NL & M&M - Wat is normaal?

NL & M&M - Wat is normaal?

0. Info startweek

Voordat je begint

Wat verwachten we van jou?
➜ Je schrijft je minimaal eens per week in bij de blox van Nederlands.
Voor de opdrachten die horen bij het interview (Nederlands) is het belangrijk dat je tussendoor in de blox (dus niet via Teams) om feedback vraagt aan je coach Nederlands voordat je verder gaat.

Deze feedbackmomenten staan aangegeven met een donkerrood pijltje (
) en donkerrode tekst. Je eindproduct (het interview) wordt alleen nagekeken als je je aan deze feedbackmomenten hebt gehouden.
➜ Werk gestructureerd in Egodact door alle opdrachten in de juiste volgorde te zetten met het opdrachtnummer als naam van het linkje dat naar Seesaw verwijst. Bijvoorbeeld:

Opdracht 3.0.1
Opdracht 3.0.2
Enzovoorts..

 

1.0 Jij begint

Motivatiemotor

1.0.1 Motivatiemotor
➜ Maak een tegel aan in Egodact. Beschrijf daarin:
➜ Waarom heb je voor deze quest gekozen?
➜ Deze quest gaat over normen en waarden. Wat zijn in jouw eigen woorden normen en waarden?

➜ Deze quest gaat ook over jouw culturele achtergrond. Hoe zou je jouw culturele achtergrond beschrijven als je zelf invulling aan het begrip moet geven?

(Je hebt de quest nog niet gemaakt dus het kan zijn dat je het lastig vindt om dit te beantwoorden. Google in dat geval op 'culturele achtergrond' om je te helpen bij het beantwoorden van de vraag.)

➜ Heb je ervaring met het interviewen van iemand anders? Leg uit waarom wel of niet.

 

Hieronder zie je een tabel waarin de tijd- en taakverdeling is aangegeven.

2.0 Normen en waarden (M&M)

Lees het onderstaande stukje tekst en beantwoord de vragen. Dit is een opwarmende opdracht. De antwoorden van de opdracht moet je in Seesaw en Egodact zetten. Het is verstandig om alle opdrachten in hetzelfde Pages document te maken.

Amsterdam – Na een overval op een 43-jarige automobiliste in Amsterdam-Oost is een van de tasjesdieven overleden. Twee jongens op een scooter openden bij een stoplicht plotseling een portier van de auto en pakten de handtas van de bestuurster van de auto. De automobiliste achtervolgde de jongens en reed daarbij een van de overvallers klem tussen de auto en een boom. De jongen raakte zwaargewond en overleed even later. De automobiliste is aangehouden. Na het ongeval ontstond een kleine rel, waarbij enkele vrienden van het slachtoffer begonnen te schreeuwen en te schelden. Andere omstanders vonden juist dat het de eigen schuld was van het slachtoffer.

Bovenstaande berichtje komt uit de krant, het is echt gebeurd. Je ziet dat er een relletje ontstaat, er zijn twee groepen die het niet met elkaar eens zijn.

Opdracht 2.0.1
Vind jij het de eigen schuld van het slachtoffer dat hij is aangereden? Waarom vind je dat?
Wat vinden de vrienden van het slachtoffer, denk je? Waarom vinden zij dat?
Wat vinden de andere omstanders? Waarom vinden zij dat?

2.1 Mening, feit en vooroordeel

 

Aan het einde van deze opdracht:

  1. Kun je vertellen wat een feit is
  2. Kun je vertellen wat een mening is
  3. Kun je vertellen wat een argument is
  4. Kun je bij het horen van een uitspraak benoemen of het een feit, een mening of een vooroordeel is
  5. Kun je vertellen aan welke drie voorwaarden een goede mening moet voldoen.

 

Belangrijke begrippen

Als je zegt wat je ergens van vindt, dan geef je je mening.

Voor een goede mening zijn 3 dingen nodig:

  • Je moet eerst de feiten kennen. Een feit is iets dat je kunt controleren, dat echt is gebeurd of echt waar is.

“Jongeren drinken de laatste 10 jaar meer alcohol.” Dat is iets wat onderzocht is en dit was de uitkomst, dat is dus waar en gecontroleerd, dus het is een feit.

Je kunt ook je mening geven zonder dat je weet wat er precies gebeurd is, dat noemen we een vooroordeel. Een vooroordeel is een oordeel over iets of iemand, zonder dat je de feiten kent.

"Latifa is Surinaamse, dus ze komt vast te laat.” Dit is een vooroordeel. Je weet helemaal niet of Latifa te laat komt.

  • Voor een goede mening moet je iets van verschillende kanten bekijken.

Als twee vrienden van je ruzie hebben, kun je beter niet bepalen wat je ervan vindt als je maar van een vriend hebt gehoord wat er is gebeurd. Nadat je ze allebei hebt gesproken, kun je beter bepalen wat je van die ruzie vindt, of wie er (volgens jou) gelijk heeft.

  • Je moet argumenten hebben. Een argument is iets wat je vertelt om aan te tonen waarom jouw mening goed is.

Vaak begint je argument met want of omdat.

Ik vind dat het de eigen schuld is van de jongen dat hij aangereden is door die vrouw (mening), want die vrouw probeerde alleen maar haar tas terug te krijgen, hij had van haar spullen moeten afblijven (argument).

Als je mensen wilt overtuigen dat jouw mening goed is, zul je je mening altijd moeten uitleggen. Dat doe je met argumenten. Als je argumenten feiten bevatten (dingen die waar zijn en te controleren zijn), dan is je argument nóg beter.

De opdrachten

 

Opdracht 2.1.1
Schrijf van onderstaande zinnen op of het een feit, een mening of een vooroordeel is:
1. Een tasjesdief die doodgereden wordt heeft het zelf verdiend
2. Vrouwen kunnen niet leidinggeven
3. In Nederland mag je niet voor eigen rechter spelen
4. Dikke mensen zijn gezellig
5. GTST is de best bekeken soap
6. Elke dag verse groente eten is gezonder dan patat
7. Nick en Simon zijn de beste zangers volgens de Telegraaf
8. Afrikaanse hardlopers zijn sneller dan Europese
9. Een verdachte van terrorisme moet naar zijn eigen land worden teruggestuurd
10. Het is verboden iemand te vermoorden
11. De doodstraf zou moeten worden toegestaan

 

Opdracht 2.1.2
Bedenk bij de volgende meningen een argument:
1. Maatschappijleer is een heel nuttig vak, omdat….
2. Leerlingen zouden veel minder lesuren per dag moeten hebben omdat…..
3. Leerlingen mogen naar school aantrekken wat ze willen, omdat….

 

Opdracht 2.1.3
Nu draaien we de meningen van opdracht 3 om, bedenk dus nu een argument bij de tegenovergestelde mening:
1. Maatschappijleer moet worden afgeschaft, omdat….
2. Leerlingen moeten meer lesuren per dag krijgen, omdat…
3. Leerlingen moeten voortaan in uniform op school komen, omdat…

 

Opdracht 2.1.4
Hieronder zie je vooroordelen staan. Leg uit waarom het vooroordelen zijn:
1. Nederlanders kunnen niet dansen
2. Rokers hechten geen waarde aan hun gezondheid
3. Er is helemaal niks te doen in Nieuw Vennep

 

Lees het onderstaande artikel voordat je opdracht 2.1.5 gaat maken.

VLUCHTELINGEN HELPEN? 3000 EURO BOETE

12 maart 2016

Vluchtelingen helpen, dat is toch hartstikke goed? In Denemarken denken ze daar heel anders over. Een lift geven aan Syrische asielzoekers kan je zomaar duizenden euro's kosten.

Honderden Syrische vluchtelingen liepen in september vorig jaar over de snelwegen in Denemarken. Ze waren vanuit Duitsland op weg naar Zweden, in de hoop daar onderdak te vinden.

Weinig gastvrij
In Denemarken blijven, dat zou toch niet lukken. De rechtse regering daar heeft het niet zo op vluchtelingen. Ze kosten 'toch alleen maar geld' en stellen zich daarom weinig gastvrij op. Eind vorig jaar voerden ze zelfs de regel in dat dure spullen van vluchtelingen mochten worden afgepakt.
Niet helpen
Maar dat is niet de enige maatregel om de toestroom van vluchtelingen te stoppen. Volgens de Vreemdelingenwet is het voor de Denen ook verboden om op eigen houtje vluchtelingen te helpen.

Dat wist de Deense schrijfster en activiste Zornig Andersens niet. Toen zij in september langs de enorme groep vluchtelingen reed, besloot ze wat te doen. 'Ik kon niet met een lege auto naar huis gaan',vertelde ze achteraf. Ze nam vier volwassenen en twee kinderen mee in de auto. De Deense tv, die ook ter plaatste was, interviewde Andersens over haar goede daad.
Mensensmokkel
De Deense rechter zag dat ook. Die besloot alleen dat die goede daad mensensmokkel was. Het vervoeren van mensen zonder verblijfsvergunning is namelijk door de wet verboden. En dus volgde een boete van 3000 euro.

Kritiek
In Europa, maar ook in Denemarken zelf, wordt het strenge beleid van de regering bekritiseerd. Premier Rasmussen trekt zich er weinig van aan. Hij hoopt er met campagnes en strenge regels voor te zorgen dat de vluchtelingen in Duitsland blijven, of doorreizen naar buurland Zweden.

Opdracht 2.1.5
➜ Wat is jouw mening over de beslissing van de rechter om mevrouw Andersen een boete te geven? Waarom vind je dat?
➜ Bedenk nu of jij vluchtelingen zou willen helpen. Moet Europa nog meer vluchtelingen uit Syrië toelaten? Bedenk twee argumenten vóór en twee argumenten tegen.
➜ Zoek iemand op die deze quest ook maakt. Je gaat een klein debat uitvoeren. Eerst neem jij de rol van tegenstander aan en benoemt jouw mening met de argumenten en je klasgenoot neemt de rol van voorstander aan en benoemt zijn/haar mening met argumenten. Jullie wisselen van rol en gaan nog een debat aan. Jullie moeten hier een spraakopnamen of een video van maken.

Let op: Heb respect voor elkaars mening, gebruik alleen argumenten, praat netjes en luister goed naar elkaar.

 

➜ Zet de opdrachten en jullie opnamen in Seesaw en Egodact.
➜ Vraag feedback aan de coach M&M voor de opdrachten die je tot nu toe hebt gemaakt.

2.2 Normen en waarden

 

Aan het einde van deze opdracht:

  • Kun je vertellen wat een norm is
  • Kun je vertellen wat een waarde is
  • Kun je bij normen vertellen welke waarde erbij hoort
  • Kun je uitleggen hoe normen van mensen verschillen door de plaats, tijd en groep waartoe ze behoren

 

Lees het onderstaande artikel voordat je opdracht 2.2.1 gaat maken.

DEN HAAG - Een bijeenkomst voor korandocenten en imams die zijn geslaagd voor een inburgeringscursus, is woensdag uitgelopen op een kleine botsing van culturen. De eerste imam die een certificaat in ontvangst nam uit handen van minister Verdonk (Vreemdelingenzaken en Integratie), weigerde haar de hand te schudden. Ook een andere cursist negeerde de uitgestoken hand van Verdonk.

De Zoetermeerse imam, Ebrahim Mohammad, zei dat hij op grond van zijn geloof de minister geen hand had gegeven. Volgens zijn interpretatie van de islam mag een man een vreemde vrouw niet aanraken. Ook vrouwen mogen vreemde mannen geen hand geven. Enkele vrouwelijke deelnemers aan de cursus 'Nederland en de islam, interculturele ontmoeting en integratie' gaven daarom geen hand aan de mannen die naast Verdonk stonden en ook felicitaties uitdeelden.

Ophef

In november 2004 ontstond veel ophef nadat een Tilburgse imam tijdens een bijeenkomst met collega's in Soesterberg had geweigerd Verdonk een hand te geven. De bewindsvrouw constateerde woensdag na afloop van de ceremonie in het chique hotel Des Indes in Den Haag dat sommige mensen geen hand willen geven vanwege hun religie.

Maar het gaat volgens haar om "een gebaar van respect. Ik ben vrouw en minister. Ik sta hier als minister", zei ze. De meeste deelnemers namen haar felicitaties inclusief hand overigens wel aan.

De inburgeringcursus was een initiatief van de Overkoepelende Shiitische Vereniging (OSV), die daarbij samenwerkte met de Leidse islamoloog prof. dr. P. van Koningsveld. Verdonk riep andere islamitische organisaties op het voorbeeld van de OSV te volgen, omdat de cursus volgens haar een brug slaat tussen de Nederlandse samenleving en de islam.

 

Bovenstaand berichtje komt van de nieuwswebsite nu.nl, het is echt gebeurd. Je ziet dat er een probleem ontstaat omdat mensen dingen anders aanpakken.
 

Opdracht 2.2.1
➜ Geef je mening. Vind jij dat de imam de vrouwelijke minister de hand had moeten schudden? Waarom vind je dat?
➜ Geef een argument waarom de imam wél de hand had moeten schudden van de minister en geef een argument waarom de imam niet haar hand had moeten schudden.

 

Opvoeden

De dingen die we doen, doen we omdat we ze zo geleerd hebben. Je ouders leren je wat normaal is om te doen in jouw cultuur. Dit noemen we opvoeden. Als je ouder wordt ga je vanzelf wat dingen anders doen, de tijd verandert nu eenmaal en jij hebt je eigen mening. Toch zul je veel blijven doen zoals je ouders je het hebben geleerd, dat is nu eenmaal wat jouw omgeving ‘normaal’ vindt.

Algemene regels

Zonder erbij na te denken volgen we heel veel van de regels van onze maatschappij. Sommige regels zijn opgeschreven, denk aan wetten en aan de schoolregels. Er zijn ook ongeschreven regels, dingen die we met elkaar hebben afgesproken over hoe je je gedraagt. Boeren aan tafel vindt bijna niemand netjes, we hebben met elkaar afgesproken dat we dat niet doen, zo’n regel noemen we een fatsoensnorm.

Normen

Normen zijn regels over hoe jij en anderen zich moeten gedragen. Zo’n norm kan dus bijvoorbeeld een wet zijn, een schoolregel, regels van je ouders en een fatsoensnorm.

Een norm is een regel. Regels kun je altijd laten beginnen met ‘je moet…’ of  ‘je mag niet…’

Opdracht 2.2.2
Schrijf eens een aantal normen op die je kent:
In de wet          - Je mag niet……
Op school         - Je moet…
Thuis               - Je mag niet….
In het verkeer  - Je moet…
Op je sportclub - Je moet…

 

Waarden

Achter elke norm zit een waarde. Een waarde is een principe of uitgangspunt dat je belangrijk vindt in het leven. Een waarde kun je omschrijven in één woord. Voor jou is hygiëne misschien belangrijk. Dan heb je waarschijnlijk de norm: Je moet je handen wassen als je naar het toilet bent geweest. Of misschien is voor jou veiligheid heel belangrijk, dan heb je daarbij misschien de norm: Je licht op je fiets moet altijd werken.

Opdracht 2.2.3

We geven je een tip: Heel veel waarden eindigen op ‘heid’, maar niet allemaal.

Bedenk bij de volgende normen eens welk gevoel erachter zit, welke waarde dus:

 

 

NORM

WAARDE

A

Je moet elke dag fruit eten

 

B

Je moet je gordel om in de auto

 

C

Je moet je docent met ‘u’ aanspreken

 

D

Je moet je elke dag douchen

 

E

Je mag niet met je handen eten

 

 

Opdracht 2.2.4
Bedenk nu zelf eens normen bij de volgende waarden:

 

 

NORM

WAARDE

A

 

Respect

B

 

Veiligheid

C

 

Gezondheid

D

 

Hygiëne

E

 

Geduld

 

Opdracht 2.2.5

We gaan even terug naar de imam en minister Verdonk.

De imam volgde een regel uit zijn geloof. De minister volgde een norm uit haar cultuur. Vul aan:

De norm van de imam:             Als man mag je niet………
De norm van de minister:         Als je iemand begroet dan moet je ……

 

Opdracht 2.2.6
Welke waarde zit er achter de norm van de imam, en welke waarde zit er achter de norm van de minister?

 

Verschillen in normen en waarden

Als iemand iets doet wat wij niet gewend zijn, dan noemen we dat abnormaal, dat betekent niet normaal. Voor ons is iets normaal omdat wij dat zo geleerd hebben. De andere persoon leerde iets anders en dat is voor hem normaal. Vaak is het goed om te kijken welke waarde erachter zit. De minister uit het nieuwsbericht handelde uit respect, de imam duidelijk ook. Dus moeten we wel zoveel vinden van de norm die ze gebruikten? Het leverde een onhandige situatie op, maar allebei handelden ze uit respect en wilden dus vriendelijk zijn!

Verschillen in normen en waarden: groep, plaats en tijd

Hoe komt het toch dat mensen zulke verschillende normen en waarden hebben?
Er zijn drie belangrijke redenen voor.

Groep

Verschillende culturen, geloven, maar ook jongerenculturen hebben verschillende gebruiken. We zagen al dat sommige moslims lichamelijk contact tussen mannen en vrouwen niet goed vinden. Studenten vinden veel bier drinken en laat naar bed gaan heel normaal, terwijl een metselaar die vroeg moet werken het gewoon vindt om vroeg naar bed te gaan.

Plaats

De gebruiken tussen Utrecht en Rotterdam verschillen niet veel, maar denk eens verder. Japanners maken een buiging bij een begroeting, terwijl wij handen schudden. In Saoedi Arabië mogen vrouwen geen autorijden en Chinezen boeren aan tafel om te laten zien dat het eten lekker was.

Tijd

We kunnen niet in de tijd reizen, maar heb je niet soms ruzie met je moeder omdat je vindt dat ze ouderwetse ideeën heeft? Zij groeide op in een andere tijd. Praat maar eens met je oma, zij mocht vroeger echt nog niet bij haar vriendje blijven slapen, voordat ze getrouwd was, en jij? 20 jaar geleden mochten homo’s nog niet trouwen, dat is nu toegestaan.

 

Opdracht 2.2.7
Noem eens een norm van je ouders waar jij het helemaal niet mee eens bent. Vind je dat jullie het niet met elkaar eens zijn omdat zij ouderwets zijn, in een andere tijd opgroeiden?
Bedenk eens een norm die in een ander land geldt, maar niet voor jou. Weet je er nog een?
Weet je nog een norm van een andere ‘groep’ binnen Nederland, die jij niet volgt?

 

➜ Zet de opdrachten en jullie opnamen in Seesaw en Egodact.
Vraag feedback aan de coach M&M voor de opdrachten die je tot nu toe hebt gemaakt.

3.0 Interview (Nederlands)

In deze opdrachten werk je toe naar een opgenomen interview met een persoon uit een andere groep, tijd of plaats en dus met andere normen en waarden dan jij. Het interview duurt tussen de vijf en vijftien minuten en voldoet aan de volgende kenmerken: je stelt tien vragen waarvan minstens acht open. Je past ten minste twee keer een doorvraag toe waarbij je de informatie die de spreker geeft op de juiste manier interpreteert (opvat). Hieronder zie je wat je leert in de interviewopdracht en hoe je het interview goed uitvoert. Neem dit door en maak de opdracht.


Aan het eind van deze opdracht kun je:

  1. Uitleggen wat open- en gesloten vragen zijn en wat doorvragen is.

  2. Tien interview vragen formuleren waarvan er minstens acht open zijn. Dit komt terug in opgenomen interview.

  3. In een interview laten zien dat je kunt doorvragen en de informatie die de geïnterviewde geeft juist kan interpreteren (opvatten).

  4. In een interview het juiste taalgebruik toepassen.

 

Opdracht 3.0.1
➜ In opdracht 2.2 heb je geleerd wat de drie redenen zijn voor het verschil tussen normen en waarden van mensen (verschillen in groep, tijd of plaats). Je gaat voor Nederlands iemand interviewen uit een ander groep, tijd of plaats. Iemand met andere normen en waarden en dus een andere culturele achtergrond. Wie ga jij interviewen?
➜ Komt diegene uit een andere groep, tijd of plaats? Leg je antwoord uit.
Bespreek je uitwerking van deze opdracht in de blox met de coach Nederlands.
➜ Zet je uitwerking in Seesaw met een link in Egodact.

 

Beoordeling interview - zo doe je het goed

 

Beginner

Gevorderde

Expert

Duur opname

Je opname is korter dan vijf minuten of langer dan vijftien minuten.

 

Je opname duurt tussen de vijf en vijftien minuten.

Afwisseling open/gesloten vragen

Je stelt minder dan zes open vragen. Je stelt meer dan drie gesloten vragen en één suggestieve vraag.

Je stelt zes tot acht open vragen. Je stelt op zijn hoogst drie gesloten vragen en één suggestieve vraag.

Je stelt minimaal tien vragen, waarvan er acht open zijn. Je stelt op zijn hoogst twee gesloten vragen en geen gesloten en/of suggestieve vragen.

Doorvragen en luisteren

Je vraagt geen één keer door op basis van de antwoorden die de geïnterviewde geeft.

Je vraagt één keer door op basis van de antwoorden die de geïnterviewde geeft.

Je stelt ten minste twee keer een doorvraag op basis van de antwoorden die de geïnterviewde geeft.

Aanpassen taalgebruik

Je past je taalrebruik niet aan op de gesprekssituatie en de geïnterviewde.

Je gebruikt taalgebruik dat past bij de gesprekssituatie en de geïnterviewde, maar schakelt nog af en toe over naar ander niet passend taalgebruik.

Je past het taalgebruik aan op de gesprekssituatie en de geïnterviewde.

 

3.1 Open en gesloten vragen

In jouw interview met een persoon uit een andere groep, tijd of plaats stel je minimaal acht open vragen. In deze opdracht leer je wat open vragen zijn en oefen je hiermee.

In de rubriek de 'TV draait door' van voormalig tv-programma 'De wereld draait door' zie je een fragment van een interview met actrice Mila Kunis. Het interview gaat over een van haar nieuwe films. Speel de video af van minuut 0:00 tot 1:06 en maak daarna de opdracht.

Opdracht 3.1.1
➜ Stellen de interviewer en Mila Kunis vooral open of gesloten vragen aan elkaar?
➜ Mila Kunis neemt de rol van de interviewer over. Zij stelt een open vraag aan de interviewer. Wat is die open vraag? Geef je antwoord in het Nederlands (kijk naar de ondertiteling).
➜ Mila Kunis stelt vervolgens een doorvraag aan de interviewer. Wat is die doorvraag? Geef je antwoord in het Nederlands (kijk naar de ondertiteling).

 

In het tweede fragment van de 'TV draait door' zie je een interview uit het tv-programma Buitenhof met een oud-topambtenaar. Speel de video af van minuut 1:06 tot het einde en maak daarna de opdracht.

Opdracht 3.1.2
➜ De oud-topambtenaar maakt het de interviewer erg lastig. Beschrijf welk gedrag hij laat zien.
➜ Leg uit waarom we dit interview beter een monoloog dan een interview kunnen noemen.

 

Bekijk de video met uitleg over open en gesloten vragen en maak daarna de opdracht.

Opdracht 3.1.3
➜ Leg uit wat het verschil is tussen open en gesloten vragen.  
➜ Hieronder zie je zeven vragen. Geef van iedere vraag aan of deze gesloten is of open.

 

  Vraag Open of gesloten
1 Waarom vind je deze les leuk?  
2 Hebt u zin in een wandeling?  
3 Zullen we deze afspraak in de agenda zetten?  
4 Hoe ga je dit aanpakken?  
5 Wat vinden jullie goed en minder goed aan dit plan?  
6 Wil je iets voor mij doen?  
7 Ben jij hiervoor verantwoordelijk?  


Je gaat nu zelf oefenen met het stellen van open en gesloten vragen.

Opdracht 3.1.4

➜ Je interviewt straks een klasgenoot. Kies een onderwerp om over te praten uit het rijtje (of kies zelf een onderwerp):

  • wonen

  • school

  • hobby's

  • sport

  • eten

  • vakantie

Vertel jouw klasgenoot nog niet welk onderwerp je hebt gekozen.
➜ Vind een klasgenoot die je mag interviewen over het door jou gekozen interview. Maak een geluidsopname van het interview.
➜ Jij stelt twee open vragen over het onderwerp om erachter te komen hoe diegene erin staat.
➜ Stel daarna twee gesloten vraag over het onderwerp.
➜ Vraag de ander in de geluidsopname te raden wat het onderwerp van het interview was.
➜ Beantwoord in de geluidsopname de volgende vraag: Werkte het beter om een open of gesloten vraag te stellen om erachter te komen hoe iemand naar dingen kijkt?

 

Vraag je coach Nederlands in de blox om feedback op de uitwerking van deze opdrachten en je geluidsopname voordat je verder gaat met de volgende opdracht.
➜ Zet je uitwerking van de opdrachten en een linkje naar de geluidsopname in Seesaw en Egodact.

3.2 Vervolgvragen

In het interview met een persoon uit een andere groep, tijd of plaats moet je laten zien dat je op vragen kunt doorvragen. Daar oefen je in deze opdracht mee.

Opdracht 3.2.1
➜ Bekijk de informatie over doorvragen op website 1 en website 2.
➜ Leg in eigen woorden uit wat doorvragen betekent.
➜ Bekijk het filmpje met uitleg over open, gesloten en vervolgvragen (doorvragen).

➜ Noteer de drie dingen waar je op kunt doorvragen.  


Je gaat nu zelf oefenen met doorvragen.

Opdracht 3.2.2
➜ Je interviewt een klasgenoot. Kies weer een onderwerp om over te praten uit het rijtje (of kies zelf een onderwerp). Het moet een ander onderwerp zijn dan je in opdracht 3.1.4 hebt gekozen:
  • wonen

  • school

  • hobby's

  • sport

  • eten

  • vakantie

➜ Bereid minimaal twee open vragen voor waarop je in het interview kunt doorvragen.
​➜ Vind een klasgenoot die je mag interviewen over het door jou gekozen interview. Zorg ervoor dat je in het interview met je klasgenoot laat zien dat je doorvraagt op de antwoorden die je klasgenoot geeft. Maak een geluidsopname van het interview.

 

Vraag je coach Nederlands in de blox om feedback op de uitwerking van deze opdrachten en je geluidsopname voordat je verder gaat met de volgende opdracht.
➜ Zet je uitwerking van de opdrachten en een linkje naar de geluidsopname in Seesaw en Egodact.

3.3 Taalgebruik

In jouw interview moet je laten zien dat je jouw taalgebruik aanpast aan de geinterviewde. Met andere woorden: je moet het juiste taalregister kunnen toepassen. Twee voorbeelden van taalregisters zijn formeel en informeel.

Opdracht 3.3.1
➜ Bekijk het filmpje over de taalregisters formeel en informeel.

➜ Leg uit wat het verschil is tussen formeel en informeel.
➜ Welk van de twee taalregisters uit het filmpje past het beste bij een interview? Leg uit waarom.
➜ Bekijk het filmpje van de Douwe Egberts reclame Oma

➜ Van welk taalregister maken de oma's in deze reclame gebruik? Kortom, met welk taalgebruik wordt er gesproken? Gebruik een ander antwoord dan formeel of informeel.

➜ Welk taalregister past het beste bij de persoon die jij gaat interviewen?

 

Vraag je coach Nederlands in de blox om feedback op de uitwerking van deze opdracht.
➜ Zet je uitwerking van de opdrachten in Seesaw en Egodact.

 

3.4 Interview voorbereiden

Je opa, je buurman uit Japan of je docent uit Engeland; iedereen kent wel een persoon die uit een andere groep, tijd of plaats. Waarschijnlijk is deze persoon op veel punten anders dan jij. De andere persoon heeft andere normen, waarden en meningen. Aan de andere kan zijn er vast ook veel dingen waar jullie hetzelfde over denken. Om hier meer over te weten te komen ga je deze persoon interviewen.

Het interview neem je op en lever je in. Het is de bedoeling dat je van die persoon te weten komt wat zijn/haar normen en waarden zijn. Bekijk hieronder eerst hoe je het goed doet. Maak daarna de opdracht.

Beoordeling interview - zo doe je het goed

 

Beginner

Gevorderde

Expert

Duur opname

Je opname is korter dan vijf minuten of langer dan twintig minuten.

Je opname duurt tussen de vijf en twintig minuten.

Je opname duurt tussen de vijf en vijftien minuten.

Afwisseling open/gesloten vragen

Je stelt minder dan zes open vragen. Je stelt meer dan drie gesloten vragen en één suggestieve vraag.

Je stelt zes tot acht open vragen. Je stelt op zijn hoogst drie gesloten vragen en één suggestieve vraag.

Je stelt minimaal tien vragen, waarvan er acht open zijn. Je stelt op zijn hoogst twee gesloten vragen en geen gesloten en/of suggestieve vragen.

Doorvragen en luisteren

Je vraagt geen één keer door op basis van de antwoorden die de geïnterviewde geeft.

Je vraagt één keer door op basis van de antwoorden die de geïnterviewde geeft.

Je stelt ten minste twee keer een doorvraag op basis van de antwoorden die de geïnterviewde geeft.

Aanpassen taalgebruik

Je past je taalrebruik niet aan op de gesprekssituatie en de geïnterviewde.

Je gebruikt taalgebruik dat past bij de gesprekssituatie en de geïnterviewde, maar schakelt nog af en toe over naar ander niet passend taalgebruik.

Je past het taalgebruik aan op de gesprekssituatie en de geïnterviewde.

 


Het is bij een interview natuurlijk belangrijk dat je goede vragen stelt en dat je goed luistert, want je wilt meer te weten komen over deze persoon. In de opdrachten hiervoor heb je geleerd over open vragen, doorvragen en de manier van vragen (je taalgebruik). Deze kennis zet je in tijdens het interview.

Opdracht 3.4.1
➜ Noteer nog een keer wie je gaat interviewen.
➜ Wat is je relatie tot deze persoon?
➜ Uit welke andere groep, tijd of plaats komt diegene?
➜ Bedenk minimaal tien vragen, waarvan er acht open zijn. Met deze vragen moet je erachter komen wat de normen en waarden van die persoon zijn. Je opname moet tussen de vijf en vijftien minuten duren, dus houd hier rekening mee in het formuleren van het aantal vragen.
➜ Controleer je voorbereiding aan de hand van de checklist hieronder en vul deze in. Als je ergens 'nee' hebt ingevuld, dan ben je nog niet klaar voor het interview. Bespreek dit met je coach.
Vraag je coach Nederlands in de blox om feedback op de uitwerking van je interviewvragen voordat je doorgaat naar de volgende opdracht.
➜ Zet je uitwerking van deze opdracht in Seesaw en Egodact.

 

Checklist voor je interview Ja/nee
Weet ik welke persoon ik ga interviewen?  
Heeft de persoon toestemming gegeven voor het interview?  
Kan ik uitleggen waarom deze persoon een andere cultuur kent?  
Heb ik tien interviewvragen voorbereid?  
Krijg ik met deze interviewvragen informatie over de normen en waarden van de persoon die ik interview?  
Zijn acht van mijn vragen open vragen?  

Weet ik wat een doorvraag is en kan ik die stellen in het interview?

 
Kan ik mijn taalgebruik (taalregister) aanpassen aan de geïnterviewde.  

 

3.5 Interview opnemen en inleveren

Opdracht 3.5.1 - Opnemen interview
➜ Heb je jouw interviewvragen met je coach Nederlans besproken? Heb je de checklist helemaal met 'ja' ingevuld? Neem dan nog een keer het beoordelingsformulier door. Nu ben je goed voorbereid om het interview op te nemen. Op je iPad kun je geluidsopnames maken met de Dictafoon-app.
➜ Benoem na je opname twee normen van deze persoon die anders zijn dan die van jou. Leg uit waardoor jij denkt dat deze normen verschillen.
➜ Benoem na je opname twee normen van deze persoon die hetzelfde zijn als die van jou. Leg uit waardoor jij denkt dat het komt dat deze normen hetzelfde zijn.
➜ Zet je uitwerking van deze opdracht samen met een link naar de geluidsopname van het interview in Seesaw en Egodact.

4.0 Reflective journal

Check - alles ingeleverd?

Voordat je de coaches om feedback vraagt, check je of je alles hebt gemaakt en ingeleverd. Vraag daarna de coach van M&M feedback voor opdracht 2. Vraag de coach Nederlands feedback voor opdracht 3.

➜ Heb je de coach Nederlands feedback gevraagd op de verplichte feeddbackmomenten?

➜ In Egodact staat in de juiste volgorde:

  • Opdracht 1.0.1 motivatiemotor

Voor M&M:

  • Opdracht 2.0.1

  • Opdracht 2.1.1

  • Opdracht 2.1.5

  • Opdracht 2.2.1

  • Opdracht 2.2.2

  • Opdracht 2.2.3

  • Opdracht 2.2.4

  • Opdracht 2.2.5

  • Opdracht 2.2.6

  • Opdracht 2.2.7

Voor Nederlands:

  • Opdracht 3.0.1

  • Opdracht 3.1.1

  • Opdracht 3.1.2

  • Opdracht 3.1.3

  • Opdracht 3.1.4

  • Opdracht 3.2.1

  • Opdracht 3.2.2

  • Opdracht 3.3.1

  • Opdracht 3.4.1

  • Opdracht 3.4.1

  • Opdracht 3.5.1 Met linkje naar geluidsopname interview

  • Opdracht 4.0.1 Reflective journal

Reflective journal

Beantwoord voor de reflective journal de volgende vragen.

Opdracht 4.0.1. reflective journal
➜ Wat vond je bijzonder? Waarom?
➜ Ben je anders over je eigen normen en waarden gaan denken? Waarom?
➜ Welke norm van de geïnterviewde vond je onzin? Waarom?
➜ Welke norm vond je juist goed? Waarom?
➜ Welk vooroordeel had jij voor het interview? Is dit veranderd, zo ja: hoe?
➜ Noem een mening en een feit uit het gesprek wat je hebt gehad met de persoon die jij hebt geïnterviewd.
➜ Wat heb je geleerd?

 

  • Het arrangement NL & M&M - Wat is normaal? is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2022-11-10 21:48:06
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    .
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.