Je weet vast nog wel wat een bijvoeglijk naamwoord is. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets van een zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld: De blauwe fiets. 'Blauwe' zegt iets over de fiets. 'Blauwe' is hier een bijvoeglijk naamwoord bij het woord 'fiets' (fiets is zelfstandig naamwoord).
Het bijvoeglijk gebruikte voltooide deelwoord zegt ook iets van een zelfstandig naamwoord maar nu als vorm van een werkwoord, namelijk het voltooid deelwoord.
Kijk maar eens naar het volgende filmpje
Samengevat:
Als het voltooid deelwoord eindigt op -en (zoals gebakken), dan schrijf je het bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoord net zo, met -en aan het eind.
Dus:
Maar eindigt het voltooid deelwoord niet op -en, dan eindigt het bijvoeglijk gebruikte voltooid deelwoord op een -e.
Dus:
Maar let op:
Dus
NIET: Het gerede hondje (foute uitspraak)
MAAR: Het geredde hondje (goede uitspraak)