Werkwoordspelling

Werkwoordspelling

Introductie / welkom

Dag leerlingen,

Je hebt het digitale arrangement* / een soort digitale les over werkwoorden gevonden, wat fijn.
Dit arrangement gaat over werkwoorden in het Nederlands.

*) Een arrangement is een soort verzameling van informatie over een bepaald onderwerp.
   Zo heb je gelijk weer een moeilijk woord geleerd.

Waarom dit arrangement?
Voor het vak Nederlands dus voor voor jou op dit moment in 3- of 4-mavo, maar ook voor een vervolgopleiding en (over een aantal jaar) wellicht in een baan, moet je goed en foutloos kunnen schrijven. Dit is best lastig. Met name de werkwoorden zijn vaak lastig.

In dit arrangement lees en leer je over de volgende onderwerpen:

  • Werkwoorden
  • Werkwoordsvormen
  • Zwakke en sterke werkwoorden
  • De regel van 't ex-kofschip
  • De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
  • De persoonsvorm in de verleden tijd
  • Het voltooid deelwoord
  • Het hele werkwoord / de infinitief
  • Veel gebruikte afkortingen

Je hebt vast al verschillende keren uitleg gekregen over werkwoorden. Niet iedere manier van uitleggen past bij iedere leerling. Daarom is het prettig, wanneer jij kunt kiezen voor de uitleg waar jij het meest van leert. Dat kan dus in dit arrangement. Je kunt kiezen tussen uitleg in een filmpje of geschreven uitleg. Kies dus, wat bij jou past.

Hoe werkt het?
Loop deze digitale les door in de volgorde van de onderwerpen in het menu aan de linkerkant.
Zo weet je zeker dat je niets overslaat.

Leerdoelen
Hier lees je, wat de leerdoelen van deze Wikiwijs zijn.

Oefeningen
Per onderdeel staan er oefeningen zodat je kunt kijken of je de uitleg goed hebt begrepen.
Maak deze oefeningen voordat je doorgaat naar een volgend onderwerp.

Formatieve beoordeling
Na het doorlopen van het arrangement maak je in één van de lessen Nederlands een formatieve toets. Wanneer je de uitleg uit dit arrangement goed hebt begrepen en ook toe kunt passen, haal je een voldoende voor deze toets. Jij bepaalt zelf wat je nodig hebt om dit te bereiken.

Feedback
Ik heb dit arrangement gemaakt voor mijn studie. Jullie feedback is voor mij belangrijk. Daarom mijn vraag: als je deze digitale les helemaal hebt gevolgd, wil je mij dan feedback geven door de vragen bij 'feedback' te beantwoorden? Alvast enorm bedankt!

Veel succes en plezier bij het werken met dit arrangement.

Leerdoelen

Na het actief maken van deze wikiwijs kun je...

  • uitleggen wat werkwoorden zijn en deze herkennen en dit correct toepassen in een zin.
  • uitleggen welke werkwoordsvormen er zijn en deze herkennen in een zin.
  • uitleggen wat zwakke en sterke werkwoorden zijn en uitleggen hoe je deze correct vervoegt.
  • uitleggen wat de regel van 't ex-kofschip inhoudt en wanneer en hoe je deze regel gebruikt.
  • uitleggen hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd vervoegt en dit correct toepassen in een zin.
  • uitleggen hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd vervoegt en dit correct toepassen in een zin.
  • uitleggen hoe je het voltooid deelwoord vervoegt en dit correct toepassen in een zin.
  • uitleggen hoe je wat het hele werkwoord / de infinitief is en hoe je deze herkent.
  • uitleggen wat er met de meest gebruikte afkortingen in de werkwoordspelling wordt bedoeld.

Werkwoorden, wat zijn dat?

Voor de uitleg van wat werkwoorden zijn, kun je kiezen tussen:

  • Uitleg in geschreven tekst
  • Uitleg in een filmpje

 

Uitleg in woorden: Wat zijn werkwoorden?

Een werkwoord zegt iets over wat iemand doet of wat er gebeurt. Kortom een werkwoord geeft een handeling of actie van een persoon of een voorwerp aan.  

Bijvoorbeeld:  

  • Ik fiets elke dag naar school.
  • Hij draagt elke dag dezelfde trui.
  • Het meisje zingt erg mooi.

De onderstreepte woorden geven duidelijk aan wat een persoon doet. Het geeft een actie of handeling aan.  

Een werkwoord kan je ook herkennen door het woord proberen te vervoegen:

Werkwoord ‘zijn’ / ‘fietsen’:

  • Ik ben, jij bent, hij/zij is, wij zijn.
  • Ik fiets, jij fietst, hij/zij fietst, wij fietsen.

 

Uitlegfilmpje: Wat zijn werkwoorden?

Werkwoorden: de vormen

Voor de uitleg van de vormen van een werkwoord, kun je kiezen tussen:

  • Uitleg in geschreven tekst
  • Uitleg in een filmpje

Uitleg in woorden: Welke werkwoordsvormen zijn er?

Uitleg werkwoordvormen

Er zijn verschillende vormen van werkwoorden en elk hebben ze een eigen functie. Zo heb je:

  1. De persoonsvorm (pv)
  2. Deelwoorden: het voltooid deelwoord (volt. dw) / het onvoltooid deelwoord (onvolt. dw)
  3. Het hele werkwoord (hele ww.) / de infinitief (inf.)

Als je een werkwoord goed wil spellen, zal je eerst moeten vaststellen met wat voor een vorm je te maken hebt.

Vraag je altijd eerst af met welke vorm je te maken hebt (altijd eerst: de persoonsvorm):

  • persoonsvorm
  • voltooid deelwoord
  • onvoltooid deelwoord
  • infinitief

Verderop in dit arrangement wordt per werkwoordsvorm uitgelegd hoe je hem vindt in een zin en hoe je hem moet vervoegen.

1)      De persoonsvorm (pv):

We noemen werkwoorden persoonsvormen als ze in een zin aangeven:

  • tegenwoordige of verleden tijd : hij vraagt, hij vroeg
  • enkelvoud of meervoud: ik vraag, wij vragen

De persoonsvorm kun je vinden door:

  • Een zin vragend te maken: Het werkwoord dat verandert van plaats in de zin is de persoonsvorm:
    • Hij is vandaag jarig
    • Is hij vandaag jarig?
  • Tijdsproef: Ook kun je de persoonsvorm vinden door de zin in een andere tijd te zetten. Dit noem je de tijdsproef. Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm:
    • Ik werk iedere zaterdag in de supermarkt.
    • Ik werkte iedere zaterdag in de supermarkt.
  • Getalsproef: Ook kun je de persoonsvorm vinden door het onderwerp in de zin van getal te veranderen. Meervoud wordt enkelvoud of enkelvoud wordt meervoud. Dit noem je de getalsproef. Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.
    • Ik werk iedere zaterdag in de supermarkt.
    • Wij werken iedere zaterdag in de supermarkt.

 

2)      Deelwoorden

Deelwoorden worden in twee groepen verdeeld:

  • Werkwoordsvormen als gefietst, gekocht, gebeurd en verdeeld noemen we voltooide deelwoorden.
  • Lopend, werkend, drinkend en rollend noemen we onvoltooide deelwoorden.

In dit arrangement krijg je uitleg over het voltooid deelwoord. Het onvoltooid deelwoord volgt in een ander arrangement.

Het voltooid deelwoord (volt. dw):

  • Het voltooid deelwoord wordt gebruikt om een tijd aan te geven die is voltooid. Een handeling of gebeurtenis is afgerond.
  • Je herkent het voltooid deelwoord aan  het volgende: het zijn werkwoordsvormen die beginnen met ge-, be- of ver-.
  • Ook heeft deze werkwoordsvorm en ander werkwoord nodig. Dit is één van de volgende werkwoorden: hebben, zijn of worden.
    • Ik heb vandaag gewerkt
    • Wij hebben afgelopen weekend de wedstrijd verloren.
    • Zij wordt vandaag beloond.

 

3)      Het hele werkwoord / de infinitief:

  • Het hele werkwoord of de infinitief is ‘gewoon’ het hele werkwoord zonder er iets aan te veranderen. Het hele werkwoord staat in de tegenwoordige tijd, in het meervoud. Het werkwoord is het werkwoord zoals je het in een woordenboek zou vinden en het eindigt vaak op -en. Voor het hele werkwoord / de infinitief kun je altijd 'kan' zetten:
    • Ik kan lopen.
    • ik kan werken.
    • ik kan fietsen.

 

Uitlegfilmpje: Welke werkwoordsvormen zijn er?

Uitlegfilmpje 2: De werkwoordsvormen

Oefening: herken de werkwoordsvormen

Zwakke en sterke werkwoorden

Voor de uitleg van zwakke en sterke werkwoorden, kun je kiezen tussen:

  • Uitleg in geschreven tekst
  • Uitleg in een filmpje

 

Uitleg in woorden: Wat zijn zwakke en wat zijn sterke werkwoorden?

Zwakke werkwoorden

Zwakke werkwoorden zijn werkwoorden waarbij de klinker hetzelfde blijft in de verleden tijd.

 

Voorbeelden van zwakke werkwoorden:

Fietsen                   fietste                     gefietst

Halen                     haalde                    gehaald

Rapen                    raapte                     geraapt

 

Regels die gelden voor de juiste schrijfwijze van zwakke werkwoorden:

Hiervoor heb je in de verleden tijd de stam van het werkwoord nodig en de regel van 't kofschip.

Zie verder: de regels van 't kofschip.

 

Sterke werkwoorden

Sterke werkwoorden worden ook wel onregelmatige werkwoorden genoemd.
Het zijn werkwoorden waarbij de klinker wel verandert in de verleden tijd.

Voorbeelden van sterke werkwoorden:

Gaan                      ging                        gegaan

Lopen                     liep                          gelopen

Zwemmen              zwom                     gezwommen

 

Regels die gelden voor de juiste schrijfwijze van sterke werkwoorden:

Je schrijft wat je hoort / je schrijft wat je zegt.

Uitlegfilmpje: Wat zijn zwakke en wat zijn sterke werkwoorden?

Uitlegfilmpje 1: Wat zijn zwakke werkwoorden?

Uitlegfilmpje 2: Wat zijn sterke werkwoorden?

Oefening: Zwak of sterk?

Oefening: Oefening: zwakke of sterke werkwoorden

Start

De stam van een werkwoord

Uitleg in woorden: Hoe bepaal je de stam van een werkwoord?

Bij zwakke werkwoorden twijfel je soms: schrijf ik dit met een d of met een t?

Voor het juist vervoegen van zwakke werkwoorden, moet je daarom op zoek naar de 'stam' van een werkwoord.

Daarna zoek je de ik-vorm zodat je weet hoe je het werkwoord moet vervoegen. De ik-vorm noemen ze ook wel de 'aangepaste stam'.

De stam is belangrijk om te bepalen of je het werkwoord schrijft met een 'd' of een 't'.

Om de stam van een werkwoord te bepalen, haal je de 'en' er vanaf.

 

Bijvoorbeeld 1:

Hele werkwoord: branden

Stam: brand

Ik-vorm=aangepaste stam: (ik) brand

 

Bijvoorbeeld 2:

Hele werkwoord: kopen

Stam: kop

Ik-vorm=aangepaste stam: (ik) koop

 

Wat je na het weghalen van -en overhoudt, is dus de stam. Een paar voorbeelden:

  • de stam van worden is word,
  • de stam van houden is houd,
  • de stam van draaien is draai.

Bij sommige werkwoorden lijkt dit mis te gaan: de stam van beloven (belov) ziet er raar uit. Toch is belov echt de stam van beloven. Als je er werkwoordsvormen mee vormt, moet je deze stam wel wat aanpassen. Om bijvoorbeeld de juiste ik-vorm ik beloof te krijgen, moet je de o verdubbelen (ik belof is niet juist). Ook moet de v een f worden. Ooit is namelijk de afspraak gemaakt dat de v nooit aan het einde van een lettergreep in een Nederlands woord kan voorkomen. Daarom is het ik beloof en ik beloofde (f aan het eind van een lettergreep), naast zij beloven (de lettergreepgrens ligt nu na de o: be-lo-ven). Nog een voorbeeld: de stam van reizen is reiz; de ik-vorm wordt ik reis (ook de z kan niet aan het einde van een lettergreep in een Nederlands woord voorkomen). Het is ook zij reisden (s aan het einde van een lettergreep), naast zij reizen met een z (lettergreepgrens na de ei: rei-zen).

Sommige stammen wijken iets af:

  • de stam van staan (en bestaan, weerstaan, enz.) is sta;
  • de stam van zien (en herzien, omzien, enz.) is zie;
  • de stam van doen (en omdoen, uitdoen, enz.) is doe.

 

Uitlegfilmpje: Hoe bepaal je de stam van een werkwoord?

Uitlegfilmpje: Hoe bepaal je de stam van een werkwoord?

Oefening: Bepaal de aangepaste stam

Oefening: Bepaal van de volgende werkwoorden de aangepast stam'

Start

De regels van 't ex-kofschip

Uitleg in woorden: De regels van 't ex-kofschip

Bij sterke werkwoorden, dus werkwoorden die sterk genoeg zijn om van klank te veranderen is de regel voor de persoonsvorm in de verleden tijd (pv vt) eenvoudig:

Regel:

  • Je schrijft wat je hoort.

 

Voorbeeld:

Geven        Ik gaf

Lopen         Jij liep

 

Bij zwakke werkwoorden, dus werkwoorden die dezelfde klank behouden, is het wat lastiger.

Regel:

  • Nu gaan we werken met ’t ex-kofschip.
  • Je hebt nu de stam van het werkwoord nodig.
  • Is de laatste letter van de stam een medeklinker uit ’t kofschip?
    Dan schrijf je de ik-vorm + te(n)
  • Is de laatste letter van de stam geen medeklinker uit ’t kofschip?
    Dan schrijf je de ik-vorm + de(n)

 

Voorbeeld:

Werkwoord         Stam          ’t ex-kofschip?     Pv vt:

Wassen                wass           ja                           wasten

Blozen                  bloz             nee                       bloosden

 

Heb je te maken met een zwak werkwoord, en twijfel je of je het met een ‘d’ of met een ‘t’ schrijft?

Dan geldt dus de regel van ’t ex-kofschip.

Ga op zoek naar de stam van het werkwoord.

Als de stam eindigt op één van de medeklinkers uit ’t ex-kofschip, dan schrijf je aangepaste stam + te(n). De (n) geldt voor het meervoud.

Als de stam niet eindigt op één van de medeklinkers uit ’t ex-kofschip, dan schrijf je aangepaste stam + de(n). De (n) geldt voor het meervoud.

 

Voorbeelden:

Wassen       stam:  wass   ik-vorm: was+ te(n) = ik waste /  wij wasten.

Blozen         stam:  bloz      ikv-vorm: bloos+ de(n)= ik bloosde / wij bloosden.

Verven        stam:  verv     ik-vorm: ik verf+ de(n) = ik verfde / wij verfden.

Verbazen    stam:  verbaz ik-vorm: ik verbaas+ de(n) = ik verbaasde / wij verbaasden.

Uitlegfilmpje: De regels van 't ex-kofschip

Uitlegfilmpje: De regels van 't ex-kofschip

De persoonsvorm (PV)

Onder dit kopje wordt uitgelegd:

Wat de persoonsvorm is en hoe je de persoonsvorm vindt.

Voor de uitleg hiervan kun je kiezen tussen:

  • Uitleg in geschreven tekst
  • Uitleg in een filmpje

 

Uitleg in woorden: Wat is de persoonsvorm?

De persoonsvorm is een vorm van het werkwoord, en het hoort bij het onderwerp (degene die iets doet of is):

  • De leraar (onderwerp) schrijft (persoonsvorm) het huiswerk op het bord.
  • Anne en Margot (onderwerp) woonden (persoonsvorm) bijna drie jaar in het Achterhuis.
  • Is (persoonsvorm) jouw vader (onderwerp) vroeger timmerman geweest?

 

De persoonsvorm in een zin kun je op drie verschillende manieren vinden:

1)      Zin vragend maken:

Maak van een 'gewone' zin een vragende zin,
dan komt de pv vooraan te staan:

  • De leraar (onderwerp) schrijft (persoonsvorm) het huiswerk op het bord.
  • Schrijft de leraar het huiswerk op het bord? => schrijft = persoonsvorm

 

2)      De getalsproef:

Verander het getal (aantal) van het onderwerp,
dan verandert de pv direct mee:

  • Anne en Margot woonden bijna drie jaar in het Achterhuis.
  • Anne woonde bijna drie jaar in het Achterhuis => woonde = persoonsvorm

 

3)      De tijdsproef:

Verander de tijd in de zin,
dan is de persoonsvorm het zinsdeel dat verandert:

  • Is jouw vader vroeger timmerman geweest?
  • Was jouw vader vroeger timmerman geweest? => was = persoonsvorm

Uitlegfilmpje: Wat is de persoonsvorm?

Uitlegfilmpje: Wat is de persoonsvorm?

Uitlegfilmpje 2: Wat is de persoonsvorm?

De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (PV tt)

Met de tegenwoordige tijd (tt) bedoelen we, dat iets nu gebeurt.

Voor de uitleg over hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (pv tt) correct schrijft,

  • Uitleg in geschreven tekst
  • Uitleg in een filmpje
  • Een LessonUp

Uitleg in woorden: de werkwoordspelling tegenwoordige tijd

Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat, zijn er maar drie mogelijkheden.
In deze uitleg bedoel ik met de stam: de aangepaste stam, dus de ik-vorm!

De drie enige mogelijkheden die je bij de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd hebt zijn:

  1. je schrijft de (aangepaste) stam
  2. je schrijft de (aangepaste) stam +t
  3. je schrijft het hele werkwoord/de wij-vorm

In een schema ziet het er als volgt uit:

 

EV/MV:                    Persoon:                            PV tt:

Enkelvoud               1e              ik                           ik-vorm

Enkelvoud               2e           jij / je / u*              ik-vorm + t

Enkelvoud               3e           hij / zij / het           ik-vorm + t

Meervoud                1e               wij / we                 hele werkwoord

Meervoud                2e               jullie                      hele werkwoord

Meervoud                3e           zij / ze                   hele werkwoord

*) als jij/je achter de pv staat, dan schrijf je alleen de ik-vorm: 

 

Voorbeeld: Lopen:

Ik loop / jij loopt / wij lopen.

 

*) Jij in de tegenwoordige tijd

De lastigste vervoeging van de werkwoordspelling in de tegenwoordige tijd is 'jij'.

  • jij loopt  
    • jij staat voor de persoonsvorm
    • dus: stam+t
  • loop jij
    • jij staat achter de persoonsvorm
    • stam

Bij de meeste werkwoorden kun je dit horen, bij sommige woorden is het lastiger, omdat ze op een 'd' eindigen, dan hoor je het niet.

  • jij loopt - loop jij
  • jij rent - ren jij
  • jij kijkt - kijk jij
  • jij verbrandt - verbrand jij
  • jij wordt - word jij
  • jij laadt - laad jij

Let op: soms wordt 'je' gebruikt in plaats van 'jij'. De betekenis is hetzelfde in de volgende voorbeelden.

  • je loopt
    • je: jij
  • je rent
    • je: jij
  • je valt
    • je: jij

Soms betekent 'je' iets anders dan 'jij', kijk maar in de volgende voorbeelden.

  • je broer loopt
    • je broer - jouw broer - hij
  • je zus rent
    • je zus - jouw zus - zij
  • je oma wordt negentig
    • je oma - jouw oma - zij

Nog meer voorbeelden van de pv tt:

werkwoord: worden

  • ik word
  • jij wordt
  • word jij
  • hij/zij/het/u wordt
  • wij/jullie/zij worden

 

Werkwoord: smurfen

  • ik smurf
  • jij smurft
  • smurf jij
  • hij/zij/het/u smurft
  • wij/jullie/zij smurfen

 

Uitlegfilmpje: Hoe schrijf je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd?

Uitlegfilmpje: De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

LessonUp over de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd PV tt

LessonUp over de PV tt
Klik op 'start les' om de LessonUp te doorlopen.

Oefenen: Hoe schrijf je de PV tt?

Oefening: Oefening: Hoe schrijf je de PV tt?

Start

De persoonsvorm in de verleden tijd (PV vt)

Met de verleden tijd (vt) bedoelen we, dat iets dat eerder / in het verleden is gebeurd.

Voor de uitleg over hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (pv tt) correct schrijft,

  • Uitleg in geschreven tekst
  • Uitleg in een filmpje
  • Een LessonUp

Uitleg in woorden: Hoe schrijf je de persoonsvorm in de verleden tijd (pv vt)?

Bij sterke werkwoorden, dus werkwoorden die sterk genoeg zijn om van klank te veranderen is de regel voor de persoonsvorm in de verleden tijd (pv vt) eenvoudig:

Regel:

  • Je schrijft wat je hoort.

 

Voorbeeld:

Geven        Ik gaf

Lopen         Jij liep

 

Bij zwakke werkwoorden, dus werkwoorden die dezelfde klank behouden, is het wat lastiger.

Regel:

  • Nu gaan we werken met ’t ex-kofschip.
  • Je hebt nu de stam van het werkwoord nodig.
  • Is de laatste letter van de stam een medeklinker uit ’t ex-kofschip?
    Dan schrijf je de ik-vorm + te(n)
  • Is de laatste letter van de stam geen medeklinker uit ’t ex-kofschip?
    Dan schrijf je de ik-vorm + de(n)

 

Voorbeeld:

Werkwoord         Stam          ’t kofschip?        Pv vt:

Wassen               wass           ja                           wasten

Blozen                  bloz             nee                       bloosden

Uitlegfilmpje: Hoe schrijf je de persoonsvorm in de verleden tijd?

Met de verleden tijd (vt) bedoelen we, dat iets in het verleden is gebeurd.

Voor de uitleg over hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd (pv vt) correct schrijft,

  • Uitleg in geschreven tekst
  • Uitleg in een filmpje

Uitlegfilmpje: Hoe schrijf je de persoonsvorm in de verleden tijd (PV vt)?

Bij sterke werkwoorden, dus werkwoorden die sterk genoeg zijn om van klank te veranderen is de regel voor de persoonsvorm in de verleden tijd (pv vt) eenvoudig:

Regel:

  • Je schrijft wat je hoort.

 

Voorbeeld:

Geven        Ik gaf

Lopen         Jij liep

 

Bij zwakke werkwoorden, dus werkwoorden die dezelfde klank behouden, is het wat lastiger.

Regel:

  • Nu gaan we werken met ’t kofschip.
  • Je hebt nu de stam van het werkwoord nodig.
  • Is de laatste letter van de stam een medeklinker uit ’t kofschip?
    Dan schrijf je de ik-vorm + te(n)
  • Is de laatste letter van de stam geen medeklinker uit ’t kofschip?
    Dan schrijf je de ik-vorm + de(n)

 

Voorbeeld:

Werkwoord         Stam          ’t kofschip?        Pv vt:

Wassen                wass           ja                           wasten

Blozen                  bloz             nee                       bloosden

 

Bron: Op niveau, 2e editie bovenbouw vmbo-gt

LessonUp over de persoonsvorm in de verleden tijd PV vt

LessonUp over de PV vt
Klik op 'start les' om de les te doorlopen.

Oefenen: Hoe schrijf je de PV vt?

Oefening: Hoe schrijf je de PV vt?

Start

Het voltooid deelwoord (Volt. dw)

Voor de uitleg van wat het voltooid deelwoord (volt. dw) is, kun je kiezen tussen:

  • Uitleg in geschreven tekst
  • Uitleg in een filmpje

Uitleg in woorden: Wat is het voltooid deelwoorden (volt. dw) en hoe schrijf je die?

  • Een voltooid deelwoord is een onderdeel van de werkwoordspelling, het is een vervoeging van het werkwoord.
  • Een voltooid deelwoord heeft altijd en ander werkwoord nodig. Dit andere werkwoord helpt het voltooid deelwoord. Daarom noem je dit helpende werkwoord ook wel een hulpwerkwoord.
  • Het hulpwerkwoord in een zin is dan de persoonsvorm.
  • Een voltooid deelwoord begint meestal met ge-, maar ook vaak met be-, ver- of ont-.
  • rennen – gerend     ik heb gerend
  • luisteren – geluisterd wij hebben geluisterd
  • reizen – gereisd er is lang gereisd
  • fietsen – gefietst de leerlingen hebben gefietst
  • pakken – gepakt de spullen zijn gepakt.

 

Een voltooid deelwoord van een sterk werkwoord?

De regel: Je schrijft het zoals het klinkt.

Voorbeelden:

Hele ww.:     Ik-vorm:       Volt. dw:

Brengen        bracht          gebracht

Stelen           stal               gestolen

Rijden           reed             gereden.

 

Een voltooid deelwoord van een zwak werkwoord?

Twijfel je of je het schrijft met een d of met een t? Dan geldt hierbij:

De regel (1): Maak het werkwoord langer, hoor je een d? Dan schrijf je die ook. Hoor je een t? Dan schrijf je die ook.

Volt.dw.       Hele ww.      stam  ik-vorm       langer maken:       volt.dw.:
Gerend/t?     rennen          renn   ik ren            ik rende                  gerend
Gekeurd/t?   keuren          keur    ik keur          ik keurde                gekeurd

De regel (2): gebruik de stam en de regel van ’t ex-kofschip:

  • Is de laatste letter van de stam een medeklinker uit ’t ex-kofschip? Schrijf een -t.
  • Is de laatste letter van de stam geen medeklinker uit ’t ex-kofschip? Schrijf een -d.

Uitlegfilmpje: Wat is het voltooid deelwoord en hoe schrijf je die?

Uitlegfilmpje: Wat is het voltooid deelwoord?

Oefenen: Voltooid deelwoord of persoonsvorm?

Oefenen: Hoe schrijf je het volt.dw?

Oefening: Oefening: hoe schrijf je het volt.dw in de volgende zinnen?

Start

Voor de uitleg van wat het hele werkwoord of de infinitief is, kun je kiezen tussen:

  • Uitleg in geschreven tekst
  • Uitleg in een filmpje

Het hele werkwoord / de infinitief (inf.)

Uitleg in woorden: Wat is het hele werkwoord / de infinitief en hoe schrijf je het?

Het hele werkwoord / de infinitief betekenen hetzelfde. 

Het hele werkwoord / de infinitief is ‘gewoon’ het hele werkwoord zonder er iets aan te veranderen.

Het hele werkwoord / de infinitief staat in de tegenwoordige tijd.

Het hele werkwoord / de infinitief staat in het meervoud.

Het werkwoord / de infinitief is het werkwoord zoals je het in een woordenboek zou vinden en het eindigt vaak op -en.

Voor het hele werkwoord / de infinitief kun je altijd 'kan' zetten:

  • Ik kan lopen.
  • ik kan werken.
  • ik kan fietsen.

 

Uitlegfilmpje: Wat is het hele werkwoord / de infinitief?

Uitlegfilmpje: Wat is het hele werkwoord / de infinitief en hoe schrijf je het?

Oefenen: Herken het hele werkwoord / de infinitief

Toets: Herken het hele werkwoord

Start

Extra uitleg, extra oefeningen en extra overige materialen

Beste leerling,

Mocht je toch nog graag uitleg willen, kijk dan eens naar het filmpje hieronder.

 

Nog extra oefeningen nodig? Deze vind je in de filmpjes onder 'extra oefeningen'.

In de filmpjes wordt duideijk uitgelegd hoe het oefenen werkt. 

Mocht je daar toch nog vragen over hebben, of het lukt niet, laat het me dan even weten in één van de lessen.

Succes!

Uitlegfilmpje werkwoordspelling

Extra oefeningen

Filmpje 1 met extra oefeningen

Filmpje 2 met extra oefeningen

Filmpje 3 met extra oefeningen

Filmpje 4 met extra oefeningen

Filmpje 5 met extra oefeningen

Filmpje 6 met extra oefeningen

Filmpje 7 met extra oefeningen

Filmpje 8 met extra oefeningen

Gebruikte afkortingen

In dit arrangementen gebruiken we verschillende afkortingen.

Hieronder lees je de betekenis:

  • inf. = infinitief (of ook wel: het hele werkwoord)
  • pv = persoonsvorm
  • tt = tegenwoordige tijd
  • vt = voltooide tijd
  • volt. dw = voltooid deelwoord
  • ww = werkwoord(en)

 

Feedback

Beste leerling,

 

Als het goed is heb je dit arrangement helemaal doorlopen.

Ik hoor graag van jou, wat je ervan vond. Ik vraag dus om tips (wat kan er beter?) en tops (wat vond je heel erg prettig?).

Vul hiervoor de vragenlijst in onder 'Feedback van mijn leerlingen op dit arrangement. Door op de volgende link te klikken, kom je bij de vragenlijst.

Het invullen kost je maar een paar minuten.

 

Alvast bedankt voor jouw feedback!

Feedback op online arrangement 'Werkwoordspelling'
Klik op de link hierboven en vul de feedbackvragen in. Bedankt voor je hulp!