbij aan steriele pincetten en scharen, is erg belangrijk om verdere infectie te voorkomen. Wanneer de pincet of schaar niet steriel is desinfecteer je deze voor gebruik, volgens het Vilans protocol eerst met alcohol.(Vilans, 2022).
4.5 Pijnbestrijding
Afbeelding: (Pixabay).
Als verpleegkundige is het een onderdeel van de wondverzorging om te vragen naar de pijnbeleving bij een zorgvrager. Pijn werkt belemmerend op de wondgenezing. De zorgvrager zal veel ongemak ervaren door de pijn, maar zal ook minder graag bewegen. In beweging blijven of komen verbetert de bloedsomloop, waardoor de wond voorzien wordt van zuurstof en voedingsstoffen en sneller geneest.
Naast de constante pijn van de wond zelf, kan ook de verzorging van de wond pijnlijk zijn.
Denk aan:
Bied pijnstilling aan ruim voordat je begint met de wondverzorging. Werk zorgvragergericht.
Geef duidelijke uitleg wat je gaat doen en spreek een stopsignaal af.
Maak gebruik van verbandmaterialen die niet aan het wondbed vastplakken en verwissel verbanden niet onnodig (combineer bijvoorbeeld visite van de arts met de wondverzorging).
Zorg dat de zorgvrager een ontspannen houding heeft. Zorg er ook voor dat je zelf ontspannen bent. Als je haastig bent, voelt de zorgvrager dat en hij kan daardoor vaak moeilijker ontspannen.
Rapporteer welke maatregelen tegen de pijn effectief waren en welke niet. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Op het gebied van wondmaterialen is de industrie voor verbandmiddelen en wondverzorging erg actief, er blijven nieuwe inzichten met de daarbij horende producten op de markt komen. Het is daarom moeilijk om op de hoogte te blijven.
Wat belangrijk is, is dat er om goede wondzorg te kunnen bieden je de juiste producten gekozen moeten worden bij de juiste wond om zo een zo goed mogelijk wondmilieu te creëren. Hierdoor kan een wond voorspoedig genezen. Sommige wondmaterialen zijn behoorlijk duur. Ook vanwege het kostenaspect is het belangrijk het juiste product te gebruiken.
Het doel van een wondbedekker is een optimaal wondmilieu (o.a. vochtigheidsgraad, zuurgraad en temperatuur) te creëren om de genezing te faciliteren. Tevens biedt een wondbedekker bescherming tegen verdere beschadiging en kan deze eventueel wondvocht en/of bloed opvangen.
De keuze voor verzorgingsmateriaal is afhankelijk van het doel dat je wil bereiken.
Afdekken van de wond
Opvangen van wondvocht
Voorkomen en/ of stelpen van bloedingen
Voorkomen en/ of bestrijden van infectie
Creëren van een vochtig wondmilieu
Opvullen van diep wonden
Andere criteria bij de keuze van verband- en verzorgingsmiddelen zijn de mate waarin ze zorgvrager vriendelijk zijn, effectief voor wondgenezing en eenvoudig toe te passen. De prijs-kwaliteitverhouding is tot slot ook een belangrijk criterium. Een grote vooruitgang is dat nieuwe verbandmiddelen het mogelijk maken om verbandwissels te beperken tot soms om de vijf dagen in plaats van twee tot drie keer per week.
Bij de verzorging van wonden worden verschillende verbandmiddelen gebruikt, zoals:
Absorberend verbandmateriaal;
Alginaten;
Antibacteriële producten;
Gazen en kompressen;
Geurneutraliserende verbanden;
Hydrocolloïden;
Transparante folies
Fixatiemateriaal.
Buisverbanden
Verzorgingsmiddelen
(ThiemeMeulenhoff, 2000).
5.1 Absorberend verbandmateriaal
Dit verband neemt het teveel aan wondvocht, pus en weefselresten op. De laag die contact maakt met de wond kleeft niet vast waardoor er geen beschadigingen optreden bij verbandwissel aan het nieuw gevormde granulatieweefsel. De bovenkant van dit verband laat geen vocht door.
Er zijn verschillende soorten absorberende verbanden. In actieve absorberende verbanden bijvoorbeeld zijn stoffen verwerkt die zorgen voor een actieve opname van wondvocht. Voorbeelden van deze stoffen zijn dextranomeren (korrels die veel vocht kunnen opnemen), bepaalde zoutoplossingen en zoutkristallen. Het absorbatievermogen kan door korrels die in het verband zitten extra groot zijn. Anatomisch gevormd absorberend verband bestaat uit een combinatie van foam en siliconen en kun je gebruiken voor het verbinden van de stuit of de hiel. Foamverband is door zijn grote absorptievermogen heel geschikt voor zeer natte wonden en wonden met veel exsudaat (wondvocht dat uit de haarvaten in de huid lekt). (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Afbeeldingen: (ThiemeMeulenhoff, 2000).
5.2 Alginaten
Alginaten worden gemaakt uit bruin zeewier. De alginaten hebben een reinigende werking voor de wond en worden vooral gebruikt bij wonden met veel wondvocht, pus en weefselafval. De afvalproducten die vanuit de wond vrijkomen worden door de alginaten geabsorbeerd. Dit gebeurd doordat de alginaten een gelei vormen die niet aan de wond plakt en kan tot 5 dagen blijven zitten. Het werkt pijn reducerend en worden gebruikt bij wonden die vies ruiken. Het is in strengvorm erg geschikt om te gebruiken bij holtes. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Afbeeldingen: (ThiemeMeulenhoff, 2000).
5.3 Antibacteriële producten
De antibacteriële producten gaan de bacterie groei tegen. Het zit verwerkt in verbanden, gels en sprays. De werking is verschillend, bacterie dodend of om bacterie in kapselen. Vaak gebruikte materialen zijn zilver (methaline gaas), Jodium en antibiotica. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
AFbeeldingen: (ThiemeMeulenhoff, 2000).
5.4 Gazen en kompressen
Gazen en kompressen worden meestal als wondbedekker gebruikt. Ook worden gazen gebruikt om holtes in de wond op te vullen. Gazen mogen nooit droog op de wond worden gebruikt, het zal altijd in combinatie zijn met zalf of vloeistof. Er zijn verschillende soorten gazen beschikbaar;
Traditionele gazen, van katoen/ hydrofiel of viscose/ synthetisch. Als je ze bevochtigt met fysiologisch zout, zorgen ze voor een vochtig wondmilieu. Meestal gebruik je ze om een ander verbandmiddel af te dekken, bijvoorbeeld een zalfgaas. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Afbeeldingen: (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Kompressen zijn dikker dan de gewone gazen en nemen daarmee meer vocht op. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Afbeelding: (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Vette gazen zijn geïmpregneerd met parafine, vaseline/olie en soms ook een necrose oplosser. Hierdoor plakt het gaas niet aan de wond. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Afbeelding: (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Antibacteriële gazen, geïmpregneerd met vet en werkzame antibacteriële stof. Deze stof behandelt de wondinfectie, de antibacteriële stof kan wél de gezonde weefselcellen beschadigen. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Honinggazen worden steeds vaker gebruikt en zijn antibacterieel en werken geur neutraliserend. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Afbeeldingen: (ThiemeMeulenhoff, 2000).
5.5 Geurneutraliserende verbanden
De geur neutraliserende verbanden bevatten koolstof dat bacteriën opneemt, de bacteriën in een wond zorgen voor een onaangename geur. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Afbeeldingen: (ThiemeMeulenhoff, 2000).
5.6 Hydrocolloïden
Hydrocolloïd zijn zelfklevend, aan de wondzijde zit een gel, contact met wondvocht wordt de gel zacht en vochtig, dit heeft een gunstige invloed op de wondgenezing. Ze zijn semipermeabel wat wil zeggen dat er geen vocht en bacteriën in de wond komen. Ze werken zuiverend (debriderend) en pijnstillend. Het voordeel is dat het meerdere dagen kan blijven zitten. Hierdoor kan het gebruikt worden op rode en gele wonden. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Afbeeldingen: (ThiemeMeulenhoff, 2000).
5.7 Transparante folies
Een transparante wondfolie is dun en doorzichtig waardoor je de wond goed kan blijven observeren. Het laat geen vocht en bacteriën door maar wel zuurstof en waterdamp hierdoor blijft het wondgebied vochtig. De transparante folie kan alleen gebruikt worden op wonden met weinig vochtproductie. Ze zijn steriel en niet steriel te verkrijgen. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Afbeeldingen: (ThiemeMeulenhoff, 2000).
5.8 Fixatiemateriaal
Wanneer een wond verbonden is moet deze goed worden gefixeerd/vastgezet. Dit kan met verschillende producten. Kleefpleister, zwachtels of een netverband. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Afbeeldingen: (ThiemeMeulenhoff, 2000).
5.9 Buisverbanden
Een buisverband is gemaakt van katoen of viscose en heeft geen naad. Hierdoor is het geschikt als steun of om bijvoorbeeld zalfkompressen op de plaats te houden. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Afbeeldingen: (ThiemeMeulenhoff, 2000).
5.10 Verzorgingsmiddelen
Om de huid te verzorgen kan men gebruik maken van Hydrogel, dit is steriel en stimuleert de wondgenezing het lost necrotisch weefsel en pus op.
Spoelvloeistoffen worden gebruikt om de wond schoon te spoelen soms zelfs met een spuit (zonder naald) of met spuit en hierop aangesloten een éénmalige katheter.
Huidbeschermers, voor de juiste wondzorg is het belangrijk om de omliggende wondrand te verzorgen en te beschermen. Bij vochtige wonden kan er een verweking van de wondrand en omliggende huid ontstaan. Om dit te voorkomen kan er gebruik worden gemaakt van zalf, filmlaag of hydrocolloïd. Zinkzalf wordt veel gebruikt. Honing heeft een bacteriedodende en geneeskrachtige werking, het verzacht de pijn en heeft invloed op de geur. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Afbeeldingen: (ThiemeMeulenhoff, 2000).
5.11 Wondplan
Er zijn zo veel wondverzorgingsproducten op de markt en elke zorginstelling maakt gebruik van zijn eigen leverancier, hierdoor is het soms moeilijk is om de juiste keuze voor de specifieke wond te maken. Systematische benadering vereenvoudigt die keuze. Dit kan met behulp van wondinspectie en -registratie aan de hand van een (standaard)wondplan of wondzorgformulieren.
Wondplan
Om de wondzorg zo goed mogelijk te laten verlopen, is het belangrijk dat er een duidelijk wondplan is waarin de uit te voeren wondzorg precies beschreven staat. In het wondplan dat je in het elektronisch dossier vindt, staat bijvoorbeeld hoe vaak je een verband moet verwisselen, of je de wond moet spoelen en met welk materiaal je de wond afdekt. Ook is van belang dat duidelijk is wie de verantwoordelijkheid heeft over het opstellen en bijstellen van het wondplan.
Bij complexe wonden bepaalt een arts, wondconsulent of verpleegkundig specialist het wondplan. Bij niet-complexe wonden kun jij als verpleegkundige het wondplan opstellen. Alle verpleegkundigen en/of verzorgenden voeren de wondzorg volgens het wondplan uit. Tot slot moeten alle personen die bij de zorg betrokken zijn dezelfde terminologie gebruiken bij het rapporteren over de wond. Dit voorkomt verwarring en mogelijke fouten. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Zie hieronder een voorbeeld van een wond overdrachtsformulier, onderaan bij 'wondbehandeling' staat precies beschreven wat er verwacht wordt. Hierdoor kunnen alle verpleegkundigen op een zelfde manier wondzorg verlenen.
Hoofdstuk 6 Indeling en behandeling van wonden op kleur
Je kan in de praktijk vele soorten wonden en de daarbij behorende behandeling tegen komen. Omdat Rijn-IJssel wondzorg tijdens de vaardigheidslessen aanbied naar kleur, rood ,geel en zwart, is er gekozen om in het volgende hoofdstuk alleen op deze soort wonden dieper in te gaan. Hierdoor sluit deze WikiWijs aan bij de gevolgde vaardigheidslessen en dienen ze als herhaling van de behandelde stof.
Na de uitleg per kleur, volgt een Lessonup om de opgedane kennis te herhalen en te toetsen. We gaan bij de wondzorg altijd uit van het Vilans protocol.
Vooraf:
Veel wonden die je als verpleegkundige in de praktijk ziet, zijn niet helemaal rood, geel of zwart. Vaak heb je te maken met minimaal twee kleuren weefsel. Bij de behandeling van de wond ga je uit van het meest ongunstige. Een rode wond bijvoorbeeld, met een geel beslag in het midden, moet je behandelen als een gele wond en niet als een rode wond.
Met de juiste wondverzorging en hygiëne verklein je de mogelijkheid dat ziektekiemen binnendringen en de wond geïnfecteerd raakt. (ThiemeMeulenhoff, 2000) (Vilans, 2022).
6.1 Observatie van de wond
Voor elke kleur wond is het van belang dat de wond ( volgens afspraak) geobserveerd op:
Grootte, diepte en vorm. Gebruik steeds dezelfde methode om de grootte en diepte van een wond te meten. Zo zijn de meetgegevens vergelijkbaar. Je kunt de wond bijvoorbeeld vastleggen met digitale fotografie of een rastervel op de wond leggen. De houding van de cliënt kan invloed hebben op de meting. Laat de cliënt daarom steeds in dezelfde houding liggen bij het meten.
Geur. Een sterke of afwijkende geur is een aanwijzing voor wondinfectie. Om de geur te bestrijden, kan je de volgende dingen doen:
de wond spoelen
(verzadigd) verband tijdig wisselen
de kamer ventileren na de verbandwisseling
antibacteriële wondbehandelingsproducten en/of verbanden met actieve koolstof gebruiken
Kleur. Het WCS-Classificatiemodel (rood – geel – zwart) geeft aan in welke fase van genezing de wond zit en wat in deze fase het doel van de wondbehandeling is. Het deel van de wond dat zich in de slechtste fase bevindt, bepaalt het wondproduct dat je moet gebruiken.
Wondranden. Verweking van de wondrand (door veel of agressief wondvocht) vertraagt de wondgenezing en verhoogt de kans op infectie. Als er eelt aan de wondranden vormt moet je dit verwijderen, omdat het de genezing van de wond stagneert.
Wondvocht. Een wond kan veel of weinig wondvocht produceren. Het opvangen van de wondafscheiding hoort ook bij de wondverzorging, omdat je daarmee de vocht- en elektrolytenbalans kunt bijhouden. Vang het wondvocht op met verband, via een drain of in een opvangzak (bijvoorbeeld bij fistels).
Pijn. Bij wondinfectie, onjuiste verzorgingstechniek of een ongeschikte wondbedekker kan pijn optreden of verergeren. Het is daarom belangrijk om pijn te registeren bij de wondverzorging. Bedenk of pijnstilling nodig is voordat je het verband gaat verwisselen.
Ontstekingsverschijnselen. Let op roodheid, zwelling, warmte, pijn en een gestoorde functie. Dit zou kunnen duiden op een infectie. Belangrijk is niet alleen het constateren maar neem ook een vervolgstap (overleg met behandelaar) volgens afspraak. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Controle door middel van het TIME MODEL:
(Vilans, 2022).
6.2 Hygiëne bij wondzorg
De instrumenten die je bij de wondzorg gebruikt, moeten huishoudelijk schoon zijn. Instrumenten die in contact komen met de wond zelf, moeten steriel zijn.
Verpakte vloeistoffen voor wondreiniging en desinfectie moeten steriel zijn. Als de verpakking is aangebroken, is de vloeistof niet langer dan 24 uur houdbaar. Schrijf het tijdstip van openen op de verpakking.
Laat de kraan of douche flink doorstromen wanneer je hiervan water gaat gebruiken.
Doe tijdens het verwisselen van het verband geen werkzaamheden waarbij luchtwervelingen ontstaan. Maak bijvoorbeeld geen bedden op en maak de kamer niet schoon. Hierdoor kan de wond via de lucht besmet worden.
Voer geen wondzorg uit in gezamenlijke ruimten waar ook eten en drinken wordt gemaakt en genuttigd.
Als de cliënt een huisdier heeft, zet het dier in een kooi of hok tijdens de wondverzorging. De kans op besmetting met ziekteverwekkers is dan kleiner. (ThiemeMeulenhoff, 2000) (Vilans, 2022).
Verwijderen van wondbedekking:
Afbeelding: (Pixabay).
Draag (niet-steriele) handschoenen als je verband, drains of katheters verwijdert. Draag een plastic schort wanneer de kans bestaat dat je kleding nat wordt. Bescherm je ogen met een bril wanneer er een kans op spatten is. Leg aan de cliënt uit waarom je deze beschermingsmaatregelen neemt. (Vilans, 2022).
Afbeelding: (Pixabay).
Maak het verband dat wordt gebruikt los op de volgende manier. Ondersteun de huid van de cliënt met de ene hand en trek met de andere hand de pleister los in de richting van de wond.
Als je folie verwijdert, moet de spanning op de folie in stand blijven. Zo bescherm je nieuw gevormd weefsel en voorkom je spanning op de wond.
Zorg dat het verband niet in aanraking komt met de omgeving. Gooi het verband direct in een afvalzak en sluit deze. Gebruikt verband is een bron van micro-organismen. (Vilans, 2022).
6.3 Aanbrengen wondverband
De wondvochtproductie en de soort wondbedekker bepalen hoe vaak je het wondverband moet vervangen. Voorkom dat het verband verzadigd is met wondvocht, maar beperk verder het aantal verbandwisselingen voor zover mogelijk.
Draag bij het aanbrengen van wondbedekker niet-steriele handschoenen.
Leg voor de handeling alle materialen (open) klaar binnen handbereik.
Bij het openen van steriel verpakte materialen (verband, instrumenten e.d.) mag het steriele materiaal niet in aanraking komen met niet-steriel materiaal. Wanneer dit toch gebeurt, moet je een nieuwe verpakking nemen.
Desinfecteer niet-steriele scharen en pincetten met alcohol 70%.
Gebruik zalven en crèmes uit tubes en niet uit potten. Moet je toch zalf of crème uit een pot gebruiken? Voorkom dat je deze aanraakt met de handen of met handschoenen. Breng de zalf of crème op met een spatel. Steek de spatel niet voor een tweede keer in de pot en zorg dat de spatel niet tegen de tube aankomt. (Vilans, 2022).
De wondvochtproductie en de soort wondbedekker bepalen hoe vaak je het wondverband moet vervangen. Voorkom dat het verband verzadigd is met wondvocht, maar beperk verder het aantal verbandwisselingen voor zover mogelijk.
Draag bij het aanbrengen van wondbedekker niet-steriele handschoenen.
Leg voor de handeling alle materialen (open) klaar binnen handbereik.
Bij het openen van steriel verpakte materialen (verband, instrumenten e.d.) mag het steriele materiaal niet in aanraking komen met niet-steriel materiaal. Wanneer dit toch gebeurt, moet je een nieuwe verpakking nemen.
Desinfecteer niet-steriele scharen en pincetten met alcohol 70%.
Gebruik zalven en crèmes uit tubes en niet uit potten. Moet je toch zalf of crème uit een pot gebruiken? Voorkom dat je deze aanraakt met de handen of met handschoenen. Breng de zalf of crème op met een spatel. Steek de spatel niet voor een tweede keer in de pot en zorg dat de spatel niet tegen de tube aankomt. (ThiemeMeulenhoff, 2000) (Vilans, 2022).
6.4 Het spoelen van een wond
Afbeelding: (Pixabay).
Zorg dat de handeling altijd volgens het Vilans protocol uitgevoerd wordt.
Belangrijke punten hierbij zijn:
Bij gebruik van kraanwater: laat de kraan eerst minimaal 30 seconden flink doorstromen.
Bij gebruik van een steriele vloeistof: als de verpakking is aangebroken, is de vloeistof niet langer dan 24 uur te gebruiken. Noteer moment van opening op verpakking.
Gebruik bij het spoelen met een spuit geen naald op de spuit. Dit geeft een te krachtige straal en daardoor kans op beschadiging.
In plaats van een steriel bakje om spoelvloeistof uit op te zuigen, kan ook de verpakking van de spuit gebruikt worden. Deze is waterdicht en steriel.
Gebruik een opvangbakje als je veel teruglopend spoelvloeistof verwacht.
Draag beschermende kleding, zoals schort en bril, wanneer er kans is op spatten.
Tijdens de handeling kan de wond gaan bloeden dit is een complicatie. Stop de handeling en overleg met de behandelaar over het continueren van de handeling. (ThiemeMeulenhoff, 2000) (Vilans, 2022).
6.5 Rode wond
In de rode wond bevindt het wondbed zich in de regeneratiefase en wordt het bedekt door rood granulatieweefsel. Het doel van de wondbehandeling is bescherming van de wondbodem en het voorkomen dat de wond uitdroogt.
Dit weefsel is goed doorbloed en is onderdeel van het genezingsproces. De wondbodem van granulatieweefsel moet worden beschermd, zodat het weefsel ongestoord verder kan groeien en de wond opvult tot hij op ongeveer hetzelfde niveau ligt als de omliggende huid.
Wondbedekkers mogen niet met het wondbed verkleven, anders wordt het granulatieweefsel beschadigd bij de verbandwisseling.
De nieuwe huidlaag die over het granulatieweefsel heen groeit, is in de beginfase nog dun en kwetsbaar. Om beschadiging of blaarvorming van deze dunne epitheel laag te voorkomen, is het belangrijk om een verbandmiddel te kiezen met een huidvriendelijke kleef laag.
Het doel van de behandeling van een rode wond is:
vochtig houden van de wondbodem. Een vochtig, maar niet nat milieu bevordert de ontwikkeling van de epitheelcellen. Uitdroging van de wond vertraagt het genezingsproces;
schoonhouden van de wond. Het voorkomen van infecties is bij dit type wond een belangrijke taak van jou als verpleegkundige;
voorkomen van beschadigingen van het granulatieweefsel.
Rode wonden kun je indelen in oppervlakkige rode wonden en diepe rode wonden.
Oppervlakkige rode wond
Wanneer een zorgvrager een oppervlakkige rode wond heeft, ligt het wondgebied bijna gelijk aan het niveau van de omliggende huid. De bescherming van het granulatieweefsel is bij de wondverzorging het belangrijkst. Het vochtige wondmilieu kun je garanderen door een wondfolie of een hydrocolloïd te gebruiken. Bij het verwisselen van het verband moet je voorzichtig te werk gaan, zodat je het granulatieweefsel niet beschadigt.
Diep rode wond
Bij een zorgvrager met een diepe rode wond ligt het wondgebied duidelijk lager dan het niveau van de omliggende huid. De verzorging doe je met behulp van een schuimverband dat contact maakt met de wondbodem. Het verband zorgt ervoor dat het wondbed vochtig blijft en neemt het teveel aan wondvocht op. Als verpleegkundige zorg je ervoor dat je het wondbed niet beschadigt bij het verwisselen van het verband. Soms vormt een diepe wond holtes onder de omliggende huid. Deze holtes vul je ook op met schuimverband. (ThiemeMeulenhoff, 2000) (Wondenboek, 2020).
Afbeelding: (Wondenboek, 2020).
Wondbehandelingsproduct voor een rode wond:
Afbeelding: (Vilans, 2022).
Test je kennis
Als je alle theorie gelezen hebt kan je nu je kennis testen. Klik op onderstaande link en maak de LessonUp over de rode wond. Ben je klaar klik dan op het pijltje teug links boven in je scherm, om terug tekeren naar de WikiWijs. Succes!
De oorzaak van de gele kleur in een wond is het debris. Debris bestaat uit vervloeiende necrose, pus en overtollig wondvocht en moet verwijderd worden. Daar is de wondzorg voor een gele wond op gericht. De wond bevindt zich nog in de reactiefase. Het wondbed is nog niet geschikt voor de vorming van granulatieweefsel.
Vaak produceren deze wonden veel vocht (exsudaat). Het doel van de behandeling is reinigen van het wondbed en absorptie van de overmaat aan exsudaat. Een vochtig milieu is gunstig voor de wond, maar voorkom dat er te veel wondvocht aanwezig is.
Na het verwijderen van het debris blijft er een rode wond over die verder kan genezen en die je kunt behandelen als een rode wond. Gele wonden zijn net als rode wonden in te delen in twee categorieën: oppervlakkige gele wonden en diepe gele wonden.
Oppervlakkige gele wond
De wond is ondiep en produceert veel of weinig exsudaat (wondvocht). Bij een droge gele wond is het noodzakelijk om het wondgebied zo te beïnvloeden dat het taaie gele beslag vloeibaarder wordt en kan loslaten van de wondbodem. Een alginaat in de wond kan hierbij helpen. Een verzadigd alginaat en de resten van het vloeibare beslag kun je wegspoelen met een zachte straal kraanwater. Als de wond veel exsudaat produceert, moet je hem bedekken met een goed absorberend verband. Regelmatige verwisseling van dit verband is dan noodzakelijk, omdat anders bacteriegroei zal ontstaan. Een vochtige en warme omgeving is voor bacteriën de perfecte omgeving om te groeien. Wanneer je het verband niet vaak genoeg verwisselt, blijft het wondgebied te nat. Het weefsel wordt te week en kan dan niet goed genezen.
Diep gele wond
Het wondgebied ligt duidelijk onder het niveau van de omliggende huid. De wond is diep en geel en produceert veel wondvocht en pus. Door het spoelen van de wond kun je een belangrijk deel van dit debris uit de wond verwijderen. Er is verder geen bewijs dat het spoelen van de wond een positief effect heeft op het genezen van de wond. Na het spoelen bedek je de wond met een absorberend verband dat contact maakt met de wondbodem. Hierdoor bereik je dat overtollig wondvocht en pus worden afgevoerd. (ThiemeMeulenhoff, 2000) (Wondenboek, 2020) .
Afbeelding: (Wondenboek, 2020).
Wondbehandelingsproducten bij een gele wond:
Afbeelding: (Vilans, 2022).
Test je kennis
Als je alle theorie gelezen hebt kan je nu je kennis testen.Klik op onderstaande link en maak de LessonUp over de gele wond. Ben je klaar klik dan op het pijltje teug links boven in je scherm, om terug tekeren naar de WikiWijs. Succes!
De zwarte kleur van een wond wordt veroorzaakt door dood weefsel. Zwart betekent dat zich in de wond afgestorven (necrotisch) weefsel bevindt. Afgestorven weefsel hoeft niet altijd zwart te zijn, maar kan ook een bruin-grijs-gelige kleur hebben. Een zwarte wond bevindt zich in de reactiefase. Zolang er necrotisch weefsel in de wond is, kan de wond niet helen.
Debridement
Er is een schone wond nodig voor de vorming van gezond granulatieweefsel. Dood, beschadigd of geïnfecteerd weefsel dat de genezing van de wond tegengaat, moet worden verwijderd. De verwijdering van dit weefsel heet debridement. Er zijn verschillende methoden van debridement.
Necrotectomie: wegsnijden van necrotisch weefsel. Dit is de meest snelle methode, maar niet iedere wond is hiervoor geschikt. Er moet een goede scheidslijn (demarcatie) zijn tussen necrotisch en vitaal weefsel.
Enzymatisch: afbreken van dood weefsel door enzymen.
Autolytisch: afbreken van dood weefsel door het lichaam zelf (door de macrofagen uit het wondvocht) met behulp van moderne wondbedekkers.
Mechanische reiniging: verwijderen van dood weefsel door spoelen, poetsen met uitgeknepen natte gazen, biochirurgie (maden).
Je kunt de zwarte wond onderverdelen in de droge zwarte wond, de natte zwarte wond en de zwarte wond met ontsteking.
Droge, harde necrose hoef je niet te verwijderen. Het lichaam stoot dit type necrose zelf af. De necrose moet droog blijven en vrij liggen.
Het natte of vochtige necrotische weefsel in een zwarte wond zul je over het algemeen handmatig moeten verwijderen. Dat kan door middel van spoelen met kraanwater of een voorgeschreven spoelvloeistof. Een arts of specialistisch verpleegkundige kan het ook met een pincet verwijderen. Bij grotere hoeveelheden necrotisch weefsel kan het ook chirurgisch verwijderd worden. Na het verwijderen van het necrotisch weefsel dek je de wond af met een niet-klevend product en daarop, afhankelijk van de hoeveelheid vocht, een absorberend verband.
Als zich een ontstekingsproces onder de necrose ontwikkelt, moet het necrotische weefsel worden verwijderd. Het dode weefsel wordt weggeknipt of weggesneden. Een arts of een daartoe bevoegd verpleegkundige voert deze voorbehouden handeling uit. Het kan zijn dat je het weefsel voorafgaand aan het verwijderen moet verweken, bijvoorbeeld met vochtige gazen. Na het verwijderen van het necrotisch weefsel pas je de wondverzorging aan de dan ontstane situatie aan. (ThiemeMeulenhoff, 2000) (Wondenboek, 2020).
Afbeelsing: (Wondenboek, 2020).
Wondbehandelingsproducten bij een zwarte wond:
Afbeelding: (Vilans, 2022).
Test je kennis
Als je alle theorie gelezen hebt kan je nu je kennis testen. Klik op onderstaande link en maar de LessonUp over de zwarte wond. Ben je klaar klik dan op het pijltje teug links boven in je scherm, om terug tekeren naar de WikiWijs. Succes!
De impact van een wond op de zorgvrager kan groot zijn. De lichamelijke veranderingen die wonden veroorzaken, kunnen een zware psychische belasting vormen voor de zorgvrager.
Afbeelding: (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Het voor jou als verpleegkundige belangrijk om zoveel mogelijk overlast, door bijvoorbeeld geur, te beperken.
Verzorg de wond hygiënisch, voorkom besmetting en dek de wond juist af. Dat vermindert de overlast voor de zorgvrager en zijn omgeving en bewerkstelligt een snelle genezing. Een snelle genezing kan voorkomen dat de zorgvrager lichamelijke handicaps overhoudt aan de wonden.
Naast wondverzorging kun je een luisterend oor bieden en de zorgvrager informeren over allerlei mogelijkheden. Je kunt de zorgvrager wijzen op instanties (sociale dienst, maatschappelijk werk of de huisarts) die belangrijk kunnen zijn en hem helpen om ermee in contact te komen.
Als verpleegkundige heb je als taak de zorgvrager ook van instructies te voorzien. Veel mensen denken te weten wat goede wondzorg is, maar bij veel manieren is niet bewezen dat ze goed zijn voor de wond. Het is dan ook jouw taak als verpleegkundige om de zorgvrager duidelijke instructies en uitleg te geven over de wondzorg en het genezingsproces van de wond.
Psychische aspecten
Soms wordt er in emotioneel opzicht veel van de zorgvrager geëist. Hij kan tobben over de vraag of zijn aandoening tot blijvende invaliditeit leidt. Als dat het vooruitzicht is, zal bezorgdheid over de toekomst het verwerkingsproces beïnvloeden. Pijn kan dit proces ook negatief beïnvloeden.
Als een zorgvrager moeite heeft zijn verwonding en de gevolgen ervan psychisch te verwerken, is het belangrijk dat jij als verpleegkundige hem juiste en ter zake doende informatie geeft. Wees daarin eerlijk. Geef informatie op een tijdstip dat het de zorgvrager uitkomt en neem er de tijd voor. Daarnaast is het belangrijk goed te luisteren naar de zorgvrager en hem echt het gevoel te geven dat het belangrijk is wat hij te zeggen heeft. Laat hem merken dat je begrijpt wat hij bedoelt te zeggen. Als je hem echt niet begrijpt, vertel dit dan eerlijk. Vertrouwen en eerlijkheid zijn voorwaarden voor een goede relatie tussen zorgvrager en verpleegkundige.
Gezondheid is een samenspel van lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden. De zorg voor een zorgvrager met een wond mag zich dan ook nooit beperken tot een technische handeling, hoe deskundig je die ook uitvoert.
Het is belangrijk dat de zorgvrager zich bij jou als verpleegkundige vrij voelt om zijn emoties en gevoelens te uiten. Alleen samen met de zorgvrager zijn de juiste oplossingen te vinden die verder reiken dan een medisch-technische aanpak. (ThiemeMeulenhoff, 2000).
Hoofdstuk 8 Eindtoets
Je bent, na alles te hebben doorlopen, aangekomen bij de eindtoets van deze wikiwijs.
Door deze toets te maken kan je de lesstof, nogmaals, herhalen en hiermee bepalen of je de lesstof voldoende beheerst.
Succes!
Toets: Eindtoets
0%
Je hebt de hele WikiWijs doorlopen, nu is het tijd voor de eindtoets!
Na deze toets kan je voor jezelf bepalen of je voldoende kennis bezit over de anatomie van de huid en de wondzorg.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Danielle, J. (2016, augustus 17). YouTube. Opgeroepen op november 10, 2022, van YouTube.com: https://www.youtube.com/watch?v=vsKJlJK0rVU
Danielle, J. (2019, november 18). YouTube. Opgeroepen op november 10, 2022, van youtube.com: https://www.youtube.com/watch?v=5r0UsBE9L4I
Danielle, J. (2019, juni 17). YouTube. Opgeroepen op november 10, 2022, van youtube.com: https://www.youtube.com/watch?v=SriUGoLlHLs
Rijn-IJssel, Visie. (2008). rijnijssel.nl. Opgeroepen op maart 10, 2022, van https://rijnijssel-my.sharepoint.com/: Visie op Rijk Onderwijs.pdf (sharepoint.com)
Schutte, R. (2022, september 28). Youtube. Opgeroepen op november 14, 2022, van Youtube.com: https://www.youtube.com/watch?v=OU8-godCPug
ThiemeMeulenhoff. (2000, september 1). Opgeroepen op november 5, 2022, van ThiemeMeulenhoff.nl: https://edition.thiememeulenhoff.nl/secure/d/stream/traject_4_vth
Vilans. (2022). Opgeroepen op juni 16, 2022, van Vilans.nl: https//www.vilans.nl/
WCS. (2022). Opgeroepen op november 11, 2022, van WCS.nl: https://www.wcs.nl/
Wondenboek. (2020, september 1). Opgeroepen op novenber 12, 2022, van WCS.nl: https://www.wcswondenboek.nl/
Youtube. (2019, april 24). Opgeroepen op november 13, 2022, van Youtube.com: https://www.youtube.com/watch?v=08R4IWEM8fw
Het arrangement Anatomie van de huid en Wondzorg is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Linda van Norden-Kok
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2022-11-29 10:39:10
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Deze Wikiwijs is gemaakt voor tweedejaars verpleegkunde studenten aan het MBO niveau 4 van Rijn-IJssel en kan gebruikt worden als aanvulling op de theorielessen over de anatomie van de huid en de praktijklessen wondzorg. Hierdoor wordt de lesstof herhaald en dit kan zorgen voor het beter laten beklijven van de lesstof.
De Wikiwijs sluit aan bij de eindterm B1-K1 Bieden van zorg en ondersteuning in het verpleegkundig proces Huid en B1-K1-W4 Voert verpleegtechnische handelingen uit.
Leerniveau
Praktijkonderwijs;
Eindgebruiker
leerling/student
Moeilijkheidsgraad
moeilijk
Studiebelasting
2 uur en 0 minuten
Trefwoorden
anatomie van de huid, classificatie modellen wondzorg, verbandmaterialen, wondzorg
Anatomie van de huid en Wondzorg
nl
Linda van Norden-Kok
2022-11-29 10:39:10
Deze Wikiwijs is gemaakt voor tweedejaars verpleegkunde studenten aan het MBO niveau 4 van Rijn-IJssel en kan gebruikt worden als aanvulling op de theorielessen over de anatomie van de huid en de praktijklessen wondzorg. Hierdoor wordt de lesstof herhaald en dit kan zorgen voor het beter laten beklijven van de lesstof.
De Wikiwijs sluit aan bij de eindterm B1-K1 Bieden van zorg en ondersteuning in het verpleegkundig proces Huid en B1-K1-W4 Voert verpleegtechnische handelingen uit.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Test je kennis
Test je kennis
Test je kennis
Test je kennis
Eindtoets
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.