Stoffen niveau 3 blok 2.08

Stoffen niveau 3 blok 2.08

les 1: Wat is chemie

Organische stoffen en anorganische stoffen ken je misschien wel vanuit de biologie.

De organische stoffen leveren energie en komen meestal van de levende natuur. Anorganische stoffen zijn stoffen die ontstaan bij een reachtie.

 

Neem bijvoorbeeld de reactie van fotosynthese. Hierbij zijn organische en anorganische stoffen betrokken. In het schema hieronder de organische stoffen in het rood, de anarganische stoffen in het blauw.

 

voor de fotosynthes is de volgende reactie van toepassing:

Water + Zonlicht + koolstofdioxideGlucose + zuurstof

 

Binnen de chemie kunnen we ook een onderverdeling maken in organische en anorganische chemie. Voordat we hiermee verder gaan starten we met een opdracht.

 

Jullie hebben de mindmap gemaakt. Bewaar deze nu goed. Je hebt de mindmap straks nog nodig bij een volgenden opdracht. 

1.1  Wat is chemie?

Sommige mensen zeggen 'scheikunde', anderen spreken over 'chemie'. Scheikunde komt natuurlijk van 'scheiden'. De naam scheikunde verwijst naar het idee dat in de scheikunde stofen ontleed worden. Het woord chemie is vanuit het Grieks via het Latijn in onze taal terechtgekomen. Niet alleen in onze taal, maar ook in andere moderne Europese talen. In het Frans; chimie, Engels: chemistry en in het Duits: chemie.

 

Chemie wil zeggen: studdie van de aard en de samenstelling van stoffen. Chemie behoort tot de natuurwetenschappen, ook wel aangeduid als exacte wetenschap. Samen met de wiskunde, natuurkunde en biologie. Chemie en biologie zijn heirvan de minder exacte wetenschappen. Dat wil zeggen: veel chemische kennis is praktisch en beschrijvend van aard. 

De chemische wetenscchap bestaat nog niet zo lang, ongeveer 200 jaar. Het grootste deel van de huidige chemische kennis is niet ouder dan ongeveer 100 jaar. Als je jong bent lijkt dat een lange periode, maar in verhouding tot de jaartelling beslaat 100 jaar slecht 5% van de tijd. 

 

1.2  verschillende richtingen

Het toepassingsgebied van de chemie en de chemische kennis is nu zo uitgebreid dat er verschillende richtingen bestaan. De voor ons meest bealngrijkste worden hieronder genoemd.

Analytische chemie:

De analytische chemie houdt zich bezig met vragen als: 'Wat zit er in en hoeveel?' Analytische chemie gaat dus over het doen van metingen, het bepalen van gehaltes en concentraties. voor de chemisch-analist is dit de meest belangrijke specialisatie in de chemie. 

Organische chemie:

De organische chemie bestudeert stoffen waarvan koolstof het hoofdbestanddeel is. We noemen de organische chemie daarom tegenwoordig ook koolstofchemie. Tot de organische chemie rekenen we veel natuurproducten: koolhydraten zoals suiker, eiwtitten zoals gelatine, maar ook olie, benzine en kunststoffen. 

Fysische chemie:

De fysische chemie houdt zich bezig met de natuurlijkundige aspecten van de chemie zoals oplossen, destilleren, smelten en elektrochemische verschijnselen.

Biochemie:

De biochemie is een jonge chemietak die zich de laatste jaren zeer sterk ontwikkeld heeft. Biochemici bestuderen de processen binnen levende organismen. De verworven kennis wordt praktisch teogepast bij de bestrijding van ziekten, het maken van diverse producten zoals bier en kaas en de productie van hormenen en dergelijke. 

Anorganische chemie:

De organische chemie is de oudste chemiesoort. De anorgansiche chemie onderzoekt de wetmatigheden in bouw en eigenschappen van de niet-koolstofverbindingen. De chemie bestudeert dus stoffen en processen waarbij nieuwe stoffen ontstaan. Een chemicus is iemand die in de chemie werkzaam is. Een chemicus moet kiezen met welk onderdeel van de chemie hij zich bezig houdt. Hij kan geen specialist op elk gebied zijn. 

 

 

 

Even terug naar de fotosynthese. 

Hierin kwamen verschillende stoffen voor. Hieronder zetten we de reactie van fotosynthese nog een keertje:

Water + Licht + koolstofdioxide → Glucose en Zuurstof.

Licht is warmte. De andere stoffen bestaan uit moleculen. 

Wat zijn molecuelen?

Het eerste wat je moet weten over moleculen is dat ze ontzettend klein zijn. Kleiner dan het kleinste stofje dat je kan zien, kleiner dan bacteriën en de cellen in je lichaam, kleiner dan het kleinste dat je je voor kan stellen. 

Een mensenhaar is gemiddeld (het verschilt nog al voor blond en bruin haar) 0,1 mm breed. Daar passen ongeveer twintig cellen naast elkaar in. Maar als je moleculen naast elkaar zou leggen dan passen er wel 100.000 naast elkaar in diezelfde 0,1 mm. Een enkel molecuul kun je niet zien met een gewone microscoop. Zelfs een elektronenenmicroscoop moet daarvoor heel sterk vergoten.

Toch zijn moleculen niet het kleinste dat er bestaat. Bij lange na niet. Ze bestaan zelf ook weer uit nog kleinere deeltjes: De atomen. Elk molecuul is opgebouwd uit twee of meer atomen die met elkaar verbonden zijn. Som veel meer. Het aantal atomen bepaald of een modecuul groot of klein is. De kleinste moleculeren bestaan uit twee atomen. Een voorbeeld is het zuurstofmolecuul O2  dat zich in de atmosfeer bevindt end at wij inademen. Het is opgebouwd uit twee zuurstofatomen (O). Maar molecuelen kunnen ook enorm groot worden: een DNA-molecuul kan bijvoorbeeld vele honderden miljoen atomen bevatten. 

 

 

2.1  Bouwen met atomen

Scheikundigen bedachten maneiren om die kleine structuren weer te geven: je kent misschein wel die objecten van gekleurde balletjes en stokjes ertussen. Daarbij stellen de balletjes de atomen voor en de stokjes de bindingen ertussen.

Het mooie aan dit model is dat je goed kunt zien dat er allerlei verschillende moleculen mogelijk zijn. Elke kleur bolletje is een andere atoom en als je een goedgevulde bouwdoos met bolletjes en stokjes hebt, dan kun je van alles bouwen. 

332 stuks organische chemie molecuulmodel chemie set model Kits Pack  organische moleculen modellen voor leraren studenten wetenschappers  chemieonderwijs : Amazon.nl: Speelgoed & spellen

Je kan een molecuul dus voorstellen als een bouwwerk van atomen. Er bestaan meer dan honderd verwschillende soorten atomen, hele kleine als Waterstof (H) en hele grote als Uranium (U). Een molecuul kan in principe elke soort kiezen als bouwsteen. De soort atomen, het aantal atomen en de manier waarop ze aan elkaar geschakeld zijn bepaald uiteindelijk welk molecuul het is. 

De mogelijkheden lijken eindeloos! En dat zijn ze ook. Dat is dan ook de reden waarom er zo vreselijk veel verschillende soorten moleculen zijn. Inmiddels is het aantal de vijftig miljoen gepasseerd. Naar schatting maken of vinden chemici elke drie seconde een neiuwe molecuul. Moleculen kunnen namelijk met elkaar reageren, wat wil zeggen dat ze atomen kunnen uitwisselen of samenvoegen waardoor er weer nieuwe moleculen ontstaan. 

 

Overleg met je docent of je de volgende opdracht uit kan voeren:

Bouw met behulp van een bouwdoos de volgende molecule:

  • H2O
  • CO2
  • C5H12

Elementen

Zuivere stoffen die chemisch niet ontleed kunnen worden, noemen we elementen: Er komen in de natuurl 92 elementen voor. Deze 92 elementen vormen de bouwstenene voor nagenoeg alle verbindingen. Het kleinste deeltje van een element noemen we een atoom.

Atoom:     Kleinste deeltje van een element, een deeltje dat chemisch niet gesplitst kan worden. 

 

Daar er 92 verschillende (natuurlijke) elementen bestaan, zijn er ook 92 (natuurlijke) atoomsoorten. Rekenen we de in het laboratorium gemaakte atomen mee dan komen we op 106 atoomsoorten. De in het laboratorium gemaakte, kunstmatige atomen zijn niet stabiel. Ze zijn voor de chemie van geen beland.

Elk element en dus ook elk atoomsoort heeft een eigen symbool. De volledige lijst is opgenomen in het periodieke systeem. Deze komt verderop in de lessen nog aan bod. De voor ons belangrijke elementen met hun symboelen zijn opgesomd in onderstaande tabel. 

symbool element symbool element
Al aluminium Hg kwik
Ba barium Li

lithium

B boor Pb lood
Br  broom Mg magnesium
Ca calcium Mn mangaan
Ce cerium Na natrium
Cl chloor Ne

neon

Cr chroom Ni nikkel
F fluor Pt platina
P fosfor Si

silicium

Au goud N stikstof
He helium Sr strontium
Fe ijzer Sn

tin

T jood H waterstof
K kalium Ag zilver
Co kobalt Zn zink
C koolstof O zuurstof
Cu koper S zwavel

Het elementsymbool wordt gebruikt om het element in het algemeen aan te duiden. Het element ijzer wordt aangegeven met Fe. Het symbool wordt ook gebruikt om 1 atoom van het betreffende element aan te duiden. 'Fe' betekent dan: 1 atoom van het element ijzer. Dus:

1 Fe = 1 ijzeratoom

2 Fe = 2 ijzeratomen

3 Fe = 3 ijzeratomen. 

enzv.

 

2.1 opdrachten:

Leg in je eigen woorden uit wat de volgende begrippen betekeken:

  • atoom
  • element
  • molecuul

Leer de elementsymbolen uit je hoofd. Maak hiervoor een spel bijvoorbeel memory of bingo. 

 

 

Colofon

Het arrangement Stoffen niveau 3 blok 2.08 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

Auteur
corine Luttikholt-Harkink Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2022-12-13 15:46:09
Licentie

Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

  • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
  • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
  • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

Toelichting
Stoffen, chemie, scheikunde. Voor dit vak bestaan verschillende benamingen. We gaan een klein stapje maken in de richting van de chemie. Tijdens deze lessen gaan we verschillende dingen bekijken en leren: - Wat zijn atomen, elementen en moleculen. - Wat is het verschil tussen organisch en anorganische chemie. - Hoe zit het periodiek systeem in elkaar. - Hoe zit het met de PH waarde en hoe wordt dit gebruikt in reinigingsmiddelen en ontsmettingsmiddelen? - Het lezen van etiketten van schoonmaakmiddelen en de veiligheidsregels. - Hoe zit het met chemie en vetten, eiwitten en koolhydraten?
Eindgebruiker
leerling/student
Moeilijkheidsgraad
gemiddeld
Studiebelasting
4 uur en 0 minuten

Downloaden

Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

Metadata

LTI

Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

Arrangement

IMSCC package

Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

Meer informatie voor ontwikkelaars

Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.

close
Colofon
gemaakt met Wikiwijs van kennisnet-logo
open