MZA 2223 Team Ademhalingsstelsel

MZA 2223 Team Ademhalingsstelsel

Voorwoord

Welkom op onze Wikiwijs over het ademhalingsstelsel.

Zuurstof krijgen we binnen door adem te halen. Maar hoe werkt ademhaling nou precies? Dat ga je leren door middel van deze Wikiwijs.

Voor de opleiding LGW, module Mens Zorg en Activiteit (MZA) wordt er van ons verwacht dat we verschillende onderdelen maken en behalen. Een van die onderdelen is het lesgeven met inzet van digitale didactiek door middel van een Wikiwijs.

De onderwerpen die aan bod komen zijn de anatomie, fysiologie en pathologie over het ademhalingsstelsel.

In de inleiding zijn de leerdoelen, eindtermen en eindkwalificaties te vinden.

In de handleiding staat een heldere beschrijving. Deze is ter ondersteuning zodat iedere (inval)docent deze les kan geven.

 

Heel veel succes en plezier!

Linda en Sanne

 

 

Inleiding

Deze wikiwijs is ontworpen door en voor studenten die de deeltijd lerarenopleiding Gezondheidszorg en Welzijn (LGW) aan de Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN) volgen.

Het doel is dat de student zich kan voorbereiden op de kennistoets Gezondheid en Ziekte (leeruitkomst MZA 1.2) en de landelijke kennistoets (LKT).

 

Leerdoelen:

Na de wikiwijs en de afsluitende toets gemaakt te hebben beheerst de student het volgende:

- De student kan na het maken van de Wikiwijs globaal de anatomie en fysiologie van het ademhalingsstelsel benoemen.

- De student kan na het maken van de Wikiwijs benoemen wat de symptomen en behandeling zijn van COPD, Astma, Klaplong en Longkanker.

 

Het sluit aan bij de Kennisbasis Gezondheidszorg en Welzijn.

  • Domein 4: Gezondheid en ziekte.
    • Subdomein 4.1. Anatomie en fysiologie (incl. toegepaste natuurwetenschappen).
    • Subdomein 4.3. Pathologie.

Handleiding

Studenten:

De handleiding is ontwikkeld om je zelfstandig te laten werken aan deze Wikiwijs. Op die manier is het voor iedereen duidelijk hoe de Wikiwijs werkt, wat er van je verwacht wordt en kan het ondersteuning bieden.

Het is een interactief programma over de anatomie, fysiologie en pathologie van het ademhalingsstelsel. Zo wordt de tekst ondersteund door afbeeldingen en filmpjes en kunnen er (digitale) oefenopdrachten gemaakt worden. Je loopt alle hoofdstukken en paragrafen door, op die manier wordt je meegenomen in de lesstof van het ademhalingsstelsel.

Als aanvulling zijn de belangrijkste begrippen extra in hoofdstuk 6 vermeld, dit hoofdstuk kun je overslaan wanneer je de lesstof voldoende denkt te beheersen.

Daarnaast komen er in deze Wikiwijs ook een aantal online tools aan bod, in de tesk wordt je d.m.v. een link doorverwezen:

- Quizlet & Nearpod: voor deze tools heb je geen account nodig.

- WRTS & Educaplay: voor deze tools dien je een account aan te maken, dit is geheel gratis en kun je doen naar doorverwijzing van de link.

Wanneer je alle hoofdstukken doorlopen hebt volgt een diagnostische toets. Deze toets dient als controle of je de lesstof voldoende beheerst, zodat je goed voorbereid bent op de (landelijke) kennistoets.

Als laatste is de bronnenlijst te vinden, zodat je kunt zien waar wij onze bronnen vandaan hebben.

De lesduur bedraagt ongeveer 60 min, afhankelijk hoe snel je door de lesstof heen bent.

 

Docenten:

Tijdens het maken van deze wikiwijs kunnen studenten zelfstandig aan de slag. Door middel van tekst, digitale tools, afbeeldingen en filmpjes kunnen de studenten hun kennis testen over dit onderwerp. Ze sluiten het af met een diagnostische toets, dit om te controleren of ze de lesstof goed beheersen.

 

1. Luchtwegen

Het ademhalingsstelsel (Tractus Respiratorius) heeft een belangrijke functie in ons lichaam. Het zorgt voor aanvoer van zuurstof en afvoer van afvalstoffen. De lucht komt via de mond en keelholte naar binnen. Vervolgens gaat het dan via de luchtpijp naar de kleine bronchiën en alveoli waar de gaswisseling plaatsvindt.

Het bestaat uit de bovenste en onderste luchtwegen.

Bovenste luchtwegen:

  • Neusholte (cavitas nasi)
  • Mondholte (cavitas ori)
  • Keelholte (farynx)
  • Strottenhoofd boven de stembanden (larynx)

Onderste luchtwegen:

  • Strottenhoofd onder stembanden (larynx)
  • Luchtpijp (trachea)
  • Luchtwegvertakkingen (bronchi/bronchus)
  • Longblaasjes (alveolen)

(Kirchmann et al., 2015)

 

Hieronder volgt een korte video over de uitleg van het ademhalingsstelsel.

Bron: Longfonds.nl

1.1 Neusholte

De neusholte (cavitas nasi) is het eerste deel van de luchtwegen. Het bestaat uit een holle ruimte. Deze ruimte wordt in tweeën gedeeld door het neustussenschot (septum nasi). De zijwanden van de neusholte worden de neusschelpen genoemd (conchae nasalis).

Tijdens de ademhaling komt de lucht intensief in contact met het slijmvlies van de neusholte. De inwendige neusopening verbindt de neusholte met de keelholte.

De neusholte bevat veel bloedvaten en is volledig bekleed met slijmvlies.

 

Inademen door de neus heeft de volgende functies:

  • Zuiveren: Het slijmvlies bevat lange trilharen. Deze haartjes houden grof vuil tegen bij de neusingang.
  • Verwarmen: Ingeademde lucht wordt opgewarmd. Dit voorkomt dat het longweefsel te veel afkoelt.
  • Bevochtigen: Ingeademde lucht wordt bevochtigd. Dit voorkomt dat het longweefsel uitdroogt.
  • Keuren: Door middel van het reukepitheel worden geuren doorgegeven aan de hersenen.

(Grégoire et al., 2022)

Opdracht neusholte

1.2 Mondholte

Naast inademen via de neus kun je ook inademen via de mond.

Dit gebeurd vaak wanneer je door bijvoorbeeld inspanning snel grote hoeveelheden lucht moet in- en/of uitademen. Door de nauwe doorgangen van de neusholte is ademen dan bijna niet mogelijk.

Een nadeel van een mondademhaling is dat de lucht minder goed gefilterd wordt. Dus zuiveren, verwarmen, bevochtigen en keuren vindt nauwelijks plaats.

Een belangrijke functie van de mondholte (cavitatis) is klankvorming. Dit gebeurt vooral bij uitademen, omdat de uitgeademde lucht langs de stembanden stroomt waardoor deze gaan trillen en geluid gaan produceren.

(Grégoire et al., 2022)

 

1.3 Keelholte

De keelholte (farynx) ligt achter de neus- en mondholte. Ze hebben een open verbinding, dus de lucht die binnenkomt gaat richting de keelholte.

Ter hoogte van de mond-keelholte is er de kruising tussen de luchtweg en de voedselweg. Lucht gaat hier door naar het strottenhoofd en voedsel gaat richting de slokdarm. Daarom hoort de keelholte niet alleen tot het ademhalingsstelsel, maar ook tot het spijsverteringsstelsel.

De luchtpijp staat altijd open, behalve als er voedsel doorgeslikt wordt. Het strottenklepje sluit de luchtpijp dan af, zodat er geen voedsel in de luchtpijp kan komen.

(Grégoire et al., 2022)

Opdrachten mond- en keelholte

1.4 Strottenhoofd

Het strottenhoofd (Larynx) vormt de verbinding tussen de keelholte en luchtpijp. Het is een buisvormige holte. Het strottenklepje (Epiglottis) zit bovenin het strottenhoofd. Deze zorgt ervoor dat de luchtpijp afgesloten wordt wanneer je voedsel doorslikt. Dit om te voorkomen dat het voedsel in de luchtpijp terecht komt, in plaats van in de slokdarm (Oesophagus).

Het strottenhoofd bestaat uit kraakbeen waarin je stembanden liggen. Dit zijn 2 slijmvliesplooien en vormen de stemspleet. Deze opening kan door spierwerking van vorm veranderen (smaller en breder). Door de stemspleet stroomt lucht. Daardoor gaan de stembanden trillen en ontstaat er geluid. De lippen, tong en keel zetten dit geluid om naar taal.

(Kirchmann et al., 2015).

 

Opdracht strottenhoofd

1.5 Luchtpijp en hoofdbronchiën

De luchtpijp (trachea) is een holle pijp dat zorgt voor de verbinding tussen het strottenhoofd en de longen. De luchtpijp bestaat uit bindweefsel, spierweefsel en kraakbeen.

Het kraakbeen heeft de vorm van open ringen. Aan de voorzijde zijn ze gesloten en aan de achterzijde zijn ze open. Dat zorgt ervoor dat de luchtpijp open blijft staan en dat de slokdarm meer bewegingsvrijheid heeft (Pearson, 2019).

De luchtpijp splitst zich vervolgens in twee hoofdluchtwegvertakkingen. Dat zijn de hoofdbronchieën. Deze verplaatsen vervolgens de lucht naar beide longen (een naar elke long).

 

1.6 Bronchiën en bronchiolen

De twee hoofdbronchiën vertakken zich verder in kleinere bronchiën (bronchi lobares) die ieder naar een longkwab gaan. De rechterlong bestaat uit drie longkwabben en de linkerlong uit twee longkwabben. Dit komt omdat de linkerlong door de ligging van het hart een stuk kleiner is dan de rechterlong.

Vervolgens splitsen de bronchiën zich verder in bronchiolen. Dit zijn de allerfijnste vertakkingen. De bronchiolen zijn flexibel, doordat ze uit glad spierweefsel bestaan. Tijdens de uitademing trekken deze spiertjes zich samen, waardoor de bronchiolen vernauwen. Bij inademing ontspannen ze zich juist en verwijden de bronchiolen zich.

(Grégoire et al., 2022)

 

Hieronder volgt een korte video over de uitleg van de bronchiën.

Bron: Longfonds.nl

Opdrachten luchtpijp en bronchiën

1.7 Longblaasjes

Aan de kleinste/laatste bronchiolen hangen longblaasjes (alveoli). Deze longblaasjes lijken op een tros druiven.

De longblaasjes zorgen voor de uitwisseling van afvalstoffen en zuurstof. Rondom deze longblaasjes liggen fijne bloedvaatjes. Beide hebben een hele dunne wand, waardoor zuurstof en koolstofdioxidemoleculen gemakkelijk kan worden uitgewisseld tussen de ingeademende lucht en het bloed (Pearson, 2019).

 

Hieronder volgt een korte video over de uitleg van de longblaasjes.

Bron: Longfonds.nl

Opdracht longblaasjes

1.8 Longvlies

Het longvlies (pleura) zit om je longen heen. Dit 'weivlies' bestaat uit binnenblad (longblad) en een buitenblad (borstvlies). Deze bladen liggen tegen elkaar aan, wat enkel gescheiden wordt door een dun laagje vocht. De ruimte tussen de bladen wordt pleuraholte genoemd en is luchtdicht (vacuüm). Op die manier kunnen de bladen niet van elkaar af, maar wel langs elkaar bewegen.  

Als de borstkas uitzet gaat het borstvlies mee. Door de luchtdichtheid wordt het longblad meegetrokken en zet de long mee uit.

In de longen blijft altijd een restje lucht achter. Dit zorgt ervoor dat er bij bij inademing minder kracht uitgeoefend hoeft te worden.

(Grégoire et al., 2022)

 

Opdracht longvlies

Eindopdracht luchtwegen

Eindopdracht (Quizlet) Luchtwegen
Ga naar bovenstaande link en maak de juiste combinaties door de functie naar de juiste luchtweg te slepen.

2. Gaswisseling

Gaswisseling is het uitwisselen van zuurstof en koolstofdioxide wat gebeurt door diffusie. Diffusie zorgt ervoor dat de concentratie zuurstof en koolstofdioxide gelijk zijn in het bloed en in de lucht. In de video hieronder wordt dat duidelijk uitgelegd. Bekijk het filmpje helemaal of vanaf minuut 3:40 tot het einde.

 

 

 

 

Bron: biologiemetjoost.nl

Gaswisseling in de longen gaat continu door, onafhankelijk van de ademhaling. Dit komt omdat de longen nooit helemaal leeg zijn, er zit altijd lucht in waarmee de gasuitwisseling kan plaatsvinden. De ademhaling ververst alleen die lucht continu.

De lucht die je inademt bestaat uit een mengsel van gassen, de belangrijkste zijn stikstof (78,6%), zuurstof (20,9%), waterdamp (0,46%) en koolstofdioxide (0,04%).

Lucht heeft een gemiddelde druk (p = pressure) van 760 mmHg (millimeter kwik), de optelsom van de drukken die de afzonderlijke gassen veroorzaken. De druk die een gas veroorzaakt noem je de partiële druk en deze is recht evenredig met de concentratie van dat gas. Je kunt uitrekenen dat ongeveer 21% zuurstof in de lucht die je inademt een partiële druk ofwel zuurstofspanning/pO2 heeft van 760x0,21=160 mmHg.

De gaswisseling kunnen we verdelen in twee delen. De externe respiratie (in de longen) en de interne respiratie (in het lichaam). Zie onderstaande afbeelding.

2.1 In de longblaasjes (Externe respiratie)

De externe respiratie is de gaswisseling die plaatsvindt in de longblaasjes. Hier wordt zuurstof en koolstofdioxide uitgewisseld. Zuurstof gaat van de lucht naar het bloed toe en koolstofdioxide gaat van het bloed naar de lucht. Dit gebeurt door diffusie.

Het bloed dat via de longslagader bij de longen aankomt heeft meer koolstofdioxide en minder zuurstof dan de lucht in de longblaasjes. Door de diffusie wordt de concentratie koolstofdioxide en zuurstof in het bloed en in de lucht gelijk. Dit betekend dat de koolstofdioxide naar de lucht in de longblaasjes gaat en het zuurstof naar het bloed gaat.

Vind je dit onderwerp nog lastig, dan kan je het filmpje in hoofdstuk 1.7 (Longblaasjes) nog bekijken of klik op de volgende link: https://www.biodesk.nl/animaties/longblaasje.html en bekijk de animatie.

Begrijp je het dan kan je dit overslaan.

 

2.2 Gaswisseling in de weefsels (Interne respiratie)

De interne respiratie is de gaswisseling die plaatsvindt in het lichaam, van het bloed naar de cellen. Het bloed is nu weer zuurstofrijk en kan verder gaan naar de cellen om het zuurstof af te geven. Dit wordt vooral gedaan via hemoglobine, dit zit in de rode bloedcellen. Zuurstof bindt aan de hemoglobine en vormt oxyhemoglobine.

De reactie die daarbij hoort is: Hemoglobine+zuurstof→oxyhemoglobine+waterstofHemoglobine+zuurstof→oxyhemoglobine+waterstof

HHb+O2→HbO2+HHHb+O2→HbO2+H

In de gebieden waar zuurstof het hardste nodig is laat dit los van de hemoglobine. In de weefselcellen is het zuurstofgehalte weer lager dan in het bloed. Dit komt doordat de weefselcellen zuurstof verbruiken en koolstofdioxide produceren. Hier vind ook weer diffusie plaats. Het zuurstof gaat hier naar de weefselcellen toe en de koolstofdioxide gaat weer naar het bloed. Vervolgens gaat het zuurstofarme bloed weer terug naar het hart en dan door naar de longen. Daar begint alles weer opnieuw.

Opdracht gaswisseling

3. Ademhalingsbewegingen

Om de eerder genoemde gaswisseling zo goed mogelijk plaats te laten vinden moeten de longen ventileren.

Ventilatie is niets anders dan het verversen van de lucht in de luchtwegen, waarbij er verse lucht wordt ingeademd (inspiratie) en er gebruikte lucht wordt uitgeademd (expiratie).

3.1 Inademing

Inademen (inspiratie) gebeurt wanneer er delen van de borstwand actief samenwerken en het kost energie in de vorm van spierarbeid.
Deze spierarbeid heeft als doel het volume van de thorax te vergroten.

Normale inspiratie kan op twee manieren:

  • Door het afplatten van de diafragma
  • Door het optillen van de ribben

 

Afplatten van diafragma

De diafragmakoepel wordt platter wanneer de spieren van het diafragma samentrekken en leidt ertoe dat de pleurasinus wijder wordt, waardoor het longweefsel zich erin kan ontplooien -> de long schuift dus in de vrijkomende ruimte tussen borstwand en diafragma en de lever wordt iets naar beneden geduwd.

De volumevergroting van de borstholte door de diafragma-afplatting gaat vaak gepaard met het verslappen van de buikwandspieren - waardoor de buikwand verder naar voren uitzet.
Deze manier van inademen heet ook wel de buikademhaling.

 

Werking middenrif bij buikademhaling
Werking middenrif bij buikademhaling

Optillen van de ribben

Van nature zijn de ribben schuin naar beneden gericht.
Wanneer buitenste tussenribspieren aangespannen worden, worden de ribben opgetilt.
Gevolg is dat er volumevergroting ontstaat in de borstkas en de thoraxwand beweegt zich duidelijk mee naar voren.
Deze manier van inademen heet ook wel de borstademhaling.

 

Werking tussenribspieren bij borstademhaling (schematisch)
Werking tussenribspieren bij borstademhaling (schematisch)

Bij een rustige ademhaling is er vrijwel alleen sprake van een buikademhaling. Bij toenemende inspanning wordt deze steeds meer gecombineerd met de borstademhaling. De spieren die bij inspiratie worden aangespannen worden ademhalingsspieren genoemd. Wanneer je extra diep moet inademen, kan het optillen van de ribben versterkt worden door het aanspannen van hulpademhalingsspieren in de hals en de schoudergordel. Deze spieren trekken de ribben verder omhoog, zodat de longen nog verder uitgerekt worden.

 

Inademen zijaanzicht
Inademen zijaanzicht
Inademen vooraanzicht
Inademen vooraanzicht

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bron afbeeldingen: Gregoire, L., Van Straaten-Huygen, A., & Trompert, R. (2022) Anatomie en Fysiologie. Studieboek en naslagwerk voor Gezondheidszorg en Sport (5e druk, 3e oplage). ThiemeMeulenhoff

3.2 Uitademing

De uitademing (expiratie) komt tot stand door verkleining van het thoraxvolume, door de ademhalingsspieren te ontspannen. De ribben zakken dan door de zwaartekracht weer naar beneden en het diafragma belandt weer in zijn rustpositie, mede dankzij de druk vanuit de buikholte. Het volume van de thorax verkleint en de longen veren door de elasticiteit van het longweefsel weer terug vanuit hun gerekte toestand.

Expiratie is eigenlijk een passief proces dat geen energie kost.

Geforceerde expiratie kost wél spierarbeid en komt voor wanneer er wordt gefloten, geblazen of gezongen.
Deze vorm van expiratie komt tot stand door het samentrekken van de binnenste tussenribspieren (wat de ribdaling versterkt) en de buikspieren (deze zorgen voor de versterkte terugvering van het diafragma).

Uitademen zij- en vooraanzicht
Uitademen zij- en vooraanzicht

 

Bron afbeeldingen: Gregoire, L., Van Straaten-Huygen, A., & Trompert, R. (2022) Anatomie en Fysiologie. Studieboek en naslagwerk voor Gezondheidszorg en Sport (5e druk, 3e oplage). ThiemeMeulenhoff

3.3 Regulatie van de ademhaling

De ademhalingsspieren zijn opgebouwd uit dwarsgestreept spierweefsel.
‘normale’ dwarsgestreepte spieren kun je bewust laten samentrekken, maar ademhaling is een proces dat voor een groot deel reflexmatig verloopt en waar de wil normaliter geen nauwelijks invloed op heeft - al kun je er natuurlijk wel invloed op uitoefenen.

Het buiten de wil om verlopen van de ademhaling wordt ook wel het ademautomatisme genoemd.

 

Het ademhalingscentrum bevindt zich in het verlengde merg en in de pons (onderdeel van de hersenstam).

Hier bevinden zich concentraties zenuwcellen die zodanig samenwerken dat ze het functionele centrum voor de ademregulatie vormen.

Het ademhalingscentrum reguleert de in- en uitademing, de ademfrequentie en de ademdiepte. Het stuurt impulsen naar de spieren van het diafragma en naar de tussenribspieren.

Deze impulsen laten de ademhalingsspieren samentrekken, waardoor de inspiratie volgt.
In rust worden de spieren zo aangestuurd dat er gemiddeld vijftien keer per minuut adem wordt gehaald.

 

Om de ademhaling goed te kunnen regelen moet het ademhalingscentrum informatie krijgen over het proces van de ademhalingsbewegingen.

Hiervoor zitten er in de wand van de bronchiën rekkingsgevoelige sensoren.
Deze worden geprikkeld wanneer de wand uitrekt en staan in verbinding met het ademhalingscentrum.  

Het ademhalingscentrum zorgt er ook voor dat het CO2-gehalte in het bloed niet te hoog wordt.

3.4 Onderbrekingen in het ademritme

Soms kan het regelmatige in- en uitademen onderbroken worden, soms bewust, soms onbewust.

Wanneer dit bewust gebeurt gaat het meestal om de uitademingsluchtstroom, bijvoorbeeld bij spreken, zingen en blazen maar bij bevallingen worden ook verschillende ademhalingstechnieken gebruikt om de bevalling te vergemakkelijken, bijvoorbeeld het puffen.

Een onbewuste onderbreking is bijvoorbeeld het ‘stokken’ van adem wanneer je schrikt, zuchten, geeuwen, slikken, niezen, hoesten, hikken, braken en persen. Hieronder een kleine uitleg waarom iets gebeurt en waardoor het geprikkeld wordt.

  • Zuchten komt door de zuchtreflex, die tot stand komt door bepaalde sensoren in het longweefsel of door een plaatselijk zuurstoftekort.
  • De oorzaak van gapen/geeuwen is niet bekend. Vroeger dacht men dat het doel hiervan was meer zuurstof naar de hersenen te brengen, tegenwoordig denkt men dat het ook te maken kan hebben met de afkoeling van de hersenen. Sommige wetenschappers beweren zelfs dat het een sociale, misschien wel erotisch getinte functie heeft.
  • Tijdens het slikken wordt de ademhaling onderbroken door een krachtige remming van het ademhalingscentrum. De ademluchtstroom staat stil, het strotklepje kan de luchtweg afsluiten zodat voedsel/drank/speeksel de luchtweg passeert en zo wordt het verslikken voorkomen.
  • Niezen komt door de niesreflex, die optreed wanneer het slijmvlies van de neusholte geprikkeld wordt. Gevolg is een krachtige luchtuitstroom waarbij slijm en vuiltjes meegevoerd worden.
  • Hoesten komt door de hoestreflex, die zich kenbaar maakt wanneer er een prikkeling van het slijmvlies in de diepere luchtwegen plaatsvindt. Hierdoor ontstaat na een diepe inademing en geforceerd aanspannen van de expiratiespieren een grote druk en wanneer de stemspleet zich opent vliegt de lucht door de mondholte naar buiten, met het doel om slijm en vuiltjes op zijn weg mee te nemen.
  • Hikken is een onderbreking van het ademritme door een plotselinge en heftige samentrekking van het diafragma. De oorzaak en functie hiervan is onbekend, maar haastig eten of drinken kan wel tot hikken leiden.
  • Braken komt door de braakreflex, waarbij de maaginhoud terugkeert naar de keelholte. Deze mag echter niet in de luchtpijp terechtkomen. De maaginhoud gaat meestal via de mond- en keelholte naar buiten. De functie hiervan is om ingeslikte stoffen die een gevaar vormen voor het lichaam (teveel alcohol, bedorven voedsel) kwijt te raken.

Opdrachten Ademhalingsbewegingen

4. Longfunctie

Onderstaande video komt terug op de vorige paragraaf (ademhalingsbewegingen) en geeft je alvast informatie over de longfunctie, die we in deze paragraaf bespreken.

Bron: biojuf.nl

De longfunctie is de werking van de luchtwegen.

Door middel van een spirometer kan een longfunctieonderzoek worden gedaan. Bij dit onderzoek ademt de proefpersoon in en uit door een buis die is aangesloten op een computer. De computer analyseert de hoeveelheden in- en uitgeademende lucht. Op deze manier worden de longfunctiegrootheden bepaald. Deze geven samen een beeld van de longfunctie en de conditie van de ademhalingsspieren.

Kijk onderstaande filmpje voor de werking van een spirometer.

Bron: gezondheidenwetenschap.be

4.1 Longfunctiegrootheden

Bij een longfunctieonderzoek worden bepaalde longfunctiegrootheden gemeten.

Onderstaande waarden zijn gemiddelden, sommigen hiervan kunnen bij man/vrouw verschillen.

  • Ademvolume (VT): De hoeveelheid lucht die in rust in 1 ademteug wordt ingeademd, 0,5 liter.
  • Inspiratoir reservevolume (IRV): De hoeveelheid lucht die na een normale inademing nog extra ingeademd kan worden. Omdat de longen van mannen groter zijn dan die van vrouwen verschilt dit aantal - mannen hebben hier gemiddeld 3 liter, vrouwen ongeveer 2 liter.
  • Expiratoir reservevolume (ERV): De hoeveelheid lucht die na een gewone uitademing nog extra uitgeademd kan worden. Dit is bij beide geslachten hetzelfde, namelijk 1 liter.
  • Vitale capaciteit (VC = IRV + VT + ERV): De hoeveelheid lucht die na een maximale uitademing maximaal kan worden ingeademd. Hierbij verschilt het gemiddelde niet alleen per geslacht, maar is ook afhankelijk van lengte, leeftijd en etniciteit. Deze waarde geeft nog niet voldoende informatie over de functionele toestand van de longen. Het gemiddelde bij de man is 4,5 liter en bij vrouwen 3,5 liter.
  • Eénsecondelongcapaciteit (FEV1): De hoeveelheid lucht die in één seconde uitgeademd kan worden. Het is een maat voor de doorgankelijkheid van de luchtwegen. Omdat bij een verlaagde VC natuurlijk ook de éénsecondelongcapaciteit verlaagd is heet deze meting ook wel FEV1/VC. De ratio is bij jongvolwassenen ongeveer 83%, bij ouderen neemt het geleidelijk af tot zo’n 70%.
  • Residuvolume (RV): De hoeveelheid lucht die na een maximale uitademing in de longen achterblijft. Bij mannen is dit 1,5 liter, bij vrouwen ruim 1 liter.
  • Totale longcapaciteit (TLC = VC + RV): De hoeveelheid lucht die de longen bevatten na maximale inademing. Dit is 6 liter bij mannen, 4,5 liter bij vrouwen.
  • Functionele residulongcapaciteit (FRC = ERV + RV): De hoeveelheid lucht die na een rustige uitademing nog in de longen is; 2,5 liter, ookwel ‘de functionele reservelucht’.

4.2 Ademhalingsfrequentie

De ademhalingsfrequentie (Fa) is het aantal ademhalingen per minuut.
In rust is dat, zoals eerder beschreven, ongeveer 15 keer per minuut.
Tijdens inspanning kan de waarde verdubbelen.

De ademhalingsfrequentie in combinatie met het ademvolume levert het ademminuutvolume (AMV) op.  Dat is de hoeveelheid lucht die in een minuut wordt in- of uitgeademd.

Voor de 'gemiddelde' man in rust geldt:

AMV = 15 x 0,5 = 7,5 liter

Bij inspanning kan het AMV gigantisch toenemen, dit wordt bereikt door de ademfrequentie en het ademteugvolume te verhogen.

Zo kan het zijn dat dezelfde man tijdens inspanning:

AMV = 30 x 3,5 = 100 liter lucht     in-  of uitademt.

Het AMV heeft een maximum, want hoe sneller je ademhaling gaat, hoe oppervlakkiger je inademt. Het lukt dan, voornamelijk door de nauwe bronchiolen, niet om alle lucht in de korte ademtijd geheel te verplaatsen.

Opdracht Longfunctie

Ga naar onderstaande link en toets je begrippenkennis.
Voor deze tool (WRTS) dien je een account aan te maken.

Doorloop vervolgens de volgende stappen:
Oefen zelf > Toets > Begin

Opdracht (WRTS) Longfunctie

4.3 Dode ruimte

Een gedeelte van de ruimte in de luchtwegen wordt de dode ruimte genoemd. Dit is het stuk in de luchtwegen waar geen gaswisseling plaatsvindt.
Er zijn 2 verschillende dode ruimtes te onderscheiden:

  • anatomische dode ruimte
  • alveolaire dode ruimte

In de Anatomisch dode ruimte is geen gaswisseling mogelijk omdat er geen plaatepiteel is. We hebben het hier over de luchtpijp, bronchiën en bronchiolen. Het volume van deze ruimte is ongeveer 150 ml.
De functie van deze ruimte is dat de gasspanningen in de longblaasjes geen sterke schommelingen ondergaan.
Na een uitademing bevat deze ruimte ‘vervuilde’ alveolaire lucht. Bij inademing wordt deze lucht gemengd met ‘verse’, waarna het in de longblaasjes komt.

De Alveolaire dode ruimte is de ruimte in het alveolaire gebied waar de capillairnetwerken (tijdelijk) niet doorbloed zijn waardoor er geen gaswisseling plaatsvindt. Bij de longen in rust doet zich een dergelijke situatie voor; de longtoppen zijn niet ontplooid en dus ook nauwelijks doorbloed. De alveolaire dode ruimte zorgt voor reservecapaciteit en hangt samen met het inspiratoir reservevolume.


Samen worden deze ruimtes ook vaak de fysiologische dode ruimte genoemd.

Opdracht dode ruimte

4.4 Gasanalyse

De luchtsamenstelling in de luchtwegen laat een heleboel variaties zien als gevolg van de gaswisseling, de lucht in de dode ruimte en de verschillende ademhalingsgrootheden.

Bron: Gregoire, L., & van Straaten-Huygen, A. (2020) Anatomie en fysiologie van de mens. 5e druk incl. voucher. Amersfoort: Thieme Meulenhoff.

Bron: Gregoire, L., & van Straaten-Huygen, A. (2020) Anatomie en fysiologie van de mens. 5e druk incl. voucher. Amersfoort: Thieme Meulenhoff.

 

In de tabel hierboven zie je dat stikstof het grootste component is.

Opvallend detail is dat stikstof wel wordt ingeademd, maar niet mee doet aan de gaswisseling. Het verspreidt zich gewoon van en naar de weefsels.
Dat het percentage stikstof alsnog fluctueert komt doordat het relatieve samenstellingen betreft.

Aan de alveolaire lucht en de uitademingslucht is bijvoorbeeld een hoeveelheid waterdamp toegevoegd en dat beïnvloedt de percentages van de overige gassen.

Het percentage zuurstof in de uitademingslucht is hoger dan de alveolaire lucht, omdat de ‘oude’ alveolaire lucht in de anatomisch dode ruimte al met verse lucht gemengd wordt.
De lucht in de anatomisch dode ruimte bevat naar verhouding de meeste zuurstof en wordt het eerst uitgeademd.

Hiervan profiteert iemand die mond-op-mondbeademing krijgt.

5. Ademhalingsproblemen

Zuurstof is essentieel voor het leven, zonder zuurstof lopen de hersenen na drie minuten onherstelbare schade op. Een zuurstoftekort dat langer dan vier minuten aanhoudt, leidt tot de dood.

Het ademhalingsproces is opgebouwd uit ventilatie, gaswisseling door diffusie en perfusie. Ventilatie is de voordurende ververversing van lucht in de longblaasjes (alveoli) door inademing van verse lucht en uitademing van gebruikte lucht. Tijdens de gaswisseling wisselen de longblaasjes en de longhaarvaten zuurstof en koolstofdioxide uit op basis van diffusie. De bloeddoorstroming van de longen heet perfusie.

Dit hoofdstuk gaat over de verschillende verstoringen en ziekten van de luchtwegen en de gevolgen daarvan.

5.1 Astma

Astma is een vernauwing van de kleinere luchtwegen met slijmvorming, benauwdheid en het longslijmvlies is overgevoelig voor allerlei stoffen van buitenaf.

Oorzaak:

Astma is vaak erfelijk en kan op elke leeftijd ontstaan. Hebben beide ouders geen astma kunnen de volgende oorzaken leiden tot astma: vroeggeboorte, ouders die rookte tijdens de zwangerschap, laag geboortegewicht, beroepsastma en luchtvervuiling astma veroorzaken.

Symptomen:

Doordat de longen altijd ontstoken zijn ze erg gevoelig voor prikkels. De longen reageren gevoelig op prikkels zoals rook, uitlaatgassen, zware inspanningen, huisdieren en/of huisstof. Als je met een prikkel in aanraking komt waarschuwen de overgevoelige longen je lichaam. Het afweersysteem gaat in de aanval. De spiertjes rondom je bronchiën verkrampen en trekken samen. Ook wordt er meer slijm aangemaakt, de doorgang wordt nauwer en je kunt moeilijker ademen. Je wordt hierdoor benauwd of gaat bijvoorbeeld hoesten. Als opeens de benauwdheid en het hoesten heel erg wordt, kan dat een astma-aanval zijn. Een astma-aanval is tijdelijk. Niet iedereen reageert op dezelfde prikkels en het verschilt per persoon hoe erg de astma is.  

Diagnose:

De diagnose wordt gedaan bij de huisarts, welke vraagt naar je klachten en onderzoekt je. Als de huisarts denkt dat je astma hebt, krijg je een test die meet hoe goed je longen werken (een longfunctie-test) en soms ook een bloedonderzoek naar allergieën.

Ziekteverloop/Prognose:

Astma is een chronische longziekte waarbij de bronchiën (kleine luchtwegbuisjes) in de longen altijd ontstoken zijn, waardoor ze zijn geïrriteerd en de slijmvliezen (welke binnenin de bronchiën zitten en de longen beschermen) opzwellen. Bij een ernstiger vorm van astma is er meer slijm en irritatie als bij een lichter vorm.

De prognose van astma is meestal goed en levensverwachting bij optimale behandeling normaal. Astma is doorgaans goed te behandelen. De meeste mensen zijn wanneer ze hun medicijnen trouw en goed gebruiken (vrijwel) klachtenvrij.

Behandeling:

Bij astma zijn ontstekingsremmers en luchtwegverwijders vaak de basis van de behandeling. Het doel is astma stabiel te krijgen en houden. Deze medicijnen adem je in via de mond met een inhalator, zo komen de medicijnen direct in je longen. Je hebt poederinhalatoren, verstuivers en vernevelaars. Welk medicijn in de puffer zit, hang af van de ernst en soort astma die je hebt.  

  • Ontstekingsremmers die gaan de kleine ontstekingen in je longen tegen. Hierdoor reageren je longen minder heftig op prikkels. Ze beschermen je longen.

  • Luchtwegverwijders zorgen ervoor dat de spiertjes rondom je luchtwegen ontspannen en je luchtwegen wijder worden, dit is een tijdelijke oplossing bij klachten. Je hebt kortwerkende, deze werken binnen 5 minuten en werken maximaal 6 uur. Echter mag je deze niet meer dan 2 x per week gebruiken. En je hebt langwerkende, welke tenminste 12 uur werken.  

  • Combinatiemedicijnen die zorgen voor bescherming van de longen en verwijding van je luchtwegen.

 

Onderstaande filmpje laat zien wat er in je longen gebeurd wanneer je astma hebt:

 

 

Bron: Longfonds.nl

5.2 COPD

COPD is een longziekte waarbij je longen zijn beschadigd. Je hebt minder zuurstof en ademen is moeilijker. De afkorting COPD staat voor Chronic Obstructive Pulmonary Disease (Chronische Obstructieve Long Ziekte).

COPD is een verzamelnaam voor:

  • Chronische bronchitis
    Bij chronische bronchitis zijn je bronchiën steeds ontstoken. De bronchiën zijn de vertakkingen van je luchtpijp naar je longen. Daardoor maakt je lichaam meer slijm aan en is ademhalen lastiger.
  • Longemfyseem
    Bij longemfyseem of emfyseem gaan er langzaam longblaasjes verloren. De longblaasjes zorgen ervoor dat zuurstof na het inademen in je bloed komt. En dat je afvalstoffen weer kunt uitademen. Hoe minder longblaasjes er zijn, hoe moeilijker dit wordt. Hierdoor kun je het benauwd krijgen.

Symptomen:

Als je COPD hebt, kom je vaak adem tekort. Door ontstekingen in je longen gaan je longblaasjes langzaam kapot. Hierdoor kun je de volgende klachten krijgen:

  • Benauwheid
  • Hoesten
  • Slijm ophoesten
  • Kortademigheid
  • Vermoeidheid
  • Weinig spierkracht
  • Gewichtsverandering

Oorzaken:

Meestal is roken de oorzaak van COPD. Roken of meeroken beschadigt de longen ernstig. Daardoor kunnen longziekten zich gemakkelijker ontwikkelen. Maar COPD kan ook komen door een erfelijke ziekte of moeilijk te behandelen astma. De meeste mensen krijgen pas na hun veertigste COPD.

Ongeveer één op de vijf mensen met COPD heeft nooit gerookt. Bij hen heeft COPD een andere oorzaak, zoals:

  • Astma, longontsteking en andere longziekten
  • Erfelijke ziekten
  • Schadelijke stoffen, zoals houtstof, lijm en verfdampen
  • Luchtvervuiling, bijvoorbeeld door fijnstof

Verloop/behandeling:

Genezen van COPD kan helaas niet. Hoe de ziekte zich ontwikkelt is voor iedereen verschillend. Een gezonde manier van leven en de juiste behandeling kunnen invloed hebben op het verloop van de ziekte en hoe ernstig je klachten zijn. Er zal samen met de arts een behandelplan opgesteld worden om de klachten te verminderen.  

  • Beweging

  • Ademhalingsoefeningen

  • Stoppen met roken en blootstelling aan diverse soorten dampen te voorkomen

  • Andere behandelingen zoals hoge bloeddruk behandelen

  • Medicijnen (inhaleren of tablet) die een kort of langwerkende luchtwegverwijder zijn om de luchtwegen open te houden. Ze kunnen deels uit ontstekingsremmers bestaan. De medicijnen zijn bedoeld om verergering van de ziekte en verslechtering van de longfuncties tegen te gaan.

 

Onderstaande filmpje laat zien wat er in je longen gebeurd wanneer je COPD hebt:

 

Bron: Longfonds.nl

Opdracht Astma & COPD

5.3 Longontsteking

BIj een longontsteking, ook wel pneumonie genoemd, zijn de kleine vertakkingen, de bronchiën en de longblaasjes ontstoken.

Oorzaak:

De oorzaak van een longontsteking is een bacterie, een virus of een combinatie daarvan.
In de meeste gevallen is een bacterie de oorzaak van een longontsteking. Maar ook een virus, schimmel of parasiet kan de boosdoener zijn. De precieze oorzaak is vaak niet te achterhalen.

De bacterie komt je lichaam binnen als je inademt. Als je afweer minder goed werkt, kan deze zorgen voor een ontsteking van je longblaasjes en het weefsel eromheen.

Symptomen:

  • Benauwdheid
  • Een heel snelle ademhaling
  • Ademhaling die af en toe even stopt
  • Piepende ademhaling
  • Sufheid
  • Verwardheid
  • Koorts die niet weggaat tijdens het begin van de kuur (meet de temperatuur via de anus)
  • Koorts die weer terugkomt na een paar koortsvrije dagen
  • Koude rillingen

Diagnose:

De arts stelt je vragen om er achter te komen waar je klachten vandaan komen. Daarna doet hij lichamelijk onderzoek. Hierbij luistert hij met een stethoscoop naar jouw longen. Hij vraagt naar de klachten en hoe lang je er al last van hebt. Om zeker te zijn dat je inderdaad een longontsteking hebt, kan er een röntgenfoto worden gemaakt. Hierop is goed te zien of er een ontsteking zit, hoe groot die is en waar die zit. De arts kan jouw bloed of slijm testen om de oorzaak van de longontsteking vast te stellen. Hij onderzoekt of er een virus of bacterie aanwezig is, of allebei. De arts bepaalt hiermee hoe hij jouw longontsteking behandelt. Is bij jou een bacterie de oorzaak? Dan krijg je antibiotica. Het is belangrijk om de volledige antibioticumkuur af te maken.

Ziekteverloop/behandeling:

Als je gezond bent, duurt een longontsteking meestal twee tot drie weken. Hoe lang precies hangt ervan af of de medicijnen aanslaan. Vaak geneest een longontsteking zonder schade aan de longen. Na een longontsteking kun je nog wel weken hoesten. Bovendien kan het weken tot maanden duren voordat jouw conditie weer op peil is en je weer helemaal de oude bent. Vaak schrijft de arts je bij een longontsteking antibiotica voor.

 

Onderstaande filmpje laat zien wat er in je longen gebeurd wanneer je een longontsteking hebt:

Bron: Longfonds.nl

Opdracht Longontsteking

5.4 Klaplong

Een klaplong, ook wel pneumothorax genoemd, is een longziekte waarbij je long voor een deel of helemaal is ingeklapt.

Oorzaak:

Het kan op twee manieren ontstaan: zonder en met aanleiding.

  • Zonder aanleiding: Een spontane klaplong komt vaak door een scheurtje in een zwakke plek in de longblaasjes. Een ontsteking, een afwijking of een longziekte kunnen voor zo’n zwakke plek zorgen. Door hoogte- en drukverschillen kan daar een scheurtje ontstaan. Op die momenten wordt de druk op je longen groter. Je lichaam ervaart hoogte-en drukverschillen bijvoorbeeld wanneer je duikt of in het vliegtuig zit.
  • Met aanleiding:

Een klaplong door verwonding noemt je arts een ‘penetrerend trauma’. Dit ontstaat bijvoorbeeld als een scherp voorwerp de long doorboort, zoals bij een steekwond of een ongeluk met een gebroken rib.

Je kunt ook een klaplong krijgen door ‘stomp trauma’. Er is dan geen voorwerp dat de long doorboort. Toch kan er een opening ontstaan in een van de vliezen. Bijvoorbeeld doordat er tijdens een medische ingreep een longvlies wordt geraakt.

Bij een spanningsklaplong kan de lucht die ingeademd wordt niet meer uit de borstholte komen. Als de lucht niet weg kan, wordt de druk in de borstkas steeds groter. Dat drukt de long en aderen weg. De huid wordt vaak blauw. De arts laat dan met een naald via de borst lucht uit de long lopen. Een spanningsklaplong is gevaarlijk, maar komt gelukkig zelden voor.

Bij vrouwen komt heel soms een endometriose-klaplong voor. Dit gebeurt als er rondom de longen baarmoederslijmvlies zit. Dat hoort daar niet thuis. De hormonen die ervoor zorgen dat vrouwen menstrueren, laten het baarmoederslijmvlies groter en kleiner worden. Dit kan een klaplong veroorzaken.

Het Birt-Hogg-Dubé syndroom (BHD) is een zeldzame erfelijke aandoening. De mogelijke verschijnselen bij BHD zijn goedaardige huidafwijkingen, klaplongen en nierkanker. De meeste mensen met BHD hebben meerdere longcysten (luchtblazen), met name in het onderste deel van de longen. Deze cysten geven op zichzelf geen klachten, maar bij ongeveer één op de drie mensen ontstaat een klaplong. Sommige mensen krijgen meerdere keren een klaplong.

Symptomen:

  • Je hebt een stekende pijn op de borst, die verergert tijdens het ademen. Je voelt deze pijn vooral op het moment dat je de klaplong krijgt
  • Je zucht moeilijk
  • Je bent benauwd

Diagnose:

De arts stelt je een aantal vragen waarmee hij probeert te achterhalen waar je symptomen vandaan komen. Daarna doet hij een lichamelijk onderzoek om de diagnose te stellen. Hierbij luistert hij met een stethoscoop naar je longen. Vermoedt hij dat je een klaplong hebt? Dan laat hij meestal een röntgenfoto maken. Hierop is goed te zien of een long is ingeklapt. Soms wordt er nog een CT-scan gemaakt. Hiermee kan de arts de longen vanuit verschillende hoeken bekijken.

Behandeling:

Er zijn verschillende behandelingen:

  • Is je long niet ver ingeklapt, dan is rust meestal voldoende om je klaplong te genezen. Je lichaam zorgt zelf dat de klaplong goed geneest. Heb je pijn? Vraag je arts dan gerust om pijnstillers.
  • Soms krijg je als behandeling extra zuurstof. Je lichaam neemt de lucht tussen de longvliezen sneller op. Zo neemt je long sneller weer zijn normale vorm aan.
  • Is je long ver ingeklapt, dan plaatst de arts een drain. Dat is een plastic buisje dat via je borst wordt aangebracht. Het voert lucht en vloeistof uit je borstholte af en blijft drie tot vijf dagen zitten. Voor deze behandeling moet je naar het ziekenhuis. Je krijgt een lokale verdoving. De arts kan ook met een naald eenmalig lucht of vloeistof uit de holte halen. Het ‘lek’ in de vliezen herstelt meestal vanzelf.
  • Als het lek niet vanzelf overgaat of om een volgende klaplong te voorkomen, worden de longen soms aan elkaar ‘geplakt’. Dit gebeurt via de drain met behulp van steriele talkpoeder. Door dit talkpoeder plakken de longvliezen aan elkaar. Deze behandeling wordt pleurodese genoemd. Voor deze behandeling krijg je pijnstilling.
  • Soms is een operatie nodig.

 

Onderstaande filmpje laat zien wat er in je longen gebeurd wanneer je astma hebt:

Bron: Longfonds.nl

5.5 Longkanker

Ook wel longcarcinoom of bronchuscarcinoom genoemd. Bij longkanker ontstaat er een kwaadaardige tumor in het longweefsel of in de luchtpijp. Doordat de tumor zich via het bloed en de lymfeklieren kan bewegen, kan die zich ook naar andere organen verspreiden en uitzaaiingen veroorzaken. Er bestaan verschillende soorten longkanker.

Klachten:

De klachten die longkanker kan veroorzaken zijn afhankelijk van de plaats van de tumor, de grootte en de eventuele uitzaaiingen. Klachten die kunnen voorkomen zijn:

  • Verandering in het hoestpatroon (bijvoorbeeld hardnekkige prikkelhoest)
  • Bloed in opgehoest slijm
  • Kortademigheid
  • Vaak terugkerende longontsteking
  • Aanhoudende heesheid
  • Zeurende pijn in de borststreek, rug, of in het gebied van de schouders

Oorzaak:

  • Roken is de grootste risicofactor voor het ontstaan van longkanker.
  • Ook inademen van vervuilde lucht, fijnstof en asbest.
  • En blootstelling aan radioactieve stoffen.

Behandeling:

Bij longkanker onderscheiden we verschillende vormen. Om te kunnen bepalen welke behandelingen de specialist aan je kan voorstellen, moet deze weten uit welke soort cellen de tumor is ontstaan, hoe kwaadaardig de cellen zijn en de mate waarin de ziekte zich in het lichaam heeft uitgebreid. Behandeling kan bestaan uit:

  • Operatie (verwijderen deel of hele long)
  • Bestraling
  • Chemotherapie
  • Immuuntherapie
  • Doelgerichte therapie
  • Of een combinatie daarvan

Verloop:

Longkanker heeft een slechte prognose, omdat de tumor vaak pas laat ontdekt wordt en dan al uitgezaaid is. Een curatieve behandeling is dan niet meer mogelijk. Ook keert na operatieve verwijdering bij ongeveer de helft van de patiënten de tumor binnen vijf jaar terug.

In Nederland wordt per jaar bij bijna 12.600 mensen longkanker vastgesteld. Het komt bij mannen met name tussen de 65 en 80 jaar voor en bij vrouwen tussen de 55 en 80 jaar.

Verschillende stadia's van longkanker

Kanker kan je onderverdelen in 4 verschillende stadia's, deze geven de mate aan hoe ernstig ziek je bent. Bij stadium 1, 2 en 3 is genezing nog mogelijk, bij stadium 4 is genezen niet meer mogelijk en worden de behandelingen gedaan om de levensduur te verlengen.

Stadium 1:
Er zit een kleine tumor in de long.

Stadium 2:
De turmor in de long is al iets groter. Ook kunnen in de lymfeklieren van de longen al kankercellen zitten.

Stadium 3:

Er zit een tumor in de long. Ook zijn er meestal uitzaaiingen in de lymfeklieren van het mediastinum (de ruimte tussen de longen).

  • 3a: de uitzaaiingen zitten aan de kant waar de tumor zit.
  • 3b: de uitzaaiingen zitten aan de andere kant van de borstkas of in de lymfeklieren boven het sleutelbeen.
  • 3c: de tumor is groter dan 5 cm en de uitzaaiingen zitten aan de andere kant van de borstkas of in de lymfeklieren boven het sleutelbeen.

Stadium 4:

Er zit een tumor in de long en er zijn uitzaaiingen in de long en/of andere organen. Dit heet uitgezaaide longkanker.

  • 4a: Er zijn meerdere tumoren in de long, er is ook een tumor in de andere long of er is een uitzaaiing naar 1 ander orgaan.
  • 4b: Er zijn uitzaaiingen naar 1 of meer organen.

 

Bron: Longfonds.nl & Kanker.nl

Opdracht Longkanker

Memory (Nearpod) Longkanker
Klik op bovenstaande link en zet de verschillende stadiums van longkanker bij de juiste plaatjes.

Kruiswoordpuzzel

Kruiswoordpuzzel (Educaplay)
Inmiddels heb je enige kennis opgedaan over de pathologie van het ademhalingsstelsel. Via bovenstaande link staat er een kruiswoordpuzzel voor je klaar om te toetsen wat jouw kennis is. Je moet hiervoor een account aanmaken. Als je op de link klikt krijg je het verzoek om je gratis in te schrijven, als je dat hebt gedaan start de kruiswoordpuzzel automatisch. Succes!

6. Begrippen

 

Ademhalingsfrequentie

Het aantal ademhalingen per minuut

Ademvolume

Hoeveelheid lucht die in rust in een ademteug wordt ingeademend

Apneu

Ademstilstand

Bronchiolen

De allerfijnste vertakkingen

COPD

Verzamelnaam voor longaandoeningen

Diffusie

Een beweging van deeltjes van een plaats waar ze in een hoge concentratie voorkomen naar een plaats waar de concentratie kleiner is

Dode ruimte

Ruimte in de luchtwegen waar geen gaswisseling plaatsvindt

Dorsaal

Achterzijde

Expiratie

Uitademing

Inspiratie

Inademing

Gaswisseling

Uitwisselen van zuurstof en koolstofdioxide

Keelholte

De holte dat achter de neus- en mondholte ligt

Longblaasjes

Zorgen voor uitwisseling van afvalstoffen en zuurstof

Longfunctie

Werking van de luchtwegen

Longkwabben

Rechterlong bestaat uit 3 kwabben, linkerlong bestaat uit 2 kwabben

Longvlies

Weivlies dat om je longen zit

Luchtpijp

Holle pijp dat zorgt voor verbinding tussen strottenhoofd en de longen

Luchtwegen

Verbindingsweg tussen de buitenwereld en het longweefsel

Neusholte

Eerste deel van de luchtwegen

Neusschelpen

Conchae nasalis

Neustussenschot

Septum nasi

Partiële druk

Druk die gas veroorzaakt

Perfusie

Bloeddoorstroming van de longen

Pheumothorax

Klaplong

Pleuraholte

Ruimte tussen de bladen

Pneumonie

Longontsteking

Reukepitheel

Geeft informatie over de kwaliteit van de ingeademde lucht

Slijmvlies

Eenlagig trilhaarepitheel met veel sereuze kliertjes en slijmcellen

Slokdarm

Oesophagus

Spirometer

Hulpmiddel om een longfunctieonderzoek te doen

Strottenhoofd

Verbinding tussen keelholte en luchtpijp

Strottenklepje

Sluit de luchtpijp af, zodat er geen voedsel in de luchtpijp kan komen

Ventilatie

Verversen van de lucht in de luchtwegen

Ventraal

Voorzijde

Verkoudheid

Een ontsteking van het slijmvlies in de neus, de bijholte en de keel

 

 

7. Diagnostische toets

Je hebt alle hoofdstukken doorlopen en bent nu terecht gekomen bij de diagnostische toets. Deze toets dient als controle of je de lesstof voldoende beheerst.

Veel succes!

Test: Toets ademhalingsstelsel

Start

Feedback

Na het maken van deze Wikiwijs zijn wij erg benieuwd naar jouw mening.

Bij deze willen we je uitnodigen om op onderstaande link te klikken en de feedback in te vullen.

https://forms.gle/8AC3qeBugRbtLpWE8

Deze feedback zal ongeveer 5 minuten van je tijd in beslag nemen en het zal ons ontzettend helpen met het blijven verbeteren van de Wikiwijs.

Alvast bedankt,

 

Bronnen

Bronnenlijst:

- Ars, R. (z.d.). Gezondheid en ziekte V2: Ademhaling (respiratie) [PowerPoint presentatie]. Geraadpleegd op 3 december 2022 van https://han.onderwijsonline.nl/projects/97090ceb-4338-4589-bf7a-894036cd84d4/summary

- Artsen voor Kinderen (2022). Cyberpoli. Geraadpleegd op 3 december 2022 van https://www.cyberpoli.nl

- Biojuf. (2023). https://biojuf.nl/

- Biologie met Joost. (2022). Biologie Met Joost. https://www.biologiemetjoost.nl/

- Biologielessen. (2023). Biologielessen. https://www.biologielessen.nl/

- EastDock Media (2012). Anatomie Online: Ademhaling. Geraadpleegd op 02 januari 2023 van https://www.anatomie-online.nl/ademhaling.html

- Gregoire, L., Van Straaten-Huygen, A., & Trompert, R. (2022) Anatomie en Fysiologie. Studieboek en naslagwerk voor Gezondheidszorg en Sport (5e druk, 3e oplage). ThiemeMeulenhoff

- Het stadium bij longkanker. (z.d.). Geraadpleegd op 29 december 2022, van https://www.kanker.nl/kankersoorten/longkanker/diagnose/het-stadium-bij-longkanker

- Huygen, A., Bosch, H. In Den, Krabbenbos, I., Minkelis, J. van de & Hendriks, W. (2020). Traject Pathologie: verzorgende IG niveau 3 MBO-verpleegkundige niveau 4 (1e druk, 2e oplage, 2021). ThiemeMeulenhoff.

- Gezondheidsplein. (z.d.). Geraadpleegd op 3 december 2022, van https://www.gezondheidsplein.nl/menselijk-lichaam/neus/item45079

- Kirchmann, L. L., Geskes, G. G., & Groot, R. P. (2015). Anatomie en fysiologie van de mens (18de editie) [E-book]. Bohn Stafleu van Loghum.

- Longfonds (2021). Geraadpleegd op 02 januari 2023 van https://www.longfonds.nl

Zenjoy BVBA. (z.d.). Gezondheid en wetenschap • betrouwbare medische info op mensenmaat · Gezondheid en wetenschap. gezondheidenwetenschap.be. https://www.gezondheidenwetenschap.be/