Leerlingen stellen mij, als docent Nederlands, ook vaak deze vraag. Aan de ene kant snap ik dat. Want als je toch niets met taal wilt doen, wat heb je er dan aan? Nou, meer dan je denkt. Want we doen allemaal iets met taal. Of we dit nu willen of niet.
Doordat je de bovenstaande tekst kunt lezen, begrijp je mij. Dit is direct het belangrijkste nut van taal. Zelfs als ik een dt-fout maak, snap je nog steeds wat ik bedoel.
Een stukje geschiedenis.
Tot ongeveer 1550 schreven de Nederlanders vooral in hun eigen dialect. Eigenlijk deden ze maar wat. Toen de handel tussen verschillende provincies (toen nog gewesten) toenam, kon iemand uit Amsterdam een Brabander echt niet volgen (en soms nog steeds niet, geloof ik). Best lastig als je een contract afsluit en niet snapt wat je eigenlijk afspreekt. Om dit euvel en andere praktische onhandigheden op te lossen, komt er begin 1800 een Nederlandse spelling en grammatica.
Als je elkaar dan begrijpt, is dat genoeg toch? Maar taal is meer dan dat. Je kunt je er namelijk ook mee onderscheiden. Bijvoorbeeld bij een sollicitatie. Als deze tekst fatsoenlijk geformuleerd en foutloos is, word (met een d) je een stuk serieuzer genomen. Tel daarbij nog wat ervaring op en je droombaan is binnen. Dat wil jij toch ook?
Start: hoe ga je dit arrangement gebruiken?
Bron: squla.nl
Beste leerlingen,
Ik heb voor jullie oefeningen samengesteld over werkwoordspelling. Dit heb ik in de vorm gedaan van uitleg, filmpjes, oefeningen en zelfs een eindtoets en supereindtoets. Dit samen noemen we een arrangement. Heb je zomaar weer een moeilijk woord geleerd!
Werkwoordspelling is een van de lastigste onderdelen van het vak Nederlands. Je moet veel regeltjes onthouden en dat lukt niet altijd. Dat wordt alleen maar beter als je er vaak mee oefent. Alleen dan ga je het beter begrijpen en kun je beter de vorm van het werkwoord juist spellen zonder er teveel bij na te denken.
Belangrijk:
Je kunt dit arrangement doen in de les als daar tijd voor is of in eigen tijd en zo vaak als je wilt.
De beste manier om dit arrangement te doorlopen is van boven naar beneden! Doe je dat niet, dan is de kans groot dat je een onderdeel niet goed begrijpt. Dat komt dan waarschijnlijk omdat je de eerdere informatie hebt overgeslagen.
Meerder manieren van uitvoeren:
Werk je van boven naar beneden en heb je een opdracht gedaan, dan vraag je de antwoorden aan de docent. Daarna ga je verder met het volgende onderdeel (mits je het hebt begrepen en de opdracht goed hebt gemaakt). Je kunt de opdracht dus ook nog een tweede keer kunnen doen na uitleg van de docent. Dit is de beste manier want dan weet je zeker dat je alle onderdelen in de goede volgorde afwerkt, alle informatie hebt en beter begrijpt waar het volgende onderdeel over gaat.
Je kunt de onderdelen ook in willekeurige volgorde doen. Bijvoorbeeld als je onderdelen al wel goed beheerst en anderen iets minder. Antwoorden die niet automatisch worden gegeven vraag je op bij de docent.
Nogmaals, je kunt dit arrangement zo vaak doen als je zelf wilt en in de volgorde die jij handig vindt. Soms is de informatie weer wat weggezakt en is het tijd je geheugen wat op te frissen. Hoe vaker je oefent, hoe beter je de informatie onthoudt.
Ik hoop dat dit je helpt bij het goed kunnen spellen van de werkwoorden, in welke vorm die dan ook voorkomen.
Veel succes!
Mevrouw De Wit
Introductiefilmpje!!!
Snapje: d en dt???
Gebruikte afkortingen in een overzicht
ww: werkwoord
pv: persoonsvorm
tt: tegenwoordige tijd
vt: verleden tijd
vd: voltooid deelwoord
vd-b: voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
Werkwoorden. Wat zijn dat eigenlijk en hoe vind je ze?
Uileg werkwoorden
Hoe vind je werkwoorden in een zin?
Opdracht 1
Lees de volgende tekst en tel de werkwoorden. Hoeveel heb je er gevonden?
Muzikale treden
Veel mensen bewegen te weinig. En met al die roltrappen en liften in gebouwen wordt het je ook wel erg makkelijk gemaakt. Dus hoe krijg je mensen lekker sportief de trap op? In de Braziliaanse stad São Paulo hadden ze wel een idee: van de trap bij een treinstation werd een reuzenpiano gemaakt. Alle treden zijn een pianotoets met een eigen klank. Van bovenaf lijken het net echte pianotoetsen. Samenspelen doen de treinreizigers nog niet echt. Maar sommige mensen vinden de trap zo leuk, dat ze een paar keer extra op en neer rennen.
Opdracht 2
Luister naar het volgende liedje:
Hoeveel werkwoorden hoor je in het refrein?
Zijn deze werkwoorden in het liedje tt of vt?
Kun je ze allemaal ook in een ander tijd zetten? En ook in de voltooide tijd?
Let op: Het kan zijn dat je de voltooide tijd niet begrijpt of lastig vindt. Niet erg! We komen daar later nog op terug.
Opdracht 3
Bedenkt nu een goedlopende zin met zoveel mogelijk werkwoorden achter elkaar.
Hoeveel werkwoorden heb je verzonnen?
Deze vraag kun je ook eens aan iemand anders stellen en dan kijken wie de meeste heeft in een goedlopende zin. Misschien kun je de zin samen nog langer maken door werkwoorden toe te voegen.
Zet 'm op!
Sterke en zwakke werkwoorden
Wat is het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden?
Je weet nu wat werkwoorden zijn, hoe je ze kunt vinden en je kent het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden. Je weet al heel veel, maar het lastigste moet nog komen.
Want: er zijn verschillende vormen van het werkwoord.
De belangrijkste zijn:
persoonsvorm.
voltooid deelwoord.
voltooid deelwoord, bijvoeglijk gebruikt.
infinitief of het hele werkwoord
Opdracht 1: oefenen werkwoordsvormen
Eerder heb je alle werkwoorden al uit deze tekst gehaald. Zet deze werkwoorden nogmaals onder elkaar en zet er nu achter welke vorm het is.
Als het een persoonsvorm is, zet er dan ook achter in welke tijd deze pv staat!
Voorbeeld: bewegen: pv en hele ww / tt
Doe dit ook voor alle andere werkwoorden uit de tekst.
Muzikale treden
Veel mensen bewegen te weinig. En met al die roltrappen en liften in gebouwen wordt het je ook wel erg makkelijk gemaakt. Dus hoe krijg je mensen lekker sportief de trap op? In de Braziliaanse stad São Paulo hadden ze wel een idee: van de trap bij een treinstation werd een reuzenpiano gemaakt. Alle treden zijn een pianotoets met een eigen klank. Van bovenaf lijken het net echte pianotoetsen. Samenspelen doen de treinreizigers nog niet echt. Maar sommige mensen vinden de trap zo leuk, dat ze een paar keer extra op en neer rennen. Bron: Kidsweek
Opdracht 2: noteer de werkwoordsvorm
Schrijf het vetgedrukte woord op een blaadje met daarachter het juiste antwoord.
Persoonsvorm
Uitleg in tekst
Je weet al dat werkwoorden kunnen veranderen door ze in een andere tijd te zetten. Dus bijvoorbeeld een zin van de tegenwoordige tijd veranderen naar de verleden tijd.
Het werkwoord dat dan verandert noemen we de persoonsvorm.
Voorbeeld: Ik ga naar school (tt) wordt: Ik ging naar school (vt).
Het werkwoord dat verandert is 'ga'. Dit is dus de persoonsvorm in deze zin.
Ook als je van het onderwerp meervoud of enkelvoud maakt, verandert de pv:
wij (in plaats van 'ik')gaan naar school.
EN
Als je dezelfde zin vragend maakt, staat de persoonsvorm vooraan in de zin:
Ga ik naar school?
Er zijn dus drie manieren om een persoonsvorm te vinden:
Verander de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert is de pv.
Maak van enkelvoud meervoud of andersom. Het werkwoord dat verandert is de pv.
Je gaat zometeen een filmpje bekijken met uitleg over de spelling van de persoonsvorm (pv) in de tegenwoordige tijd.
Opdrachten:
maak tijdens het filmpje aantekeningen over de regels door het filmpje zo nu en dan op pauze te zetten.Hoe ziet je samenvatting er nu uit?
Vanaf minuut 4.50 is het nodig om na de uitleg zelf je antwoorden in te vullen. Dus niet alvast naar de uitkomst kijken want daar leer je niets van. Eerst zelf doen dus!
Spelling pv in de verleden tijd: 't ex Kofschip
Gebruik van 't ex Kofschip
Opdracht 3: oefenen met 't ex Kofschip
Start het bekijken van onderstaand filmpje over de spelling van de pv (en ook van het vd) in de verleden tijd. In het filmpje kun je ook oefenen. De spreekster zegt dan ook dat je het filmpje even op pauze moet zetten. Het is de bedoeling dat je dit ook doet!
Opdracht 4: oefenen met 't ex Kofschip (2)
Schrijf onderstaande zinnen over en vul de goede vorm van het werkwoord in.
1. Mijn moeder ------------------(vegen, vt) haar gezicht af met haar mouw.
2. Lies zat op de stoel en -----------------(frommelen, vt) haar handschoenen in elkaar.
3. Als iedereen ----------(redeneren, vt) zoals jij nu, dan hadden we nog steeds geen stemrecht.
4. Marc ------------------------------------------------------------(raden, vt) de juiste getallen en won daarmee een prijs.
5. De hond ------------------------------------------------------------(herkennen, vt) zijn baasje niet meer.
6. Jelle ------------------------------------------------------------(schatten, vt) haar tien jaar jonger dan hij zelf was.
7. Ik ------------------------------------------------------------(loten, vt) bijzonder gunstig.
8. De kinderen ------------------------------------------------------------(vullen, vt) hun zakken met de gewonnen knikkers.
9. Jorieke ------------------------------------------------------------(halen, vt) diep adem en probeerde het nog een keer.
10. De kinderen ------------------------------------------------------------(vegen, vt) het stof van de tafels.
11. Iris dacht even na voordat ze ------------------------------------------------------------(antwoorden, vt).
12. Hij ------------------------------------------------------------(wensen, vt) dat sommige kinderen langer waren gebleven.
13. Plotseling ------------------------------------------------------------(beschikken, vt) jullie over heel veel geld.
14. Boris en Kenny ------------------------------------------------------------(merken, vt) niet dat de zon onderging.
15. Toen viel het kwartje en ------------------------------------------------------------(snappen, vt) hij wat er aan de hand was.
16. Joan en Marc ------------------------------------------------------------(maken, vt) het familiebedrijf nog groter.
17. Koen ------------------------------------------------------------(verwarren, vt) jou met mijn zoon.
18. De muggen ------------------------------------------------------------(kwellen, vt) ons die avond vreselijk.
19. Mijn vader ------------------------------------------------------------(stoten, vt) mij aan en knikte.
20. De kinderen ------------------------------------------------------------(sjokken, vt) samen verder door de sneeuw.
21. De meisjes ------------------------------------------------------------(bluffen, vt) over wat zij gedaan hadden.
22. De twee voetballers ------------------------------------------------------------(praten, vt) gisteren met trainer.
23. Martijn ------------------------------------------------------------(erkennen, vt) zijn tweede dochter niet.
24. Jorieke ------------------------------------------------------------(saven, vt) het document op haar computer.
25. Jolijn ------------------------------------------------------------(werken, vt) gisteren hard aan haar spreekbeurt.
Voltooid deelwoord
Wat is een voltooid deelwoord?
Samengevat:
Een voltooid deelwoord is een vorm van het werkwoord (niet de persoonsvorm en ook niet het hele werkwoord)
Een zin met een voltooid deelwoord staat in de voltooide tijd: het is afgerond/klaar
Het voltooid deelwoord begint met ge, be, ver, ontof her
Spelling van het voltooid deelwoord tt en vt
Om de spelling van een voltooid deelwoord te achterhalen, moet je eerst weten of het gaat om het voltooid deelwoord van een sterk of een zwak werkwoord.
Ben je vergeten wat dit zijn? Kijk dan in een vorig hoofdstuk over dit onderwerp.
Heb je het teruggevonden? Dan kunnen we weer verder.
1. De spelling van het voltooid deelwoord van een sterk werkwoord eindigt op –en
2. De spelling van het voltooid deelwoord van een zwak werkwoord eindigt op -d of -t:
hiervoor gebruik je de regels van het 't ex Kofschip.
Kijk bij het onderdeel 'persoonsvorm' in dit arrangement als je de regel van 't ex Kofschip niet meer weet
Het voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
Je weet vast nog wel wat een bijvoeglijk naamwoord is. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets van een zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld: De blauwe fiets. 'Blauwe' zegt iets over de fiets. 'Blauwe' is hier een bijvoeglijk naamwoord bij het woord 'fiets' (fiets is zelfstandig naamwoord).
Het bijvoeglijk gebruikte voltooide deelwoord zegt ook iets van een zelfstandig naamwoord maar nu als vorm van een werkwoord, namelijk het voltooid deelwoord.
Kijk maar eens naar het volgende filmpje
Samengevat:
Als het voltooid deelwoord eindigt op -en (zoals gebakken), dan schrijf je het bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoord net zo, met -en aan het eind.
Dus:
De taart is gebakken / De gebakken taart.
Maar eindigt het voltooid deelwoord niet op -en, dan eindigt het bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoord op een -e.
Doe elke dag de test Beter spellen op je tablet of telefoon. Dat kost je hooguit twee minuten. Kijk om de zoveel tijd naar je scores, en je zult zien dat je geleidelijk beter leert spellen. Je kunt je aanmelden via www.beterspellen.nl
Het arrangement Oefenen met werkwoordspelling is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Ettie de Wit
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2023-10-12 18:02:33
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Oefenen bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoord
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.