2.3 Thermische wonden

Thermische wonden worden veroorzaakt door verbranding en bevriezing.

Door hitte (vlammen, hete vloeistoffen), elektriciteit, straling en chemische stoffen kunnen verbrandingen optreden. De ernst van de verbranding hangt onder andere af van de grootte van het verbrande oppervlak, de diepte van de verbranding en de plaats van de verbranding.

De diepte van een brandwond kan variƫren van eerstegraads tot derdegraads.

Een eerstegraads verbranding kenmerkt zich door pijn en roodheid van de huid waarbij de opperhuid nog niet is beschadigd, bijvoorbeeld een verbranding door de zon. Soms is er een lichte zwelling. Een tweedegraads verbranding kan oppervlakkig of diep zijn. Een oppervlakkige tweedegraads brandwond kenmerkt zich door pijn, natheid, roodheid en blaarvorming. Prik blaren nooit door, want deze schermen de wond af en voorkomen infectie.

Een diepe tweedegraads verbranding is zeer pijnlijk en nat. De huid is ongelijkmatig lichtrood tot wit verkleurd en er is een echte wond zichtbaar.

Bij een derdegraads verbranding zijn vrijwel alle huidlagen aangetast. Het slachtoffer voelt geen pijn, aangezien de zenuwen beschadigd zijn. De huid heeft een witgele (verbranding door water of hete voorwerpen) of bruinzwarte kleur (verbranding door vuur) en is droog en leerachtig. Een derdegraads verbranding is zeer ernstig.

De huid beschermt het lichaam tegen vochtverlies en micro-organismen en speelt een belangrijke rol bij de temperatuurregulatie. Is een groot lichaamsoppervlak verbrand en is de verbranding diep, dan kunnen complicaties optreden in de vorm van shock (door verlies van vocht, eiwitten en zouten) en wondinfecties. (ThiemeMeulenhoff, 2000).

 

Voorbeelden van wonden door verbranding:

Bron Afbeeldingenen: (Wondenboek, 2020).

 

Voorbeelden van wonden door bevriezing:

 

Bron Afbeeldingenen: (Wondenboek, 2020).

 

Ook wonden ten gevolge van bevriezing zijn in graden te onderscheiden.

Een eerstegraads bevriezing kenmerkt zich door intense witheid van de huid. Door vaatvernauwing neemt de doorbloeding van het bevroren lichaamsdeel sterk af. Door het zuurstoftekort (ischemie) kan de huid uiteindelijk blauw gaan zien.

Blaren duiden op tweedegraads bevriezingsverschijnselen.

Bij een derdegraads bevriezing is het lichaamsdeel gevoelloos. Bevroren lichaamsdelen sterven door de slechte doorbloeding af. Bevriezingsverschijnselen treden meestal als eerste op aan de perifere delen van het lichaam, bijvoorbeeld neus, oogleden, lippen, oren, vingers en tenen. (ThiemeMeulenhoff, 2000).