3.6 Factoren die de wondgenezing beïnvloeden

 

Er zijn verschillende factoren die invloed hebben op de wondgenezing. Een wondmilieu met de juiste vochtigheid stimuleert de wondgenezing waardoor de reactie- en de regeneratiefase sneller verlopen.

Om een voor goed wondmilieu te zorgen is het belangrijk dat je als verpleegkundige het juiste verbandmateriaal kiest. De volgende factoren zijn echter ook van belang:

 

Deze plaatselijke factoren hebben betrekking op de wond zelf. Soort en plaats van de wond. Denk hierbij aan een schaafwond, een snijwond, een wond op de knie of bij de anus.

Afbeelding: (pixabay).

Doorbloeding van het wondgebied. Bij slecht doorbloede wonden kunnen onvoldoende voedings- en bouwstoffen voor het herstel worden aangevoerd, waardoor de wond niet of heel traag geneest. Mogelijke oorzaken:

- een arterieel probleem (slagaderlijk)

- een veneus probleem (aderlijk)

- oedeem (vocht in de omliggende weefsels)

- druk (decubitus/doorligwond)

 

Maligniteit. Er kunnen kwaadaardige kankercellen aanwezig zijn. In langer bestaande wonden kunnen zich uiteindelijk ook kwaadaardige kankercellen ontwikkelen

Infectie/necrose (dood weefsel). Ziektekiemen in de wond verstoren de wondgenezing. Geïnfecteerde wonden moeten lokaal behandeld worden. Bij koorts kan het nodig zijn dat de zorgvrager systemisch behandeld wordt (antibiotica). Necrose (dood weefsel) moet verwijderd worden.

Verontreiniging van de wond. Er kunnen vreemde voorwerpen (zoals straatvuil of stukjes glas) in de wond komen, waardoor wondinfectie kan ontstaan.

Bestraling. Dit geeft schade aan delende cellen.

Vreemd lichaam door ingebracht materiaal. Denk hierbij aan protheses (knie, heup, vaat, enzovoort), hechtingen en clips.

Afbeelding: (Pixabay).

 

 

De volgende interne factoren kunnen de wondgenezing verstoren:

Hoge leeftijd. Bij ouderen gaat de celdeling niet meer zo snel.

 

Zuurstoftekort door chronische ziekten van hart of longen en/of druk. Voor een goede wondgenezing is voldoende zuurstof nodig. Bij decubituswonden is het bijvoorbeeld belangrijk dat de druk op de plek van de wond wordt weggenomen door de zorgvrager regelmatig van houding te laten wisselen. Als de druk weg is, kan het bloed weer beter door de bloedvaatjes stromen.

Pijn. Als een zorgvrager pijn heeft, ontstaat er een stressreactie in het lichaam. Het zelf genezend vermogen van het lichaam daalt daardoor. Vraag daarom aan de zorgvrager of hij pijn heeft, ook als hij pijnstillers gebruikt. Heeft de zorgvrager pijn, overleg dan met de arts.

Algemene conditie van de zorgvrager. Een gezonde zorgvrager geneest sneller dan iemand die door ziekte een slechte conditie heeft.

Mate van bloedverlies. Bij veel bloedverlies kan een shock ontstaan. De conditie van een gezond persoon kan dan snel verslechteren.

Ondervoeding. Een goed voedingspatroon is belangrijk. Zorg ervoor dat de zorgvrager in een optimale voedingstoestand is. Eventueel kan de voeding verrijkt worden met eiwit. Twijfel je over de voedingstoestand, overleg dan met de arts of diëtist.

Afbeelding: (Pixabay).

Roken. Als de zorgvrager een sigaret rookt, vernauwen zijn bloedvaten direct, waardoor ook de bloedtoevoer naar de wond vermindert. Roken verstoort de wondgenezing dan ook enorm. Na enkele weken stoppen met roken heeft dit al een zichtbaar effect op de wondgenezing.

Medicatiegebruik: Er zijn medicijnen die de wondgenezing verstoren, zoals corticosteroïden (ontstekingsremmers), NSAID’s, bloedverdunners, slaaptabletten, plastabletten en medicijnen tegen hoge bloeddruk. Ook chemotherapie (en bestraling) bij kanker is verstorend. De wond zal niet sluiten en kan zelfs erger worden als er geen goede wondzorg wordt verleend.

Chronische ziekten, zoals reuma, diabetes, kanker of obesitas.

 

Onjuiste wondverzorging. Voor een goede wondgenezing moet de wond de juiste vochtigheidsgraad hebben. Door een verkeerde verbandkeuze kan de wond te droog of te nat worden.

Betrokkenheid van de zorgvrager. Je moet de zorgvrager voorlichten over het proces van wondgenezing en het belang van de voorgaande punten. De zorgvrager kan dan meewerken aan de wondbehandeling. Hij weet dan dat het niet alleen gaat om wondverzorging, maar ook om voeding, aangeven van pijn en bewegen (mobiliseren). (ThiemeMeulenhoff, 2000).