Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat, zijn er maar drie mogelijkheden.
In deze uitleg bedoel ik met de stam: de aangepaste stam, dus de ik-vorm!
De drie enige mogelijkheden die je bij de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd hebt zijn:
In een schema ziet het er als volgt uit:
EV/MV: Persoon: PV tt:
Enkelvoud 1e ik ik-vorm
Enkelvoud 2e jij / je / u* ik-vorm + t
Enkelvoud 3e hij / zij / het ik-vorm + t
Meervoud 1e wij / we hele werkwoord
Meervoud 2e jullie hele werkwoord
Meervoud 3e zij / ze hele werkwoord
*) als jij/je achter de pv staat, dan schrijf je alleen de ik-vorm:
Voorbeeld: Lopen:
Ik loop / jij loopt / wij lopen.
*) Jij in de tegenwoordige tijd
De lastigste vervoeging van de werkwoordspelling in de tegenwoordige tijd is 'jij'.
Bij de meeste werkwoorden kun je dit horen, bij sommige woorden is het lastiger, omdat ze op een 'd' eindigen, dan hoor je het niet.
Let op: soms wordt 'je' gebruikt in plaats van 'jij'. De betekenis is hetzelfde in de volgende voorbeelden.
Soms betekent 'je' iets anders dan 'jij', kijk maar in de volgende voorbeelden.
Nog meer voorbeelden van de pv tt:
werkwoord: worden
Werkwoord: smurfen