De persoonsvorm
De persoonsvorm kan je op verschillende manieren uit de zin halen. Eén manier is om een vraagzin te maken, de persoonsvorm komt dan vooraan de zin terecht. Een andere manier is om het aantal in de zin te veranderen. Voorbeeld:
De docent praat veel over vroeger.
De docent is enkelvoud: 1 docent. Als je dat meervoud maakt: de docenten, verandert er nog een woord in de zin. Dat andere woord is dan automatisch de persoonsvorm. Kijk maar:
De docenten praten veel over vroeger.
Als je meer uitleg wilt, kijk dan naar dit filmpje:
Het onderwerp
Het onderwerp kan je vinden door de vraag te stellen: wie of wat + persoonsvorm. Het wie of wat - deel is het onderwerp.
Voorbeeld:
Jan loopt naar de supermarkt.
Persoonsvorm: loopt. Wie loopt? Jan loopt. Onderwerp: Jan.
Zet de zinnen in een ander getal. Schrijf van beide zinnen het onderwerp en de persoonsvorm op.
Voorbeeld:
De docent praat veel over vroeger.
1. De docent praat
2. De docenten praten