Je weet al dat werkwoorden kunnen veranderen door ze in een andere tijd te zetten. Dus bijvoorbeeld een zin van de tegenwoordige tijd veranderen naar de verleden tijd.
Het werkwoord dat dan verandert noemen we de persoonsvorm.
Voorbeeld: Ik ga naar school (tt) wordt: Ik ging naar school (vt).
Het werkwoord dat verandert is 'ga'. Dit is dus de persoonsvorm in deze zin.
Ook als je van het onderwerp meervoud of enkelvoud maakt, verandert de pv:
wij (in plaats van 'ik') gaan naar school.
EN
Als je dezelfde zin vragend maakt, staat de persoonsvorm vooraan in de zin:
Ga ik naar school?
Er zijn dus drie manieren om een persoonsvorm te vinden: