In een opdracht van een student stond naar aanleiding van het klantgesprek de volgende tekst:
"De klant wilt graag dat we het gazon een keer verticuteren want er staat teveel mos in. Ook wil ze dat we een kleine pergola maken omdat de klimplant ipv tegen de schutting, door de border groeit. In de voortuin wil ze dat we alles gaan snoeien want dat is al in geen jaren meer gebeurd."
Vraag: Zijn de wensen en eisen van de klant goed in beeld gebracht? Waarom vind je dat (niet)?
Wanneer je met een klant/opdrachtgever in gesprek gaat over een project, is het belangrijk om te bepalen wat wensen en eisen zijn en wat zaken zijn waar je zelf invloed op wilt hebben.
De wensen (en eisen) zet je in een programma van eisen. Wat uiteindelijk voldoet aan deze voorwaarden en hoe je dat doet, komen respectievelijk in je ontwerp en je projectplan.
We kunnen de wensen en eisen in vier categorieen delen:
Randvoorwaarden: dat zijn de zaken waar je je aan moet houden.
Functionele wensen: welke functie of taak heeft de tuin of onderdelen van de tuin?
Gebruikerswensen: welke eisen stellen de gebruikers aan het resultaat?
Ontwerpbeperkingen: eisen die te maken hebben met de bouw / constructie
Bij aanbestedingen is het gebruikelijk dat de opdrachtgever zelf een programma van eisen heeft opgesteld.
Let op: een goed opgesteld programma van eisen vormt de basis voor de oplevering!
Om de verschillende eisen en wensen boven tafel te krijgen kan je bureau-onderzoek doen (deskresearch), veldonderzoek doen en/of een (intake)gesprek met de opdrachtgever voeren.
Vraag: welk 'onderzoek' past het beste bij de bovengenoemde categorieen eisen?
Opdracht: Maak eens een overzicht van informatie welke je zou willen of moeten opnemen in een programma van eisen. Geef aan tot welke categorie het hoort en hoe (bureau-onderzoek, veldonderzoek of intakegesprek) je aan de gegevens wilt gaan komen.
Lees paragraaf 3.2 van de module Tuinontwerpen. In de tekst staat een link naar een inventarisatieformulier (hieronder bijgevoegd).
Opdracht: Hierboven staan een aantal voorbeelden van inventarisatieformulieren. Neem ze door en verwerk punten die jij interessant vind in een eigen inventarisatieformulier (t.b.v. je programma van eisen). Je stelt dit formulier op in Word.
Week 1 - vrijdag
Nu je bepaald hebt wat je zou willen weten en/of uitzoeken, kan je aan de slag met je inventarisatie. Het kan echter ook zo zijn dat je dit uitbesteed aan één of meerdere collega's.
Om te zorgen dat de juiste gegevens geinventariseerd worden en dan ook nog op een leesbare manier kan je van je inventarisatieformulier een Forms formulier maken. Hoe dat moet zie je in onderstaande video.
Hoe maak je een Forms enquete
Vraag: Welke mogelijkheden zie jij voor het gebruik van Forms om de inventarisatie uit te voeren en de gegevens vast te leggen?
Opdracht: Ga naar Forms onder de 'wafel' in Yunet. Maak een nieuw formulier en ga eens op je gemak kijken welke mogelijkheden er allemaal zijn. Wanneer je genoeg 'gespeeld' hebt, ga je proberen een serieus formulier te maken aan de hand van je eigen inventarisatieformulier.
Opdracht: Wanneer je daadwerkelijk je inventarisatie hebt afgerond, kan je je programma van eisen opstellen. Je mag hiervoor het bijgevoegde format gebruiken maar je mag ook een eigen format hiervoor gebruiken.
Voor het opstellen van een plan moet je het terrein van te voren inventariseren. Je brengt het terrein daarbij in kaart wat betreft afmeting en hoogtes en aanwezige elementen (en de staat hiervan).
Daarbij moeten we niet vergeten ook naar de bodemgesteldheid en de waterhuishouding te kijken.
Bij (grotere) projecten is het vaak ook nodig om voor aanvang van de werkzaamheden een aantal onderzoeken te laten uitvoeren. Denk bijvoorbeeld aan een archeologisch onderzoek of een onderzoek naar oorlogsresten. Een ander vooronderzoek is het ecologisch onderzoek of het flora- en faunaonderzoek. Deze onderzoeken gebeuren in de eerste instantie als bureau-onderzoek. Veldonderzoek vindt vervolgens plaats wanneer je projectlocatie in een kansrijk of risicogebied ligt.
De plicht tot dergelijk onderzoeken ligt altijd bij de initiatiefnemer (de opdrachtgever). Hij/zij moet jou van de relevante gegevens kunnen voorzien.
Bodemgesteldheid
Als we een beeld willen krijgen van de bodemgesteldheid, kunnen we gebruiken maken van drie vormen van (veld)onderzoek; een profielkuil, een grondboring en een kluitonderzoek.
In de afgelopen twee jaar hebben jullie alledrie de onderzoeken al eens in je opleiding moeten uitvoeren. Om alles nog even op te frissen kijken jullie naar de drie filmpjes die in de onderstaande twee links te vinden zijn.
Al de neerslag die op de bodem valt zakt voor een groot gedeelte de grond in. In de bodem zitten lagen en wanneer dit water op een ondoordringbare laag stuit ontstaat een grondwaterlaag. Hoe diep deze laag zit wisselt per regio en is ook afhankelijk van de hoeveelheid neerslag.
De waterhuishouding van de bodem hangt dan ook voor een groot gedeelte af van de stand van dit grondwater. Te diep en het terrein is droogtegevoelig, te ondiep en je hebt wateroverlast.
Voor het opstellen van een beplantingsplan is het belangrijk te weten met welk profiel je te maken hebt. Als je het heel precies wilt vaststellen moet je een uitgebreid onderzoek doen maar er is ook een eenvoudige manier om een redelijk goede indicatie te krijgen.
Stap 1. Bepaal de GVG en de GLG. Dit kan je op een bodemkaart opzoeken maar moet je ook altijd middels een veldonderzoek staven.
Stap 2. Bepaal de grondsoort. Ook hier geld weer, dit kan je op een bodemkaart opzoeken maar moet je ook altijd middels een veldonderzoek staven.
Stap 3. Bepaal de capillaire opstijging welke bij deze grondsoort past. Gebruik hierbij onderstaande tabel:
Stap 4. Tel de capillaire opstijging bij de GVG op en bepaal de diepte vanaf waar het grondwater bereikbaar is.
Stap 5. Tel de capillaire opstijging bij de GLG op en bepaal de diepte vanaf waar het grondwater bereikbaar is.
Als het profiel geen belemmeringen heeft, reiken de wortels van kruidachtige planten tot ongeveer 90 cm diepte en van houtige planten tot ongeveer 130 cm diepte.
Wanneer je beplanting in de zomer het grondwater kan bereiken heb je te maken met een grondwaterprofiel. Wanneer je beplanting alleen in het voorjaar het grondwater kan bereiken is het een contactprofiel. Wanneer je beplanting zowel in het voorjaar als in de zomer niet bij het grondwater kan, heb je te maken met een hangwaterprofiel.
Flora- en faunacheck
Bij het uitvoeren van al je werkzaamheden heb je te maken met een zorgplicht vanuit de Wet natuurbescherming. Als er beschermde soorten aanwezig zijn in je plangebied of verstoord kunnen worden, heb je een vrijstelling of ontheffing nodig.
Neem zelf, of met je docent onderstaande presentatie door.
Alhoewel de initiatiefnemer verantwoordelijk is voor het aanleveren van de benodigde gegevens, kan het nooit kwaad om zelf ook een indicatie te hebben van wat je kan verwachten.
Een snelle manier is het gebruik van de effectenindicator soorten. Dit is een online tool welke hoort bij de aanvraag van een omgevingsvergunning.
Je gaat, in deze les, de bodemgesteldheid en de waterhuishouding van (een gedeelte van) de schooltuin in kaart brengen. Je doet hiervoor een profielonderzoek met een grondboring.
Voorbereiding: Maak een plan van aanpak. Bepaal wat je wilt onderzoeken en wat je hiervoor nodig hebt.
Uitvoering: Voer je onderzoek uit. Noteer de gegevens tijdens je onderzoek op een logische en gestructureerde wijze zodat anderen dit ook kunnen interpreteren.
Uitwerking: Werk je gegevens uit in een rapportje. Schrijf een inleiding (met aanleiding), de wijze van onderzoek, de onderzoeksgegevens en je conclusie (over de bodemgesteldheid en de waterhuishouding)
Week 6 - donderdag
Inleiding
Je bent nu een paar weken bezig met het opstellen van een plan binnen Sectie C. Om deze opdracht succesvol te laten zijn, ben je afhankelijk van mensen om je heen. Denk in de eerste instantie aan het groepje waarin je samenwerkt maar daarnaast ook aan andere mensen die je vroeg of laat in dit project nodig hebt.
Het is tijd om even stil te staan en van een afstand naar het proces te kijken. We gaan dit doen door eerst naar de samenwerking binnen de groep te kijken en daarna eens een blik te werpen op het grotere netwerk dat je voor deze opdracht aan moet/kunt spreken.
Teamrollen
Het is goed te beseffen dat samenwerken binnen een groep nooit direct als een trein loopt. Elk nieuw groepje of team zal door een aantal fasen gaan voordat de samenwerking optimaal is.
Als je dit interessant vindt, kan je eens naar deze link gaan voor wat achtergrondinformatie.
Wanneer je eenmaal in de 'performingfase' zit zal een goede samenwerking sterk afhangen van de rolverdeling binnen het team. Iedereen heeft een soort natuurlijke rol wanneer hij/zij gaat samenwerking. De één trekt vaak de leiding naar zich toe terwijl de ander het misschien vooral heel gezellig wilt maken.
Een Amerikaanse psychologe heeft ooit eens 9 mogelijke rollen omschreven.
Wat voeg jij, vanuit deze rol, toe aan het groepje?
Wat zijn je valkuilen?
Je kan de verschillende rollen indelen in drie groepen. In een goed functionerend team zijn deze drie groepen vertegenwoordigd. De 'doeners' zorgen dat er werk verricht wordt, de 'denkers' bewaken dat we ook het juiste doen en de 'mensgerichten' stroomlijnen iedereen en houden iedereen blij in het proces.
Vraag:
Welke rollen zitten er in je team en welke rollen mis je?
Hoe zou je dit kunnen oplossen?
Opdracht 2:
Bedenk voor jezelf wat tot nu toe de hoogtepunten en de dieptepunten zijn in de samenwerking. Probeer deze hoogtepunten en dieptepunten te linken aan de verschillende rollen die jullie in je groepje hebben (wellicht heeft iets ook te maken met een rol in een ander groepje of team). Vergelijk tenslotte deze persoonlijke analyse met die van je groepsgenoten en kijk wat de overeenkomsten en verschillen zijn.
Netwerk
Wat is netwerken
Het is in het Vlaams maar volgens mij kunnen jullie dat wel begrijpen.
In een groepje of Team heb je zelden alle middelen in huis die je nodig hebt om een bepaalde opdracht te voltooien. De ontbrekende middelen haal je dan bij externe personen, personen in je netwerk.
Opdracht 1: Netwerkvragen
Er is kennelijk eens onderzoek gedaan naar hoeveel mensen iemand echt kent (als in dat je weet wie iemand is als de naam genoemd wordt). Het schijnt dan zo te zijn dat de grens ligt bij 150 personen (bron).
Nu heb je voor een opdracht echt niet 150 mensen nodig. Maar hoeveel dan wel? Of beter gesteld, wie dan wel? Dat is afhankelijk van je netwerkvraag. Wat wil je (weten)?
Een netwerkvraag kan bijvoorbeeld zijn: wie kan mij helpen met het regelen van vergunningen? of bij wie kan ik een minigraver lenen/huren?
Probeer voor jezelf een zoveel mogelijk relevante netwerkvragen te bedenken. Neem hier maximaal 5 minuten de tijd voor.
Bedenk eens bij wie je kan aankloppen voor deze netwerkvragen. Zet deze namen achter je vragen
Opdracht 2: het netwerk in beeld
Neem een A3 vel en deel het vel in 4 kwadranten. zet je naam in het midden met een cirkel er om heen. Geef elk van de 4 kwadranten de volgende titels: 'teamleden', 'familie en vrienden', 'vaste externen en steakholders' en 'persoonlijk netwerk'
Plaats nu de verschillende mensen uit de vorige opdracht in het juiste kwadrant op het vel. Teken een lijn tussen jou en deze persoon en geef d.m.v. de dikte van de lijn aan hoe sterk de relatie met deze persoon is.
Wat valt je op? In welk kwadrant heb je de sterkste relaties? Welke type relaties gebruik je het meest? Weet je ook waarom?
Bij het opstellen van een begroting en/of een planning maken we vaak gebruik van gemeten tijdnormen. Er zijn verschillende normboeken te krijgen. Wij gaan, voor dit arrangement, werken met Het Groene Boek.
De normen hierin zijn gegroepeerd volgens de RAW systematiek. De normen hebben een code bestaande uit een werkcategorie-code, een subwerkcategorie-code en een romptekst-code.
Voorbeeld:
werkcategorie-code 22: Grondwerken
subwerkcategorie-code 01: Grond ontgraven
Romptekst-code 01: Grond ontgraven uit watergang / geul / cunet / put / haven.
Dus de volledige code van Grond ontgraven uit watergang / geul / cunet / put / haven is: 22.01.01.
Deze code komt overeen met de code uit de RAW catalogus.
Bij de code uit de vorige vraag staat de volgende omschrijving:
"inclusief transport binnen het werkvak, losmaken en geringe aanvulling met zand;
bij het straten in een hard zandbed de tijdnorm met 10% verhogen;
bij het straten van glooiingen de tijdnorm met 100% verhogen"
Rekenen met tijdnormen
Het tijdnormenboek is niet bepaald een makkelijk boek. We hebben al gezien dat je goed moet zoeken en lezen om te bepalen waar je welke werkzaamheden vind en of je daarbij niet iets mist. Daarnaast moet je ook goed snappen wat de genoemde getallen precies betekenen.
Lees, voor de volgende vragen, pagina 8 t/m 10 van Het Groene Boek.
Als hovenier / groenvoorziener lever je diensten en soms ook producten. Hier staat dan een beloning tegenover van een klant of opdrachtgever. Tot zover klinkt het simpel. In de praktijk, echter, ontstaan vaak (juridische) problemen wanneer de verwachtingen niet kloppen bij de geleverde diensten of beloning. Wat hebben we nu precies met elkaar afgesproken? Zo'n afspraak noemen we een overeenkomst of contract.
Veel werk in onze sector is aangenomen werk. Het 'contract' dat we hiervoor gebruiken is een offerte. Offerte betekend zoveel als 'aanbieding'. Bij acceptatie van deze aanbieding wordt de offerte het contract tussen de klant en de hovenier.
We hebben al gezien wat er minimaal in een contract moet staan. Hieronder staat een standaard offerte. Lees deze eens door en let op de verschillende onderdelen.
Bij een koop- of dienstenovereenkomst mag je dus als opdrachtnemer zelf bepalen hoe je je aanbieding (offerte) omschrijft. Dat dit wel eens tot misverstanden kan leiden kun je zien in de volgende aflevering van de Rijdende rechter:
In de voorgaande aflevering draaide het vooral om de algemene voorwaarden. Heb je enig idee wat voor algemene voorwaarden jouw stagebedrijf hanteerd? Vraag er maar eens naar.
Hieronder vind je de algemene voorwaarden die opgesteld zijn door Groenkeur en die deelnemers aan dit keurmerk kunnen gebruiken.
Bij een aanlegklus heeft een hovenier een terras gemaakt en leibomen geplant. Hierbij is een klacht ontstaan welke voor een geschillencommissie is gebracht.
Klacht consument:
· De hovenier heeft na de aanleg 18 dure tegels mee terug genomen en deze niet verrekend.
· De hovenier heeft drie verkeerde leibomen geplant. Hij heeft de klant een foto van een linde laten zien maar die zijn er niet gekomen.
· Een van deze bomen is, ondanks een goede verzorging, binnen 1 jaar dood gegaan.
Verweer hovenier:
· De consument wilde tijdens de uitvoering een groter plantvak waardoor het terras kleiner uitviel. De tegels zijn echter wel besteld en meegenomen naar de tuin.
· De consument vroeg om groenblijvende bomen. In de offerte staan Photinia’s. De hovenier ontkend foto’s van een linde te hebben laten zien.
· De consument heeft de hovenier te laat op de hoogte gebracht van de slechte staat van de bomen dat hij zich niet gebonden voelt aan de garantie.
Bevindingen deskundige:
· De offerte vermeldt 15 m² tegels terwijl er 13 m² is gelegd.
· De afgestorven boom heeft weinig haarwortels of vertakkingen en de wortelpruik is te klein.
Opdracht:
Denk na over de volgende dilemma’s en geef je mening hierover.
· Moet deze klant betalen voor de tegels die niet gebruikt zijn?
· Is de mondelinge overeenkomst over lei-lindes in plaats van lei-Photinia’s bindend?
· Maakt het voor de garantie uit wanneer een consument een gebrek meld?
Offerte vs regie
Een belangrijk onderdeel van het contract is de prijs. Er zijn meerdere manieren om de prijs te bepalen maar de twee belangrijkste in onze sector zijn de 'aanneemsom' en 'regie'.
Via de onderstaande link kom je op een uitspraak van een geschillencommissie. Lees, ter introductie dit geschil en de uitspraak.
Het arrangement BNN | lessen IBS Plan opstellen is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Maurice van Bijnen
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2024-02-08 10:47:52
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Vragen Algemene voorwaarden
Aanneemsom of regiewerk?
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.