Oefentoets

Oefentoets

Groep 6

Voorzetsels

Welk voorzetsel past op welke plaats? Sleep de goede woorden naar de goede zin.

Voorzetsels worden ook wel kast- of feestwoorden genoemd. Op de kast, in de kast, tijdens het feest, na het feest.

Werkwoorden

Zoek het werkwoord uit de zin. Schrijf het hele werkwoord, daarna zet je het werkwoord in verleden tijd. De verleden tijd vind je door het hele werkwoord -en, +te(n) of +de(n). Kijk goed naar de voorbeelden:

Sam schopt de bal naar Joep.  

Hele werkwoord: schoppen
Verleden tijd: schop +te

Marianne oefent voor de toets.

Hele werkwoord: oefenen
Verleden tijd: oefen +de

 

Persoonsvorm en onderwerp

De persoonsvorm

De persoonsvorm kan je op verschillende manieren uit de zin halen. Eén manier is om een vraagzin te maken, de persoonsvorm komt dan vooraan de zin terecht. Een andere manier is om het aantal in de zin te veranderen. Voorbeeld:

De docent praat veel over vroeger.

De docent is enkelvoud: 1 docent. Als je dat meervoud maakt: de docenten, verandert er nog een woord in de zin. Dat andere woord is dan automatisch de persoonsvorm. Kijk maar:

De docenten praten veel over vroeger.

Als je meer uitleg wilt, kijk dan naar dit filmpje:

Het onderwerp

Het onderwerp kan je vinden door de vraag te stellen: wie of wat + persoonsvorm. Het wie of wat - deel is het onderwerp.

Voorbeeld:

Jan loopt naar de supermarkt.
Persoonsvorm: loopt. Wie loopt? Jan loopt. Onderwerp: Jan.


Zet de zinnen in een ander getal. Schrijf van beide zinnen het onderwerp en de persoonsvorm op.

Voorbeeld:

De docent praat veel over vroeger.

1. De docent praat
2. De docenten praten

Afkortingen

Woordenschat

Woordenschat oefenen
Vergeet niet de woordenschat te oefenen! Thema 2, alle woorden. Succes!


Ben je klaar met alle opdrachten?
- Voorzetsels
- Werkwoorden
- Persoonsvorm en onderwerp
- Afkortingen

Hoe ging het? Moet je nog extra oefenen voor de toets? Klik hieronder op het onderwerp wat nog niet zo goed ging, om het extra te oefenen: 

Voorzetsels
Extra oefenen: voorzetsels

Werkwoorden
Extra oefenen: Zet de werkwoorden in verleden tijd.

Persoonsvorm
Extra oefenen: Persoonsvorm

Het onderwerp
Extra oefenen: Onderwerp

Groep 7

Onderwerp

Het Onderwerp

Het onderwerp is het wie/wat deel van de zin.

Voorbeeld:
Het paard van de buren stond gisteren te steigeren.

Het onderwerp kan je opdelen in persoon en enkelvoud/meervoud. Zie het volgend schema:

  Enkelvoud Meervoud
1e persoon ik we/wij
2e persoon jij/je, u jullie
3e persoon hij, zij, het zij/ze

 


Schrijf van de onderstaande zinnen het onderwerp op. Schrijf daarachter welke persoon het is en of het enkelvoud of meervoud is. 

Voorbeeld:

Ik ben geslaagd voor mijn examen.
Onderwerp: Ik. 1e persoon enkelvoud.

Jullie smeren altijd boter op de boterham. 

Onderwerp: Jullie. 2e persoon meervoud. 

Voorzetseluitdrukking

Voorzetseluitdrukking

Een voorzetseluitdrukking bestaat meestal uit 3 of 4 woorden die beginnen en/of eindigen met een voorzetsel. Een voorzetsel wordt ook wel een kast- of feestwoord genoemd. In de kast, achter de kast, bij de kast, tijdens het feest, na het feest, etc. Voorbeelden van voorzetseluitdrukkingen: 

- In plaats van (i.p.v.)

- Met behulp van (m.b.v.)

- In verband met (i.v.m.)

Deze voorzetseluitdrukkingen worden vaak afgekort met een afkorting. 


Oefening

Sleep de juiste voorzetseluitdrukking naar de goede in. 

Formeel of informeel?

Formeel of informeel?

Aan de hand van sommige woorden in een zin, kan je zien of iets formeel of informeel bedoeld is. Formeel wil zeggen: zakelijk. Informele taal gebruik je tegen je vrienden. 

Voorbeeld: 
Kunt u mij misschien de bruine enveloppe overhandigen
De woorden u en overhandigen laten zien dat het hier om formeel taalgebruik gaat. 

Dat meen je niet, joh!
De woorden je en joh laten zien dat het hier om informeel taalgebruik gaat. 


Zijn de volgende zinnen informeel of formeel? Aan welke woorden kan je dat zien? 

Woordenschat

Woordenschat oefenen
Vergeet niet de woordenschat te oefenen! Thema 2, alle woorden. Succes!


Ben je klaar met alle opdrachten?
- Onderwerp + persoon enkelvoud/meervoud
- Voorzetseluitdrukking
- Formeel of informeel?

Hoe ging het? Moet je nog extra oefenen voor de toets? Klik hieronder op het onderwerp wat nog niet zo goed ging, om het extra te oefenen:

Onderwerp
Extra oefenen: klik het onderwerp aan

Voorzetseluitdrukkingen
Extra oefenen: Voorzetseluitdrukkingen

Formeel of informeel?
Extra oefenen: Formeel of informeel?