Bij zwakke werkwoorden twijfel je soms: schrijf ik dit met een d of met een t?
Voor het juist vervoegen van zwakke werkwoorden, moet je daarom op zoek naar de 'stam' van een werkwoord.
Daarna zoek je de ik-vorm zodat je weet hoe je het werkwoord moet vervoegen. De ik-vorm noemen ze ook wel de 'aangepaste stam'.
De stam is belangrijk om te bepalen of je het werkwoord schrijft met een 'd' of een 't'.
Om de stam van een werkwoord te bepalen, haal je de 'en' er vanaf.
Bijvoorbeeld 1:
Hele werkwoord: branden
Stam: brand
Ik-vorm=aangepaste stam: (ik) brand
Bijvoorbeeld 2:
Hele werkwoord: kopen
Stam: kop
Ik-vorm=aangepaste stam: (ik) koop
Wat je na het weghalen van -en overhoudt, is dus de stam. Een paar voorbeelden:
Bij sommige werkwoorden lijkt dit mis te gaan: de stam van beloven (belov) ziet er raar uit. Toch is belov echt de stam van beloven. Als je er werkwoordsvormen mee vormt, moet je deze stam wel wat aanpassen. Om bijvoorbeeld de juiste ik-vorm ik beloof te krijgen, moet je de o verdubbelen (ik belof is niet juist). Ook moet de v een f worden. Ooit is namelijk de afspraak gemaakt dat de v nooit aan het einde van een lettergreep in een Nederlands woord kan voorkomen. Daarom is het ik beloof en ik beloofde (f aan het eind van een lettergreep), naast zij beloven (de lettergreepgrens ligt nu na de o: be-lo-ven). Nog een voorbeeld: de stam van reizen is reiz; de ik-vorm wordt ik reis (ook de z kan niet aan het einde van een lettergreep in een Nederlands woord voorkomen). Het is ook zij reisden (s aan het einde van een lettergreep), naast zij reizen met een z (lettergreepgrens na de ei: rei-zen).
Sommige stammen wijken iets af: