6.1 Observatie van de wond

 

Voor elke kleur wond is het van belang dat de wond ( volgens afspraak) geobserveerd op:

Grootte, diepte en vorm. Gebruik steeds dezelfde methode om de grootte en diepte van een wond te meten. Zo zijn de meetgegevens vergelijkbaar. Je kunt de wond bijvoorbeeld vastleggen met digitale fotografie of een rastervel op de wond leggen. De houding van de cliënt kan invloed hebben op de meting. Laat de cliënt daarom steeds in dezelfde houding liggen bij het meten.

Geur. Een sterke of afwijkende geur is een aanwijzing voor wondinfectie. Om de geur te bestrijden, kan je de volgende dingen doen:

Kleur. Het WCS-Classificatiemodel (rood – geel – zwart) geeft aan in welke fase van genezing de wond zit en wat in deze fase het doel van de wondbehandeling is. Het deel van de wond dat zich in de slechtste fase bevindt, bepaalt het wondproduct dat je moet gebruiken.

Wondranden. Verweking van de wondrand (door veel of agressief wondvocht) vertraagt de wondgenezing en verhoogt de kans op infectie. Als er eelt aan de wondranden vormt moet je dit verwijderen, omdat het de genezing van de wond stagneert.

Wondvocht. Een wond kan veel of weinig wondvocht produceren. Het opvangen van de wondafscheiding hoort ook bij de wondverzorging, omdat je daarmee de vocht- en elektrolytenbalans kunt bijhouden. Vang het wondvocht op met verband, via een drain of in een opvangzak (bijvoorbeeld bij fistels).

Pijn. Bij wondinfectie, onjuiste verzorgingstechniek of een ongeschikte wondbedekker kan pijn optreden of verergeren. Het is daarom belangrijk om pijn te registeren bij de wondverzorging. Bedenk of pijnstilling nodig is voordat je het verband gaat verwisselen.

Ontstekingsverschijnselen. Let op roodheid, zwelling, warmte, pijn en een gestoorde functie. Dit zou kunnen duiden op een infectie. Belangrijk is niet alleen het constateren maar neem ook een vervolgstap (overleg met behandelaar) volgens afspraak. (ThiemeMeulenhoff, 2000).

Controle door middel van het TIME MODEL:

(Vilans, 2022).