Opdracht 3

Bedenkt nu een goedlopende zin met zoveel mogelijk werkwoorden achter elkaar.
Hoeveel werkwoorden heb je verzonnen?

Deze vraag kun je ook eens aan iemand anders stellen en dan kijken wie de meeste heeft in een goedlopende zin. Misschien kun je de zin samen nog langer maken door werkwoorden toe te voegen. 

Zet 'm op!